Streven. Jaargang 4
(1950-1951)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 286]
| |
Kroniek
| |
[pagina 287]
| |
'een dijk' aan te leggen 'van nagenoeg 220 km lengte bij 60 km breedte! Evenaart hij Uw luisterrijke afsluitdijk niet in de Zuiderzee?' Bedoeld zijn, als de Noord-Nederlandse lezer niet mocht verstaan, de 'vier tot vijf Belgische provinciën' die 'Vlaanderen' uitmaken. Het besluit is dus dat Vlaanderen (vooral West-Vlaanderen!) het zelf moet bolwerken! Met een zekere glimlach, die tegelijk hoogst sympathiek is, leggen we dan dit geschrift terzijde dat inderdaad er iets toe bijdraagt om de voorspelling te verwezenlijken: 'Het zal ons in en voor België, ons vaderland, tot diens bekwaamste, trouwste en vrolijkste burgers maken. Vlieg los dan, vrije vindevogel, verlost van je blindheid'. Tot die vrolijkheid draagt dus de 'jeugdige' stijl van de schrijver in niet geringe mate bij! Nu het is dan ook bedoeld voor de jeugd. Jan Boon's Katechismus van de Vlaamse BewegingGa naar voetnoot2), is zoals alle katechismussen eveneens hoofdzakelijk voor de jeugd bedoeld. Toch is hij met ongenadig-kritische ogen gelezen geworden door volwassenen die hem uitlatingen in verband met de tweede wereldoorlog kwalijk namen. Inderdaad lijkt de schrijver tezeer schuchter gemoedsmens en niet genoeg stoutmoedige en vrijmoedige persoonlijkheid om met heldere, objectieve genadeloosheid het laatste gebeuren in vraagvorm samen te vatten, en als wetenschapsmens de houdingen en reacties te ontleden. Maar denkelijk was het juist de gemoedsmens in hem die hem met soms schier-vrouwelijke détailpiëteit zoveel leuzen, slagwoorden, strekkingen en symbolen van de Vlaamse beweging deed verzamelen, zodat dit boekje een kleine en kostbare proeve van encyclopedie van de Vlaamse beweging is geworden, samengesteld door een oprecht, gematigd en behoedzaam-Belgisch Vlaamsgezinde, en dat heel wat leerzame bizonderheden en snelle bespiegelingen bevat uit een vrij jong verleden. In een personenencyclopedie der Vlaamse beweging zou de naam Dosfel thuishoren. In Dosfel en de Jeugd, een lezing van Arthur De BruyneGa naar voetnoot3) gehouden op de Dosfel-herdenking te Sint Gillis bij Dendermonde, 29 Mei 1950, wordt de levensloop en het idealisme geschetst van deze heilige der Vlaamse beweging, de jurist, de katholiek uit één stuk, de lekenapostel, die met angstvallige en langzame helderheid onderzocht of hij het mocht aanvaarden professor in de rechten te worden aan de onder de bezetting in 1916 Vlaams geworden Universiteit van Gent. 'Hij vraagt zich af: is 't goed? rechtvaardig? nodig? voor de Belgische wet, waaraan ik trouw gezworen heb, te verantwoorden? voor God te verantwoorden? Hij vraagt zich niet af: is 't nuttig voor mij? is 't gevaarlijk?' Eindelijk 'na lang gebed en zware zielestrijd, 'bewust van zijn verantwoordelijkheid tegenover de katholieke studenten', zoals staatsminister Frans Van Cauwelaert mij voor een paar maanden zegde, aanvaardt hij de leerstoel. 'In November 1918 slaat de gevangenispoort dicht achter Dosfel. Haat en onbegrip toornen legen hem.... Frontsoldaten, geestdriftige jonge kerels willen hem | |
[pagina 288]
| |
bevrijden uit de gevangenis te Brugge. Het plan zit prachtig in elkaar; het móét lukken. Maar Dosfel zegt 'neen'. Hij wil zich eerst verantwoorden voor het gerecht. Op die rustige, heldere toon, zonder een spoor van bitterheid of ironie, mild en verdraagzaam als zijn meester, heeft Arthur De Bruyne in enkele bladzijden leven en zielsgestalte van Dosfel getekend. Mij wil het voorkomen dat deze lezing over Dosfel een uitstekende inleiding en aansporing is om terug te grijpen naar het Verzameld Werk van L. DosfelGa naar voetnoot4) 'bijeengebracht door zijn vrouw onder toezicht van Dr Jul. Persijn'. Dosfel is de helderste, rustigste en koenste katholieke denker van de Vlaamse beweging geweest. De