Streven. Jaargang 4
(1950-1951)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdJezuïetentheater te Maastricht (± 1580 tot 1773)Het afschuwelijk bloedbad dat de krijgsknechten van Alexander Farnese, prins van Parma en gouverneur-generaal der Zuidelijke Nederlanden, in 1579 in onze goede stad Maastricht hebben aangericht, tart elke beschrijving. We laten hierbij de overdrijving van P.C. Hooft's Historiën buiten beschouwing en houden ons liever aan de nuchtere taal van Dr A. Kessen, die toch al 't ontzettend aantal slachtoffers op tienduizend mannen, vrouwen en kinderen steltGa naar voetnoot1). Wat er aan handel en nijverheid is | |
[pagina 426]
| |
lamgeslagen, wat er aan cultuurwaarden is geroofd en vernield laat zich zelfs niet gissen, al schat men de oorlogsbuit op 'n vijf miljoen gulden! In feite is Maastricht deze uitmoording en plundering in drie eeuwen niet te boven gekomen. Het moet wel aan de ontembare vitaliteit van de leden der jonge Sociëteit van Jezus hebben gelegen, dat zij - ondanks de vele bloedende wonden van onze stad - er in slagen vóór 1600 een bloeiend college aan de zwaar beproefde gemeenschap te schenken. Over de verhouding van dit 'gymnasium' tot de kapittelscholen van de Lieve Vrouwe en van Sint Servaas zijn we slechts incidenteel ingelichtGa naar voetnoot2). Het complex der Jezuïeten bevond zich tussen beide kapittels en heeft daardoor wel eens als koppelteken dienst gedaan. Dat er behoefte bestond aan onderwijs zou men misschien niet direct afleiden uit de mislukking van de gemeentelijke latijnse school in de Ververhoek. Daar had o.m. de classicus Christianus Ischyrius Juliacensis, aan wie we een latijnse bewerking van Elckerlijc, namelijk Homulus Petri Diesthemii, danken, onderwijs gegeven. In zekere zin is deze docent in 't voetspoor getreden van onze vermaarde stadgenoot, de humanist Matheus Herbenus (wiens eeuwfeest in 1951 dient herdacht te worden!). Of de Stercke zijn werk gekend heeft is niet zo gemakkelijk vast te stellen.
Hoe het zij, de Jezuïeten hebben vanaf hun ordestichting (tot heden toe) in hun paedagogisch program een paragraaf opgenomen die onmiskenbaar hoge waarde toekent aan het toneelspel. Misschien moeten we het eerste optreden in Maastricht dateren in 1586. Het bijbels onderwerp David en Nabal trekt de aandacht van paters, studenten en.... de Maastrichtse vroede vaderen. Burgemeesters en schepenen laten zich niet onbetuigd. Ze moedigen zelfs aan, wellicht geleid door de overweging die Joost van den Vondel tot bewuste tendenz en gedragslijn koos: door het drama 'een ieder te brengen tot een goed, zedig ende natuurlijk borgerlijk leven'. Spelen bedoelde studenten de ene keer binnen hun eigen muren, hun Area, 'n ander maal kiezen zij het O.L. Vrouwe-plein, 'n volgende keer het Vrijthof. Op het plein brachten ze ten tonele (in 1589) de 'bekering des jongelings door Sint Jan'. Voor het Trichter publiek traden ze in 1591 op met de 'Verbanning van Sint Chrysostomus'. Voor hun Sint Amanduskapel speelden ze in 1598 't 'spel van Petrus de Tollenaar'. Het moet een succes geweest zijn, want zowel de vaders en moeders als de burgerlijke autoriteiten drongen er op aan: dat de acteurs voor de Trichtenaren, de Zondag daarna, een reprise zouden geven. De indruk moet als fantastisch worden gequalificeerd, indien tenminste waar is, dat het zien-en-horen een groot aantal lieden tot inkeer en verbetering van hun leven bracht. Als de rector Jan Becx, of een confrater dit stuk in het Nederlands heeft geschreven, moet hem daarbij als bron gediend hebben het emotioneel verhaal 'Joannes de Aalmoezenier' van ene Metaphrastus. Maastricht is in feestdos wanneer Kardinaal Andreas van Oostenrijk (plaatsvervanger van de Aartshertog) er een officieel bezoek brengt. Dit geldt a fortiori het college (in de 'Gulden Boem'), waar Zijne Eminentie mitsgaders zijn gevolg o.m. Francisco de Mendoza, Amirant van Arragon en andere waardigheidsbekleders genieten van 'De Verovering van het Heilig Kruis door Heraclius'. Op invitatie van de Kanunniken der Lieve Vrouwe-kerk spelen de studenten | |
[pagina 427]
| |
