| |
| |
| |
De menselijke factor in het Amerikaanse bedrijfsleven
door dr Ch. Mertens de Wilmars
PSYCHOLOGIE mag waarschijnlijk beschouwd worden als de bestudering van de menselijke gedragingen en van de begeleidende geestes-processen. 'Wat voor soort psycholoog iemand ook is, steeds bestudeert hij de menselijke gedragingen (human behavior)' zegt Professor Bartlett. Deze wetenschap handelt niet alleen over één individu op zich zelf, maar ook over individuen in een groep, en groepen van individuen.
De bepaling van industriële psychologie is dus: 'De studie van mensen die werken, en bij hun werk'. Ze onderzoekt de gedragingen, en geestesprocessen van werkende mensen en ook hun betrekkingen, hun wisselwerking met het physisch en sociaal milieu. Industriële psychologie bestudeert gedragingen, physische, verstandelijke en temperament-kenmerken, houdingen en gevoelens; ze tracht dit alles op te sporen en er de waarde van te bepalen; ze beschouwt ook, welke veranderingen optreden onder verschillende physische en sociale invloeden; ten slotte tracht ze het individu aan zijn omgeving aan te passen, en zulks veronderstelt de kennis van die omgeving.
We vinden dus een breed werkterrein en een grote verscheidenheid van onderwerpen: selectie en tewerkstelling, overplaatsing en promotie, taakanalyse en evaluatie, 'merit ratings' (meting van de praestaties), vraagstukken omtrent het voorkomen van ongevallen, vermoeidheid, eentonigheid van het werk, arbeidsvoorwaarden, bewegings- en tijdstudies, menselijke betrekkingen binnen het bedrijf, verklaringen van 'attitudes', bestudering van maatschappelijke structuren, enz.
Industriële psychologie, is bijgevolg een toegepaste wetenschap, die 'eerder georiënteerd is op het vinden van practische oplossingen in de problemen van het menselijke handelen (human behavior) dan op het verklaren ervan in termen van oorzaak en gevolg' voegt Professor Bartlett er aan toe. Ze is een kunst zoals de geneeskunde, ze heeft haar eigen werkwijzen en steunt op bevindingen van verschillende andere wetenschappen, zoals natuurkunde, physiologie, algemene psychologie, sociologie, anthropologie en nog andere. Deze wetenschappen zijn nauw met elkaar verbonden; er is onder hen een onvermijdelijke wisselwerking van interesse-sferen, vraagstukken en navorsingsobjecten. Het
| |
| |
is dan ook geen wonder, dat we een groot aantal scholen en organismen aantreffen die de industriële psychologie beoefenen onder verscheidene benamingen, zoals: 'Personnel Management, Personnel Administration, Human Relations within Industry, Social Anthropology, Industrial Sociology, Industrial Psychiatry' en 'Human Engineering'.
Al deze wetenschappelijke richtingen staan in verband met een reeks vraagstukken, waarvan sommige van de industriële psychologie afhangen of op één aspect van deze wetenschap de nadruk leggen.
Het samenwerken van deze verschillende wetenschappelijke vakken treft men vooral aan in Amerika en dit feit mag beschouwd worden als het eerste kenmerk van de Amerikaanse industriële psychologie. Veel navorsingen worden daar geleid niet alleen door psychologen maar door een gemengde staf; een aantal zeer uiteenlopende scholen voor hoger onderwijs verrichten onderzoekingen en geven lessen in dit vak en van de meeste hogeschool-studenten, in welk vak zij zich ook specialiseren, wordt vereist dat ze ten minste één leergang in psychologie volgen. Ook wordt aan de 'graduates' in handelswetenschappen, recht, sociologie, economie, enz. alsmede aan ingenieurs de gelegenheid gegeven zich in een of meer vakken van de industriële psychologie te bekwamen. Naast dit grondig verschil, bestaan er nog enkele kleinere verschilpunten tussen de Amerikaanse en de Belgische industriële psychologie: het aantal (proportioneel gesproken natuurlijk) en de verscheidenheid der onderzoekingen, alsook van de leergangen hierover en de meer talrijke practische toepassingen in de nijverheid. Het is slechts een verschil in graad en kleiner dan men zou verwachten.