waarheidsminnaar die in rustige geloofsovertuiging de psychologische krachttoer van de ware levensmeester kon verwezenlijken, het bisschoppelijk en staatsgezag in hun houding tegenover de Vlaamse belangen volkomen te doorgronden, volkomen open, en eerbiedig, en even volkomen oneens met hen. Met eerbied en bewondering komt men te staan tegenover deze oprechtheidsmens, die de waarachtige wetenschappelijke helderheid ook tegenover de brandendste en wondendste actualiteit behield. Tegelijk bezat hij die doordringende en glimlachende kijk op de verborgen drijfveren der mensen, en zag b.v. in de principiële tegenstrubbelingen der geestelijke overheid in zake de vernederlandsing van de Leuvense Universiteit ongenadig raak: een geldkwestie! Verre van zich daarover verbitterd uit te laten, rees de katholieke en liefdevolle denker uit boven de klein-burgerlijkheid van eigen land en omgeving naar de vredige en rustige gebieden van de objectieve liefdegeest der Wereldkerk en dwong de eerbied af van tijdgenoten, zoals hij nu nog de eerbied en bewondering afdwingt om de heilige en geheel onmakke gemoedssereniteit waarmee hij in een schier tragisch kleinzielige tijd en strijd helder standhield in een beginselvastheid en helderziendheid die zijn werk uiterst actueel maken. Actueel en in de geest van Dosfel zijn de prachtige Handelingen van het Algemeen Vlaams CongresGa naar voetnoot5) te Brussel op 17-18 December 1949 gehouden. Het is jammer dat die titel zo academisch het belang der felle, zakelijke en prachtig-nuchtere referaten verdoezelt, die daar door voormannen van een rijpe Vlaamse beweging werden gehouden. Ze zijn fel als de waarheid die altijd helder en gevaarlijk aandoet, ze zijn zakelijk als de wetenschap waarvan we hier vooral economisch en sociologisch de vormende resultaten zien, en ze zijn prachtig nuchter omdat de schone vlam der strijdende overtuiging hier uitziet naar de nauwkeurige en reddende practische verwezenlijkingen. Rijpe mannen, vaklui komen hier aan het woord, die als wetenschapslui geen enkele waarheid uit de weg willen gaan. Wil men daarom zo juist mogelijk ingelicht zijn over de feitelijke toestand en de bestrevingen der minnaars van Vlaanderen, dan liggen voor ons hier de verslagen die samen | |
[pagina 289]
| |
de hoofdstukken vormen van een monografie der Vlaamse beweging in de helft der 20e eeuw. De debatten waartoe de verslagen aanleiding gaven worden ook heel goed weergegeven en dragen werkelijk bij tot de scherpzetting der meningen. Samenvattend en boeiend door rake diagnosen is de slotrede van Prof. Vandeputte, en zo zijn ook de referaten van Prof. Vital Celen en Prof. Dr Max Lamberty en hun gedachtenwisselingen over de 'algemene uitzichten der Vlaamse Beweging'. Vooral de bemerkingen van Prof. Lamberty munten uit door hun ongenadige en spotlustige, striemende zakelijkheid. Terecht onderstreepte hij de waarde der propaganda en de kracht van een volksstroming voor een concreet doel zoals vroeger de vernederlandsing van de Gentse universiteit. De tussenkomst van de heer Gerlo, communist, vestigde de aandacht op de waarheid dat de Vlaamse strijd sociaal-economisch moest worden en daardoor de Vlaamse boeren en werklui, de volle en brede volkslagen aanspreken. Daarmee wees hij een van de twee hoofdkenmerken aan van die bezinningsdagen: het accent van de Vlaamse beweging wordt welbewust naar het economische verlegd. Het andere hoofdkenmerk lijkt ons wel dat er niet meer met afgetrokken denkbeelden en pathetische gemeenplaatsen over België en Vlaanderen enz. uitgepakt werd, maar zeer nuchter nagegaan hoe een staatsapparaat uit ambtenaren bestaat die de beste wetten stilletjes saboteren en bij benoemingen aan vriendjes- en invloedspolitiek doen, om een Waals overwicht te bestendigen. Op dat gebied was het referaat van volksvertegenwoordiger, thans minister, Van den Daele uiterst