Streven. Jaargang 4
(1950-1951)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 479]
| |
Bloei en verval van de Kerk in Rusland
| |
[pagina 480]
| |
zwakke plekken niet, die soms door die schoonheid minder zichtbaar waren, maar niettemin voortbestonden en tenslotte op een rampzalige wijze aan de oppervlakte kwamen. De bloei van het kloosterleven, de letteren en de kerkelijke kunst in de twaalfde eeuw toont aan, dat het Christendom in Rusland diepe wortel had geschoten. Maar tegenover de eerste periode (945-1078) was er al dit belangrijke verschil, dat de invloed van het Westen plaats begon te maken voor die van het Oosten, wat een geestelijke verarming betekende, omdat het rijk van Kiev aanvankelijk van beiden geleerd en ontvangen had. Als in de dertiende eeuw de invallen en de beginnende overheersing der Tartaren een nauwer contact of zelfs een aansluiting bij het Westen wenselijk maken, wordt Rusland dan, niet het minst door het optreden van de Duitse Orde in Estland en Lijfland, in de armen van Konstantinopel gedreven. Nu wil dit niet zeggen, dat de Russische cultuur zonder meer een slavische uitgave van de Griekse geworden is. Vanaf het begin heeft de Byzantijnse stroom Rusland ook bereikt langs een omweg nl. via de Bulgaarse vertalers en hun oud-slavische boeken. Zo ontstond in Rusland een byzantijns-slavisch Christendom met een eigen karakter. Er is echter één element, dat sterk aan Konstantinopel doet denken - al was het in die eeuwen ook in het Westen allerminst onbekend -, nl, het beroep, dat de vorstenhuizen menigmaal doen op de Kerk en met name op de kloosters om hen te betrekken in hun politiek. We vermelden in het bijzonder de kloosters, omdat die in Rusland in dit opzicht een zeer belangrijke rol gespeeld hebben. Nauwelijks vernemen we van het bestaan van het eerste klooster op Russische bodem, het z.g. Holenklooster van Kiev (1051), of we zien ook, hoe de politiek er onrust en verdeeldheid brengt. In de twaalfde eeuw kunnen sommige kloosters in de steden zonder overdrijving 'hofkloosters' genoemd worden, hoe zeer die twee begrippen elkaar ook uitsluiten. Ook 'de grootste monnik, die Rusland ooit voortgebracht heeft', en een van zijn geliefkoosde Heiligen, Sergius van Radonezj (1314-1392), stichter van het beroemde Drievuldigheidsklooster bij Moskou, trad wel als bemiddelaar op in de politieke geschillen tussen Moskou, Twer en Rjazan, maar steeds ten voordele van het eerste. Prof. Ammann houdt het dan ook niet voor uitgesloten, dat het Moskovitische nationale bewustzijn de heilige Sergius groter voorgesteld heeft dan hij in werkelijkheid was. Dit neemt niet weg, dat het geestelijk leven in zijn klooster op een hoog peil stond - zoals toen ook in andere Russische kloosters heilige monniken leefden - en dat de cultuur in Rusland toen vóór alles door de kloosters gedragen werd. De schildermonniken Feofan de Griek, | |
[pagina 481]
| |
Andreas Roebljov en Daniel en de geestelijk schrijver Epiphanius de Wijze zijn daar het bewijs van. Trekt men op dit tijdstip - einde veertiende, begin vijftiende eeuw een vergelijking met het Westen, dan valt die niet onder ieder opzicht in het voordeel van Rusland uit. Rusland kende nog zo goed als geen scholen behalve voor de geestelijkheid en de adel en ook voor hen was het onderwijs nog weinig ontwikkeld; een theoloog in strikte zin b.v. zal Rusland pas in de zestiende eeuw voortbrengen. Een volledige uitgave van de H. Schrift verscheen er pas in 1581. De prediking werd tot in de zestiende en zeventiende eeuw zeer verwaarloosd. De grote massa van het eenvoudige volk, zijn lagere geestelijkheid en kloosterlingen inbegrepen, beleefde tot in de jongste tijd zijn 'Orthodoxie' met grote trouw, maar minder met een verstandelijk verantwoorde overtuiging van haar inhoud dan wel met een aanhankelijkheid, die meer door het gevoel werd ingegeven en die vooral gevoed en gedragen werd door de Liturgie. In dogmatische diepte en hoge mystieke vlucht kunnen de geestelijke geschriften, die in Rusland ontstaan zijn, de alom bekende meesterwerken van het Westen op dit gebied dan ook niet evenaren. Deze zeer sterke beïnvloeding van het godsdienstig en geestelijk leven door de Liturgie heeft voor Rusland grote gevolgen gehad. Het godsdienstig bewustzijn was zo nauw verbonden met bepaalde vaststaande liturgische formules, vormen en gebruiken en werd van de andere kant eigenlijk zo weinig gesteund door een