| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
GEDURENDE de maand April werd de hele wereld in opschudding gebracht door het onverwachte ontslag van generaal MacArthur uit al zijn functies. President Truman zond hem de sobere order: 'Het is mijn plicht u in uw functie van opperbevelhebber der verbonden strijdkrachten, opperbevelhebber van het commando der Ver. Staten, opperbevelhebber in het Verre Oosten en bevelvoerend generaal van het Amerikaanse leger in het Verre Oosten te doen vervangen'. Voor de pers werd dit ontslag gemotiveerd met de beschuldiging, dat de generaal zich eigenmachtig op het terrein der politiek begeven had, ofschoon militaire bevelhebbers zich moeten laten leiden door de politiek en de richtlijnen der regering. Dat de generaal als een tweede Wallenstein de grens tussen strategie en politiek overschreden had, was geen onthulling. Maar wel, dat hij, hoewel gewaarschuwd, bewust de geheime bevelen naast zich had neergelgd. Zo was hem op 6 Dec. 1950 door de gezamenlijke stafchefs opgedragen geen redevoering, persbericht of andere openbare verklaring te publiceren, voordat het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken hierop een toelichting had gegeven. Hieraan heeft hij zich niet gestoord. 20 Maart kreeg hij de mededeling, dat de regering van plan was te verklaren: 'Nu het merendeel van de communisten in Korea is teruggeslagen, zijn de V.N. bereid de voorwaarden voor een oplossing van het Koreaanse conflict te bespreken'. De generaal torpedeerde deze vredespoging door in beledigende woorden een ultimatum aan Peking te stellen en toen daarop uiteraard geen antwoord kwam, te pleiten om de nationalistische troepen van Formosa te gebruiken en om de rode bases in Mantsjoerije aan te vallen.
Dat de machtige proconsul op die wijze het gevaar voor een derde wereldoorlog zeer nabij kon brengen, behoeft geen bewijs. De West-Europese staten, die als leden van de V.N. in de Koreaanse oorlog betrokken zijn, voelden geen behoefte de lont bij het kruitvat te leggen en hebben bij de president aangedrongen de machtige man te laten vallen. Het was een tragisch besluit, maar onvermijdelijk, in het belang van het Westen.
Uitgeleid door duizenden diep bewogen Japanners, wier harten de overwinnaar gewonnen had, hield de generaal na een afwezigheid van 14 jaren zijn triomfale intocht in St. Francisco, Washington en New-York, verwelkomd met een uitbundigheid, die een Frans generaal tot een staatsgreep zou hebben verleid. Een eerzuchtige gedachte, die echter in het hoofd van een Amerikaans staatsburger nooit zal opkomen. De zegetocht in Washington leidde naar het Kapitool, waar de beide Huizen van het Congres de generaal met gejuich ontvingen. Hier hield hij een rede, klassiek van vorm en opbouw, maar waarvan de inhoud bewees, dat hij niet ten onrechte was teruggeroepen. Hij po- | |
| |
neerde, zonder ze afdoend te bewijzen, de stellingen: 1. dat het niet mogelijk was tegenover het communisme in Azië een politiek van verzoening, gebaseerd op concessies, te voeren, zonder hierdoor de strijd tegen het communisme in Europa te ondermijnen; 2. Het is het grootste defaitisme te menen, dat niet tegelijkertijd op het Aziatisch en het Europese front weerstand aan het communisme kan worden geboden. 3. Formosa mag onder geen enkele omstandigheid in communistische handen vallen. 4. De verdedigingslinie van de V. St. strekt zich uit van Wladiwostok tot Singapore en deze kan worden behouden met een minimum aan militaire krachtsinspanning en uitgaven. 5. Om China, dat in de Koreaanse oorlog heeft ingegrepen, te verslaan, is het noodzakelijk de Chinese kust te blokkeren en luchtverkenningen boven Chinees gebied uit te voeren. MacArthur beëindigde zijn meermalen toegejuichte rede met een persoonlijk woord: 'Er is een oud soldatenliedje, dat zegt: “Oude soldaten sterven nooit, zij worden schimmen en verdwijnen”. Ik ben nu zover: een oude soldaat, die gepoogd heeft zijn plicht te doen, zolang die hem door God werd voorgeschreven. Good bye'.
