Streven. Jaargang 4
(1950-1951)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 370]
| |
De Crisis van het christelijk Humanisme
| |
[pagina 371]
| |
het communisme. De twee panelen van de roman, in vorm van dagboek gesteld, laten ons doordringen in het leven van Gilbert d'Aurignac en Denis van Smeevorde. Waar beiden het verval van de hedendaagse beschaving inzien en aanvoelen en verschillend reageren, ieder volgens zijn opvoeding en leeftijd, de vader zich schikkend in een met moeite opgebouwd inwendig evenwicht, de zoon onstuimig hunkerend naar een meer rechtvaardige wereldorde, daar blijven zij toch één in hun diepste verlangens, één in hun manier van denken, al willen zij het elkaar niet bekennen. Het gaat niet zozeer om de vraag of men bij het omverwerpen van de oude idolen niet tegelijk de echte waarden zal stukslaan. Evenmin of men bij het uitroeien van de bourgeoisie ook het christendom zal raken. Het gaat veeleer over een gewetensonderzoek en een zelfkritiek. Op het ogenblik dat de geschiedenis zich ontwikkelt tot een nieuwe periode, verplicht ze ons na te denken over onze traditionele levensphilosophie en over het al of niet aangepast zijn van onze cultuur. Moet ons klassiek en zogenaamd christelijk humanisme niet herzien worden? Dit thema vormt de ondergrond van deze roman, die ons het familiedrama vertelt van een vijftal personen. De verschrikkelijke eenzaamheid van Gilbert d'Aurignac, na de dood van zijn vrouw Irène en het vertrek van zijn twee kinderen, brengt hem er toe het verhaal van zijn leven neer te schrijven, daar hij niet langer het alleen-zijn met zijn verleden, zijn fouten, zijn wroeging en zijn lijden kan verdragen. Tijdens de eerste wereldoorlog had Gilbert d'Aurignac, toen zijn vrouw met hun dochtertje Annou te Chignac verbleven, stilaan liefde opgevat voor Laurence, de echtgenote van zijn neef François van Smeevorde. Wanneer Gilbert op het punt staat aan die valse verhouding een einde te maken door naar het front te vertrekken, deelt Laurence hem mee dat zij een kind van hem verwacht. Het zal Denis zijn. 'Les pères ont mangé des raisins verts, et les dents des enfants grincent'. Hier ligt de oorsprong van het drama, dat vader en zoon zo pijnlijk tegenover elkaar zal stellen. Gilbert mist de moed openlijk voor zijn vaderschap uit te komen, - zijn 'respectability' zou er door in het gedrang komen -, maar des te schrikkelijker zal hij gefolterd worden door de stille wraak van Denis. Wanneer hij hem, na de dood van zijn pleegvader, Paçois, (Papa François), heeft opgenomen en zorgt voor zijn verdere opvoeding, wordt het conflict steeds scherper. Hij weet dat Denis op de hoogte moet zijn, maar het fatale zwijgen wordt nooit verbroken en is hem een voortdurende pijniging. Is het dan te verwonderen dat vader en zoon meer en meer uit elkaar groeien? De kloof wordt nog verbreed door de herinnering van Denis | |
[pagina 372]
| |
aan de onbaatzuchtige liefde van Paçois en door de aanblik van zijn moeder, die vroegtijdig een arme oude vrouw is geworden, verlaten door iedereen en op weg naar volkomen krankzinnigheid. De physische en morele ellende van Laurence is voor haar zoon een prikkel om niet toe te geven aan de goedheid van 'l'Oncle Bert' en hem meedogenloos te folteren, terwijl ze in Gilbert de meest knagende wroeging wakker houdt. Daarbij komt voor deze nog een nieuwe beproeving van de kant van zijn vrouw Irène. Zij is de onbekommerde, sportieve, altijd jonge en bekoorlijke vrouw, die de ogen sluit voor de moeilijkheden van het leven of ze ontwijkt: 'J'aime la vie, je déteste le drame....' zegt zij (blz. 209). Niet het minste geestelijk contact tussen man en vrouw; integendeel een geleidelijke vervreemding, bewust in de hand gewerkt door Denis die haar uitnodigt op zijn jonge tochten, en die met zijn revolutionnaire theorieën haar geloof aan het wankelen brengt. 