Streven. Jaargang 4
(1950-1951)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 495]
| |
Moeder èn kind
| |
[pagina 496]
| |
medici practisch een overwonnen standpunt. En de disputen, die onder moralisten nog steeds gaande zijn (of n.l. bepaalde ingrepen al of niet als direct dodend resp. direct abortus-verwekkend moeten worden aangezien), kunnen hier veilig buiten beschouwing blijven. Wel wilden wij de aandacht vestigen op een bepaalde foutieve redenering, die in de vroegere strijd tegen de katholieke leer werd aangewend en die nog steeds opgeld schijnt te doen. De voorstanders van de medische abortus provocatus beriepen zich n.l. op de grote waarde van het leven der moeder, waaraan in noodgevallen het leven van het nog ongeboren kind mocht worden opgeofferd, gelijk het heette. Men vergeleek m.a.w. het leven van moeder en kind, en uit die onderlinge vergelijking meende men te mogen besluiten, dat bij eventueel conflict het één voor het ander mocht en zelfs moest wijken: n.l. het leven van het kind voor dat van de moeder. De Katholieke Kerk nu heeft niet alleen de conclusie verworpen maar ook de redenering zelve. Zij leert niet alleen, dat het nooit geoorloofd is de moeder te redden door het rechtstreeks doden van het kind of door het rechtstreeks opwekken van abortus; maar zij houdt ons bovendien voor, dat moeder en kind gelijke rechten hebben en dat het niet aangaat het leven van de één te stellen boven dat van de ander. Overduidelijk is dit uiteengezet door Paus Pius XI in zijn Encycliek Casti Connubii, waaruit de volgende passage wegens haar belangrijkheid volledig moge worden aangehaald: 'Wij hebben reeds gezegd, welk een diep medelijden wij gevoelen met een moeder, die als gevolg der vervulling van haar natuurlijke plicht bedreigd wordt met ernstige gevaren voor haar gezondheid, ja zelfs voor haar leven. Maar welke reden zou, hoe dan ook, ooit kunnen gelden als verontschuldiging voor de rechtstreekse moord op een onschuldige? En daar gaat het hier over. Of men nu de moeder of het kind doodt, het is altijd tegen het gebod van God en de stem der natuur: “Gij zult niet doden”. Het leven van de moeder en van het kind is even heilig, en niemand, ook niet het openbaar gezag, kan ooit de bevoegdheid hebben zich aan dat leven te vergrijpen. Volkomen ten onrechte doet men, ter rechtvaardiging van deze bevoegdheid tegenover onschuldigen, een beroep op het recht over leven en dood. Dit geldt alleen tegenover schuldigen. Evenmin geldt hier een beroep op het recht van gewelddadige zelfverdediging tegen een onrechtvaardige aanvaller. Want wie zou een onschuldige kleine een onrechtvaardige aanvaller kunnen noemen? Evenmin bestaat er een zg. recht van uiterste noodzaak, dat zich zou kunnen uitstrekken tot het rechtstreeks doden van een onschuldige. Gewetensvolle en bekwame geneesheren spannen dus op lofwaardige wijze hun krachten in, om | |
[pagina 497]
| |
het leven van beide, van de moeder en van het kind, te beschermen en te redden. Het zou daarentegen in alle gevallen een bewijs zijn, dat men de edele en achtbare naam van geneesheer totaal onwaardig is, als men onder de schijn van geneeskundige behandeling of uit vals medelijden een aanslag op het leven van een der twee zou doen'Ga naar voetnoot1). De Kerk leert derhalve, dat het even ongeoorloofd is de moeder rechtstreeks te doden als het kind, omdat hun beider leven even heilig is en iedere rechtstreekse ingreep op een onschuldig leven gelijk staat met moord. De abortus provocatus wordt door de Kerk verworpen, niet omdat het leven van het kind zou gaan boven dat van de moeder, maar omdat men het leven van de moeder niet mag redden door het rechtstreeks doden van het onschuldige kind: het doel heiligt nu eenmaal niet de middelen. Het onderling vergelijken van het leven van moeder en kind was het foutieve uitgangspunt, dat de tegenstanders bracht tot het aanvaarden van abortus provocatus. Dit uitgangspunt wordt door de Kerk verworpen en wel in dubbel opzicht: noch het leven van de moeder gaat boven dat van het kind, noch het leven van het