| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
TEGELIJKERTIJD met de Nederlandse regeringscrisis had ook Frankrijk een dergelijke beproeving te doorstaan. Hier ging het over de hervorming van de kieswet. De regering-Pleven had, met de bedoeling de communisten zwak te houden, voorgesteld de verkiezing in één enkele stemming te doen verlopen. Daar onverwacht een aantal aanhangers der regering tegenstemden, werd het voorstel met 311 tegen 295 stemmen verworpen. Deze uitslag werd de aanleiding, dat het hele kabinet zijn ontslag nam. President Auriol wees daarop omstreeks om de andere dag een nieuwe formateur aan. Eerst Bidault, die een nationale concentratie nastreefde, de Gaullisten inbegrepen. Alle partijen waren daarvan afkerig. Daarop trachtte Queuille de partijen te verenigen, maar het vraagstuk van lonen en prijzen stak hem een stok tussen de benen. Diens opvolger als formateur, Guy Mollet, meende de steen der wijzen gevonden te hebben door de kieswethervorming aan de Kamer zelf over te laten, zodat de regering niet meer zou kunnen struikelen over de verdeeldheid in haar meerderheid. Hij ontving hierop de goedkeuring van zijn partij en presenteerde zich als 'aangewezen' minister-president voor de Assemblée, die hem slechts 286 van de minimaal vereiste 311 stemmen schonk. Auriol, die voor zijn reis naar de V. Staten, de crisis achter de rug wilde hebben deed opnieuw een beroep op de radicaal Dr Queuille. Deze won de socialisten door een belofte van loonsverhoging, de M.R.P. stelde hij vermeerdering van de gezinsbijslag in het vooruitzicht, terwijl de hervorming van de kieswet, waarom de crisis begonnen was, zoals bij ons de kwestie Nieuw-Guinea, in de ijskast werd gezet. Het demissionnaire kabinet keerde bijna in zijn geheel terug.
Ofschoon van meer betekenis voor de toekomst van de wereld dan een Franse kabinetscrisis, vermocht de Conferentie te Parijs van de plaatsvervangers der ministers van buitenlandse zaken der 'Grote Vier' de aandacht niet te boeien. Dit kwam, omdat de Russische gedelegeerde, Gromyko, met het bekende Sovjet-spel van chicaneren, wederom tot eentonigheid verviel.
De drie westelijke plaatsvervangers: Jessup, Davies en Parodi hadden als eerste agendapunt voorgesteld een onderzoek naar de ware oorzaken van de spanning in Europa, waarbij de overmatig grote bewapening van de Oost-Europese staten en van de Sovjet-Unie zelf ter sprake zou moeten komen. Vervolgens zou een vredesverdrag met Oostenrijk en met een herenigd Duitsland aan de beurt zijn. Vijf Maart begon de conferentie in een sfeer van althans uiterlijke welwillendheid. Tegenover de agenda der verbondenen stelde Gromyko de zijne voor: bespreking van de demilitarisatie van Duitsland en het voorkomen van een herbewapening. Daarna zouden de spanningen besproken worden in verband met de gewapende machten der 'grote
| |
| |
vier'. Een vredesverdrag met Duitsland, waarin het terugtrekken van alle bezettingstroepen zou worden vastgelegd en tenslotte een vredesverdrag met Oostenrijk, maar dan gekoppeld aan het vraagstuk over de toekomst van Triëst. Tito heeft zich gehaast te verklaren, dat dit geschilpunt rechtstreeks door de betrokken partijen kan worden opgelost en Sforza vernam bij zijn bezoek aan Londen de Britse verwachting, dat Italië en Yoego-Slavië in dezen zelf tot een verzoening zouden komen.
