Dr de Pater en Dr Th. Luykx waren aanwezig. Enigszins opvallend was wel, dat er van de 14 Belgen 8 Katholieken waren, terwijl van de 19 Nederlanders, naar ik meen, prof. Rogier de enige Katholiek was. Is dit wellicht een waardemeter van de katholieke belangstelling in de geschiedkundige productie van Noord en Zuid?
Elke dag werden er 's morgens van 9 tot 13 u. drie lezingen gehouden om de beurt door een Noord- en een Zuid-Nederlander. De eerste dag fungeerde prof. Dr I.J. Brugmans van de gemeentelijke universiteit van Amsterdam als voorzitter, en de tweede dag prof. Dr F. Van Kalken van de vrije universiteit van Brussel.
Prof. Dr E.I. Strubbe (Gent) hield een degelijke en tevens heldere uiteenzetting over de Grote Raad van Philips de Goede; de interessante en langdurige discussie stelde de grondige kennis van het onderwerp van de Gentse hoogleraar in het volle licht. Daarna las prof. Dr J. Romein (Amsterdam) een paar uittreksels voor uit een korte biografie van Bakhuizen van den Brink, die echter weinig aanleiding tot discussie gaven; dit verdroot blijkbaar de strijdlustige prof. Geyl die dan toch een detailpunt even aanraakte, waarop prof. Romein antwoordde, het ditmaal met prof. Geyl eens te zijn: een glimlach zweefde op alle lippen! De E.H. Doc. J.M. De Smet (Leuven) hield een zeer geleerde lezing over Karel de Goede, graaf van Vlaanderen, 'martelaar'; hij toonde aan dat Karel de Goede niet enkel als een slachtoffer van de vete met de Erembaldi, zoals Ganshof beweert, is gevallen, maar als verdediger van de door de Kerk beschermde Godsvrede en dus werkelijk martelaar is.
De volgende dag opende Dr A.G. Jongkees (Groningen) de sessie met een spreekbeurt over de koningsplannen van Philips de Goede in 1447 en 1448 en verdedigde tegen Bonenfant van Brussel de stelling, dat de Boergondische hertog wel degelijk naar dit koningschap heeft verlangd. Als tweede hield prof. J. Gilissen (Brussel) een merkwaardige lezing over de pogingen tot eenmaking van het gewoonterecht in de Nederlanden in de XVIe en de XVIIe eeuw: van 692 bij het begin der XVIe eeuw was men op het einde van de XVIIe tot 140 gezakt, al met al nog een eerbiedwaardig aantal. In de discussie werd nog duidelijker dat de eenmaking niet van het centraal maar van het provinciaal bestuur was uitgegaan en dat het juist aan de eigenaardige samenstelling van de Vlaamse Staten ligt, dat er in het graafschap Vlaanderen weinig van eenmaking terecht kwam. Prof. H. Smitskamp (Amsterdam) sprak vervolgens over het Réveil en het Verenigd Koninkrijk en toonde aan dat het Réveil toenadering had gezocht tot de katholieke Belgen om het liberalisme te kunnen bestrijden. In de discussie merkte prof. Rogier nog op dat ook later, zoals b.v. bij het herstel der kerkelijke hiërarchie in 1853, de Calvinisten van het Réveil heel wat begrijpender stonden tegenover de Katholieken dan de anderen.
Gelukkig boden de congresdagen meer dan die vier zwaar geladen morgenuren. Reeds op de vooravond was er een receptie geweest in de 'Blauwe Zaal' van het American Hotel. Na de geleerde debatten van de eerste morgen werd ter plaatse, zittend of staand, een versterkende lunch genoten, waarbij, naar het bescheiden oordeel der Belgen, het kopje koffie meer bedoeld was om even de lippen te bevochtigen dan als drank. Daarna gaf Mr A. le Cosquino de Bussy, erestadsarchivaris van Amsterdam, aan de hand van oude plattegronden, op geestige wijze een overzicht van de ontwikkeling van de grote havenstad. Een Amsterdammer, zo besloot hij, zal nooit zeggen dat zijn stad het Venetië van het Noorden is, maar, wanneer hij b.v. op oudejaarsavond onder zijn vrienden van de genoegens des levens geniet, wel, dan zal hij in die allerprettigste stemming misschien toege-