'Tante Reine' is voor hem de frisse aanlokkelijke vlinder die door het leven fladdert steeds even licht en zonder problemen. Voor 'l'Oncle' is die nieuwe verhouding, waarvan het opzettelijke hem niet ontgaat, een voortdurende ergernis. Eén voor één verliest hij al zijn geliefden: Laurence, Irène en ten slotte ook Annou, zijn enige dochter. Zij wordt Dominicanes in het klooster te Montpellier. Weldra voelt hij echter dat hij haar niet verloren heeft. Tot wie zou hij zich richten, in die eenzame ogenblikken, wanneer het hem te machtig wordt? Wie zou hem kunnen begrijpen zonder hem te veroordelen tenzij Annou. Het is een bewijs van meer dan gewoon meesterschap deze verheven figuur zo discreet en zo sober uit te beelden, terwijl het toch iedereen opvalt welk een uitzonderlijke rol zij speelt in de harten van hare omgeving. Annou is de band die heel de familie blijft samenhouden; er gaat van haar zulk een serene en diepe invloed uit, dat zelfs de onstuimige Denis stil wordt in haar tegenwoordigheid en zijn houding begint te vergelijken met haar levensvisie. En alvorens met zijn kameraden te vertrekken voor de strijd tegen Franco, vanwaar hij niet levend zal terugkeren, kan hij niet nalaten een afscheidsbezoek te brengen aan zijn zuster, om ten minste nog eens de uitstraling te ondergaan van baar religieuze persoonlijkheid. Zelfs haar moeder, die zo heftig gekant was tegen haar roeping en zo weinig in staat om haar te begrijpen, zal na een pijnlijke scène met haar man, de vlucht nemen om per auto Montpellier te bereiken. Op weg naar haar dochter komt zij ten gevolge van een auto-ongeluk om het leven. | |
[pagina 373]
| |
Zo blijven allen, hoezeer ook van elkaar gescheiden, verenigd in de edele figuur van Annou. * * * Het kan op het eerste gezicht vrij duidelijk lijken wat Pierre-Henri Simon bedoeld heeft met zijn roman. We geven gaarne toe dat het meestal niet past te vragen naar de intentie van een schrijver. De kunstenaar levert zijn werk zoals het in hem groeide. Het heeft soms jaren geduurd voordat het rijp was, en wanneer het meesterwerk is voltooid, wordt het overgeleverd aan de nieuwsgierige en vorsende blikken van lezers of kunstliefhebbers. Gescheiden van de auteur zet het boek zijn eigen leven voort in de lezers. Maar wanneer het gaat over een onderwerp dat ons zo nauw aan het hart ligt, als de waarde van het christelijk humanisme, en meer nog, van de gehele Westerse beschaving die er door gevormd werd en eeuwenlang gevoed, kunnen we ons niet weerhouden na te gaan uit welke inwendige problemen en uit welke dwingende reflexies dit boek is gegroeid. Niet zonder reden werd Les raisins verts bekroond met de 'Prix du Renouveau Français, 1950', welke prijs toegekend wordt aan een werk dat de eigen franse culturele waarden en traditie op schitterende wijze in het licht heeft gesteld. En inderdaad, de hoofdfiguur Gilbert d'Aurignac is de klassiekgevormde franse intellectueel, katholiek meer uit traditie dan uit overtuiging; eerst diplomaat, later professor in de geschiedenis is hij een representatieve figuur van de ontwikkelde Franse bourgeoisie. Geleidelijk aan heeft hij zich een levensphilosophie opgebouwd, waardoor hij gekomen is tot een inwendige rust en zelftevredenheid. Hij heeft zich kunnen verzoenen met de algemeen heersende wanorde door een superieure en tevens begrijpende houding. Wel wetend dat zijn humanisme geen heldhaftigheid is, gaat hij er toch fier op, een edele en verheven levensvisie te bezitten, die hem gemaakt heeft tot een 'honnête homme' en een 'humaniste chrétien'. Deze synthese is gegroeid uit de dubbele crisis, teweeggebracht door het avontuur met Laurence en zijn ervaringen uit de wereldoorlogGa naar voetnoot2). | |
[pagina 374]
| |
