| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
IN de V. Staten heeft een Senaatscommissie zich belast met het onderzoek der standpunten, die ten opzichte van het Verre Oosten, met name van China, enerzijds door generaal MacArthur, anderzijds door de leiders van de generale staf, Marshall en Omar Bradley, worden ingenomen. MacArthur handhaafde zijn mening, dat het bombarderen en het blokkeren van China en het steunen van het nationalistisch Chinese leger op Formosa, ook al zou een rechtstreekse oorlog met Peking er het gevolg van zijn, het enige middel was de oorlog op Korea te beëindigen en om duizenden Amerikaanse levens te sparen. Hij was niet bevreesd, dat de Sovjet-Unie, die een defensief verdrag met Mao heeft gesloten, zou ingrijpen. Want het zou haar, die slechts een enkelsporige transsiberische verbinding met het Verre Oosten heeft, moeilijk vallen op zulk een verre afstand effectief oorlog te voeren. Bovendien is de militaire paraatheid der V. St. sterk genoeg om deze campagne uit te voeren zonder nadeel voor Amerikaanse militaire verplichtingen elders in de wereld. Marshall, de Amerikaanse minister van Defensie, was het met deze opvatting niet eens. Volgens hem moet de Amerikaanse politiek in Korea er op gericht zijn zo groot mogelijke verliezen aan de tegenstander toe te brengen. De politiek van MacArthur kan niet tot een snelle overwinning leiden. Ze zou een Russische inmenging mogelijk maken en aldus onvermijdelijk een derde wereldoorlog ten gevolge hebben. De politiek van de V. St. moet er op gericht blijven op alle mogelijke manieren agressie tegen te gaan en dit vereist buitengewoon veel geduld en vastberadenheid. Ook Bradley, voorzitter der verenigde Amerikaanse stafchefs, was van deze mening en voegde er aan toe, dat een rechtstreekse aanval op Peking, het gevaar met zich bracht de meeste, zo niet alle bondgenoten, te verliezen. Hij hoopte, dat er een stadium zou worden bereikt, waarin op een of andere manier zou kunnen worden onderhandeld.
'De mogelijkheid bestaat', vervolgde Bradley, 'dat de Koreaanse oorlog op dood spoor geraakt, doordat de communisten hun aanvallen eenvoudigweg staken'. (Deze mogelijkheid is nog altijd verre gebleven). In een rede tot de nationale conferentie over de burgerlijke verdediging onderstreepte president Truman de woorden van zijn medewerkers en legde er de nadruk op, dat hij niet van plan was zijn land van de bondgenoten te ontdoen. Niet alleen, omdat deze de oude westerse beschaving vertegenwoordigen, maar ook uit eigenbelang. Vielen de bondgenoten met hun machtig industrieel potentiëel aan de Sovjet ten prooi, dan zou ook voor de V. St. de verdediging op de duur moeilijker en kostbaarder zijn. Daarom vroeg hij aan het Congres 8½ milliard dollar, waarvan ruim 6 milliard bestemd zijn voor de opbouw van de defensie der bevriende mogendheden en het grootste deel van de rest besteed zal worden om hun economische hulp te verstrekken.
Op één punt kreeg MacArthur gelijk. Hij had zich beklaagd, dat van uit het Britse Hongkong wapens en munitie naar China werden uit- | |
| |
gevoerd, die voor de communisten in Korea een belangrijke steun waren geweest. Amerika stelde derhalve aan de algemene vergadering der V.N. voor, op alle landen een beroep te doen om de verscheping van strategische materialen naar communistisch China en naar Noord- Korea te verbieden. Dit voorstel werd met 47 stemmen en 8 onthoudingen, waaronder de 5 Oost-Europese landen, aangenomen. Ook Engeland, dat de hoofdschuldige was geweest, stemde vóór. Om aan deze resolutie kracht bij te zetten, hebben de V. St. bepaald, dat zij geen economische hulp zullen verlenen aan landen, die voor de oorlogvoering belangrijke goederen naar de Sovjet-Unie, China en andere communistische landen verzenden. Zij zullen eerst schriftelijk moeten verklaren zich van bedoelde leveringen te zullen onthouden. Indonesië maakte daartegen bezwaren.