zakelijk en leerrijk. In feite wordt door de Walen een taaie, subtiele, behendige overwichtsstrijd in het ambtenarenkorps gevoerd die daarbij 'altijd iets weten te vinden om een eventuele candidatuur van een Vlaming zoveel mogelijk op het achterplan te schuiven'. Op economisch gebied dient attent te worden gemaakt op de twee studies: 'De huidige problematiek der Vlaamse Economie' door de heer O. Zeghers, Directeur van het Vlaams Economisch Verbond; en 'Het huidig Limburgs Steenkoolvraagstuk en de Vestigingstheorie' door Z.E.H. Prof. Dr K. Pinxten, Leuven. Deze laatste studie is van een uitzonderlijk en ook algemeen-doctrinair gehalte en belang. De staatkundige afdeling en de culturele afdeling werden geheel door de taaltoestand overheerst, en bleven aldus het sterkst in de lijn van de vroegere beweging; met 'Onze taal in Kongo' drong ze zelfs nog de Economische afdeling binnen. Terwijl, zoals het pastte, de Jeugdafdeling een frisse klank bracht in het referaat van Dr Vanhaegendoren over 'De Vlaamse Beweging en de Jeugdbeweging' en het bizonder rake van Dr Merecy over 'De Vlaamse Beweging en het Onderwijs'. Men kan zich verheugen om de realistisch-economische en sociologische kijk die binnendrong, maar nog altijd lijkt ons te betreuren dat de hogere cultuurvormen van letterkunde, kunst, zedelijkheid en godsdienst, die wellicht de diepste weerstandskern en inspiratiebron der Vlaamse beweging waren en haar het meest specificeren, schier geheel op de achtergrond, om niet te zeggen in vergetelheid, geraakten. | |
[pagina 290]
| |
Anderzijds nog werd weinig of geen aandacht besteed aan het grote Nederlandse volksgeheel waarvan Vlaanderen slechts een deel is en dat als geheel voor zware economische, emigratie- en levensruimte- problemen wordt gesteld. Maar afgezien van de reeks der eindeloze wensen, mogen we ons verheugen over de degelijkheid der referaten, en lijken ons deze 'handelingen' een alleszins leerrijk, belangrijk en onmisbaar boek. In diezelfde trant, maar meer historisch en essayistisch, met een poging tot voorspellende duiding van de groeiende internationaliseringsstromingen in de hedendaagse geschiedenis, dient zich het kleine essay aan van Leo Picard Het einde van het Vlaamse nationalisme en de bevrijding van de FlamingantGa naar voetnoot6), waarvan de lezing, - zelfs de titel alleen reeds - bij machte is om heel wat kwaad bloed te zetten in Vlaanderen. Er valt immers wel erg voor te vrezen dat L. Picard in overhaaste heftigheid verkeerd begrepen zal worden. Op het gebied der Vlaamse beweging zijn vele geesten in Vlaanderen nu eenmaal zo lichtgeraakt en nodeloos opvlammend en lezen een wetenschappelijk peilend schrijven even grandioos en pathetisch onnauwkeurig als de meest trilbare en vulcanische gemoedsvrouw! De hele kern van Picard's betoog lijkt hierin vervat: de nationale staat is ten dode opgeschreven, niet echter de nationale gemeenschap. Daar het Vlaamse nationalisme streefde naar een Vlaams-nationale staat is het even hopeloos verouderd als het Belgisch nationalisme. Maar het beste instrument om de nationale gemeenschap en haar toekomst te dienen en te verzekeren is de taal. Vandaar de taalstrijd voor de Nederlandse taal: 'Vlaamsgezindheid zonder medewerking en steun aan de beweging voor het algemeen beschaafd, zoals het heet, kan in deze tijd niet veel meer zijn dan een folkloristisch spel' (blz. 20). In de grond keert Picard naar de oorspronkelijke Vlaamse beweging terug: het taalflamingantisme. Hij gelooft wel in de nationale gemeenschap. 