Streven. Jaargang 4
(1950-1951)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 535]
| |||||
ForumBeweging in de zielzorgWanneer men in de jaren na de bevrijding bij de katholieken in Duitsland kwam en deze in hun geestelijke nieuwshonger vele vragen stelden, dan werd telkens weer dit punt naar voren gebracht: Hoe staat het in Nederland met de verhouding priester-leek? Nader onderzoek leerde, dat bij vele katholieke Duitse leken (en geestelijken) een moeilijk onderdrukt anticlericalisme heerste, zodat de befaamde open brief van Ida Friederike Görres-Coudenhove slechts in het openbaar formuleerde wat door velen binnenskamers werd besproken. Het antwoord op deze vraag was niet zo moeilijk, scheen het enige jaren geleden. De verhouding tussen priester en leek, zo zeiden wij, is in Noord-Nederland met de uitzonderingen die de regel bevestigen, goed. Door middel van de idee der K.A. groeit men uit naar een welbegrepen autonomie van de leek op zijn gebied, waarbij we kunnen wijzen op de verschillende organisaties die door leken worden geleid en door priesters slechts geadviseerd. Men vindt zelfs een vereniging als het Thijmgenootschap die tot grote tevredenheid van de leden (priesters en leken) uitsluitend door leken wordt bestuurd. Op deze wijze kon voor enige jaren worden geantwoord. Wanneer men echter het oor te luisteren legt naar de vele klachten en de verschillende publicaties over dit onderwerp beziet, die de laatste tijd verschijnen, dan komt de twijfel op, of dit nu nog mogelijk is. Is de verhouding priester-leek in Nederland nog goed te noemen? Juist afgaand op deze publicaties die de situatie het best formuleren, meen ik te mogen affirmeren, dat deze verhouding nog goed bleef en goed blijven kan. Voor dit laatste moeten echter, dunkt ons twee voor-waarden worden vervuld:
Tussen deze extremen: kritiek zonder remmen en conservatieve starheid, schommelt de 'Onrust in de Zielzorg' in Nederland. Wil zij werkelijk een heilige onrust zijn, wat wij eens noemden: 'heilige ontevredenheid'Ga naar voetnoot1), dan zal zij in geen dezer uitersten mogen vervallen. Wij kunnen n.a.v. enige recente publicaties over dit onderwerp het beste onze mening verduidelijken. Chronologisch genomen kregen wij het eerst in handen: Experimenten in de Zielzorg, een uitgave van Actio Catholica, 'Leidinggevend orgaan voor de K.A. in Nederland', zoals het zich aankondigtGa naar voetnoot2). Deze uitgave is ontstaan in teamwork van priesters en leken, zo zelfs, dat de verschillende artikelen telkens door een priester en leek samen werden geschreven. In deze gelukkige samenwerking - nog geaccentueerd door het feit, dat de priesters weer seculieren én regulieren | |||||
[pagina 536]
| |||||
zijn - komt het overeen met het bekende boek Onrust in de Zielzorg dat eigenlijk pas goed het signaal op rood zette en de stemmen en pennen over de zielzorg sindsdien zo in beweging brachtGa naar voetnoot3). Maar Experimenten wil, blijkens de verantwoording, toch meer een reactie zijn tegen 'Onrust'. Mgr A. Jansen en H. Divendal schrijven daarin: 'wanneer het wezen van de zielzorg in deze tijd zo zuiver mogelijk moet worden benaderd, is het de vraag, of er geen andere, meer objectieve bronnen zijn, dan 'de klachten van de leken....'. Al zijn de samenstellers van het boek (Onrust in de Zielzorg nl.) geslaagd in hun pogen 'de noodzaak van een ernstige bezinning meer bewust te maken', hun streven naar de zuivere weergave van de zielzorg in deze tijd behoeft stellig aanvulling. Bij de samenstelling van het boek, hebben helaas niet alle medewerkers zich uitdrukkelijk genoeg de vraag gesteld: Wat is bepalend voor de beschouwing van de zielzorg in onze tijd, het Mysterie, of het klagen over menselijke tekorten in de Zielzorg?' (p. 56, 57). Hiertegenover wil men dan een aanvulling geven waarbij het experiment richtinggevend zal zijn en wel primair op de 'eerste levensgebieden: het persoonlijk geestelijk leven, de heiliging van huwelijk en gezin, de kerstening van het beroepsleven, de charitas in onze dagen, met erkenning van de mogelijke waarde van het traditionele, doch vermijdend te geraken in het vaarwater van hen, die zouden willen concluderen dat er dus eigenlijk niets behoeft te gebeuren' (p. 62, 63). Het zou de moeite waard zijn op verschillende van de