dogmatisch denken, dat veranderingen en zelfs verbeteringen van de zuiver uitwendige liturgische vormen gemakkelijk tot theologische strijdvragen konden leiden of zelfs als zondige afwijkingen en dwalingen in de leer uitgelegd konden worden. Men weet, dat dit in Rusland inderdaad het geval is geweest in het z.g. Raskol, waarvan Prof. Ammann ook de politieke omlijsting zeer goed heeft aangegeven, en waarover hij zeer juist opmerkt, dat de Raskolniki, die zich bij voorkeur Oudgelovigen en verdedigers van de oude liturgische gebruiken noemden, eigenlijk iets nieuws, althans iets nieuwers voorstonden dan hun tegenstander Patriarch Nikon, die de oud-russische liturgische gebruiken wilde herstellen. We zijn hiermee tot de helft van de zeventiende eeuw gekomen en de naam van Patriarch Nikon is ook verbonden aan een conflict met tsaar Aleksej Michailowitsj, dat we hier niet onbesproken kunnen laten. De belangrijke plaats, die vooral door sommige kloosters in het openbaar leven van Rusland in de veertiende en vijftiende eeuw werd ingenomen, had, evenals in Centraal-Europa in de Middeleeuwen gebeurd was, hun rijkdom aan grondbezit zeer aanzienlijk gemaakt. | |
[pagina 482]
| |
Ook hier had het echter zeer nadelige gevolgen. Dit leidde tot een hervormingsbeweging, die het grootgrondbezit niet af wilde schaffen, maar het kloosterleven door strenge tucht en een rijk ontplooid liturgisch leven tot nieuwe bloei wilde brengen. Het streven van Jozef van Wolokolamsk, die aan deze beweging zijn naam heeft gegeven (1439-1515), ging zelfs nog veel verder. Steunend op hun deskundig beheerd grootgrondbezit beschouwden de dicht bevolkte, straf georganiseerde kloosters van zijn richting zich als de bolwerken van Kerk en Staat, tussen welke volgens Jozef zeer nauwe relaties noodzakelijk waren. Zijn ideaal was een zo volledig mogelijke gelijkschakeling van kerkelijk, kloosterlijk, openbaar en privé leven en gedurende de zestiende eeuw, toen zijn school overheersend was en met name de meeste bisschoppen uit haar voortkwamen, werd dit ideaal ook zeer dicht benaderd. Een merkwaardig getuigenis hiervan is de z.g. Domostroj, een handboek voor een God welgevallig leven, dat gedetailleerde voorschriften en raadgevingen voor het huwelijks- en gezinsleven, voor de opvoeding der kinderen enz. bevat, heel de dag tot een soort voortgezette godsdienstoefening maakt, maar in zijn motivering niet boven utilitaristische overwegingen van tamelijk vlakke aard uitgaat. Tegenover de voorafgaande eeuwen betekende deze verburgerlijking van het godsdienstig leven ontegenzeggelijk een achteruitgang, ook al had de school van Jozef van Wolokolamsk Rusland tot een theocratische staat gemaakt. De beslissende omkeer begint bij het boven vermelde conflict tussen Nikon en Aleksej. Nikon moest toegeven en daarmee verloren de kloosters de overheersende positie, die ze tot nu toe hadden ingenomen. Maar dit was niet meer dan een voorspel. Peter de Grote voert in Rusland een levensbeschouwing in, die lijnrecht in strijd is met de opvattingen van Jozef van Wolokolamsk. Zag deze laatste de betrekkingen tussen Kerk en Staat als een wederzijds hulpbetoon in beider belang, voor Peter was de Kerk slechts een instrument in zijn hand, dat op een bepaald terrein het algemeen welzijn had te dienen. En in zijn onstuimige vernieuwingsijver, die een afschuw had van al het traditionele, probeerde hij de Russen een nieuwe levensstijl op te dringen, die wel zeer afstak bij de geheel of half kloosterlijke vormen van de zestiende eeuw. In beide richtingen heeft de saecularisering sindsdien de lijn van een noodlottige ontwikkeling gevolgd. Catharina II, die in tegenstelling tot Peter in haar hart ongelovig was, had van de Kerk een nog veel geringer idee dan hij: ze beschouwde haar zonder meer als een ondergeschikt staatsorgaan, in alles onderworpen aan haar wil. Haar zoon en opvolger Paul I voltooit die ontwikkeling door zich ook officieel | |
[pagina 483]
| |
