| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
TEGEN de aanvankelijke verwachtingen in nam het geschil over de Brits-Iraanse Oliemaatschappij te Abadan een steeds meer explosief karakter aan. Op verzoek van president Truman verklaarde de onberekenbare Perzische premier Mossadeq zich bereid besprekingen te voeren met een Britse delegatie. Na aankomst te Teheran werd de delegatie, waarvan Johnson de leider was, verrast met de mededeling, dat de besprekingen eerst zouden beginnen, nadat het onderwerp der besprekingen geëlimineerd was. Haar werd de eis gesteld, dat de maatschappij 75% van alle inkomsten van de verkoop van olie sedert 20 Maart, de dag waarop de nationalisatie werd afgekondigd, aan de Perzische regering zou afstaan. Dit zou betekenen, dat de contractbreuk door de invoering der nationalisatie begaan, stilzwijgend erkend werd. Op deze basis weigerde Jackson te onderhandelen. Daarentegen bood hij aan, onmiddellijk 10 millioen pond st. beschikbaar te stellen en maandelijks, te rekenen van af Juli, 3 millioen pond te betalen tot een overeenstemming zou zijn bereikt, mits intussen de werkzaamheden niet belemmerd werden. Dit compromis werd bruusk van de hand gewezen en de delegatie keerde onverrichterzake huiswaarts. Het Perzische parlement, zowel de Tweede Kamer als de Senaat, stelde zich met overgrote meerderheid achter Mossadeq. In het Engelse parlement verzekerde de minister van buitenlandse zaken, Morrison, dat de regering zeker niet voor ontruiming van de olievelden zal zorgen. Het is haar wens, dat de ruim 2000 ambtenaren en technici daar blijven. Dit is ook de wens van Teheran, waar tevens een anti-sabotage-wet is voorgesteld tegen hen, die 'met kwade bedoelingen' zouden vertrekken. De algemene leider der Oliemaatschappij, Eric Drake, is voorlopig naar Basra in Irak vertrokken en de vrouwen en kinderen der ambtenaren zijn geëvacueerd. Om op alle mogelijkheden voorzien te zijn, staan Britse troepen bij Suez en op Cyprus paraat en is
de Britse kruiser 'Mauritius' naar Abadan gestuurd. Om het uiterste te voorkomen, heeft Morrison het geschil voorgelegd aan het Internationaal Gerechtshof te Den Haag, welks competentie in dezen door Iran ontkend wordt.
India heeft de Perzische regering tot matiging aangespoord. Mossadeq stelde Truman gerust met de verzekering, dat de oliestroom naar het Westen niet zal onderbroken worden. Ook de anti-sabotage-wet zal worden ingetrokken. Naar alle schijn zal de Britse regering de nationalisatie erkennen, haar beambten aan de oliemaatschappij laten doorwerken en zal de 'Navy' zich kalm terugtrekken, zodra het levensgevaar voor de Engelsen in Iran geweken is. De Britse leeuw is krachteloos en zachtmoedig geworden!
In het begin van Juni werd het front in Korea verrast door een kortstondig bezoek van Marshall, de Amerikaanse minister van defensie. Hij sprak ten stelligste de geruchten tegen, dat hij gekomen was om over vrede te spreken. Zijn enig doel was geweest om contact te
| |
| |
nemen met de leiders en bizonderheden omtrent de sterkte en het rouleren der eenheden te bespreken. Enkele dagen later werd het gewichtige gebied van de driehoek Tsjorwon-Koemhwa-Pjonggang genomen. Daarna heerste er betrekkelijke rust en Marshall deed een beroep op medewerking van de vele leden der V.N., die zich totdusver onthouden hebben. Op de vooravond van de dag, (24 Juni), waarop een jaar geleden de Koreaanse oorlog uitbrak, hield Jacob Malik, leider van de Sovjet-delegatie ter V.N. een radiotoespraak, waarin hij voorstelde, dat de oorlogvoerenden in Korea een conferentie zouden beleggen, waarop het staken van het vuren en een wapenstilstand bij de 38ste breedtegraad konden worden besproken. 'Het Sovjetvolk', verklaarde hij verder, 'was van oordeel, dat het meest acute probleem van het ogenblik kon worden opgelost, mits de oprechte wens bestond een einde te maken aan de bloedige strijd'. Deze schone woorden werden aanvankelijk met gewettigd wantrouwen ontvangen. 