Na een hernieuwde opmars noordwaarts der verbondenen in Korea hebben de Chinezen hun tweede lente-offensief ingezet. Voor de grote overmacht der Chinese troepen, die op verschillende punten penetraties maakten, moesten, ondanks hardnekkige verdediging van Turken, Engelsen en Nederlanders, de strijdkrachten enige tientallen kilometers teruggetrokken worden. Dit was echter slechts tijdelijk. Want de V.N.-troepen hernamen spoedig het offensief, brachten o.a. met toepassing van een nieuwe vlammenwerper, de rode legers zulke enorme verliezen toe, dat binnen enkele dagen het gehele rode leger weer op de terugtocht was. Opnieuw werd de 38ste graad overschreden en opnieuw werd de opmars tot staan gebracht.
Niet minder verontrustend als het Koreaanse 'geschil' is wat zich in Perzië rondom de Anglo-Iranian Oliemaatschappij afspeelt. Premier Mossadeq eiste aanvankelijk directe overdracht van alle olie-installaties, waarop Londen antwoordde onder geen beding met een onteigening die het verdrag van 1933 eigenmachtig schond, te zullen instemmen. Het verlies immers van deze Perzische olie-productie zou niet alleen Engeland, maar alle verbonden democratiën in een eventuele oorlog tegen de Sovjet-Unie een geweldige achterstand bezorgen, afgezien nog van de mogelijkheid, dat Moskou, geholpen door de Iranische communisten, zich van deze bronnen zou meester maken. Een poging van Acheson om door overleg de partijen tot elkaar te brengen, werd een 'ontoelaatbare' inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van Perzië genoemd. Een Brits voorstel om het geschil voor te leggen aan het Internationaal Gerechtshof te Den Haag kon geen genade vinden. Het Iraanse parlement was zo opgewonden, dat er uitgeroepen werd: 'De 18 millioen Iraniërs zullen niet aarzelen hun bloed tegen de Engelsen te storten'. Mossadeq schrok van de geesten, die hij opgeroepen had. Hij wilde niet zo ver gaan als de fanatieke partij der 'Fedayan Islam'. Hij voelde zijn leven bedreigd, vluchtte naar een der vertrekken in het parlementsgebouw, waar hij zich gedurende enkele dagen achter een kleine verschansing beveiligde. Na deze enigszins belachelijke vertoning boden de V. St. aan Perzië, welks staatskas tot de bodem toe leeg is, een lening van 25 millioen dollar aan. Dit aanbod werd hooghartig afgewezen met de woorden: 'De voorgenomen nationalisatie der olie-industrie zal ons land genoeg
| |
| |
inkomen verschaffen om onze industrie ter ontwikkeling te kunnen brengen. Perzië heeft geen buitenlandse leningen nodig'. Het is nochtans buiten kijf, dat zonder buitenlandse experts en scheepsvervoer Iran met zijn olie zal blijven zitten. Een beroep op Zwitserse en Franse technici kan geen effectieve uitkomst brengen. Vandaar dat bezadigden in het parlement op een gematigde houding hebben aangedrongen. Van zijn kant is ook Engeland wel tot een compromis bereid. Het heeft bij zijn verbondenen, met name bij India, sympathieke belangstelling voor de oplossing van het geschil gevraagd, terwijl Iran, zijn eis tot overdracht binnen korte termijn handhavend, bereid is de organisatie te laten bestaan. De onderhandelingen werden voortgezet.