kind boven dat van de moeder. Beider leven is even heilig en onaantastbaarGa naar voetnoot2). Ondanks deze duidelijke leer van de Kerk vindt men onder niet-katholieken nog steeds de mening verspreid, als zou volgens katholieke opvatting de moeder steeds opgeofferd moeten worden ten gunste van het kind. Merkwaardiger is echter, dat ook vele katholieken in de mening verkeren, dat volgens de katholieke leer het kind zou gaan boven de moeder en dat derhalve bij eventueel conflict het leven van de moeder altijd zou moeten wijken voor dat van het kind. Terecht vestigde enkele jaren geleden Het Schild de aandacht op deze wel populaire maar onjuiste formulering, die tot allerlei misverstanden aanleiding kan gevenGa naar voetnoot3). Wanneer men met een dergelijke formulering alleen maar wil zeggen, dat het rechtstreeks doden of afdrijven van de vrucht nooit geoorloofd is, zou men ze nog kunnen aanvaarden, ofschoon ze weinig gelukkig blijft. Maar wanneer men met deze formule te kennen wil geven, dat bij alle denkbare conflicten het leven van het kind gaat boven dat van de moeder, zodat de medicus verplicht zou zijn alles te doen om het kind te redden zonder rekening te houden met de belangen van de moeder, dan is ze in haar algemeenheid beslist onjuist en alleen maar geschikt om hopeloze verwarring te stichten. Men moet n.l. in heel deze materie duidelijk onderscheid maken | |
[pagina 498]
| |
tussen rechtstreeks doden resp. afdrijven van de vrucht en onrechtstreeks doden resp. afdrijven. Gevallen, waarin de medicus de moeder alleen maar zou kunnen redden door het rechtstreeks opwekken van abortus, komen tegenwoordig, gelijk gezegd, uiterst zelden voor - en wanneer zij voorkomen, blijft natuurlijk het rechtstreeks opwekken van abortus volkomen ongeoorloofd. Minder zeldzaam zijn echter de gevallen, waarin de medicus voor het behoud van de moeder (hetzij tijdens de zwangerschap hetzij bij de bevalling) om één of andere reden medicijnen of ingrepen moet toepassen, die rechtstreeks het welzijn van de moeder bevorderen, maar die onrechtstreeks (als verder gevolg) een min of meer nadelige invloed kunnen uitoefenen op het leven resp. de levenskansen van de nog ongeboren vrucht. Wie dergelijke gevallen zou willen oplossen aan de hand van het beginsel 'het kind gaat boven de moeder', zou evenzeer tot foutieve conclusies komen als wanneer hij zou uitgaan van het niet minder onjuiste beginsel 'de moeder gaat boven het kind'. Het leven van moeder en kind is even heilig, beide hebben gelijke rechten. De medicus dient dan ook zoveel mogelijk zijn behandeling te richten op het welzijn van moeder èn kind. Maar niemand kan hem verplichten bij moeilijke conflict-situaties al zijn zorgen te wijden aan het redden van het kind, met verwaarlozing van de belangen der moeder. Bepaalde geneesmiddelen en bepaalde ingrepen, die voor het behoud van de moeder noodzakelijk zijn, kunnen nadelige invloed uitoefenen op het leven van de vrucht: men kan de medici niet verplichten dit alles na te laten omwille van het kind, alsof de belangen van de moeder niet meetelden. Een enkel voorbeeld kan dit duidelijker maken. Somtijds kan een vervroegde geboorte het aangewezen hulpmiddel zijn om het leven van de moeder te behouden. Onder vervroegde geboorte verstaat men het kunstmatig laten geboren worden van het kind vóór de negende maand ten einde is, maar toch op zodanig tijdstip dat het kind een redelijke kans heeft buiten de moederschoot het leven te behouden. Het is duidelijk, dat een dergelijke ingreep het leven van het kind aan bepaalde risico's blootstelt. Toch leert de katholieke moraal, dat deze ingreep somtijds geoorloofd is, wanneer zij n.l. voor het behoud van de moeder gevorderd wordt en er tegelijkertijd redelijke kans bestaat het kind er doorheen te halen (hetgeen in een moderne couveuze goed mogelijk is). De medicus moet ieder geval op zich beoordelen, voor- en nadelen zorgvuldig afwegen, zoveel mogelijk moeder én kind trachten te redden. Maar men zou zich vergissen met hem een dergelijke ingreep zonder meer te verbieden, omdat het kind z.g. voor de moeder zou gaan. Niet zelden trouwens is een dergelijke ingreep tegelijkertijd voor de | |