Gedurende de vele beraadslagingen hielden beide partijen het been stijf. De Westelijke plaatsvervangers bleven eensgezind op hun standpunt staan: de Duitse demilitarisatie niet in de eerste plaats en niet gescheiden van de andere geschillen te behandelen, o.a. het bezwaar, dat de Balkanstaten hun legers ver boven de hun bij de vredesverdragen toegestane contingenten, met medewerking van de Sovjet-Unie, hadden uitgebreid. Toen het Kremlin inzag, dat het zijn wil niet kon doordrijven, gelastte het Gromyko op sommige punten wat bij te draaien en deed deze onbetekenende concessies, waarvan Davies opmerkte, dat hij niet onmiddellijk kon zien, of het een andere baby was of dezelfde met een ander mutsje op. Eindelijk (28 Maart) bezweek Gromyko in zoverre, dat hij de eis, de Duitse herbewapening apart als eerste punt te behandelen, liet vallen en hij het eerste punt van de agenda der 'Grote Drie' overnam. De formulering van dit punt was echter zodanig, dat de tegenpartij deze eerst à tête reposée wenste te bekijken. Daarna deed Gromyko een stap verder, die op tegemoetkoming kon wijzen. Hij verklaarde, namens Moskou, dat ook de vredesverdragen met Italië, Roemenië, Bulgarije en Hongarije en de overeenkomsten der 'Grote Vier' aangaande Duitsland en Oostenrijk behandeld konden worden, maar dat ook het Atlantisch pact en de inrichting van Amerikaanse militaire bases in Engeland, Noorwegen, IJsland, in andere Europese landen en in het Nabije Oosten niet onbesproken konden blijven. Want het bestaan van dit Pact had invloed op de betrekkingen tussen de Sovjet-Unie en de andere mogendheden.
In Korea is het strijdtoneel weer verlegd tot in de nabijheid van de 38ste breedtegraad. Zonder slag of stoot veranderde Seoul voor de vierde maal van meester. Tsjoentsjon, het laatste communistisch bolwerk ten zuiden van de 38ste breedtegraad werd prijsgegeven en niet zo ver van de denkbeeldige grensscheiding daalden duizenden parachutisten in het gebied van de rivier de Imjin. Op de laatste dag van Maart kwam het bericht uit het hoofdkwartier van MacArthur, dat Amerikaanse tanks voor het eerst sinds December weer in Noord-Korea waren doorgedrongen.
Omstreeks half Maart had de generaal met bewogen stem verklaard: 'Er dienen beslissingen van vitaal belang te worden genomen, die ver uitgaan boven de aan mij als opperbevelhebber der gewapende machten verleende bevoegdheid. Men zal het moeten zoeken in een politieke oplossing van het Koreaanse conflict'. De minister van defensie der V. St., Marshall, bevestigde deze woorden: 'Of de V.N.-troepen al dan niet de 38ste graad moeten overschrijden is een zaak voor politieke overweging'. Truman was niet zo duidelijk, toen hij de uitlating van
| |
| |
Marshall goedkeurde en er tevens aan toevoegde, dat MacArthur de bevoegdheid had deze graad te overschrijden, indien hij dit uit tactisch oogpunt noodzakelijk achtte. 'De militaire toestand aldaar, kan ik van hieruit niet beoordelen'. Intussen hielden de vertegenwoordigers der 14 landen, die strijdkrachten in Korea hebben, besprekingen over de vraag, hoe met Peking op eervolle wijze tot een schikking te komen. Hun plan werd plotseling doorkruist door een eigenaardig, in ieder geval niet bijster diplomatiek aanbod van MacArthur aan Peking om met een stafofficier besprekingen te openen over een wapenstilstand. Dit aanbod ging vergezeld van de waarschuwing, dat China wel zou inzien de overwinning niet te kunnen behalen, omdat het op zijn eigen kusten dodelijk kwetsbaar was. Zelfs indien dit waar zou zijn, dan heeft MacArthur, van wie men mag aannemen, dat hij vertrouwd is met de Oosterse en Chinese mentaliteit, die er vooral op uit is het 'gezicht' te redden, met deze bedreiging een verbazende onhandigheid begaan. Radio-Peking noemde dit vredesaanbod, dat feitelijk het karakter had van een ultimatum, schaamteloos en krankzinnig. Te Londen en te Parijs was de beoordeling van dit optreden ongunstig. Men noemde dit gedrag lomp en niet te rijmen met vroegere verklaringen van de generaal. Het State Department heeft de generaal gelast om in het vervolg de regering te raadplegen, alvorens in de toekomst verklaringen met belangrijke politieke strekking af te leggen.
Dit incidenteel ingrijpen van MacArthur heeft nochtans de pogingen der betrokken landen der V.N. om contact met Peking te krijgen niet verlamd.