'Gezien het falen van vroegere pogingen zou een ongerechtvaardigd optimisme niet raadzaam zijn', zei Morrison. En in de V. St. vroeg men zich af of de redevoering van Malik, gekruid met heftige aanvallen op Amerika, wel meer dan propaganda betekende? Trygve Lie wilde echter geen kans onbenut laten en onderbrak zijn vacantie in Noorwegen. Om meer houvast te krijgen omtrent wat Malik bedoelde, ging de Perzische voorzitter van de V.N. op zoek naar Malik, die na zijn speech te hebben afgestoken, ineens onvindbaar was. Zo hij niet op vacantie was gegaan, dan was hij plotseling ongesteld geworden. In ieder geval het kastje was dicht. Het State Department heeft daarop zijn gezant te Moskou, Alan Kirk, ter informatie naar Gromyko, plaatsvervangende minister van buitenlandse zaken, gezonden. Hij kreeg ten antwoord, dat de boodschap van Malik voor zich zelf sprak, dat onder de 'oorlogvoerenden' niet het communistisch China begrepen was omdat
de Chinese troepen in Korea slechts 'vrijwilligers' waren. Deze 'vrijwilligers' hebben zich intussen al voor twee derde naar Mandsjoerije teruggetrokken, een bewijs, dat Peking het met het Russisch voorstel eens is. Hetzelfde kan niet gezegd worden van de president van Zuid-Korea, Syingman Rhee. Hij vindt het handhaven van de 38ste breedtegraad geen oplossing, want aldus blijft de mogelijkheid tot een nieuwe agressie bestaan. Acheson daarentegen, die breder moet zien en rekening wil houden met de kans dat de Chinezen zich elders, in Indo-China, Birma of andere gebieden zouden willen concentreren, beschouwde dit gevaar als minder groot dan het voortzetten van een strijd in Korea 'die steeds feller wordt en die zich misschien binnenkort zou kunnen uitbreiden'. De zestien landen, die troepen in Korea hebben, zijn bereid deel te nemen aan een actie die beoogt een oprechte en blijvende vrede in Korea te bewerkstelligen.
Na 74 zittingen in het Rose Paleis te Parijs is de Conferentie der plaatsvervangende ministers zonder enig resultaat beëindigd. Gromyko wilde met alle geweld het Atlantisch Pact op de agenda plaatsen, waartoe de westerse mogendheden zich niet wilden lenen. Zij gaven Moskou de keuze tussen drie agenda's, zij stelden een conferentie der ministers zelf te Washington op 23 Juli voor, waar niets de Russische
| |
| |
minister zou beletten te spreken over wat, naar zijn mening, oorzaken zijn van de internationale spanning, dus ook over het Atlantisch Pact. Het mocht alles niet baten: de plaatsvervangers moesten dit Pact uitdrukkelijk op de agenda plaatsen. Na vier uur vergaderd te hebben, verklaarde (21 Juni) de Britse gedelegeerde Davies, dat het geen zin had de bijeenkomsten verder voort te zetten. De enige kans voor het voortzetten van besprekingen is nog via de normale kanalen, indien althans het Kremlin daar nog prijs op stelt.
In de satellietstaat Hongarije is de strijd tegen de Katholieke Kerk opnieuw opgelaaid. Het schand-proces tegen Kardinaal Mindszenty heeft een herhaling gevonden tegen zijn opvolger Mgr Grösz, aartsbisschop van Kalocsa. Dezelfde beschuldigingen van samenzwering, in vereniging met 'het imperialisme', dezelfde rechters, dezelfde procedure, dezelfde bekentenissen en verontschuldigingen aan de slachtoffers op duivelse wijze ontwrongen, dezelfde eis van de 'zwaarste' straf, goedgunstig verzacht in 15 jaar gevangenisstraf! Tevens werden kerken, kloosters en kerkelijke bezittingen zonder vorm van proces in beslag genomen. Zij, die het wantrouwen der heersers van de Volksrepubliek hebben opgewekt, worden uit de steden verjaagd en het platteland opgedreven, zonder bezit en zonder toekomst. En het jammerlijke is, dat het wereldgeweten dit machteloos en in vele gevallen zelfs met onverschilligheid aanziet als gepantserd tegen medelijden en protest.