Iedere grote natie heeft op het ogenblik van haar hoogste culturele bloei, die bijna steeds samengaat met haar politieke hegemonie -, een menselijk ideaal in het leven geroepen, dat voor de nakomelingen eeuwen later nog een blijvende bron is van inspiratie. De 'akmè' van het oude Griekenland, het best samengevat in de drie onsterfelijke namen van Perikles, Pheidias en Sophokles, schiep een ideaal dat physieke en morele schoonheid verenigde, de 'kalos kagathos'. Het organisatorisch en militair genie van de Romeinen wordt vereeuwigd in de figuur van Caesar. De 'caballero', gesymboliseerd in 'El Cid Campeador', leeft nog altijd voort in de ziel van iedere Spanjaard. Italië had zijn Lorenzo de Medici in de Renaissance en het Frankrijk van Lodewijk XIV schiep het beeld van de 'gentilhomme' of de 'honnête homme', terwijl de eeuw van Queen Victoria ons het Engels ideaal geeft van 'the gentleman'. We zouden nog verder kunnen gaan en zien of de twee grootmogendheden van de XXe eeuw ook reeds een type van hun eigen wereldbeschouwing naar voren brachten. De Amerikaan, man van actie en gezond verstand, drukt zijn wezen misschien het best uit in de woorden 'business' en 'efficiency'. En heeft men niet in Sovjet-Rusland getracht een nieuw ideaal voor te stellen aan de arbeider: Stakhanov? Het aristocratisch ideaal van de 'honnête homme', de evenwichtige, ontwikkelde, fijne en welgemanierde man, die zich zonder schroom weet te bewegen in de salons, die opvalt door zijn waardigheid, zijn elegantie en zijn 'savoir faire', beleefde zijn hoogtepunt in de XVIIe eeuw. De eeuw van de Aufklärung vervangt 'le gentilhomme' door 'le philosophe'. De XIXe eeuw huldigde de man van de wetenschap en geloofde in de grote wet van de 'Vooruitgang'. Onze XXste eeuw lijkt ontredderd te zijn: we kunnen het moeilijk eens worden over een algemeen-geldende karakteristiek. Is het dan te verwonderen dat we teruggrijpen naar de grote synthese waaruit onze cultuur ontstond: de wijsheid van de Grieken, ver- | |
[pagina 375]
| |
diept en vergeestelijkt door de christelijke levensbeschouwing? Zo krijgt de poging van Pierre-Henri Simon die het traditionele humanisme confronteert met de vragen van de moderne mens haar ware betekenis. Overtuigd van de intrinsieke waarden van het humanisme, onderzoekt Gilbert d'Aurignac de nieuwe mogelijkheden van zijn hoog menselijk ideaal. Hij voelt aan dat de grote verworvenheden van het verleden niet mogen worden prijsgegeven. Hij wil de moeilijkheden, die de nieuwe historische toestanden hebben opgeworpen niet ontwijken; en tegelijk ontkomt hij niet aan de indruk, als zou een wereld die hem ontsnapt die oude waarden hebben voorbijgestreefd. Hij ziet duidelijk het verval van zijn stand en begint te twijfelen aan de basis zelf van zijn levensphilosophieGa naar voetnoot3). Denis verwijt zijn vader diens gemis aan consequentie. Zelf communist uit reactie tegen de onoprechtheid van zijn stand, uit verlangen naar eerlijkheid met zichzelf, toont hij hoe contradictorisch de schijnbaar logische houding van zijn vader is: 'Oom Bert, zei hij mij, u is ten slotte maar een christen-humanist, d.w.z. iets monsterachtigs, een levende contradictie. Als humanist plaatst gij de mens in het centrum van de wereld, met zijn natuurlijke wijsheid, zijn instinctmatig streven naar een aards geluk, zijn gezapig egoïsme. Als christen moet gij er echter plaatsen de Christus, d.w.z. de dwaasheid van het kruis, de zucht naar lijden en zelfverloochening, gedreven door de kwellende dorst naar het absolute en het eeuwige'Ga naar voetnoot4). En toch moet ook Denis voor zichzelf bekennen, hoe hij met alle vezels van zijn ziel verbonden is gebleven met de ideologie van zijn vader. Zijn overgave aan het communisme kan niet volledig zijn: nu wel de daad in de partij; maar voor later wil hij de vrijheid bewaren, | |
[pagina 376]
| |