Een andere zwakke plek voor de rust en vrede in het Oosten vormt de vijandschap tussen Israel en Syrië. In het gedemilitairiseerde gebied ten noorden van het meer van Galilea zijn de Zionisten bezig met het droogleggen van moerassen. Deze werkzaamheid is een doorn in het oog der Syriërs, die op dit gebied aanspraak maken. Er hadden wederzijdse overvallen plaats, waaraan de gemengde wapenstilstandscommissie een einde trachtte te maken. Enkele malen slaagde zij er in het vuren te doen beëindigen. Maar nauwelijks waren de beloften afgelegd of de strijd ging weer door. De ene partij wierp de schuld op de andere. Een dreigender aanzien kreeg deze twist, toen de naburige staat, Irak, vliegtuigen naar Syrië zond ter verdediging van het Syrische grondgebied tegen iedere luchtaanval, met de verklaring, dat aan elke Israëlische agressie het hoofd zou geboden worden. Israël reageerde op deze stap met het dreigement, dat het verplicht zal zijn alle wettige maatregelen te nemen om zich te verdedigen. Het voelt zich des te meer ongerust, omdat de hele Arabische Liga voornemens schijnt in te grijpen. In de V.R. heeft de Israëlitische vertegenwoordiger, Eban, die na zijn rede buiten kennis viel, verzocht onmiddellijk tegen Syrië op te treden. Hiervan is nog niets gekomen. Alleen de V. St. hebben een nota aan Egypte overhandigd, waarin zij hun bezorgdheid uitdrukken over de Arabische militaire hulp aan Syrië en er op wezen, dat zulks 'n schending betekende van de wapenstilstandsbepalingen van Rhodos.
Vrede sluiten is moeilijker dan oorlog verklaren. De Parijse Conferentie van de plaatsvervangers der 'Grote Vier' levert hiervoor een sprekend bewijs. Na meer dan zestig zittingen besteed te hebben aan het opmaken van de agenda, waarbij tenslotte het vreemdsoortige compromis tot stand kwam, dat de vrede met Duitsland als eerste en als laatste punt op de agenda werd geplaatst, werd dit twijfelachtig resultaat plotseling te niet gedaan door een ultimatum van Gromyko, waarin hij zeide, dat het geen zin had nog verder bijeen te komen, tenzij de kwestie van het Noordatlantisch Pact op de agenda werd geplaatst. Deze kwestie was in de oorspronkelijke Sovjet-nota niet vernoemd en werd eerst in een vergevorderd stadium der besprekingen door de Sovjet te berde gebracht.
Ook om tot vrede met Japan te komen is het Kremlin het struikelblok. Reeds in 1949 had MacArthur, na de nodige hervormingen te hebben aangebracht, verklaard, dat Japan gereed was voor een vredesverdrag. Op de bijeenkomst van Yalta (Febr. 1945) had Stalin zich
| |
| |
verplicht aan de oorlog tegen Japan deel te nemen. Feitelijk kwamen zijn troepen eerst in beweging toen, na de atoombom op Horosjima (6 Aug.) en op Nagasaki (9 Aug.), de overgave van Japan reeds beslist was. Aldus heeft Moskou het recht om zijn woord bij de opstelling van het verdrag mee te spreken, verkregen. Na lang getalm heeft (29 Maart 1951) het State Department een concept-verdrag aangeboden, dat zo weinig bij Moskou in de smaak viel, dat het, onder het uiten van beschuldigingen aan het adres van Amerika, van de hand werd gewezen. Aan Washington werd verweten, dat het geen rekening wilde houden met de afspraken van Potsdam en Caïro, dat het de Sovjet-Unie, China en andere landen van deelneming wilde uitsluiten en Japan als basis gebruikte voor gewapende interventie in Korea. Hierop is geantwoord, dat in de genoemde verdragen onder 'China' het oude, nationalistische, werd verstaan en dat de Sovjet-Unie zelf herhaaldelijk heeft verklaard, dat de 'Chinese Republiek' niet dezelfde is als de 'Chinese Volksrepubliek'. Deze 'Volksrepubliek' is niet in de rechten getreden van het oude China - Mandsjoerije is toch ook nog in handen van de Sovjet - en de V. St. zijn bij de onderhandelingen niet gesteld op de medewerking van een 'veroordeelde agressor'. De bezettingstroepen zullen na het sluiten van de vrede worden teruggetrokken, tenzij Japan vrijwillig een 'collectieve veiligheidsovereenkomst' zou willen aangaan. Zulks in overeenstemming met een verklaring van Stalin, dat de enige afdoende verdediging tegen agressie collectieve veiligheid is, omdat de politiek, volgens welke elk land zich zelf zou moeten verdedigen, volgens Stalin, oogluikend toelaten van agressie is. In strijd met de capitulatievoorwaarden zijn totdusver de ongeveer 200.000 Japanse militairen niet gerepatrieerd.
