Streven. Jaargang 4
(1950-1951)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 303]
| |
Brief uit Japan
| |
[pagina 304]
| |
wellevendheid in de omgangsvormen te handhaven. Het tegenwoordig onderwijs in sociologie, dat de lessen in moraal en etiquette moet vervangen, is zonder twijfel wel nuttig maar toch niet voldoende. Twee gebeurtenissen van recente datum stellen wel in 't licht hoezeer de traditionele Japanse geest reeds is aangetast. Door grove zorgeloosheid bij het gebruik van een electrisch kacheltje heeft iemand de brand veroorzaakt van de muurschilderingen in de tempel Hôryûzi te Nara. Deze schilderingen vormden ongetwijfeld het belangrijkste monument uit de Suiko-periode (552-645); wellicht waren zij zelfs het kostbaarste van hetgeen wij nog aan Boeddhistische kunst in heel Azië bezatenGa naar voetnoot2). Kinkakuzi te Kyôto was een van de prachtigste bouwwerken uit de Asikagaperiode. In 1397 had de Shogun Yosimitu zijn berg-villa laten voltooien en na zijn dood was, volgens testamentaire beschikking, deze villa tot tempelgebouw ingericht, bekend onder de naam van 'Rokuonzi'. Meermalen waren gedeelten van deze tempel door brand verwoest. Een enkel gebouw van twee verdiepingen was nog intact gebleven. Het interieur van de tweede etage was geheel met goudlovertjes bedekt. Gebouw en tuin vormden een volmaakte harmonie. Onlangs heeft een jeugdige monnik die tempel in brand gestoken, omdat het te mooi was, zoals hij zelf verklaarde. Het gerechtelijk onderzoek is nog niet afgelopen. Deze 'opstand tegen de schoonheid' - zoals de journalisten deze daad hebben genoemd - is waarschijnlijk de ware oorzaak van deze brandstichting met voorbedachte rade. De moeder van de jonge monnik heeft zelfmoord gepleegd om 'de zonde van haar zoon uit te boeten'. Zowel de brandstichting als de zelfmoord zijn veelbetekenend. Men hoort tegenwoordig veel van dergelijke gebeurtenissen in Japan. Het op elkaar botsen van uitheemse en verschillende beschavingen schijnt vreemde kristallisaties te veroorzaken. De twee krachten die ons land binnendringen, de Amerikaanse en de Sovjet-Russische, zijn niet in staat een harmonieuze oplossing te bieden voor onze geestelijke en culturele conflicten. Het grote probleem is hoe te redden hetgeen er goed is en waarde vol in onze nationale traditie, alvorens deze geheel en al ten onder zou gaan. Het christendom heeft bewezen dit probleem te kunnen oplossen; het weet te eerbiedigen en te behouden - door het op te heffen naar een bovennatuurlijk plan - alles wat gezond is in een organisme. Daarom zijn wij hier geen pessimisten. We weten dat een culturele crisis steeds een ogenblik is van 'metanoia', van inkeer en bezinning. Het probleem van de traditionele cultuur in Japan is dus geen bijzonder geval; het is reeds een oud probleem waarvoor wij geplaatst zijn; de vraag is hoe de oude cultuur te redden en te bezielen met bovennatuurlijk leven. Wij geloven dat een actief en sociaal Katholicisme hier meer dan elders kan bijdragen tot de oplossing van het probleem.