Het spreekt van zelf dat wij de Amerikanen op hun weg volgen en daarom is het niet zozeer een kwestie van de verschillen aan te wijzen als wel de tendenzen van de hedendaagse industriële psychologie te begrijpen, en vooral het 'waarom' van die ontwikkeling, zodat we hun methoden kunnen overnemen en de begane fouten vermijden. De enige wijze om te verklaren waarom de industriële psychologie in Amerika een bepaalde weg is opgegaan, bestaat hierin, dat wij sommige kenmerken opsporen van het Amerikaanse volk als dusdanig en aan de hand daarvan de historische ontwikkeling van die wetenschap nagaan. Men is doorgaans te licht geneigd te vergeten, dat nog geen twee eeuwen geleden de Verenigde Staten een onsamenhangend en ongeordend geheel van staten waren, economisch onzeker en politiek machteloos. Toen in 1797 John Adams, de zoon van de President, als Amerikaans minister naar Berlijn gestuurd werd, weigerde aan de grens de douanebeambte hem binnen te laten omdat hij nooit van de U.S.A. had gehoord. Europa heeft 7 tot 8 eeuwen gehad om zich te organiseren,
| |
| |
een traditie en een cultuur te ontwikkelen, een algemeen aanvaard waardenstelsel te vinden en een ordelijke sociale structuur op te bouwen. In Amerika ging alles vlug, zeer vlug, en dat was onvermijdelijk. In 1804 stichtte John Kenzie aan de oevers van het Michigan-meer een nederzetting die hij Chicago noemde; deze stad is nu een van de grootste van heel de wereld. Dit groeiproces was niet alleen veel sneller dan in welk ander land ook, maar tevens veel moeilijker, omdat men te doen had met mensen van totaal verschillende afkomst en rassen. Om een verenigde natie te worden moest Amerika, en moet Amerika ook nu nog, een geweldig maatschappelijk probleem doorworstelen. Doch er is nog meer. De meeste immigranten in de V.S. hadden hun eigen land verlaten omdat ze beroofd waren van hun bezittingen, vervolgd, maatschappelijk verworpen of economisch zwak, mensen die teleurgesteld waren over hun eigen land, verbitterd en met een labiel stelsel van levenswaarden; daarom ook met een innerlijk gevoel van onveiligheid, aggressief en alles verwerpend wat uit de Oude Wereld kwam. Men vindt zelden een Amerikaan die op de hoogte is van de Europese literatuur. Daar ze meestal uit minderheden afkomstig waren, hadden ze schrik voor de te grote macht van de meerderheid, ze verfoeiden de sociale standenstructuur en waren vijanden van centralisatie en macht van de Staat. Ze wilden een land waar individuele vrijheid heerste, democratie en sociale onafhankelijkheid. Ze voelden de noodzaak versmolten te worden en ingeschakeld in één grote natie; zij zochten een weg naar gemeenschappelijk leven en werk. Studies over menselijke verhoudingen waren daarom dringend nodig. De Amerikanen interesseren zich omtrent hun eigen psychologie en die van anderen, ze trachten de psychologie van anderen langs hun eigen psychologische instelling te begrijpen; de theorieën van Rank, de 'non directive therapy' van Rogers zijn daarvan voorbeelden.
Amerika was een natie van jonge mensen en bleef het tot zeer kort geleden. Ieder jaar nam de bevolking toe door golven van jonge immigranten; de getalsterkte van oudere mensen bleef in verhouding gering. Oudere mensen zijn voor de doorsnee-Amerikaan niet in tel, de jeugd daarentegen staat in het brandpunt van de belangstelling. De jeugd gaat voorop. Het is symptomatisch dat ik in een autobus een man van 50 jaar zijn zitplaats zag afstaan aan een jongen van 10. 'Hier is' zegt Walther George, 'een bevoorrecht land, dat gezien zijn rijkdom een kans kan bieden aan elke jonge man'. De bezoeker die de V.S. binnenkomt ziet jonge, vooruitstrevende, werklustige mensen, die gaarne groepsgewijze handelen en dikwijls kinderlijk en lichtgelovig zijn....