Hoe ontroerend ook de indruk van MacArthur's optreden voor het Congres was, hij heeft een drietal dingen gezegd, die niet zonder tegenspraak zijn gebleven. Hij stelde het voor, alsof de regering door concessies de vrede wilde bereiken. Truman heeft echter anders verklaard. 'Wij zijn te allen tijde bereid om te onderhandelen over een vrede, maar we zullen geen politiek van verzoening door concessie doen. Het kan best zijn, dat ondanks onze uiterste pogingen de communisten de oorlog zullen uitbreiden. Het zou echter tragisch verkeerd zijn, als wij het initiatief daartoe zouden nemen'. Omtrent het blokkeren van de Chinese kust zeide MacArthur, dat 'elke militaire leider, die met de Koreaanse veldtocht te maken had, de chefs der Amerikaanse generale staven inbegrepen, het met hem eens was'. Zijdelings daarmee in tegenspraak kwam een verklaring van het Amerikaanse ministerie van defensie, dat president Truman, op grond van het eenstemmig advies van zijn belangrijkste militaire en burgelijke raadslieden met inbegrip van de chefs der generale staven de generaal had ontslagen. Een commissie uit het Congres zal een onderzoek instellen naar het verschil der standpunten tussen beide partijen. Een derde bezwaar bracht de 'Osservatore Romano' in, die opkwam tegen MacArthur's verklaring, dat de strijd tegen het communisme met alle middelen moest worden gevoerd, dus ook met een offensieve oorlog. Het gezaghebbend blad keurde dit af: 'Geen enkele machthebber mag het hoogste doel vergeten: handhaving van de wereldvrede'.
Het is te betreuren, dat de republikeinen in de V. St. het geschil tussen de president en de generaal ten eigen bate, reeds nu met het oog op de verkiezingen van 1952, wilden uitbuiten. MacArthur heeft zich bij zijn verdediging voor het Congres op een hoger standpunt gesteld: Hij 'wilde niet optreden als pleitbezorger van een politieke partij, want het aan de orde zijnde vraagstuk is van fundamentele betekenis en het gaat veel verder dan partij-overwegingen'.
De opvolger van MacArthur, generaal Ridgway, die als comman- | |
| |
dant van het 8ste Amerikaanse leger door generaal-majoor van Fleet werd vervangen, is overtuigd, dat hem een moeilijke taak wacht. Nadat de pogingen van India om contact met Peking te krijgen op onverstoorbaar stilzwijgen van deze regering waren afgestuit, deed N.-Korea de eerste stap om door onderhandelingen tot vrede te komen. De voorzitter van de V.R. ontving een uitvoerig document, vol onvriendelijkheden tegen de V. St., waarin werd aangedrongen op het onmiddellijk houden van een conferentie van alle landen, die bij het Koreaans conflict betrokken waren. Het document verwees daarbij naar de resolutie van het communistisch Congres te Warschau gehouden.
Deze resolutie gaat uit van het standpunt, dat de communistische regering in Peking de wettige Chinese regering is en dus deel moet nemen aan eventuele onderhandelingen tussen de grote mogendheden. Tot deze erkenning zijn de V. St. niet bereid.