want hij voorziet de nieuwe dictatuur, en daaraan wil hij zich niet onderwerpen. Te zeer ook heeft hij geleden onder het onrecht dat Gilbert hem en zijn moeder heeft aangedaan, te zeer haat hij de hypocrisie van vele katholieken, te pijnlijk is hem het beeld voor ogen gebleven van Paçois, de man die bedrogen werd en de bovenmenselijke moed bezat in stilte zijn lijden te verdragen, dan dat hij zou toegeven aan de aantrekking van het katholicisme, al voelt hij zeer goed dat daar eigenlijk de ware oplossing te vinden is. Niet het te rationeel geloof van zijn vader, dat nooit schijnt in te grijpen in zijn diepste leven, en zeker niet het onberedeneerd aanvaarden van 'Tante Reine', maar wel de klare houding van Annou trekt hem aan. Wanneer het over dat punt tot een discussie komt in de familie, noteert Denis zeer juist: 'Ils sont catholiques: Tante Reine par convenance et habitude; l'Oncle par traditions et attitude, Annou en esprit en vérité' blz. 138). Broer en zuster, hoezeer hun opvattingen ook uiteenlopen, blijven consequent met zichzelf. Hun gesprekken zijn een ware toenadering. Zij beoordeelt hem niet, begrijpt zijn opstandige houding en kan hem zelfs bewonderen. Ook hij wil zijn zuster niet beoordelen en hij voelt eerbied voor haar, omdat zij zich volkomen geeft aan God. Als Denis het huis ontvlucht, dan is het weliswaar om trouw te blijven aan zijn kameraden, maar toch ook omdat hij vreest zijn houding te zullen opgeven, - het lijden had allen sterk samengebracht, het vertrek van Annou, de dood van Tante Reine -, en niet langer te kunnen weerstaan aan de verzoening. Het verbreken van het pijnlijk stilzwijgen dat sinds jaren geheerst had tussen vader en zoon, zou geleid hebben tot vergiffenis en geluk...., maar ook tot de capitulatie tegenover zichzelf en het moeten aanvaarden van een burgerlijk bestaan dat hij veracht. Om te ontsnappen aan die valse houding en tevens om zijn ideaal niet te verloochenen, besluit hij zijn revolutionaire vrienden niet te verlaten. Hij vertrekt naar het rode leger, en na nog even een bezoek te hebben gebracht aan Annou, wil ook hij zijn leven offeren voor een schonere toekomst van de mensen. Zijn laatste woorden zijn dan ook voor haar, die hem het best begreep en met wie hij zich één voelt. Zij verkozen beiden het offer en de trouw, zij ontkwamen beiden aan het egoïsme, zij gaven beiden hun leven aan hun ideaal: 'Annou, il m'a semble que j'ai compris ta noblesse; peutêtre aurais-tu compris la mienne. Si séparés, toi et moi, et pourtant tellement de la même race! Soeur et frère par la conscience d'un désordre, la violence d'un refus et le choix des routes dures. Tristes l'un et l'autre, mais chacun voguant sur un soleil....' (blz. 218). | |
[pagina 377]
| |
Na het vertrek van Annou en het ongeluk van Irène, en na het doodsbericht van Denis, blijft Gilbert d'Aurignac alleen. Wat is zijn leven geweest? Een fiasco? En waaraan ligt die mislukking? Dat is de laatste vraag die we nog wensen te beantwoorden. Les raisins verts is eerst en vooral een welwillende en tevens luciede diagnose van de bourgeoisie. Zowel haar rijke hoedanigheden als haar schrijnende tekorten komen scherp in het licht te staan. Een oplossing voor het probleem van haar decadentie wordt niet aangegeven, wij weten echter waar wij ze zoeken moeten. In de lijn van het leven van Annou, namelijk in het beleven van het Evangelie, het afleggen van elke onoprechtheid en de strijd tegen de zonde. Het zou overdreven zijn te beweren dat Gilbert d'Aurignac's ondergang eigenlijk veroorzaakt werd door zijn humanistische levensopvatting. Toch mogen we zeggen dat dit humanisme, hoe edel ook, te arm blijft en niet in staat is de mens te beveiligen tegen de slagen van het leven. Zoals Gilbert d'Aurignac het opvat, is zijn humanisme niet erg christelijk, maar veeleer een verzachte, meer menselijke bijna stoïcijnse houding. Zijn philosophie, hoe eclectisch ook in zich opnemend de wijsheid van de Grieken, de cultuur van het Westen en al het schone en verhevene dat door de mensen in de geschiedenis werd gerealiseerd, blijft toch te rationalistisch en vooral te conservatief, en stelt zich eigenlijk tevreden met een te gemakkelijke en te burgerlijke levenswijze. Zijn moraal is vooral iets negatiefs: 'le fondement de ma morale étant d'épargner aux autres la souffrance, je me croyais libre de mes actes quand j'avais pris soin qu'ils ne fissent mal à personne' (blz. 29). Maar zeer spoedig ondervindt hij dat die beginselen geen steek houden. Het smartelijk