Door in het Saargebied een bestaansverbod tegen de 'Democratische Partei', die voor terugkeer naar het Duitse Rijk ijvert, te laten afkondigen, heeft de Franse regering een politieke misstap gezet, die in belangrijke mate het wantrouwen bij de West-Duitse bevolking heeft aangewakkerd. Zelfs het Schuman-plan, dat door Adenauer te Parijs in een sfeer van vriendschap was aanvaard, kan daardoor in de Bondsdag schipbreuk lijden. Alle partijen zijn het er over eens, dat, al is het Saargebied economisch met Frankrijk verbonden, er de grondwettelijke rechten moeten geëerbiedigd worden. Spaak, de voorzitter van de Europese Raad te Straatsburg, die zelf niet brandschoon is, verklaarde: 'Wie de democratie belijdt, dient er ook naar te handelen'. Voor de socialistenleider, Schumacher, biedt dit incident een buitenkansje de politiek van toegeeflijkheid, door Adenauer jegens Frankrijk gevoerd, in discrediet te brengen. Ook de Bondsdag heeft tegen dit ingrijpen van Frankrijk geprotesteerd.
In Oostenrijk is bij herstemming de 78-jarige socialistische burgemeester van Wenen, Th. Koerner, tot president van de Oostenrijkse federale Republiek gekozen. De candidaat der sterkste parlementaire partij (de katholieke Volkspartij) Dr H. Gleissner, moest het afleggen tegen de verenigde stemmen der oppositie-partijen.
In Noord-Italië zijn de communisten bij de provinciale en gemeenteverkiezingen teruggedrongen. 21 van de 27 provincies behaalden een
| |
| |
anti-communistische meerderheid. Ook het gemeentebestuur van de grote steden Genua, Milaan en Venetië ging voor de communisten verloren. Alleen in Bologna wisten zij zich te handhaven. Dat er niet meer successen behaald zijn is te wijten aan de neo-fascistische partij, wier aanhangers, overlopers uit de rechtse partijen, zonder zelf een zetel te behalen, afbreuk deden aan de overwinning der goedgezinden.
| |
Nederland
De Tweede Kamer heeft verschillende onderwerpen van min of meer belang behandeld. De minister van Onderwijs deelde mee, dat hij de uitgaven drukte door aan nieuw opgerichte middelbare scholen voorlopig de subsidies te onthouden. Om tegemoet te komen aan de klachten der ouders, zal hij bij meer dan één schoolgaand kind reductie verlenen en voor het middelbaar onderwijs streven naar een verlaging van 30%. Naar aanleiding van het 60-jarig bestaan van het grootbedrijf van Philips was Eindhoven in feestvreugde. Deze werd verhoogd doordat minister Rutten bekend maakte, dat hij voornemens was aldaar een Tweede Technische Hogeschool op te richten. Het aantal studierichtingen zou beperkt worden tot die voor werktuigbouwkunde, electrotechniek en scheikunde en de studieduur zou niet langer dan vier jaar bedragen. Kreeg Philips zijn standbeeld, hij stelde als vriendelijke reactie een millioen beschikbaar voor de op te richten Hogeschool.