overigens uiteenlopende artikelen in te gaan; hier wordt menige zaak naar voren gebracht omtrent lekenspiritualiteit, huwelijk, beroepsethos, enz. die uitvoeriger bespreking verdienen. Wij kunnen het slechts bijzonder ter lezing en bestudering aanbevelen. Wat wij in onze samenhang hier willen zeggen is dit: Ondanks alle waardering voor het gebodene, hebben deze Experimenten ons toch een weinig teleurgesteld. Waarom? Ik geloof, dat het komt door de titel die meer suggereert dan de inhoud schenkt. Experiment, daarbij denk ik aan een poging, ja, maar ook aan risico nemen, aan wagen, met de kans dat het gelukt of mislukt. Het is prachtig om te geloven, dat de Kerk op de steenrots gebouwd is en door alle crises heengaat als door een groeicrisis, zodat het 'nu' niet zo belangrijk is (p. 57), maar van de andere kant, het gaat om onze taak 'nu' in deze heel bijzondere omwentelingstijd. In deze tijd moeten wij Gods Geest leren verstaan, in deze tijd het Evangelie verkondigen en wel zó, dat de massa ons verstaat. Als wij in Noord-Nederland niet gemakkelijk een nieuw experiment aandurven met onze bedachtzame aard, laten wij dan tenminste de geslaagde experimenten van andere landen durven overnemen. Als wij anderen aansporen veel of dagelijks naar de H. Mis te gaan, dan moeten wij toch rekening houden met het feit, dat de mensheid in 1951 grotendeels meer in de avond dan in de morgen leeft, zodat de Avondmis van Frankrijk bv. en Duitsland toch ook hier geen overbodige luxe zou zijn. Als Mgr Jansen terecht klaagt over het gemis aan verstaan van het Huwelijk als sacrament, dan kunnen wij toch wederom iets leren van onze oosterburen die een prachtig nieuw door Rome goedgekeurd huwelijksritueel bezitten, zoals De Nieuwe Mens in het Aprilnummer van dit jaar dit publiceerde. Zouden wij, om nog iets te noemen, het experiment van Zuid-Nederland in het aartsbisdom Mechelen omtrent de regeling van huwelijk en uitvaart niet minstens met zeer bijzondere belangstelling moeten nagaan? Is het niet jammer, dat wij zelfs het 'officiële' experiment van de Paasnachtviering hier slechts in een gedeelte van het | |||||
[pagina 537]
| |||||
land mochten meemaken? Het kan heel goed zijn, dat de schrijvers der 'experimenten' zelf overtuigd zijn van de noodzaak van het wagen, maar wij hadden het dan ook graag meer van hen gehoord. Dat er gewaagd moet worden, horen we wel van dr R. Kuiters O.E.S.A. in het eerste cahier van 'Te elfder Ure': Onze parochiestructuur een belemmering voor de zielzorg (De Koning, Laren, 1951). Hier beantwoorden titel en inhoud volkomen aan elkaar. De schr. wil de parochiestructuur veranderen en stelt als oplossing voor een parochie, niet gebouwd op het territorium, maar op de natuurlijke levensgemeenschappen der mensen. Dat kan bv. nog zijn de Jordaan, maar ook de studenten, de handelsmensen, de kunstenaars, de schippers, de havenarbeiders, zelfs de intellectuelen (p. 33). Of deze oplossing praktische waarde heeft, wagen wij te betwijfelen. Sluit zij niet een nog groter isolement der standen in zich? Vergeet dr Kuiters niet teveel, dat de moderne mens juist in verschillende gemeenschappen leeft: werkmilieu, wijk, die elkaar meestal juist niet dekken, maar toch hun waarde hebben? Zou een studentenparochie niet onoverzichtelijk groot worden in Amsterdam of in vele kleine parochies moeten worden gesplitst? Dit zijn slechts enkele vragen die zich voordoen bij dit gewaagd experiment. De grote verdienste schijnt ons vooral, dat Kuiters hier wijst op de relatieve waarde der parochie. Karl Rahner ging hem hierin op meesterlijke wijze vóór in zijn 'Friedliche Erwägungen über das Pfarr-prinzip'Ga naar voetnoot4). Wij lezen daar over het grote goed der parochie, maar tevens over haar betrekkelijkheid vooral in onze tijd. Anders vervalt men zo licht in 'kirchlicher Etatismus' die het recht van de afzonderlijke mens wegorganiseert. De derde publicatie wint het verreweg in radicaliteit en komt het dichtst bij het eerstgenoemde extreem: de kritiek zonder remmen. De kogel door de Kerk, zo luidt de titel. 