[pagina 499]
| |
kansen van het kind het beste wat hij doen kan. Een ander voorbeeld. De moderne operatie-techniek van de keizersnede is zozeer vervolmaakt, dat zij in de meeste daarvoor in aanmerking komende gevallen geen bijzonder gevaar betekent voor de moeder. In zulke gevallen zal de moeder deze operatie moeten ondergaan om het leven van haar kind (en eventueel haar eigen leven) te redden. Het kan echter gebeuren, dat de moeder door bloedverlies of andere omstandigheden al zover verzwakt is, dat het toepassen van de keizersnede (althans voor de meeste chirurgen) allesbehalve ongevaarlijk is. Wanneer dan de geneesheer een afwachtende houding aanneemt en niet tot de gevaarlijke operatie overgaat, ofschoon hij voorziet dat het leven van de vrucht daardoor in gevaar komt, kan niemand hem er van beschuldigen onjuist gehandeld te hebben. Zoals de moeder in casu niet verplicht is ernstig levensgevaar te riskeren om het kind te redden, zo is ook de medicus a fortiori niet verplicht een ingreep te doen, die voor het kind wellicht de redding maar voor de moeder wellicht de ondergang betekent. Van nature brengen zwangerschap en bevalling bepaalde risico's met zich mee zowel voor de moeder als voor het kind. Het behoort tot het beroep van de medicus die risico's zoveel mogelijk te verminderen zowel voor de moeder als voor het kind, niet echter voor het kind alleen. Integendeel door eenzijdig de belangen van het kind te behartigen en aldus de populaire formulering 'het kind gaat boven de moeder' in praktijk te brengen zou hij in het vervullen van zijn beroepsplicht tekort schieten. Moeder en kind hebben gelijke rechten. Nooit mag men de één doden om de ander te redden; nooit mag men abortus plegen om de moeder te behouden. Het ideaal, waarnaar de medicus streeft, is het behoud van moeder èn kind. Dank zij de hedendaagse ontwikkeling van de wetenschap slaagt hij er ook steeds meer in dit ideaal te benaderen. Maar altijd doen er zich gevallen voor, waarin door het tekortschieten van de natuur en van de geneeskunst dit ideaal nog niet bereikt wordt. De wetenschap zal er naar moeten streven ook voor die gevallen de oplossing te vinden, die het leven van moeder èn kind veilig stelt. Maar zolang zich nog gevallen voordoen (en zij zullen zich altijd blijven voordoen), waarin dit ideaal niet verwerkelijkt kan worden, mag men van de medici niet eisen dat zij alleen maar rekening houden met de belangen van het kind, alsof de moeder geen recht had voor eigen levensbehoud te zorgen, alsof dan als enig beginsel zou gelden: een levend kind ter wereld brengen, koste wat het koste. De Katholieke Kerk, die iedere abortus provocatus ten strengste afkeurt, heeft nooit geleerd dat de morele norm voor verloskundige behandeling gelegen zou zijn in het z.g. kind boven de moeder. Onder | |
[pagina 500]
| |
de katholieke medici is er geen één, die in noodgevallen tot de abortus zijn toevlucht zal nemen. Allen streven zij er naar moeder èn kind te redden. En waar dit niet mogelijk blijkt, kunnen de katholieke moeders zich met gerust hart aan hun zorgen toevertrouwen wel wetend, dat zij al hun medische kennis zullen aanwenden om met volledige inachtname van de katholieke moraal het beste resultaat te bereiken. Daarom is het ook zo belangrijk, dat katholieke gezinnen als het maar enigszins mogelijk is een katholieke medicus hebben, bij wie de onderhouding van de katholieke zedenleer volledig gegarandeerd is. Dit is eigenlijk zo vanzelfsprekend, dat het niet eens noodzakelijk moest zijn dit uitdrukkelijk te beklemtonen. Helaas zijn vele katholieken hier niet voldoende van overtuigd. Het ware te wensen, dat de boven gesignaleerde onjuiste opvattingen onder de katholieken (en niet-katholieken) zouden verdwijnen. Zij zijn immers alleen maar geschikt om misverstand te weeg te brengen, de medici in de vervulling van hun beroepsplicht te belemmeren en het juiste katholieke standpunt in discrediet te brengen. |
|