De nieuwe opperbevelhebber, Ridgway, kreeg al spoedig de vuurproef te doorstaan. Waren de troepen der verbondenen een deel van Noord-Korea binnengetrokken en hadden zij in een zwaar luchtgevecht bij de grens van Mandsjoerije aan de Chinese luchtvloot geweldige afbreuk gedaan, enkele dagen later begon het Chinese leger zijn voorjaars-offensief en slaagde door zijn enorme numerieke overmacht (een leger van ca. 700.000 man, waaronder een aantal 'zelfmoord'-afdelingen) er in de geallieerde troepen wederom ten zuiden van de 38ste breedtegraad terug te drijven. Na een opmars van 40 km winst lukte het voorlopig de rode bedreiging voor Seoul tot stilstand te brengen. Ridgway verklaarde, dat dit offensief de zwaarste communistische aanvalspoging was geweest in deze oorlog. Dat het niettemin was doodgelopen, was toe te schrijven, althans voor een groot deel, aan het uitblijven van steun uit de lucht. Waarom de Chinese militaire leiding, aan welke Sovjet-vliegtuigen in voldoende mate ten dienste staan, zich in het aanwenden van dit wapen beperkte, zou o.a. verklaard kunnen worden uit de vrees, dat de V. St. in het andere geval het bombarderen van vliegtuigbases in China en Mandsjoerije zouden toestaan. Wat zij totdusver aan MacArthur en Ridgway hadden geweigerd. Spoedig echter werd het Chinese offensief voortgezet, Seoul bedreigd en voor de vijfde maal ontruimd en trokken de verbondenen zich verder terug in Zuid-Korea.
Terwijl het Rode China een schrikbewind tegen de vijanden van de 'Volksrepubliek' uitoefent, waaraan in de afgelopen zes maanden ongeveer een millioen personen geslachtofferd werden, sloten de V. St. een accoord met Tsjang Kai Sjek, waarbij hem op Formosa militaire hulp verleend wordt, onder voorwaarde dat deze zal worden aangewend voor de inwendige veiligheid en wettige zelfverdediging van het eiland.
De Labour-regering in Engeland, die met haar geringe meerderheid in het Lagerhuis toch al in labiel evenwicht verkeerde, heeft, meer dan door de herhaalde moties van wantrouwen van conservatieve zijde ingediend, een gevoelige klap gekregen door inwendige verdeeldheid. Door het aftreden en de spoedig daarop gevolgde dood van Ernest Bevin verloor het kabinet een deel van zijn prestige. De opvolger van
| |
| |
Cripps, Gaitskell, moet het vertrouwen nog winnen, dat zijn voorganger zich veroverd had. Deze zag zich, met het oog op de verhoogde militaire uitgaven, voor de taak gesteld de uitgaven te versoberen. Om de begroting sluitend te maken was hij voornemens brillen en kunstgebitten, die volgens de nationale Gezondheidswet gratis werden verstrekt voor een deel door de patiënten zelf te doen betalen. Volgens de maker van deze wet, Aneurin Bevan, zou deze maatregel het begin zijn van het teniet doen van die sociale voorzieningen, waar de Labour-Party bijzonder trots op is. Hij verklaarde openlijk, dat hij onmiddellijk uit de regering zou treden als er in de bestaande regeling een verandering werd gebracht, Gaitskell hield echter voet bij stuk en Bevan trad af als minister van Arbeid. Met hem nam ook Harold Wilson, voorzitter van de Board of Trade, zijn ontslag. Van uit het ziekenhuis, waar hij een operatie had ondergaan, benoemde Attlee tot minister van Arbeid Alfred Robins en tot minister van Handel sir Hartley Shaweross, terwijl de katholieke Richard Stokes, onder de titel van grootzegelbewaarder, belast werd met de grondstoffenvoorziening. Deze functie is van groot belang. Want Bevan en ook Wilson hadden er op gewezen, dat, terwijl de militaire uitgaven in Engeland bekostigd werden uit beperking van het gebruik en uit bezuinigingsmaatregelen, de Amerikanen de kosten trachten goed te maken door verhoogde productie, waardoor Engeland zijn billijk deel van de wereldvoorraad aan grondstoffen moet missen, Stokes zal derhalve contact met de V. St. moeten zoeken.
Toen het op stemming in het Lagerhuis aankwam, bleek deze overbodig, want de dissidenten, de conservatieven en de getrouwen, keurden zonder uitzondering goed, dat in principe voor brillen en kunstgebitten de halve kostprijs in rekening wordt gebracht. Zo was tevens het leven van het kabinet gered.