Tenslotte is Amerika een land van voorspoedige zakenlieden. Con- | |
| |
currentie is de regel. Het is er moeilijk zich een goed bestaan te verschaffen maar het is steeds mogelijk er fortuin te maken. Als voorspoedige 'selfmade men' zijn ze liefhebbers van 'efficiency', van nieuwe en vooruitstrevende gedachten. De normale Amerikaan kent een absolute en positieve waarde toe aan de techniek. 'Het ware wenselijk, dat ze minder hielden van het reële en meer van het ideële' betreurde Dickens. Ze houden ook van kwantiteit. 'Kwantiteit is in Amerika geen feit, maar een waarde', zegt Müller-Freienfels. Zulks verklaart hun geloof in de wetenschap, hun voorliefde voor alles wat het menselijk handelen meer doelmatig kan maken, en hun overtuiging dat de wetenschap der statistiek de sleutel is voor alle vraagstukken.
Laat ons nu de gevolgen van deze karaktertrekken op de ontwikkeling van de Amerikaanse industriële psychologie bekijken. Wij weten dat de wetenschappelijke productie van een land een scherm is waarop de culturele kenmerken als het ware geprojecteerd worden.
We hebben gezien dat maatschappelijke desorganisatie een algemeen gevaar was in Amerika, dat anomie - om de terminologie van Durkheim te gebruiken - een veel voorkomende ziekte was in het Amerikaanse gemeenschapsleven, dat in Amerika de behoefte aan sociale en psychologische studies diep gevoeld werd.
De spanning tussen syndicaten en bedrijfsleiders, het rassenonderscheid, de vervolging van minderheidsgroepen zoals Indianen en Japanners, inbraken en moorden, de toepassing van het 'point 4 program' bij achterlijke volkeren, de geweldige groei van de industriële productie, en nog vele andere sociale toestanden: dit alles gaf aanleiding tot moeilijk oplosbare problemen en was voor Amerika reden genoeg om belang te stellen in sociale wetenschappen. Het lezen van een boek als: The Human Problems of an Industrial Civilization van wijlen Elton Mayo, Professor of Industrial Research aan de Graduate School of Business Administration te Harvard, is de beste manier om zich een denkbeeld te vormen over de bezorgdheid die heerste in wetenschappelijke milieus en de verwachtingen die er gekoesterd werden omtrent sociale studies. Hun belangstelling voor sociale wetenschappen, en vooral voor de zogenaamde 'human relations' is opvallend, alsook hun verlangen om de psychologie en de sociologie te maken tot iets practisch, tot iets dat voor onze tijd nuttig is. Een goed voorbeeld van deze mentaliteit is het 'Pragmatism' van William James, wiens invloed in de U.S.A. zeer groot was. Munsterberg, die als de eerste industriële psycholoog mag worden beschouwd, volgde in 1910 James op in Harvard; in zijn werk treffen we hetzelfde streven aan, o.a. in zijn boek: Psychology and Efficiency dat in 1913 verscheen. Ook op
| |
| |
andere gebieden ontdekken wij diezelfde houding en opvatting, die belangstelling voor sociale studies en dat verlangen om practisch te verwezenlijken methoden te vinden. Op het gebied van de psychologie denken we aan de theorieën van Kurt Lewin en aan het werk dat thans verricht wordt in de universiteit te Michigan door de 'research center for group dynamics', die hun bevindingen o.m. publiceren in hun tijdschrift Human Relations. Voor de anthropologie vinden we de theorie van Ruth Benedict die zij uitwerkte in haar boek: Patterns of Culture; zij beweert dat psychische stoornissen, neurosen en psychosen het gevolg zijn van mislukkingen van het individu om sociaal aanvaarde normen in zijn zelfontwikkeling te verwerken. In de psychiatrie hebben we de studies van Sullivan, die de psychiatrie bepaalt als 'the study of interpersonal relations....'.