Enige woorden nog over de esthetica in Japan. Sedert overoude tijden heeft er bij ons volk steeds bestaan een hoge verering en liefde voor het schone. Er is dan ook geen gebrek aan prachtige studies over de verschillende kunsten. Bijvoorbeeld: de essais van Ki no Turayuki, Huziwara no Teika, Kamo no Mabuti en Motoori-Norinaga over 'Waka', de poëzie in zuiver Japanse stijl; de geschriften van Basyô en Sikô over 'Haikai', de Japanse epigramkunst; van Tanomura Tikuden over de schilderkunst en van Zeami en Zentiku over het Nô-drama. Specialisten en liefhebbers vinden in die | |
[pagina 305]
| |
werken kostbare materialen voor de studie der Japanse esthetica. Maar deze literatuur heeft niets wetenschappelijks en systematisch. Eerst in de laatste tijd heeft de moderne Europese esthetica de Japanse schoonheidsleer beïnvloed en georiënteerd in een meer beredeneerde en wijsgerige richting. Als eerste poging van een wetenschappelijke esthetica in Japan kan gewezen worden op de - slechts in handschrift bestaande - conferenties van Amane Nisi, gehouden omstreeks 1872 voor keizer Meidi. Ik wil er op wijzen dat Nisi te Leiden had gestudeerd; in zijn geschriften zet hij in 't kort het standpunt der positivistische esthetica uiteen. Het eerste gedrukte werk, dat dit onderwerp behandelde, was een vertaling van de Esthétique van Eugène Véron door Tokusuke Nakae; het eerste deel verscheen in 1883. De grote schrijver Oogai Mori was mede een der grondleggers van de wijsgerige schoonheidsleer. Hij vertaalde met Seigai Oomura in 1899 uittreksels uit de Philosophie des Schönen van E. von Hartmann; in datzelfde jaar publiceerde hij vertaalde stukken uit de Aesthetische Zeitfragen van Volkelt. Men herinnert zich nog levendig de in 1891 begonnen polemiek tussen Oogai, voorstander van de idealistische Duitse esthetica, en Syôyô Tubouti, die de realistische angelsaksische richting verdedigde. Tyogyû Takamura, een te vroeg gestorven genie, was een zuivere estheet. Hôgetu Simamura volgde het naturalisme; zijn grote verdienste is geweest te hebben gewezen op het nauwe verband tussen kunst en levensprobleem. Wij mogen niet vergeten hier te wijzen op de buitengewone verdiensten van Dr Raphael Koeber. Hij was pianoleraar aan de muziek-academie; maar terzelfder tijd heeft hij als professor in de wijsbegeerte aan de universiteit van Tokyo een schaar van esthetici wetenschappelijk gevormd. De eerste professor in de esthetica aan de universiteit van Tokyo was Yasuharu Ootuka die zijn colleges begon in 1900; professor Kaz yasu Hukade was de eerste die aan de universiteit van Kyôto in 1910 een leerstoel bezette voor schoonheidsleer en kunstgeschiedenis. Onder de regering van Keizer Taisyô heeft de esthetica zich meer gespecialiseerd, maar zich ook enigszins gedistancieerd van de hedendaagse kunst. De beide reeds genoemde professoren zetten hun volleges voort. Prof. Ootuka beschouwde de schoonheidsleer als een geesteswetenschap die zich bezig houdt met de beschrijving en verklaring van de verschillende esthetische verschijningsvormen (Cfr. zijn L'esthétique et les essais des arts, p. 40.). Prof. Hukade heeft zich meer gespecialiseerd in de geschiedenis der esthetica. Zyuzô Ueda, die hem in 1922 als professor in Kyôto opvolgde, publiceerde een Philosophie des arts, waarin hij de schoonheidsleer benaderde van uit het standpunt der transcendentele wijsbegeerte. Kitarô Nisida, die als wijsgeer beroemd zou worden, gaf in 1923 zijn werk uit over Art et moral. Twee vertalingen, die in die tijd verschenen, dienen vermeld te worden: L'art au point de vue sociologique van J.M. Guyau en System der Aesthetik van Lipps, evenals het belangrijke werk Discours sur l'esthétique et sur la science des arts van Umari Kaneko, professor aan de universiteit Waseda. De wijsgerige esthetica kwam tot volledige uitbloei na de benoeming in 1929 van Dr Yosinori Oonisi tot professor in Tokyo. Zijn eerste fijnzinnige studie over de psychologische esthetica heeft hij later nog verdiept in zijn dissertatie over Kant. Na de publicatie van een prachtig boek over l'Esthétique des Phénoménologues heeft hij zich gezet aan de bestudering van de Japanse schoonheidsleer; de resultaten van zijn onderzoekingen legde hij neer in drie essais. In 1949 heeft hij zijn professoraat te Tokyo beëindigd. Er zijn vele verschillen tussen de opvattingen van de Westerse klassieke | |
[pagina 306]
| |
esthetica en die van het traditionele Japan. Het is geen gemakkelijke taak het uitgestrekte terrein der hedendaagse phenomenologische en existentiële esthetica te bestuderen tegelijkertijd met de traditionele Japanse gedachten en ze beide te combineren. Toch hopen wij door deze moeilijke studie een weinig te kunnen bijdragen tot de verdere uitwerking van de wetenschappelijke en wijsgerige schoonheidsleer voor de toekomst. Francesco Yosio Nomura |
|