De televisie is een probleem, dat in deze tijden van bezuiniging zeer ongelegen komt. De regering wenst deze uitzendingen op te dragen aan de diverse omroepverenigingen, die dan elk afzonderlijk jaarlijks 150.000 gulden zouden moeten bijleggen, zonder de zekerheid dat zij na de experimentele overgangstijd van twee jaar er mee zouden kunnen doorgaan. De staatssecretaris Mr Cals kon deze toezegging niet geven, omdat nog steeds, na 9 ontwerpen, een Radio-wet ontbrak. Hij hoopte echter nog dit jaar een definitief ontwerp bij de Kamer te kunnen indienen. Uit economisch oogpunt, mocht de regering de televisie, niettegenstaande allerlei culturele en morele bezwaren, niet verwaarlozen, omdat het voor ons land van belang was, dat wat de export betreft de televisie dezelfde plaats zou innemen als de radio. Daarom had Ir Otten met voortvarendheid meegedeeld, dat de firma Philips de programma's wilde verzorgen. Mr Cals stelde de Kamer en de Omroepen gerust, dat de P.T.T. zulk een machtiging niet zou geven. De Federatie van Omroepverenigingen heeft besloten de 'Nederlandse Televisie Stichting' op te richten, aan wie de voorbereiding der uitvoering is toe vertrouwd.
De regering heeft aan enige oorlogsmisdadigers, die tot de doodstraf veroordeeld waren, gratie bezorgd. Daartegen kwamen vele Kamerleden op, die bovendien wilden weten, welke richtlijnen hierbij gevolgd waren. De minster van Justitie, Mulderije, weigerde deze richtlijnen bekend te maken. Wel deelde hij mee, dat er 139 doodvonnissen in kracht van gewijsde waren gegaan. In 94 gevallen was gratie verleend, in 38 gevallen geweigerd en in 7 gevallen nog geen beslissing genomen. De communist Stokvis diende een motie van teleurstelling in, het lid van de P.v.d.A. Donker een motie van bezorgdheid. De eerste werd
| |
| |
verworpen, de tweede met grote meerderheid aanvaard. Tegen stemde het grootste deel van de K.V.P., wier woordvoerders, B. Verhoeven en Mr Romme, op de barmhartigheid als hoge vorm van gerechtigheid hadden gewezen.
Finsterwolde heeft een communistisch gemeentebestuur, met uitzondering van de burgemeester, die machteloos staat tegen de meerderheid van de raad. Het communistisch paradijs werd er een hel voor de minderheid. De werkloosheid werd er bevorderd, ambtenaren werden met ontslag bedreigd en de tegenstanders bedreigd met de uiteindelijke afrekening. Minister van Maarseveen toonde deze misbruiken met striemende woorden aan tegenover de heer Gortzak. Ook het Kamerlid Scheps oogste succes met zijn uiteenzetting omtrent de ware stand van zaken. Derhalve werd het gemeentebestuur van Finsterwolde buiten functie gesteld tot de moeilijkheden zijn opgelost en werd de burgemeester als regeringscommissaris met het bestuur der gemeente belast.
1-6-'51
K.J.D.
| |
België
Ondanks de regelmatige bijeenkomsten van het Parlement en de voortdurende pogingen aldaar om het de regering moeilijk te maken, had deze toch een vrij rustig bestaan. De door de socialisten zo luid aangekondigde openbare actie tegen de 24-maandendienst, had niet het succes die zij ervan verwachtten. Enerzijds bleek dat de regering Pholien door haar onzekere periode heen was, dat de ministers kordater dan in de eerste maanden de voorgekomen vraagstukken aanpakken. Overigens valt het op dat deze regering meer sterke persoonlijkheden telt dan wellicht enige andere in de laatste jaren. Daaraan vooral is 't te danken dat zij b.v. op sociaal-economisch en financieel terrein totnogtoe alle ernstige moeilijkheden wist te boven te komen.
Wij zijn echter getuige van een ander verschijnsel. Zonder het zelf uitdrukkelijk te willen, bestaat er bij de drie oppositiepartijen een tendenz om elkaar op een gemeenschappelijk terrein te ontmoeten. Zij zoeken de regering onder een gemeenschappelijke slogan en met dezelfde verwijten te bestrijden. Toen de regering Duvieusart aan het bewind was vonden zij elkaar in hun strijd tegen de persoon van Leopold III. Thans hebben zij twee andere motieven. (Wij wezen er de vorige maand reeds op hoe de socialistische partij, - van wie men, op grond van dagbladartikelen en redevoeringen, kon verwachten dat zij in de schoolkwestie zich zou distanciëren van het aftands sectarisme van communisten en liberalen -, in een buitengewoon Congres de oude leuze van het anticlericalisme heeft trachten op te frissen.