Ten opzichte van de Olie-kwestie in Perzië leed de Engelse regering een nederlaag. Tegen de bedoeling van de minister-president van Perzië, Houssein Ala, ging het Perzisch parlement, met voorbijgaan van een door Engeland voorgesteld compromis en niet lettend op de waarschuwing, dat een nationalisatie van de Britse Olie-maatschappij ernstige gevolgen zou hebben, tot onteigening over. De minister trad af en werd opgevolgd door de fanatieke anti-vreemdeling, Moh. Moessadek. De toestand is nu zo, dat, als Engeland door het zenden van troepen tot geweld zou overgaan, volgens bestaande verdragen, de Sovjet-Unie hetzelfde mag doen, De enige geweldloze mogelijkheid is: de zaak aanhangig te maken voor het Internationale Gerechtshof in den Haag.
Ook tussen Israël en Syrie is de verhouding gespannen. In de gedemilitariseerde zone tussen beide staten waren een zevental Israëlische politie-mannen bij gevechten omgekomen. Als represaille bombardeerde de Israëlische luchtmacht enkele Syrische versterkingen. Over het eigenlijke punt, wie het eerst het gedemilitariseerde gebied was binnengevallen verschilden de partijen van opinie en richtten zich ter beslissing tot de V.R. De wapenstilstandscommissie der V.N. rapporteerde, dat Israël begonnen was en een flagrante schending van de wapen- | |
| |
stilstandovereenkomst had bedreven. De Egyptische regering als hoofd van de Arabische Liga vroeg om een snelle behandeling, want 'de jongste Israëlische agressie tegen onze zusterstaat Syrië bedreigt de vrede in het Oosten'. Voorlopig is het bij deze woorden gebleven en schijnen de verhitte gemoederen door beïnvloeding der westerse mogendheden enigszins afgekoeld.
In Portugal is president Carmona overleden. In 1928 had hij als generaal een einde gemaakt aan de voortdurende verwarring en werd president. Sinds Dr Salazar (1932) minister-president was, hebben beide samengewerkt tot de opbloei en de rust van het land.
In Frankrijk is een ingewikkeld kiesstelsel het voorwerp geweest van een langdurige, en soms heftige, discussie in de vertegenwoordigende lichamen. Dit kiesstelsel is een combinatie van verschillende kiesmethoden, uitgedacht om een communistische dictatuur en een Gaullistisch persoonlijk bewind te voorkomen. De Franse Kamer heeft met 264 tegen 252 stemmen de hervormingen van het kiesstelsel goedgekeurd. De Senaat, of wel de 'Raad van de Republiek', verwierp dit voorstel, dat volgens de bepalingen van de Grondwet opnieuw in de Kamer in behandeling kwam. Hier was echter de stemming gedeeltelijk omgeslagen. Minister Queuille heeft herhaaldelijk de vertrouwenkwestie gesteld; eenmaal zelfs zijn ontslag aan president Auriol aangeboden, hetgeen geweigerd werd. Daarna bracht hij in het wetsontwerp enkele wijzigingen aan, waarvan reeds verschillende onderdelen goedgekeurd werden. De eindstemming op 1 Mei bracht de overwinning voor de regering.
| |
Nederland
Het was te verwachten, dat de nieuwe regering-Drees in deze kritieke tijdsomstandigheden haar program op bezuiniging zou instellen. De minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting, in 't Veld, zal in het vervolg alle bouwplannen, waarmee een bedrag van meer dan 100.000 gld. gemoeid is, zelf bekijken. De gebouwen, ook als er sprake is van herbouw wegens verwoesting, die niet strikt nodig zijn, maken weinig kans. Bouw van kerken zal binnen het daarvoor beschikbare bouwvolume mogelijk blijven, maar kerktorens blijven uitgesloten. Het Kamerlid, de heer Nederhorst, diende een motie in, waarbij hij vroeg om een prijsstop, een stelsel van prijsbeheersing en een doeltreffend contrôle-apparaat, die hij echter na replieken van de regering introk. De heer Andriessen nodigde de regering uit te onderzoeken, of het consumptie-offer tot 5% beperkt kan blijven en deze motie werd met bijna algemene stemmen aanvaard. Zijn tweede motie: na te gaan, of de koopkracht van grote gezinnen niet onevenredig was achteruit gegaan, werd met 46 tegen 39 stemmen afgewezen. Het voorstel-Hooy om aan de kleine zelfstandigen kinderbijslag toe te kennen, werd met enige beperkingen door minister Joekes overgenomen en door de Tweede Kamer goedgekeurd. Over de afloop van deze schermutselingen met de regering was de voorzitter van de K.V.P. niet al te best te spreken en hij drong er op aan, dat de regering haast zou maken met het voorstel van Romme om een Nederlandse gezinsraad in te stellen.