'Maar er is toch meer, er is toch nog iets anders dan alleen de taal. De nationaliteit! Er is toch zo iets als een speciaal aroma van iedere gemeenschap.... Jawel, jawel, er is meer dan het verstand vatten kan' (blz. 30). Doch Picard wil geen vaag gevoelsmens maar een nuchter wilsmens zijn: 'het is een eer - vooral in deze tijd - tot de nuchtere mensen te behoren die weten wat ze willen' (blz. 19); en daarom klampt hij zich vast aan dat wel bepaalde instrument dat de taal is om het leven van het volk en al wat er in leeft te verlevendigen en te bestendigen 'in contact met het leven van de wijde wereld en niet in een of ander speciaal laboratoriumbouillon of in een reservaat voor een speciaal mensensoort' (blz. 31). 'Overigens valt het natuurlijk niet te loochenen dat iedere gemeenschap iets eigens heeft, waardoor het individu zich verbonden voelt met de grote groep. Ook ons plichtsbesef inzake taalpolitiek houdt daar verband mee. Men kan dit gevoel zelf, die diepere realiteit echter nooit rationaliseren, en om in de practijk van het leven te werken moet men | |
[pagina 291]
| |
zich van zeer bepaalde instrumenten bedienen, die nooit al de rijkdom van het leven zelf kunnen weergeven en bevatten'. Picard is dus geen positivist op wijsgerig gebied, maar geesteswetenschappelijk enigszins agnostisch gestemd en in alle geval de Hamlethouding toegedaan dat er meer in een volk steekt dan verwoord of doorkend kan worden: 'Wie durft beweren precies te weten wat er in een volk leeft, is, bewust of onbewust, een leugenaar'. Zo krijgen we bij hem een merkwaardig geval van taalnationalisme op grond van technisch-sociologische nauwkeurigheidsbestrevingen. Omwille van die bestreving, die verbeten streeft naar de exacte daad, is dit essay mij lief, zowel als om de kijk van de historicus en zijn poging tot prognose. Persoonlijk zou ik de accenten soms anders hebben geplaatst. Maar die wel bewuste herijking van het grondbeginsel der Vlaamse beweging, 'de taal is gans het volk', in moderne samenhang en begrippen lijkt inderdaad vruchtbaar en ten dele althans bevrijdend, zeker in en naar de ruimte van het Groot-Nederlandse en het internationale. Wel is de kijk van Picard enigszins vlak en een katholiek zou hetzelfde dieper, mystieker en geestdriftiger zien en zeggen kunnen. Inmiddels verscheen Vlaamse Beweging en Vlaams Nationalisme door Mr Frans Van der ElstGa naar voetnoot7), dat in tegenstelling tot Picard betoogt, dat het nationaliteitsprincipe: 'eigen volk, eigen staat', nog steeds in onze twintigste eeuw zijn volle gelding behield. Hij staat weigerig tegenover een oppervlakkig Europeanisme en verklaart: 'Wij bedanken voor een continentale staat die gebouwd moet worden op de puinen van ons volksbestaan en wij wensen onze nationale Dietse cultuur niet in de smeltkroes te zien werpen van een ziel- en zinloos Europeanisme'. Met dezelfde gevoelsfelheid voelt zich de Joris van Severen-Orde, Orgaan van de Solidaristische BewegingGa naar voetnoot8) geroepen om 'het solidarisme als levensleer en als wereldbeschouwing' te ontwerpen; 'het solidarisme moet de wereld vernieuwen'; maar men begint dan al wijselijk met de voor de Nederlandse mensen meer in het bereik liggende Nederlanden: 'De boodschap van Joris van Severen zullen wij overnemen en verder dragen, samen met al diegenen die strijden willen voor het Dietse en Nationaal-solidaristisch ideaal. Alle aanhangers van dit tweevoudig ideaal moeten zich verenigen waar zij ook leven in de Nederlanden en welke taal zij ook spreken, hetzij Nederlands, Frans of Duits'. 'Weest idealisten zoals de koene Dietse ridders die duizend jaar geleden naar het Heilig Land zijn getogen....' 'Weest de herauten van die nieuwe leus, die de strijdleus is van de “Joris van Severen-Orde”: De Nederlanden één! Europa één! De Wereld één!' Kortom een programmatisch nummer dat voor zijn volledige uitvoering denkelijk wel een behoorlijk aantal eeuwen zou kunnen vereisen, en inmiddels vrij hooggestemd rekening houdt met de Beneluxsamenhorigheid. | |
[pagina 292]
| |