17 Juni hadden de verkiezingen voor de Franse Assemblée plaats. Niettegenstaande het nieuwe kiesstelsel, dat er op berekend was, zowel de Gaullisten als de communisten terug te dringen, heeft de Troisième Force geen winst van betekenis behaald. Wel hebben de communisten 74 zetels verloren, maar met hun bijna vijf millioen stemmen en hun 99 zetels, vormen zij een destructieve macht, waarop het toezicht niet verflauwen mag. De Rassemblement Populaire Française (R.P.F.) is met haar 118 zetels de sterkste partij, die de verantwoordelijkheid vraagt voor het vormen van een regering en bereid is 'samen te werken met allen, die ons willen steunen'. Gelijk alle programs is ook dat van de Gaulle aanlokkelijk: overeenstemming met Duitsland, versteviging van het Atlantisch Pact, ambtenaren, die in dienst van een vreemde mogendheid zijn, moeten ontslagen worden, medezeggingsschap der arbeiders in de bedrijven. Maar de vakverenigingen mogen niet als politieke organisaties optreden. Niettemin zal de Troisième Force, onder Pleven of Queuille haar zwak bestuur trachten voort te zetten!
Naar aanleiding van een geschil in de coalitie-regering van Costello is in de Republiek Ierland de Landdag, de Dail Eireann, ontbonden. De verdeeldheid vond haar oorsprong in het wetsvoorstel van de minister van gezondheid, dr Browne, waarbij de zorg voor kraamvrouwen en zuigelingen, tegen de katholieke sociale leer in, aan de staat werd getrokken. Een krachtig protest der Ierse bisschoppen bracht een crisis in het ministerie te weeg, die slechts, naar de mening van Costello, door een beroep op de kiezers kon worden opgelost. Ofschoon de verkiezingen aan Costello 78 en aan de partij van De Valera, die in 1948 verslagen was, 69 zetels schonken van de 149,
| |
| |
gingen de Onafhankelijken naar De Valera over, die daardoor een, zij het geringe, meerderheid verkreeg. Aldus is de bijna 70-jarige vrijheidsheld wederom aan het bewind gekomen.
| |
Nederland
Aan de Nederlands-Indonesische Unie schijnt een kortstondig bestaan beschoren. Na het aftreden van het kabinet-Nasjir heeft de nieuwe regering-Sukiman meegedeeld, dat zij voornemens is de betrekkingen tussen Nederland en Indonesië te herzien. Het was immers in de korte tijd van haar werking gebleken, dat de Unie schade toebrengt aan de Indonesische souvereiniteit, dat zij de ontwikkeling van de Indonesische gemeenschap op elk gebied belemmert en dat zij door het Indonesische volk als een psychologische druk wordt gevoeld. In verband hiermee dient de samenwerking tussen Nederland en Indonesië gewijzigd te worden. Het is zelfs de vraag of Indonesië werkelijk behoefte gevoelt aan samenwerking met de Nederlanders of niet. Er zal derhalve zo spoedig mogelijk een conferentie belegd worden met de Nederlandse regering, waarop de eisen voor wijzigingen in aangelegenheden, welke niet worden beschouwd als overeenstemmend met de nieuwe situatie, zullen worden voorgebracht. En wat Nieuw-Guinea betreft: 'De wijze, waarop West-Irian zal worden teruggebracht in het grondgebied van de Indonesische republiek, vormt een deel van de politiek der regering'.
Ook in Nederlandse politieke kringen bestaat geen geestdrift voor het behoud van deze Unie. In de Tweede Kamer betoogde de heer Welter, dat dit statuut zo spoedig mogelijk op de nationale rommelzolder moest worden opgeborgen. Het was indertijd door minister van Maarseveen alleen maar bedacht om de schijn op te houden alsof er met deze Unie tenminste nog iets was gered. Bij monde van de nieuwe minister van Overzeese Gebieden, Peters, betoogde de regering, dat zij geen waarde kon hechten aan een verbond waaraan Indonesië geen waarde toekent en daarom zal zij een verbreking van de Unie niet tegenhouden. Voorzeker een slappe en gevaarlijke uitlating! Omtrent Nieuw-Guinea hield de regering aan het standpunt vast, dat er geen wijziging in de status van dit eiland zou worden gebracht zonder dat de Kamer hierin zou worden gekend, maar dat wilde niet zeggen, dat er geen onderhandelingen zouden kunnen worden begonnen zonder de Kamer hiervan op de hoogte te stellen. Voorlopig blijft dus de status van Nieuw-Guinea zwevend ten nadele van bestaande toekomstplannen.