| |
| |
De regering is daaromtrent niet verder gekomen dan tot een contactcommissie, die tot taak kreeg op nationaal niveau overleg te organiseren betreffende actuele gezinsproblemen, gegevens te verspreiden en contact te onderhouden met de 'Union Internationale des Organisations Familiales'.
In de Eerste Kamer werd zwaar geschut, vooral door de oud-minister van Financiën, de Wilde, op minister P. Lieftinck gericht. Het budget was droevig. Er was een tekort op de betalingsbalans, het industrieel program werd niet uitgevoerd, de staatsschuld was veel te hoog en de minister zelf was te veel ingenomen met zijn daden.
In een uitvoerig betoog trachtte minister Lieftinck de hem gedane verwijten te ontzenuwen. De lasten, die hij tot het volgend jaar had uitgesteld, zouden in het nieuwe beleid worden ingepast. Hij wees er op, dat aan Indonesië twee milliard van zijn schulden was kwijtgescholden en handhaafde zijn stelling, dat alles te samen genomen er geen reden was voor pessimisme, omdat het mogelijk was om uit de budgetaire, monetaire en betalings-balans moeilijkheden te geraken.
Door zijn recente reis naar Uraguay, Argentinië en Chili heeft Prins Bernard het verschiet meer lichtend gemaakt. Tijdens zijn verblijf in Zuid-Amerika heeft de Prins met zijn innemende eigenschappen en met zijn sportiviteit aldaar een goodwill gekweekt, die onmiddellijk reeds in het voordeel van ons land vruchten heeft afgeworpen. Zulk een ambassadeur mag Nederland wel in ere houden.
Onder ons, katholieken, is een kwestie openlijk opgeworpen, die reeds lang door velen, ook van onze lezers, particulier besproken werd. Zonder ons daarin partij te stellen, zouden we aan de actualiteit te kort doen, indien we niet de aandacht vestigden op een artikel, dat prof. F. Duynstee (Zaterdag 14 April) in 'De Maasbode' plaatste. Hij onderscheidt in de K.V.P. een rechter vleugel en een 'progressieve'; hij vindt het onbehoorlijk, dat vele katholieken zich zedelijk gedwongen zien hun steun te geven aan een beleid, waarmee zij het niet eens zijn. De K.V.P. vergeet gaarne, aldus de schrijver, dat het hier gaat, over de vraag, of onder het motto van progressiviteit de bereidheid van het katholieke volksdeel tot eenheid mag worden misbruikt om voor de progressieve vleugel het recht van politieke propaganda en van organisatie te monopoliseren. Liever geeft hij de voorkeur aan een federaal opgebouwde K.V.P. Veertien dagen later reageerde de voorzitter van de K.V.P. de heer Andriessen, op deze gedachte met de woorden: 'dat dit een visie (was), welke moet verbazen'. 'Hij vond, dat prof. Duynstee in zijn artikel wat ver gaat'. 'Wellicht', zo merkte hij op, 'zou het voor anderen nuttig zijn, indien hij concreet aangaf, wat hij precies wil, hoe hij het wil en waarom er nu, naar zijn mening althans, principieel en practisch zoveel fout is in de K.V.P. en haar politiek'.