Omwille van zijn marsverandering, waardoor Joris van Severen van de Vlaamse beweging met Groot-Nederlandse strekking naar een Beneluxbeweging van voor de firmanaam overzwaaide, werd hij door de zuivere Groot-Nederlanders of Heel-Nederlanders achterdochtig beschouwd. Deze beweging die zich vooral om de eenheid en gaafheid van de eigenlijke Nederlandse cultuur- en volksgemeenschap bekommert wint weer veld onder de jeugd. Zo bereikten ons de jeugdtijdschriften: De BlauwvoetGa naar voetnoot9, De VendeljongenGa naar voetnoot10 en Het PennoenGa naar voetnoot11. Deze bladen lijken nog in hoofdzaak Zuid-Nederlands, al bevat De Blauwvoet een leerrijke bijdrage over 'voorgeschiedenis, werkzaamheid, toekomst' van het 'Diets Jeugdverbond in Noord-Nederland' door Henk Van Bennekom, en een literair Zuid-Afrikaans overzicht over 'Landskap en vrou by die ou en nuwe digters, deur C.F.W. Myburgh B.A.'. Behalve de heel-Nederlandse gezindheid komt in deze tijdschriften ook een sterke godsdienstige, voornamelijk katholieke geest tot uiting, en het besef dat het nationale slechts één aspect is, alhoewel een uiterst aangrijpend en bezielend, van de volledige persoonlijkheid gegrond in de Oneindige God. Als het ware buiten de reeks der hier besproken geschriften staat de schier naakte catalogus van feiten en statistiekenGa naar voetnoot12 over het gebied van 'Overmaas', die verloren en vergeten Limburgse hoek, in het Noord-Oosten van de provincie Luik, door de Nederlands-Belgische rijksgrens gescheiden van Hollands Limburg en alleen door de Davidsfondswerking van enkele Limburgse geestelijken en intellectuelen verbonden met 'Vlaanderen'. In de loop der eeuwen aangeknaagd door de Luiker verwaalsing in het Zuiden en door de verduitsing in het Oosten. Behalve de statistieken over de taaltellingen, bevat het boekje heel wat geschiedkundige gegevens over elk der dorpen. Voor sommige hiervan zal het wellicht een wetenschappelijk kluifje voor de filologen worden om uit te maken of die streektaal met haar eigen dichters een grensgeval is van het Nederlands of van het Nederduits, maar inmiddels hetzij die grensbewoners het Nederlands of het Duits als kultuurtaal namen, worden ze gelijkelijk bedreigd door het verfransend Waals imperialisme. En terecht draagt dit heel leerrijk geschrift als titel: Wij klagen aan.... 'het honderdjarig plichtverzuim van de hoge overheden van dit land! de honderdjarige schuldige onwetendheid van het Vlaamse volk!' Reeds in 1939 schreef het Davidsfonds, afdeling Montzen aan Koning Leopold III: 'Zelden heeft een oorlog, Sire, hoe bloedig dan ook, een volk van de aardbodem doen verdwijnen. Doch de denationalisatie, die met de medeplichtigheid of het oogluikend toe- | |
[pagina 293]
| |
zien van de meeste Uwer verantwoordelijke ministers, vooral te Brussel en op de taalgrens, en niet het minst in ons dierbaar Land van Overmaas, wordt doorgevoerd, bereikt wel dit doel'. Vaak trachtten geniepige tegenstanders de strijd der Vlaamse beweging als een kleine détailstrijd voor te stellen. Kwam er kleinzieligheid soms bij te pas, dan toont deze brochure door de naakte feiten aan dat de tegenstanders het gift van kleingeestigheid en kleinzielige heerszucht in zich droegen en de elementaire grootheid misten van wetenschappelijke waarheidsdrang en eerbied voor andermans taal en cultuur. Een grootheid en edele eerbied en zakelijkheid die het wezen uitmaakt van de Vlaamse beweging. Men kan glimlachen om zoveel drukwerk of deernis voelen om de Zuid-Nederlanders vooral: de Vlamingen, die zoveel tijd en daadkracht aan het handhaven moesten besteden. Misschien, zoals reeds voelbaar wordt aan het werk van de missionarissen, zijn wij geroepen om een proefterrein te zijn voor de gehele mensenwereld, waar het brandend probleem der nationaliteiten in de geest van liefde en recht, die Christus' geest is, langzaam doordacht wordt en ten koste van veel leed opgelost, zodat we alle volken in hun eigenheid zouden eerbiedigen en die boodschap over de wereld dragen, als voorwaarde der wereldeenheid. |
|