Beschouwen we nu de toestand aan enkele Amerikaanse universiteiten dan zullen we duidelijker inzien hoe de sociale wetenschappen daar binnendrongen en in het brandpunt staan van de belangstelling.
In Harvard kennen we de 'School of business administration' waar een groot aantal leergangen, seminaries, en onderzoekingen zich bezig houden met de vraagstukken over 'human relations within industries'. Tot de leraren behoort Roethlisberger, schrijver van een studie naar aanleiding van een onderzoek rond 1927 ingesteld bij de Western Electric Company; dit is niet alleen de eerste breed opgevatte studie op het gebied van de toegepaste 'human relations' maar mag ook als de brug worden beschouwd tussen de traditionele industriële psychologie en de hedendaagse stroming. De aanleiding tot die studie was een poging om de uitwerking van de verlichting en van andere physische factoren op de arbeiders vast te stellen; na jarenlang die factoren ononderbroken bestudeerd te hebben, kwam men tot het verrassend besluit dat de opbrengst voortdurend steeg, onafhankelijk van de afwisseling in de materiële arbeidsvoorwaarden. Slechts één groep van invloeden was constant gebleven en moest als oorzaak worden beschouwd van de progressieve stijging van de productie; deze invloeden waren van psychologische en sociologische aard, zoals betere motivering, meer zelfvertrouwen, een betere ploeggeest bij deze arbeiders die een centrum van belangstelling waren geworden, en een meer democratisch toezicht. Men begreep dat zuiver physische factoren van secundair belang waren en dat deze de weg moesten ruimen voor de studie van meer psychologische en sociologische factoren. Dat was een keerpunt in de geschiedenis van de industriële psychologie, een keerpunt waarvan de gevolgen zich nu pas doen gevoelen.
In Harvard bestaat ook het 'College' dat een drietal afdelingen telt:
| |
| |
één voor klinische psychologie onder leiding van Harry Murray, één voor sociale relaties en een derde voor sociale anthropologie: een voorbeeld van samenwerking tussen verschillende wetenschappelijke takken zoals men er in de U.S.A. veel ontmoet. Het doel ervan is onderzoek, scholing van 'graduates' en consultatiewerk op het gebied van 'human relations'. Verbonden met de universiteit bestaat er nog de 'School of Public Health' die zich vooral bezig houdt met preventieve psychiatrie en een deel van haar tijd besteedt aan de studie van een hele gemeenschap vanuit sociaal, psychologisch en psychiatrisch standpunt.
Om een tweede voorbeeld aan te halen: aan de universiteit van Michigan te Ann-Arbor werd onze aandacht hoofdzakelijk getroffen door het 'Institute for Social Research' dat onafhankelijk is van de faculteiten voor sociologie en psychologie, maar toch studenten van deze verschillende scholen groepeert. Hun 'Survey Research Center' leidt over heel het land peilingen van 'attitudes'; en hun 'Research Center for Group Dynamics' is samen met het gelijksoortige organisme 'The Tavistock Clinic' te London, de toonaangevende school op het gebied van 'human relations'. Ieder jaar - en zulks is buitengewoon typisch voor de huidige stand van zaken in de V.S. - richt dit instituut een zomerseminarie in om aan groepen bedrijfsleiders of industriëlen de grondbeginselen bij te brengen van menselijke verhoudingen, trainingsmethodes, methodes voor zelfanalyse, voor het begrijpen van anderen enz..... Daar komt ook de belangstelling van de industrie voor het vak 'human relations' aan de dag en het verlangen om van de psychologie iets renderends te maken.