'Hoofd van de Kerk' te noemen. Aldus verdrongen uit het openbaar leven oefent de Kerk weinig of geen werkelijk opvoedende invloed meer uit op het godsdienstig en zedelijk leven van steeds breder kringen van haar gelovigen. Het is niet alleen zover gekomen, dat de opvattingen van de Kerk niet meer, zoals in de zestiende eeuw, hun stempel drukken op het leven van Staat, gezin en enkeling, maar het standpunt, dat de Kerk inneemt, wordt zelfs in hoge mate bepaald door de opvattingen van de keizer en zijn regering. Het eerste kwartaal van de negentiende eeuw was voldoende om aan te tonen, dat Rusland tengevolge van deze scheef gegroeide verhoudingen vooral in geestelijk opzicht hoegenaamd niet toegerust was om de schok te verwerken, die het doordringen van de ideeën der Franse revolutie ten gevolge moest hebben. In de grond van de zaak en tot op zekere hoogte was het daarom niet verkeerd gezien van Nikolaas I en na hem van K.P. Pobedonostsev, dat ze terug wilden naar de opvattingen en het systeem van Jozef van Wolokolamsk. Ze waren niet conservatief en reactionnair in de gewone zin van het woord: ze wilden veel meer vernieuwers zijn, bezield door oude denkbeelden. Maar hun grote vergissing was, dat ze die wedergeboorte, die heropvoeding van heel een volk van boven af meenden te kunnen opleggen en met administratieve maatregelen meenden te kunnen verwezenlijken. Ze zagen over het hoofd, dat deze vernieuwing alleen tot stand gebracht had kunnen worden door de Kerk, maar dan door een Kerk, die, vrij van alle ontoelaatbare staatsvoogdij en -inmenging, uit eigen kracht en levensvolheid had moeten kunnen putten. Zo moest deze hervorming een mislukking worden. Evenmin als ten tijde van Peter de Grote vond de Kerk een gezonde aanpassing bij de nieuwe tijd. Haar houding bleef negatief; de sociale beweging ging geheel buiten haar om en keerde zich al spoedig tegen haar. De kloof tussen Kerk-Staat aan de ene en brede kringen van het volk aan de andere kant werd steeds wijder, totdat de revolutie een catastrofale ontknoping bracht. Het meest pijnlijke in heel dit drama, dat minstens twee en een halve eeuw geduurd heeft, is te moeten zien, dat de Kerk steeds meer een passieve i.p.v. een actieve rol speelt. Vraagt men om een verklaring hiervan, dan is o.i. een verwijzing naar de caesaropapistische en byzantinistische elementen in het erfgoed van Konstantinopel, dat Rusland overgenomen had, in het algemeen gesproken wel juist, maar toch voor een nadere precisering vatbaar. En wel in deze zin, dat de Russische Kerk door haar sterk liturgische inslag ook tegenover Catharina II c.s. in een onvoordelige positie kwam te staan. Ofschoon voortspruitend uit totaal verschillende overwegingen bleken het standpunt | |
[pagina 484]
| |
van deze wereldlijke machthebbers en de opvatting, die de Kerk over zich zelf had, toch zeer veel gemeen te hebben. Zij beschouwden de Kerk ongeveer uitsluitend als een instituut voor de eredienst en wilden dus al het overige aan de Staat trekken of minstens onder zijn contrôle plaatsen. Bij de Russische Kerk zelf was het bewustzijn behalve de eredienst ook nog andere opgaven te moeten vervullen altijd veel zwakker aanwezig dan b.v. bij de katholieke Kerk. Zo wordt de geringe weerstand, die ze aan die staatsinmenging geboden heeft, o.i. meer begrijpelijk. Zelfs menen we, dat hierin ook goeddeels de oplossing gezocht moet worden van het raadsel, waarvoor de betrekkingen tussen het Patriarchaat Moskou en de Sovjetregering ons tegenwoordig meer dan eens plaatsen. Om ook aan dit overzicht niet een eenzijdig karakter te geven wijzen we nog eens op de talloze 'stillen in de lande', die in hun eenvoud en trouw een zuiverder uitdrukking van het Christendom gegeven hebben dan zij, die tot de officiële vertegenwoordigers van de Staatskerk gerekend moeten worden. Tegenover de hofkloosters van de twaalfde eeuw staan de stille kloosters, die ver van de steden liggen en in de veertiende eeuw zelfs bij voorkeur de wildernis gaan opzoeken. Tegenover de school van Jozef van Wolokolamsk stond die van Nil Sorskij, die in eenzaamheid, armoede en geestelijke vrijheid het Evangelie wilde beoefenen. Bij al hun fanatieke bekrompenheid waren vele Raskolniki ongetwijfeld meer Christen dan hun door de Staat gesteunde vervolgers. En het bolsjewistische atheïsme zou minder bloedig geweld en duivelse sluwheid nodig hebben in zijn strijd tegen de godsdienst, als Rusland niet zo vele eenvoudige gelovigen, kloosterlingen en priesters had gehad, voor wie het Rijk Gods het enig belangrijke op aarde was en blijft. Deze bladzijden hebben slechts één aspect behandeld van de rijke inhoud, die het boek van Prof. Ammann bevat. Moge het voldoende zijn om aan te tonen, dat hij ons een zeer belangrijk werk heeft geschonken, waarvan ieder, die in deze dingen belang stelt, groot nut kan hebben. En moge hun aantal steeds groter worden! |
|