De aanslag, waarvan de miriister-president van Iran, Ali Razmara, het slachtoffer werd, kan tot nieuwe internationale verwikkelingen aanleiding geven. Enige jaren terug had hij als stafchef in Azerbeidsjan de communistische separatisten onderworpen. Als minister trachtte hij hervormingen in te voeren, waardoor de uitbuitende oligarchie der grootgrondbezitters aan macht zou inboeten. De fanatieke Islamietische secte 'Fedaleh', sterk tegen buitenlandse invloed gekant, beschuldigde hem het land over te leveren aan vreemdelingen, met name aan de Engels-Perzische Oliemaatschappij, wier buitensporige winsten voor het grootste deel naar Engeland afvloeien. Daarom had het parlement nationalisatie der oliebronnen voorgesteld, die door Ali Razmara was afgewezen. Zijn opvolger werd de bejaarde Hoessein Ala. Deze trachtte de voortvarendheid van het parlement te temperen door de commissie, welke met de uitvoering dezer plannen werd belast, in de mond te geven, dat het voorshands nog niet ging om de nationalisatie, maar om de regering richtlijnen te geven betreffende de grondslagen waarop de besprekingen met de Engels-Iraanse oliemaatschappij hervat zouden kunnen worden. Het is aan te nemen, dat de opvolger van Bevin, Morrison, als minister van buitenlandse zaken hierop enige druk heeft uitgeoefend. De rust is nochtans niet hersteld. Integendeel. Volgens ongecontroleerde geruchten werden verschillende hoge bestuursbeambten vermoord. In Arabeidsjan en ook elders ontstond gisting en bij de Anglo-Iranian Oil Cy brak een uitgebreide staking uit. Tengevolge van dit alles kondigde de Sjah in het gehele land voor de duur van
| |
| |
twee maanden de staat van beleg af. Niet gerust over wat er nog meer kan gebeuren zijn vele welgestelde Perzen naar de naburige staten uitgeweken. Dat Moskou ook hier achter de schermen stookt, behoeft niet betwijfeld te worden. Want het heeft steeds met een naijverige blik waargenomen, dat de Europese mogendheden en de V. St. het leeuwendeel der in oorlogstijd zo belangrijke olie in handen hebben. De anti-westerse beweging is reeds overgeslagen naar Irak, waar de nationalistische partij er bij haar regering op heeft aangedrongen het moedige voorbeeld van Perzië te volgen en door nationalisatie de olieconcessies te beëindigen, die in handen zijn van Nederlandse, Franse, Britse en Amerikaanse groepen. 'Er moet een halt worden toegeroepen aan het uitplunderen van het Iraakse volk door buitenlandse maatschappijen'. Deze beroeringen in het Nabije Oosten hebben de nationalisten in Egypte moed gegeven om het plan op te werpen tot een wetsontwerp om het Suez-kanaal aan vreemde machten te onttrekken en het beheer er van in eigen handen te nemen.
| |
Nederland
Met grote voortvarendheid heeft Mr Romme zich aan het onderzoek gezet naar de mogelijkheid tot de vorming van een kabinet, liefst op zo breed mogelijke basis. Dank zij de arbeid van het demissionnaire ministerie en van de hem voorafgaande informateurs had hij in korte tijd een concept-program opgesteld, dat hij aan de vijf fractieleiders voorlegde. Schriftelijk verklaarden alle vijf zich bereid tot medewerking, 'indien ook de samenstelling van het kabinet hun in 's lands belang voldoende bevredigend zou voorkomen'. Zij spraken van 's lands belang maar het verloop der verdere onderhandelingen toonde aan, dat de meerderheid der fracties het belang van het land verwarde met het partijbelang. Het ging niet alleen om het aantal portefeuilles, waarvan de informateur er 6 aan de K.V.P., 5 aan de P.v.d.A. en de 4 overige aan de kleinere partijen wilde toekennen, maar ook over de qualiteit der zetels, die volgens Romme, evenwaardig waren, hetgeen betwijfeld kan worden. In het oog der toekomstige medewerkers bestond er wel degelijk verschil van belangrijkheid. Schouten waarschuwde bij voorbaat, dat de anti-revolutionnairen zich niet als 'voetveeg' zouden laten gebruiken. Hij wenste voor zijn partij twee belangrijke ministerzetels, nl. die van Onderwijs en die van Binnenlandse Zaken. Ging de informateur daarop in, dan raakten de combinaties met de andere partijen in de war. Romme gaf er de voorkeur aan af te zien van zijn zeer brede basis en zich tot een gewoon 'brede' van vier partijen, te beperken, nadat een poging om twee 'onafhankelijke' A.R.-figuren tot medewerking over te halen mislukt was. Er lagen dus voor de twee trouw gebleven partijen vier portefeuilles te grijp. Die van buitenlandse zaken bleef in handen van de V.V.D.-man Stikker. Nog aan een V.V.D.-man een belangrijke portefeuille toekennen zou de C.H.U. weerbarstig maken, die in de Kamer
één zetel meer bezit dan de V.V.D. Na zorgvuldig passen en meten vond de informateur de oplossing door aan de C.H.U. Justitie en Oorlog toe te vertrouwen
| |
| |
en de resterende portefeuille van Verkeer en Waterstaat over te laten aan een partijloze, H. Wemmers, die desnoods als de exponent van een niet bestaande 'Derde Macht' van Oud kan worden beschouwd.