Aan de Cornell-universiteit, om nog een voorbeeld te geven, werd een breed opgezette studie geleid door Professor Leighton in Digby, Canada. Het doel is, de invloed na te gaan van sommige sociale factoren op psychische stoornissen. Een ander studiecentrum is de 'Elmira Community Survey' welke werkt met een budget van 100.000 dollars, vanwege de Rockefeller fundatie, aan een breed onderzoek naar de betrekkingen tussen verschillende groepen onderling in één zelfde stad, in casu Elmira. Verder beschikt het departement voor kinderontwikkeling en familieverhoudingen over een budget van 200.000 dollars om een 3 jaren-programma uit te werken, waarbij het de vraag wil beantwoorden: 'Welke zijn de voorwaarden betreffende de persoonlijke kwaliteiten en de groepsverhoudingen, die het de mensen gemakkelijk maken, op een constructieve wijze samen te werken?' Een heel aantal projecten wordt uitgewerkt door de: 'Industrial and Labor Relations School'; een onderzoek is volop aan de gang in het bedrijf van Remington Rand met het doel '....inzicht te ver- | |
| |
krijgen in sommige menselijke problemen die samenhangen met de structuur en het optreden van de vakverenigingen'. Nog een andere studie maakt deel uit van een voor de hele natie bedoeld onderzoekingsprogramma, geleid door de 'American Hospital Association', ten einde inzicht te verkrijgen in de sociale structuur en de vraagstukken omtrent 'human relations' in de ziekenhuizen. Het practische doel van deze opzet is het opstellen van opleidingsprogramma's voor ziekenhuispersoneel. 'Human Relations within Industry' heeft zijn voornaamste toepassing gevonden in de bestudering van de verhoudingen tussen syndicaten en bedrijfsleiding. Sedert de oorlog hebben 19 universiteiten scholen geopend voor de studie van industriële betrekkingen. Een nieuw tijdschrift zag het licht, Industrial
and Labor Relations Review, en in 1947 werd de 'Industrial Relations Association' gesticht. Men staat verbaasd bij het beschouwen van het reusachtige aantal navorsingen die op dat gebied tegenwoordig aan de gang zijn; een beknopt overzicht ervan werd uitgegeven in het tijdschrift Personnel, Mei en Juni 1950. Vele wegen liggen in de Amerikaanse nijverheid tegenwoordig open voor jongelieden die flink geschoold zijn in syndicale wetten en industriële psychologie en het aantal studenten dat zulk een opleiding kiest, is in de laatste jaren geweldig gestegen.
Daarbij is de personeel-quotiënt geklommen van 0,25 in 1930 tot 0,80 in 1947, dit wil zeggen dat het aantal van de employé's, die zich bezighouden met personeel-kwesties, in de hedendaagse nijverheid meer dan 3 maal zo groot is als 20 jaar geleden, zo lezen we in een artikel van D, Yoder. De industriële psychologie heeft haar gebied verruimd; de sterkste nadruk wordt tegenwoordig gelegd op problemen van sociale psychologie of van de menselijke verhoudingen binnen de industrie. De door de studie van de Western Electric Company gegeven vingerwijzing werd inderdaad gevolgd. Het laatst verschenen handboek voor dit vak is geschreven door Blum, Industrial Psychology and its Social Foundation. Deze titel reeds is kenschetsend.
We hebben tot hiertoe getracht de groei en enkele karakteristieken van de Amerikaanse industriële psychologie uit te leggen. We hebben getoond hoe die wetenschap in onze dagen met een groot aantal andere takken van wetenschap ineengevlochten is. We hebben gezien hoe 'graduates' van haast alle faculteiten in de gelegenheid worden gesteld de industriële psychologie als bijvak te nemen. We hebben eindelijk getracht te verklaren waarom het vak 'human relations' een van de belangrijkste geworden is in de industriële psychologie, door een paar cultuurtrekken van het Amerikaanse volk te beschrijven.
| |
| |
Laat ons nu, om nog enige verdere kenmerken van de industriële psychologie te begrijpen, een blik werpen op de historische ontwikkeling van deze wetenschap in de V.S.