'Een zeer ernstig woord tot alle katholieken van Nederland verzameld en gerangschikt door Ghiele Franckens'Ga naar voetnoot5). Feitelijk is het een anonieme uitgave ('teneinde te voorkomen, dat onze actie door persoonlijke argumenten... op dood spoor wordt geleid', p. 93), stijlloos geschreven in een schreeuwerige toon, het wemelt van drukfouten, onjuiste slordigheden (bv. op p. 101: 'Het meest gelezen boek “de Kathedraal”....') en contradicties, is weinig diepgaand en doet wat pathologisch aan. Het is bestemd voor de massa, aan wie het daarom door deze onbekenden bij de K.A.B.-herdenking van Rotterdam in vele folders werd aanbevolen. Kort gezegd komt de principiële klacht hierop neer: de structuur der Kerk moet worden gewijzigd, zij moet worden gedemocratiseerd, de clericale machtswellust behoort te verdwijnen, de geestelijkheid mag zich slechts met het geestelijke bemoeien, mag geen geestelijk adviseur meer zijn, zij behoort haar geld te ontvangen van een fonds door leken beheerd, moet militaire dienst doen en - als wij goed begrijpen - het algemene verplichte celibaat opgeven. Positief zal zij zich speciaal toeleggen op huisbezoek, tijdig optreden en aftreden als pastoor, zorgen voor een betere geldregeling in de kerk, voor een betere samenwerking onderling.... Wat de verantwoording van Experimenten aan sommige schrijvers van Onrust meende te moeten verwijten: gemis aan zin voor het Mysterie der Kerk, vinden wij in elk geval hier zeer duidelijk voor ons. De samenstellers zelf schrijven, dat de grote massa onmogelijk het onderscheid tussen godsdienst en bedienaar maken kan (p. 85). Dan is het toch wel evident, dat een massaverspreiding die zij | |||||
[pagina 538]
| |||||
beogen mèt de kritiek op de priester die zij willen bevorderen ook de godsdienst zelf zal aanvallen. Het is een aanslag op het geloofsbesef van katholiek Nederland, op de zin voor het mysterie die Goddank bij zovelen nog levend is, voortkomend uit ongetwijfeld goede bedoelingen, maar toch vooral uit een typische menselijke ontevredenheid. Op menselijke wijze wil men dan ook door structuurhervorming enz. de mistoestanden verhelpen en meent dan met de vervulling dezer wensen te komen tot een 'Nieuw Paradijs' (p. 197, 198). 'Wanneer Christus opnieuw onder de mensen verscheen, wie is er niet overtuigd, dat het met heel dit godsdienstig verval goeddeels zou gedaan zijn', lezen wij op blz. 187, waarbij de hele realiteit van het Evangelie waar de Zijnen Hem niet hebben aangenomen wordt vergeten. 'Als ze niet luisteren naar Moses en de profeten, dan zullen ze zich ook niet laten gezeggen, zelfs al stond er iemand op uit de doden' (Lc. 16-31), heeft Christus zelf gezegd. Wie deze woorden naïef vergeet, mistekent Zijn Kerk die Zijn Bruid is, zonder vlek of rimpel, maar wier leden allen kinderen blijven van de eerste Adam en daarom kunnen zondigen en zelfs als rechtvaardigen zeven maal zullen zondigen. De katholiek, priester of leek moet deze zonde in zichzelf en anderen bestrijden, maar heel deze strijd in de Kerk zal moeten uitgaan van het geloofsbesef, wat deze Kerk eigenlijk is. In haar werkt Christus door Zijn H. Geest zelfs langs zondige bedienaren heen. Het idee van het aardse Messiasrijk is een verkeerde interpretatie van sommige Joden en de heilstaat is een marxistische leerstelling. En toch ondanks alle kritiek die men op dit boekje kan hebben, dit neemt niet weg, dat het ons priesters een nuttig gewetensonderzoek kan opleveren. Uit het feit, dat 'de wijze waarop' zo onjuist is, moeten wij niet concluderen, dat hier op verkeerde wijze niet vele juiste dingen naar voren worden gebracht. Ook uit deze onjuiste methode kunnen wij nog leren, dat wij nooit klaar zijn met ons werk, dat het goede altijd beter kan, dat er nu in deze tijd zeer veel moet worden veranderd, waarbij wijzelf veel moeten offeren wat ons dierbaar is, onthecht moeten zijn en openstaan voor dat wat God in deze tijd van de Kerk in Nederland verwacht. Wij kunnen deze bespreking niet beter besluiten dan met een citaat uit De Kogel door de Kerk waarin de drie publicaties zich onvermoed zullen vinden: 'Als al onze priesters in dit opzicht van een mentaliteit bezield waren als een prof. Alfrink, waarvan wij bij de aanvang van dit voorwoord melding maakten, dan zou een boek als dit ongeschreven kunnen blijven' (p. 21, 22). De schrijvers wisten toen blijkbaar nog niet, dat deze prof. Alfrink in een andere functie voor de hernieuwing van de Kerk van Nederland het een en ander zou kunnen betekenen....
J. Nota S.J. |
|