Wat de Indonesische regering niet minder dwars zit is de gastvrijheid, hier te lande geboden aan ongeveer 17.000 Ambonezen. Volgens een uit Indonesië teruggekeerd ambtenaar zouden deze Ambonezen rustig en veilig in hun gebied kunnen wonen. De bedoeling van de Nederlandse regering is, dat hun verblijf hier zo kort mogelijk zal zijn en dat zij de terugkeer naar Ambon zo veel mogelijk moet bevorderen. Van particuliere zijde is een comité opgericht 'Door de Eeuwen Trouw', dat o.a. zich ten doel stelt, de terugkeer der Ambonezen, hoe
| |
| |
dan ook, te bevorderen. Het dagblad 'Trouw' onthulde, dat deze stichting samenwerking had gezocht met een Belgische spion, Sweerts en met de bekende ex-K.N.I.L.-kapitein Westerling. Bovendien verleende zij steun aan het Bureau van de 'Republiek der Zuid-Molukken' (R.M.S.) gevestigd in Den Haag. De leiders, Lokollo, Walrata, Patty e.a. beschouwden zich als de regeerders van de hier vertoevende Ambonezen en trachtten hen op te hitsen tegen de Nederlandse regering. Deze was er, volgens hen, op uit, om hen te doen terugkeren naar Indonesië en in het belang van het Nederlandse kapitaal te gebruiken. Wie in de kampen, waarin vele Ambonezen zijn ondergebracht, aan hun bevelen niet gehoorzaamde, werd bedreigd te zijner tijd vervolgd te worden. Deze illegale actie, pijnlijk voor beide partijen, omdat het Nederlandse volk en Ambon totdusver in onderlinge sympathie verbonden waren, is door het optreden der regering de kop ingedrukt. Het Haagse Bureau is intussen opgeheven en vervangen door een te Rotterdam, waar dr Nikijuluw als algemeen vertegenwoordiger der R.M.S. optreedt.
Toen enkele maanden terug de Tweede Kamer een prijsstijging van 5% aanvaardde met 5% compensatie had tevens de regering verklaard, dat er gewaakt zou worden tegen een onevenredige achteruitgang van het grote gezin. Daarom kwam zij, aangespoord door de K.V.P. met het voorstel om de kinderbijslag te verhogen. Voor het derde kind 54 cent en voor het vierde en volgende 69 cent. Van af 1 April was deze verhoging bij wijze van voorschot reeds toegekend. Ondanks alle argumenten, zowel van de heer de Kort als van minister Joekes, trokken alle partijen één lijn tegen de grote gezinnen, die nu eenmaal het meest onder de katholieken gevonden worden. Ofschoon aangetoond was, dat voor deze gezinnen de prijsstijgingen ver boven de 10% uitgingen, werd het amendement, waarbij deze toeslag voorkomen werd, met 52 tegen 28 stemmen aangenomen. Opvallend was, dat de P.v.d.A. niet alleen haar bondgenoot, maar ook haar partijgenoot, minister Joekes, in de steek liet. Dit geval is in vele opzichten leerzaam. Er blijkt opnieuw uit, dat de eenheid in politicis voor de katholieken een onvermijdelijke noodzaak is.