Sedert het werk van Munsterberg heeft de industriële psychologie drie perioden doorgemaakt. Tijdens de eerste hielden de psychologen zich het meest bezig met arbeidsvoorwaarden. Gedurende de tweede en zulks als gevolg van de eerste wereldoorlog, lag de nadruk op de selectie. De derde is pas onlangs begonnen, bij het einde van de tweede wereldoorlog. Nu ligt het accent op het sociaal aspect van het industriële vraagstuk, zoals we boven hebben aangetoond; andere vakken als training, taakanalyse, veiligheid zijn ook wel het voorwerp geworden van talrijke studies en worden op de universiteitscolleges behandeld.
Toen in Amerika het 'War Labor Board' werd opgericht om het loonvraagstuk en de sociale problemen in de oorlogsindustrieën op te lossen, werd duidelijk, hoe nodig het was een betere scholing voor bedrijfsleiders en syndicale vertegenwoordigers, alsmede een ruimer wetenschappelijk onderzoek in industriële psychologie en sociologie door te voeren. De voordelen van een brede toepassing van de psychologie op practische vraagstukken werden onder meer in het licht gesteld door het gebruik van psychologische methoden in het leger en door de talrijke vanwege het leger gesteunde studies, welke gedeeltelijk verschenen in de 19 boeken van het Aviation Psychology Program. En toch is de industriële psychologie nog steeds 'een beginnende, eerder dan een stevig ontwikkelde tak der wetenschap' zoals Professor Dennis uit Pittsburgh zegt. 'Zulks kan verklaard worden door de geweldige toename der inschrijvingen aan hogescholen in de laatste jaren. Het totale cijfer der inschrijvingen aan de universiteiten in Amerika is gestegen van ongeveer 600.000 in 1920 tot ongeveer 1,5 millioen in 1940. Daar de belangstelling voor de psychologie zo snel toenam en een steeds stijgend getal studenten aantrok, was de vraag naar professoren zo groot dat practisch al de psychologen die de universiteiten afleverden, daardoor opgeslorpt werden en er slechts weinigen een full-time betrekking in een industrie aanvaardden'.
'In de huidige tijd', zo gaat Professor Dennis verder, 'wordt de aangroei van psychologen adaequater. Het aantal universiteitsstudenten in de psychologie is nu ongeveer gelijk aan het aantal getrainde psychologen die een betrekking hebben. Binnen drie of vier jaar zullen we een verdubbeling van ons psychologisch personeel kunnen vaststellen. De uitgebreide opleiding zal de industrie van psychologen voorzien'.
Studies over vermoeidheid en arbeidsvoorwaarden worden minder verwaarloosd dan voor de oorlog. Ik denk hier o.a. aan het werk van
| |
| |
T. Ryan in Cornell, over de spanning van de spieren. Verder hebben we de recente handboeken van Ryan: Work and Effort en van Bartley Fatigue and Impairment of Man. Viteles zegt: 'De uitslagen van het onderzoek en de practijk in de militaire psychologie gedurende de tweede wereldoorlog zouden wel het begin kunnen betekenen van een nieuwe uitbreiding van de psychologische diensten in de industrie'. Zulks is zeer juist voor wat betreft de 'training within industry'. Gedurende de periode 1944-1948 leverde de Psychological Abstracts samenvattingen van 51 studies op dit gebied, en het Training within Industry Report, uitgegeven door de federale regering in 1945 is een ander voorbeeld van de ontwikkeling op dit terrein. Zoals Lawshe uit Purdue aantoonde, heeft de ondervinding inzake militaire training aan de industrie de waarde bewezen van 1. het toepassen op de training van psychologische beginselen voor het leren, 2. het berekenen van de waarde van training, 3. het standardiseren van training door taakanalysen, leerplan, enz..... 4. het ontwerpen van de uitrusting voor de trainer. Wij missen weliswaar nog steeds goede handboeken op dit gebied en het boek van Planty: Training Employees and Managers is een van de eerste pogingen om deze gegevens samen te vatten. Het is echt aanmoedigend te zien wat er verwezenlijkt is in industrieën als het IBM, waar een gehele afdeling belast is met opvoeding en training, bij Johnson and Johnson, bij Marshall Field & Cy. en in vele andere grote, toonaangevende industrieën.