Er is echter een tweede platform waarop de drie zogenaamde linkse partijen elkaar ontmoeten en waar ze zelfs proberen elkaar te overtroeven: het is het vals en opgeschroefd patriotardisme. Tot voor kort waren de liberalen heer en meester op dat gebied. Tussen de twee oorlogen eisten zij het monopolie daarvan op en juist onder de leus van het patriotisme bleven zij steeds de heftigste tegenstanders van de gelijkberechting van het Vlaams gedeelte der Belgische bevolking. Na de bevrijding kregen zij hier echter rechtstreeks concurrenten in de com- | |
| |
munisten, die om algemeen bekende redenen het patriotisme en de handhaving van de totale souvereiniteit als eigen programmapunten naar voren brachten. Ook de socialisten, in weerwil van hun internationalistisch verleden, zijn zonder aarzeling de twee andere linkse partijen op de voet gevolgd. De gemeenschappelijke leus luidde 'l'incivisme est à droite!' Wat is er meer vanzelfsprekend dan dat deze de volksmening pakkende, simplistische, maar absurde uitspraak weer als uithangbord op de drie partijlokalen prijkt. De regering Pholien wordt thans veel minder de regering van de reactie of van de militaire dwang geheten dan wel de regering van de incivieken. Telkens als er ook maar de geringste aanleiding toe bestaat, betreden de woordvoerders van de drie partijen de parlementaire tribune en ziet de regering zich verplicht, zowel in de Kamer als in de Senaat, de drieledige verdedigers van de onvervalste en edelmoedige vaderlandsliefde te woord te staan.
In de Kamer waren het de communist Borremans, de socialisten Collard en Tielemans en de liberaal Lefebvre die hun ergernis uitdrukten om de vrijlating van Romsee en Poulet en om het al te veelvuldig vrijlaten van incivieken. Er was een tijd dat dergelijke interpellaties, die in een publieke vergadering als in het Parlement steeds een emotionele uitslag hebben, een voor de regering en bepaaldelijk voor de minister van Justitie onbehaaglijke atmospheer schiepen. Ditmaal was dit voor het eerst niet het geval. Geen van de vele sprekers - behalve dan op enkele ogenblikken de keurige en gevoelige Collard - kon erin slagen ontroering te wekken. Er was niets in hetgeen de minister zei waarmee in de grond niet ieder ernstig man kon akkoord gaan. Toen hij aan de socialistische oppossanten verweet dubbel spel te spelen door bij de minister aan te dringen op vrijlating van Poulet en terzelfdertijd de opinie op te ruien tegen die vrijlating, bracht hij ongetwijfeld de oppositie in verlegenheid. Maar verbergt deze dubbelhartigheid niet iets diepers, waarover men al te zorgvuldig heeft gezwegen? Ligt er niet een bekentenis in, dat men in de socialistische partij nog steeds voor de noodzaak staat de repressie-politiek, zoals zij vanaf de eerste dag werd gevoerd, te handhaven terwijl men reeds inwendig overtuigd is van haar schromelijke gebreken en ongerechtigheden. Welk een les had de minister van Justitie hieruit niet kunnen trekken! Hij had tot de oppositie kunnen zeggen: 'Wij allen hier tegenwoordig hebben ons wel eens vergist, behalve degenen die mij vandaag het eerst hebben geïnterpelleerd, de communisten. Zij hadden bij de bevrijding een vaste politiek: met de werkelijke verraders en collaborateurs ook hun tegenwoordige en toekomstige politieke tegenstrevers te treffen. Zij hadden niet de bedoeling van de verzetslieden een prachtig corps te maken dat terecht de dank van heel de natie verdiende, maar wel een machtige en zo talrijk mogelijke beweging op