in een der zalen van het kapittel het treffend spel 'de geschiedenis van Sint Alexis' (in onze tijd herschreven als 'de heilige onder de trap'). Tijdens het twaalfjarig Bestand wordt de nieuwe college-kapel (beter gezegd-kerk) plechtig geconsacreerd. In het raam der feestelijkheden past 'n tweetal uitvoeringen. De ene 'De Verovering der Arke door de Philistijnen' nemen de studenten van de poësisklasse voor hun rekening; de andere 'Het terugvoeren der Arke' wordt verzorgd door de studenten van de rhetoricaklasse. Mogelijk is dat geschied in de Franse taal, wanneer men tenminste de uitvoerige titel leest: Le Triomphe de l'Alliance. Precies acht jaar nadien is er een ongezochte aanleiding om hulde te brengen aan Ignatius van Loyola, die in 1622 tot de eer der altaren werd verheven. Uit het heilige leven van de ordestichter heeft men fragmenten tot een toneelstuk gevormd, dat einde Juli 1622 wordt opgevoerd. Misschien komt ooit een volledige lijst van stukken uit stoffige annales (= Litterae Annuae) en dergl. te voorschijn. Een lacune in het rijke toneelleven zal ontstaan niet enkel in 1632 als Frederik Hendrik het dappere Tricht, ondanks de hulp van Pappenheim, doet capituleren. Al het water van de Maas kan niet uitwissen de roetzwarte bladzijden van 1638, toen de College Rector Jan Baptist Boddens S.J. wreedaardig werd vermoord met enige andere ingezetenenGa naar voetnoot4). Deze ramp werd in 1640 gevolgd door het confisqueren van het College. De Waalse gemeente maakte er een Gereformeerde latijnse inrichting van. Deze onrechtmatige toestand duurde tot de verovering door Lodewijk de Zonnekoning in 1673. Uit de talrijke z.g. Remigiusvertoningen (Sint Remijs is de eeuwen door een vermaarde Octoberheilige gebleven) stip ik er enkele aan. In een nieuwe toneelzaal spelen de jongelui van het herboren college op 21 December 1679 een stichtelijk stuk. De klas van de Grammatica voert 20 Juli 1722 (wellicht in 't latijn?) 'Justus et Pastor' op. Treur- en blijspel wisselen elkaar af tijdens de festiviteiten bij gelegenheid van de heiligverklaring van Aloysius van Gonzaga S.J. en Stanislaus S.J. Doordat de Jezuïeten te Maastricht niet direct na het pauselijk decreet uit elkaar gaan zijn zij allen getuige van het laatste drama door hun pupillen voor 't voetlicht gebracht, n.l. 'Abel'. Als merkwaardigheid stip ik aan, dat het stuk afzonderlijk gespeeld werd op 30 Augustus 1773 voor het schone geslacht van Tricht. Daags daarna kwam de 'mans borgerie' en de 1e September luisterden de 'Edeler agbaeren Indivisen'. Voor altijd viel het doek....
Het lijkt me een daad van heel eenvoudige rechtvaardigheid hier het woord te verlenen aan een historicus uit de vorige | |
[pagina 428]
| |
eeuw. Met grote naarstigheid heeft Frédéric Faber in vijf banden (groot octavo) bijeengegaard wat er in onuitgegeven archiefstukken te vinden was omtrent het toneel in de zuidelijke Nederlanden. Men kan daarom zijn standaardwerk Histoire du théâtre français en Belgique depuis son origine jusqu'à nos jours d'après des documents inédits reposant aux archives générales du royaume (Bruxelles-Paris, 1878-1880) als kostbaar bronnenmateriaal aanmerken. De Sociëteit van Jezus heeft uiteraard zijn belangstelling gehad i.v.m. toneelactiviteiten. Het valt niet moeilijk zijn waardering over te nemen als hij over hun colleges o.m. zegt: L'influence qu'elles ont exercée sur l'art dramatique est indéniable. De tout temps, ces religieux ont considéré ce genre de divertissement comme un excellent moyen d'instruction pour leurs élèves (cursivering van mij, J.N.). Les pièces qu'ils faisaient représenter étaient principalement en latin mais il y en eut également en français et en flamand. (Dat te Tricht de toneeltaal van de studenten inzonderheid Nederlands is geweest lijkt me niet aan gerechte twijfel onderhevig. Met Faber betreuren wij dat er zo goed als geen teksten van de stukken zijn overgeleverd). ....nous ne possédons pas le texte de ces diverses productions; il ne nous en est parvenu que les programmes sommaires, qui ne nous permettent de conclure que par induction. Ce fait pourrait faire supposer que les représentations n'étaient qu'un exercice nouveau pour les élèves; qu'étant donné un canevas détaillé, on leur faisait, d'après cela, établir un dialogue et une action complète, à l'exemple de ce qui se faisait en France, par les comédiens italiens, dans ce qu'ils appelaient comédia dell arte. Hierboven is voldoende gebleken, waaruit de rectorenGa naar voetnoot5) of andere auteurs de stof hebben geput voor hun drama's e.a., n.l. de Bijbel. Faber tekent terecht aan: 'Les sujets de ces différentes pièces étaient empruntés, en général, à l'Ecriture Sainte ou aux chroniques religieuses locales. Quelquefois, mais rarement, les Pères Jésuites mirent en scène des épisodes tirés de l'histoire profane, et même de l'antiquité paienne' (cf. Tome premier, pp. 39-41). Jef Notermans |
|