Anderzijds heeft het toenemend aantal ongevallen in de nijverheid de aandacht van regering, syndicaten en bedrijfsleiders getrokken op het probleem van het voorkomen van ongelukken. Wetten, trainingsprogramma's en betere beschermingstoestellen kwamen in gebruik. De universiteiten geven nu technische leergangen over veiligheid. De onderzoekingen zijn vooral gericht op selectie van arbeiders, die aan ongevallen minder zijn blootgesteld. We denken hier aan het werk van Ghiselli aan de universiteit van Californië. Veel navorsingen onderzoeken ook het probleem van de psychische oorzaken der ongevallen. Hier wijzen we vooral op het werk van Dunbar. De 'National Safety Council' te Chicago, een privé organisme dat al zijn activiteit wijdt aan de arbeidsveiligheid is een voorbeeld van practische realisatie op dit gebied. Het handboek van Heinrich Industrial Accident Prevention is een van de weinige goede boeken die over dit onderwerp bestaan. Met het doel de syndicale geschillen te regelen en de voortdurende loonschommelingen te stabiliseren gebruiken veel industrieën tegenwoordig gestandaardiseerde methoden voor de zogenaamde 'Job Evaluation'. Een voorbeeld hiervan vormen de Armstrong Corporation
| |
| |
en de Carrier Corporation. Het handboek van Otis en Leukart is hiervoor een van de meest gebruikte.
Nog een onderafdeling waarbij de psychologie een woordje heeft mee te spreken is de studie van 'Motion and Time'. Deze wordt hoofdzakelijk beoefend in ingenieursscholen en door technici met een elementaire vorming in de ingenieurswetenschappen en een universitaire vorming in 'human engineering'. Zeer dikwijls ontmoet men fabrieken, zoals van E. Kodak, waar die zogenaamde 'human engineers' als vaste leden van de staf werkzaam zijn. Een goed boek hierover is Motion and Time Study uitgegeven in 1949 door Barnes.
Statistieken die dagtekenen van 1946 geven ons een beeld van de verschillende werkzaamheden van de departementen voor het personeel in de industrieën. Ze omvatten een totaal van 3.492 maatschappijen. Hiervan bleken: 63,1% zich bezig te houden met selectie, 52,3% met arbeidsveiligheid, 50,7% met betrekkingen met syndicaten, 42,8% met medische diensten, 36,7% met salarissen en lonen, dus 'Job evalution', 29,1% met scholing van personeel en 21,9% met onderzoekingen in verband met de personeelspsychologie.
Tenslotte bestaan er in de V.S. een groot aantal particuliere raadgevende organismen waarvan de meest vooraanstaande zijn: The Psychological Corporation; Dunlap and Associates (gespecialiseerd in 'human engineering'), Stevenson, Jordon and Harrison (gespecialiseerd in personeel-administratie, selectie en taak evaluatie), Rohre, Hibber and Replogle te Chicago (vooral werkzaam in vraagstukken over 'human relations'), The National Industrial Conference Board, The Institute for Research in Human Relations.
Zoals men ziet draagt Amerika de fakkel op het gebied van rationele arbeidsorganisatie en sociale navorsingen. Wel staan wij aan de spits voor wat de sociale wetgeving betreft, maar het zou te betreuren zijn indien wij de nieuwe wereld ook op het technisch en wetenschappelijk terrein niet konden inhalen.
Een zeer groot veld van toepassingen ligt binnen het bereik van onze industriëlen en syndicalisten en het zou jammer zijn wanneer wij de kans, die deze wetenschap ons biedt, ongebruikt lieten voorbijgaan. We moeten de Amerikaanse methoden niet copiëren maar aanpassen en dit vergt veel studie en scholing van een zeker aantal technici.
Wij bevinden ons voor een wetenschappelijke en sociale beweging in wording, het gaat er om te weten of wij ons zullen laten voorbijstreven ofwel deze ontwikkeling zullen beheersen. Zoals Bergson zegt: '....il faut se mettre en route et marcher....'.
|
|