Er is dan ook niemand onder hen, die op verbreking daarvan aanstuurt. Weliswaar heeft in een onbewaakt ogenblik prof. Romme zich laten verleiden om prof. Duynstee te beschuldigen van een 'innerlijke bereidheid om als scheurmaker op te treden van de katholieke eenheid in ons land' en heeft de voorzitter van de K.A.B. de heer A.C. de Bruijn, meer degagogisch dan logisch, gesproken over 'een terugsluipen in de spelonken van reactie en conservatisme' en verklaard, dat de K.A.B. zich niet laat isoleren of verguizen of in haar rechten laat beknotten, in werkelijkheid was in de 17 artikelen, door prof. Duynstee aan de politieke en sociale bedrijvigheid der K.V.P. gewijd, hoofdzakelijk de vraag behandeld, of de belangen der andere standen wel voldoende in het oog waren gehouden. Daarom wenste hij in de partij een rechtervleugel. Dat hij daarbij niet alleen stond, bleek hem uit de onverwachte omvang van de instemming met de uitgeoefende critiek, ontvangen uit de overgrote meerderheid van alle standen, behalve de
| |
| |
arbeidersstand. Dit bracht het bedenkelijke gevaar met zich dat de vleugel-theorie, die trouwens door Romme gehaat wordt, inderdaad de arbeiders zou isoleren tegen de bedoeling van de professor in. Hij zag derhalve van deze theorie af, te eerder, omdat het Partijbestuur der K.V.P. bekend heeft gemaakt, dat het unaniem op het standpunt stond, dat de K.V.P. een zo breed mogelijke samenstelling behoeft en dat deze samenstelling in haar organen tot uitdrukking dient te komen. Vaste advies-commissies zijn belast met de taak de belangen der verschillende standen te onderzoeken, terwijl in beperkte kring overleg wordt gepleegd, dat door nadere besprekingen zal gevolgd worden.
1-7-'51
K.J.D.
| |
België
Op het ogenblik dat deze kroniek verschijnt zal België's Koning Boudewijn I heten. Meteen zal de koningskwestie die nagenoeg heel onze politiek sedert de oorlog heeft beheerst, definitief geregeld zijn. Op hetzelfde tijdstip waarop in 1950 de geesten zo fel in beroering waren, zal nu de troonsafstand van Leopold III en de troonsbestijging van zijn oudste zoon in de grootste kalmte geschieden.
Leopold III gaat heen na een laatste gebaar dat ook zijn meest verwoede tegenstanders heeft getroffen. Vaststellend dat de twisten rond zijn persoon gestild zijn en dat België sinds Augustus 1950 zijn normaal politiek leven heeft hervat, besliste hij zijn definitief heengaan te vervroegen. In enkele dagen is over de modaliteiten van de troonsafstand tussen de partijvertegenwoordigers van de C.V.P., van de B.S.P. en van de liberale partij overeenstemming bereikt, zodat de troonsbestijging van Boudewijn I in nationale eendracht zal geschieden.
De omstandigheden die tot de historische dagen van 16 en 17 Juli hebben geleid, zijn evenwel van die aard dat de troonsbestijging van de jonge erfprins, niet met die geestdrift en die uitbundigheid zullen plaats hebben die bij dergelijke gelegenheden gebruikelijk zijn. Te zeer werden veel gemoederen geschokt door de soms zeer onrechtvaardige campagne die gedurende vijf jaar tegen de aftredende vorst is gevoerd en vooral door de wijze waarop in de bewogen dagen van 30 Juli en 1 Augustus onder de druk van de straat de beslissing is gevallen.
Maar men zal er Koning Leopold III dankbaar voor zijn, dat hij, na de pijnlijke beslissing van toen, alles wat in zijn macht lag heeft gedaan opdat die beslissing ook in de ogen van zijn meest hartstochtelijke verdedigers definitief zou zijn. Gedurende heel het verlopen jaar waakte hij er schroomvallig voor geen enkel gebaar te stellen waardoor zelfs de schijn kon worden gewekt dat op het besluit van 1 Augustus 1950 nog kon worden teruggekomen. Aldus heeft hij de taak van de regering Pholien, die zich dezelfde gedragsregel had opgelegd, onbetwistbaar vergemakkelijkt en de eerbied afgedwongen van zijn tegenstrevers. Andermaal heeft Leopold III het bewijs gegeven dat ons vorstenhuis in de eerste plaats in dienst staat van de natie. Het is zeker dat wanneer men later met nog meer objectiviteit dan dit nu mogelijk is, de afloop van de koningstragedie zal beoordelen, men de verzoening van heden
| |
| |
eerst en vooral zal toeschrijven aan het groot hart en het helder politiek inzicht van een vorst van groot formaat. Bij dit heengaan past het ook een woord van dank te spreken voor 's konings broeder Karel, gedurende meer dan vijf jaar Regent van België, wiens voortreffelijk beleid en huidige bescheidenheid zullen worden gewaardeerd.
* * *
Wij hebben reeds vroeger gewezen op het bedenkelijk verschijnsel van een oppositie die zich als 't ware volledig van het Parlement desinteresseert. Hierin was in de laatste weken weinig verandering te bespeuren. Slechts één aangelegenheid had een politieke en emotionele inslag: een socialistisch-liberale interpellatie over de in de nacht van 15 op 16 Maart 1946 gepleegde dynamitering van de IJzertoren te Diksmuiden.