Het is mogelijk, dat de heer Andriessen voor een deel naar de bekende weg vraagt. In ieder geval zou het geen kwaad kunnen, indien vóór de verkiezingen van 1952 de onderlinge 'misverstanden' waren opgehelderd.
1-5-'51
K.J.D.
| |
| |
| |
België
Door de gestadige stijging der prijzen, zag de regering zich in April geplaatst voor een reeks vraagstukken aangaande aanpassingen van lonen, wedden en sociale vergoedingen, die ook aan de oppositie stof zouden leveren voor agitatie. Van deze agitatie is veel minder terecht gekomen dan sommigen verwachtten en wel omdat de regering vrij spoedig en op gelukkige wijze op beide gebieden, van wedden en lonen en van sociale vergoedingen, wist in te grijpen.
Door dit optreden werden de socialistische opposanten de wapens uit de handen geslagen, zodat ook de met krachtwoorden aangekondigde actie op het parlementaire plan, die na het Paasreces moest worden ingezet, niet veel betekende en in het land nagenoeg geen weerklank vond. Opmerkelijk is dat de socialistische partij die naar buiten veruit de meest bedrijvige is der oppositiepartijen, de openbare opinie vooral zocht te beroeren door haar pers en door openbare vergaderingen terwijl zij haar parlementaire rol verwaarloost. Vandaar de opvatting van velen die, op grond van de gebeurtenissen van Juli-Augustus 1950, de B.S.P. ervan verdenken het democratisch spel niet eerlijk te willen spelen. Deze verdenking werd trouwens, in de jongste weken, versterkt door de aankondiging dat de toenmaals opgerichte actie-comité's, in de strijd tegen de homogene regering opnieuw zouden worden ingezet. Die actie-comité's hebben, door het precedent van verleden jaar, een zeer ondemocratische vermaardheid gekregen en de Belgische socialisten hebben het zeker aan zichzelf te wijten indien in zoveel rechtse kringen de regering wordt gewaarschuwd tegen een mogelijke herhaling van de revolutionaire beweging van toen. Dit alles is overigens een element van eendracht in de meerderheidspartij.
Die bestendige eendracht heeft, na de omstandigheden waarin de regering werd geboren, en ondanks de kritiek in zeer uiteenlopende kringen op haar economisch beleid, wel iets verrassends. Zij is, in onze ogen, het gevolg veel minder van de tucht in de partij, hoewel de huidige voorzitter daar krachtig de hand aan houdt, dan wel van de motieven die de oppositiepartijen bij voorkeur kiezen.
Tekenend is b.v. het standpunt dat door het jongste socialistisch Congres werd aangenomen in de schoolkwestie. Velen die zowel in het christelijk als in het socialistisch kamp, het met een politiek van verdraagzaamheid en effectieve vrijheid ernstig menen, hadden na de Bevrijding gehoopt, dat men geleidelijk de strijd rond de school uit de wereld zou kunnen helpen. Toen socialisten en christelijk-socialen samen in de regering zaten en eerste-minister Spaak zelf alleen redding zag in een innige samenwerking van het socialisme met het christendom, mocht men menen dat een stap nader tot dit doel zou worden gezet.