touw te zetten, waarin zij de hoofdrollen zouden spelen en die op ons politiek leven, te hunnen bate, een blijvende druk zou uitoefenen. Zij wisten wat zij wilden. Wisten wij het wel? Zijn wij niet allen zwak geweest tegenover hun opzet? Zijn wij er niet hals over kop ingelopen? Hebben wij ons voldoende ingespannen om de waarlijk aan verraad schuldigen te scheiden van degenen die lichte vergissingen hebben begaan of die slechts om een
| |
| |
bepaalde politieke overtuiging met de vinger werden aangewezen? Hebben wij wel ons best gedaan om te voorkomen, dat een heel leger zogenaamde verzetslieden van het twaalfde uur de lauweren en de dank, die alleen aan de echte verzetslieden toekomen, zouden plukken? Hebben wij de moed gehad om een begrijpelijk zeer ontvlambare openbare mening op die wijze voor te lichten dat geen onherstelbare vergissingen werden bedreven? Dat ieder zich in gemoede die vragen stelle, want allen hebben wij schuld, zo al niet altijd door gebrek aan moed dan toch tenminste door gebrek aan inzicht. Vandaag moeten de schrandersten uit alle partijen dit inzien. Hebben zij dan het recht eenvoudig de ogen te sluiten en te handelen alsof in het jongste verleden alles naar billijkheid is geschied? Wij begrijpen dat gij, heren van de socialistische en liberale linkerzijde, nog grotelijks gevangen zit in de netten die gijzelf hebt helpen vlechten. Wij begrijpen dat gij nog de zaken niet uitsluitend kunt zien in het licht van wat de toekomst, en het vredelievend samenwonen van allen in ons land vergt. Wij begrijpen best dat gij ons interpelleert, vooral nu gij in de oppositie zijt en dus geen verantwoordelijkheid hebt te dragen. Maar wij die deze wel dragen zullen ons niet laten afleiden van de zware plicht die wij tegenover de gemeenschap van morgen hebben. Wij kunnen er gelukkig op wijzen, dat toen vóór ons een van de uwen, de Heer Lilar, het Ministerie van Justitie beheerde, hij ook heeft ingezien dat hij maatregelen had te nemen die in het verleden ingrepen om de toekomst te beveiligen. En er bestaat bij ons niet de minste twijfel dat ook morgen, wanneer gij vrijer en met meer verantwoordelijkheid zult kunnen oordelen, gij aan onze politiek van herstel van onbillijkheden en van geestelijke verzoening uw goedkeuring zult geven. Inmiddels gaan wij onze weg'.
Het gebrek aan verantwoordelijkheidszin van de socialistische en liberale leiders is enkele weken na deze interpellatie andermaal gebleken toen in de Kamer een voorstel van het C.V.P.-lid uit Roeselare, De Gryse, aan de orde kwam, waarbij de Minister van Justitie gemachtigd werd, na advies van een Commissie ad hoc, kwijtschelding of vermindering te verlenen van inzake incivisme uitgesproken schadevergoedingen aan de Staat. Dit ontwerp is rechtvaardig, vooral als men bedenkt met welke zeer ongelijke maatstaven die veroordelingen tot schadevergoeding werden uitgedeeld. En waarom zou wat voor vrijheidsberovende straffen, voor geldboeten en zelfs verbeurdverklaringen is aanvaard en toegepast nu ook niet voor schadevergoedingen gelden? Het voorstel is zo vanzelfsprekend dat de juristen uit de socialistische partij er in de kamercommissie voor Justitie mee instemden. Toen het voorstel een eerste maal werd ingediend en voor die Commissie kwam was een liberaal Minister van Justitie en ook hij maakte geen bezwaren. Maar thans kan dit voorstel dankbaar uitgebuit worden als een illustratie van het 'onzalige werk' van de regering en van de meerderheid 'der incivieken'.
Deze wijze van oppositie voeren vereist blijkbaar serviliteiten waaraan ook de verstandigste en meest gematigde politici zich naar 't schijnt niet kunnen onttrekken.
A. Vanhaverbeke
|
|