Deze interpellatie was een teken des tijds. Afgezien van de vele bijkomstigheden, van de ergerlijke vitterijen van locale politieke vertegenwoordigers, waarin men door de schuld van een gewezen liberale minister van Justitie, dhr Van Glabbeke, gedurende uren verviel, is deze interpellatie zoveel als een politiek eerherstel geworden.
Toen in 1946 het Kruis van Heldenhulde werd opgeblazen, schreef het orgaan van de Vlaamse Oudstrijders: 'De misdadigers die met duivelachtige boosheid de IJzertoren tot een puinhoop hebben herschapen, hebben een gruwelijke heiligschennis en grafschennis gepleegd. De Vlamingen voelen zich tot in 't diepste van hun ziel getroffen door deze onnoemlijke gruweldaad, waarbij de dierbaarste herinneringen aan het grote offer van 1914-1918 werden vernield'.
Zo had het moeten zijn, maar zo was jammer genoeg de werkelijkheid niet. De toren werd opgeblazen in een periode van grenzeloze en tragische verwarring. Veel Vlamingen stonden verslagen maar reageerden niet. Moeten wij er wel aan herinneren dat de piëteitsvolle jeugdbedevaart van eerherstel van 28 April 1946 geen succes kon worden genoemd. En is het niet eerst in Augustus 1948 dat de oude traditie van de Bedevaarten werd voortgezet? Indien op dat ogenblik de Vlamingen 'tot in 't diepste van hun ziel door de onnoemlijke gruweldaad' waren getroffen, zouden zij dan niet met meer dan 100.000 in de IJzervlakte hebben gestaan, in stede van de 12.000 die aan de Bedevaart deelnamen?
Goddank komt met de dag meer een einde aan de ellendige verwarring van de onmiddellijke na-oorlogse periode. De Vlamingen worden er zich van bewust dat men van hun loomheid, van hun verdeeldheid, van hun bitterheid van toen misbruik heeft gemaakt om ze tot in het dierbaarste wat ze hebben: de herinnering aan hun doden, te treffen. En dit verklaart de politieke reactie van nu. Geen enkel van de woordvoerders van thans heeft nagelaten bij de aanvang de woorden te zeggen die in 1946 nagenoeg alleen door de Vlaamse oudstrijders werden gesproken. Allen bestempelden de aanslag als een misdaad, en allen betreurden - althans met de lippen - dat men de misdadigers niet had ontdekt. De misdadigers? Dat zijn de lieden die in 1946 meenden een vaderlandse daad te hebben gesteld en die in alle niet-Vlaamse
| |
| |
kringen wegens hun daad als patriotten werden beschouwd. En is het dan te verwonderen dat men ze toen niet heeft ontdekt? Gaat men ernstig lieden opsporen die in de ogen van velen het 'vaderland' hebben gediend! Ligt daarin niet zo al een verzachtende omstandigheid dan toch een verklaring voor de tekortkomingen van het gerecht? Is dit laatste in Vlaanderen niet altijd volslagen onbegrijpend gebleken voor alles wat in het Vlaams gemoed omging? Hoe zoudt gij dan willen dat het gerecht, in het geval van de IJzertoren blijk zou hebben gegeven van initiatief, terwijl het heel goed wist daardoor ook de officiële instanties van toen, heel de zogenaamde weerstand en de bloem van onze patriotten te zullen mishagen?
Dat is de tragedie van de IJzertoren. Vandaag, nu het Vlaams gemoed goddank wakker wordt, schandvlekt men de onvindbare dynamiteurs van 1946 en hebben allen een woord van afkeuring voor de rechterlijke instanties die, men drukt het zacht uit, 'in gebreke zijn gebleven'. Men werpt hier de schuld op een enkele, in de hoop zich aldus voor de openbare mening van eigen schuld vrij te pleiten.
Daar men de werkelijkheid niet heeft willen inzien, hadden de debatten in de Kamer iets huichelachtigs en schijnheiligs. Maar in de grond zijn zij geweest een hulde aan diegenen die aan de sterkte en de levenskracht van het Vlaams gemoed en de Vlaamse wil nooit hebben getwijfeld.
A. Vanhaverbeke
|
|