Men zal zich evenwel nog herinneren hoe toenmaals zelfs het bestaan van de regering in gevaar werd gebracht door sommige initiatieven van de socialistische Minister van Openbaar Onderwijs Huysmans. Toch werd alle hoop niet verloren dat men tot beter wederzijds begrip zou komen. Uit de C.V.P. was een van de meest markante
| |
| |
jongere parlementsleden, dhr. Harmel, naar voren getreden als verdediger van de schoolgelijkheid, maar die tevens een scherp begrip toonde voor het standpunt dergenen die geen confessioneel onderwijs wensen. Zijn taal had een andere klank dan die van de verdedigers van het vrije onderwijs die hem voorafgingen en men mocht verwachten dat hij aan de overzijde een gunstige weerklank zou wekken. Dit was bij geen enkele liberaal en alleen bij enkele van de schranderste socialisten het geval. Maar zoals de socialistische pers met zekere minachting verklaarde, mocht men niet menen dat deze enkele zwaluwen de lente zouden maken. De politieke omstandigheden brachten in 1950 mee, dat de C.V.P. parlementariër, die een brede verzoening rond de school had gepredikt, minister van Openbaar Onderwijs werd, zodat hem de gelegenheid werd geboden zijn opvattingen zelf te realiseren. Hij zette zich aan het werk. Wat hij zou doen en hoe hij het zou doen, maakte hij in het Parlement bij de behandeling van zijn begroting bekend. De oppositie kon, zonder de beginselen prijs te geven die ze steeds had gehuldigd, de rechtmatigheid van het standpunt: verzekering van effectieve vrije schoolkeuze voor eenieder, tot welke gezindheid hij ook behore, niet betwisten. Ook het socialistisch Congres moest zich hierover uitspreken. Sommigen, o.m. de h.h. Spaak en Spinoy, hadden de moed te breken met de verouderde opvatting dat wie een school naar zijn keuze wenst en geen vrede neemt met de officiële school, zelf volledig moet instaan voor de kosten van het onderwijs van zijn kinderen. Zij mochten echter de lente niet doen aanbreken, want ten slotte werd eenparig elke subsidiepolitiek verworpen. Dit werd bovendien op zo'n kwetsende toon in resoluties geformuleerd, dat men de vraag mag stellen of ook de bedoeling niet is geweest van dit standpunt een element van de socialistische eenheid te maken.
Ongetwijfeld is deze resolutie meer dan een waarschuwing voor de ontelbare christelijke ouders wie de opvoeding van hun kinderen in een godsdienstige geest nauw aan het hart ligt. Meteen ook heeft zij voor gevolg gehad dat de hele christelijke volkspartij, hoe uiteenlopend de inzichten op het sociaal-economisch plan ook zijn, zich rond de minister van Openbaar Onderwijs schaarde. Een enige gelegenheid is thans aan die partij gegeven om op onaanvechtbare grondslagen een effectieve schoolgelijkheid te verzekeren. Zij heeft daarvoor én de politieke macht én de man in the right place. En het spreekt vanzelf dat zij daardoor aan de gemeenschap een onschatbare dienst zal bewijzen, welke de opposanten van heden later zelf zullen moeten erkennen.
Overigens blijkt de regering Pholien (en vooral sommige ministers) al te zeer in beslag te worden genomen door de lopende zaken waarvoor ze dagelijks staan, om in staat te zijn een politiek op vaste christelijke grondslagen voor de toekomst op te bouwen. Dit geldt echter niet voor het ministerie van Openbaar Onderwijs. En ongetwijfeld heeft het groeiend bewustzijn van de grootse taak, die hier voor de C.V.P. is weggelegd, psychologisch een diepe weerslag gevonden ten gunste van de eendracht en de saamhorigheid. Het verwijt, dat die partij door haar schoolpolitiek enge partijbelangen wil dienen, mist elke grond wanneer men eerlijk de verklaringen van de Minster van Openbaar
| |
| |
Onderwijs wil aanvaarden voor wat zij zeggen. Integendeel zijn wij overtuigd dat indien dhr. Harmel moedig en volhardend, met de steun van zijn partij, zijn plannen uitvoert, hij uiteindelijk ook aan de socialisten en de liberalen een dienst zal bewijzen. De jongste Congressen van deze partijen hebben overduidelijk bewezen, dat de jarenlange opvoeding in sectarische geest, het de enkele leiders, die het onzinnige van een onverdraagzame schoolpolitiek inzien, onmogelijk maakt ooit bij hun volgelingen gehoor te vinden. Er is dan ook maar een partij die in staat is om, door een bewuste politiek van gelijkheid, de schoolkwestie als twistappel onder de partijen uit de wereld te helpen. Het is zeker een taak die van de Minister een zeer grote dosis moed zal vergen. Maar het zal eenmaal de grootste verdienste zijn van de regering Pholien en van de C.V.P.-leiders van deze tijd indien hij daarin slaagt.
A. Vanhaverbeke
|
|