lijden veroorzaakt door zijn zonde werd er de sterkste weerlegging van. Wat Gilbert d'Aurignac onvoldoende begrepen heeft, is dat het in het conflict van de moderne mens niet zozeer gaat om het prijsgeven van het humanisme ten voordele van een nieuwe philosophie die de menselijke persoon geringschat, als wel om een nieuwe verovering van binnenuit, waarbij de cultuurelementen hun onvergankelijke waarde blijven bewaren. Annou drukt het zeer juist uit in de brief aan Denis die me de sleutel lijkt te zijn van heel het boek: 'Wij haten beiden het kwaad, we hebben beiden een scherp en pijnlijk gevoel van een bestaande wanorde, die niet hoefde te bestaan, en die dus kan en moet worden opgeheven. Maar dat kwaad ligt volgens jou buiten ons, in de dingen en in de wetten, in de hardvochtigheid van de maatschappij en in de sociale ongerechtigheden. Het lichamelijk lijden, de physieke dood, de ellende van de grote massa's, | |
[pagina 378]
| |
de uitbuiting van de zwakken, de schijnheilige tyrannie van de heersende klasse dat noem jij het kwaad. En inderdaad, al die miseries bestaan en we moeten proberen er een oplossing voor te vinden. Maar ik voor mij geloof niet dat we daar het wezen, de bron en de oorzaken van het kwade moeten zoeken. De bron, de oorzaak van het kwaad ligt in ons zelf, in onze wil, in onze ziel. Dat kwaad in mij zelf laat me niet met rust; dat moet in de eerste plaats bestreden en overwonnen worden'Ga naar voetnoot5). Alleen een inwendige vernieuwing zal in staat zijn onze wereld weer op te richten. Tegenover twee houdingen voelde Gilbert d'Aurignac zichzelf niet opgewassen: die van de heilige en die van de revolutionnair, en daarin moest hij het tekort erkennen dat inhaerent was aan zijn humanisme. Het zijn juist de idalen die zijn twee kinderen hebben gekozen. Denis werpt zich hals over kop in de Spaanse burgeroorlog, niet enkel om te ontsnappen aan de beklemming, maar vooral om trouw te blijven aan zijn ideaal: de wereld gelukkiger maken, door haar te verlossen van de tyrannie der kapitalisten. Annou heeft het contemplatieve leven gekozen, niet omdat zij de wereld wenst te verlaten uit gebrek aan moed, maar omdat zij haar leven wil opdragen aan God en in de warme en zuivere liefde voor haar Schepper de mensheid op de meest doeltreffende wijze wil dienen. Men kan dus niet spreken van een vlucht. Het gebaar van Denis en Annou is geen vlucht uit het leven; het is evenmin een negeren of verwerpen van het humanisme. Het is het opnemen van het humanisme in een hogere waarde. Wanneer Gilbert d'Aurignac alleen is achtergebleven na het vertrek van zijn beide kinderen en de dood van Irène, dan wordt hij niet door de wanhoop gedreven heel zijn hart open te stellen voor Annou, maar door het lijden en het gevoel dat zijn leven mislukt is, en tevens door het klaren van een nieuwe dageraad. 'Nous sommes les enfants d'un soir triste, schreef Annou aan Denis, mais nous portons une aube' blz. 166). De beproevingen van zijn leven en vooral de lichtende houding van zijn dochter en ook van Denis, en ten slotte de pijnlijke eenzaamheid hebben die fiere en edele man gebracht | |
[pagina 379]
| |
tot deze bekentenis: het waarachtig humanisme is niet het humanisme dat zichzelf stelt als hoogste waarde, en ten gevolge daarvan fataal moet blijven steken in het menselijk plan, maar een humanisme dat, gedragen door een hoger ideaal, niet terugschrikt voor het offer en zich laat leiden door de genade. Het geloof en de liefde zijn de toetsstenen van het humanisme. Hierin ligt de grote verdienste van Pierre-Henri Simon dat hij een serene en objectieve critiek heeft gegeven op het christelijk humanisme en vooral dat hij ons verplicht heeft tot een ernstig gewetensonderzoek. Door zijn logisch doordenken, zonder passie of vooringenomenheid, door zijn genuanceerde analyse en zijn schitterende stijl blijft hij tevens behoren tot die pleiade van schrijvers, die op uitnemende wijze het Franse klassieke genie in het licht hebben gesteld. |
|