Nu waren alle medewerkende partijen 'in 's lands belang' tevreden gesteld en werd de informateur benoemd tot formateur. In een handomdraaien was de formatie uiteraard geschied. De vijf ministers uit de Partij van de Arbeid uit het vorige kabinet kwamen allen zonder kleer-scheuren terug. Alleen de K.V.P. bracht de offers, die Romme van alle partijen gewild had. Twee zeer verdienstelijke katholieke ministers, Van Schaik en Struycken, pasten niet meer in de blokkendoos en werden uitgeschakeld. De eerste kreeg als troostprijs zijn benoeming tot minister van Staat, de tweede heeft de toekomst nog voor zich. Het belangrijke departement van Justitie viel aan de C.H.U. ten deel. Mr Teulings trad op als vice-president en belastte zich met de binnenlandse Veiligheidsdienst en met de Burgerlijke Verdediging, van Maarseveen hield zich als minister staande door in plaats van Uniezaken en Overzeese Rijksdelen, die aan ir L.A.H. Peters werden opgedragen, zich te vergenoegen met Binnenlandse Zaken. Als minister zonder portefeuille verscheen de katholieke prof. Albregts, wiens taak het zal zijn contact te onderhouden met alle ministeries, die het productiviteits-vraagstuk raken. Speciaal rust op hem de bevordering van de productiviteit in het gehele bedrijfsleven, de coördinatie van het beleid betreffende de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie en de behartiging der middenstandsaangelegenheden.
Zo is dan eindelijk na een crisis van 50 dagen een ministerie tot stand gekomen, dat in zijn kern een restauratie is van het demissionnaire. Voor degenen, die het langzame verloop van deze formatie gevolgd hebben, is het teleurstellend geweest te moeten constateren, dat de democratische politiek een lelijke deuk heeft gekregen. Want in plaats van zo lang te delibereren over wie wel en wie niet een zetel moest krijgen, hadden de partijleiders, gezien de slechte toestanden op internationaal en nationaal terrein, moeten bedenken, dat eertijds door lang uitstellen Saguntum gevallen is. In ieder geval is de financiële toestand intussen verergerd.
De uitvoerige regeringsverklaring door de president van het nieuwe kabinet, dr W. Drees, afgelegd, was, met voorbijgaan van een bekentenis, dat ons land de laatste vier jaren boven zijn stand heeft geleefd, een aankondiging, dat van nu af aan de buikriem sterk zou worden aangesnoerd. Om de collectieve veiligheid van West-Europa te versterken wordt de diensttijd van 18 maanden ingevoerd, waardoor op de duur het mogelijk zal zijn 5 divisies op te brengen. Dit zal voor de eerste vier jaren extra uitgaven van 500 millioen per jaar met zich brengen. Gedeeltelijk zullen deze gedekt worden uit beperking der subsidies, vooral aan de levensmiddelen, tot 175 millioen. Het ontbrekende moet gevonden worden uit verhoging der belastingen en uit leningen. Zonder prijsverhoging komt dit geld niet binnen. Een onvermijdelijk gevolg is de stijging van lonen, maar de regering kan deze stijging niet zover steunen, dat de arbeider op een volledige compensatie kan rekenen. Dit zou de hele opzet te niet doen. Wel zal zij de
| |
| |
ouden van dagen en de grote gezinnen tegemoet komen. Om de met zoveel moeite tot stand gekomen eenheid der vier partijen niet in gevaar te brengen, is de kwestie Nieuw-Guinea, waarover de regeringscrisis was uitgebroken 'in de ijskast' gezet. De reactie van de Tweede Kamer op dit toekomstprogram was teleurstellend. Zij vermeidde zich liever in nabeschouwingen over het ontstaan en het verloop der crisis dan aan de vraag, hoe zij het beste met de regeringsplannen zou kunnen medewerken. In dit opzicht waren de Werkgevers-Verbonden actiever. Zij verklaarden zich bereid tot de uiterste inspanning, overtuigd, dat in alle lagen der bevolking het besef moet leven, dat er door allen offers moeten gebracht worden. De reële extra-winsten, die de verhoging der productiviteit zou voortbrengen, dienen aan de gemeenschap ten goede te komen. De vakverenigingen: het N.V.V., de K.A.B. en het C.N.V. hebben zich bereid verklaard om als leden van de Stichting van de Arbeid met de regeringscommissie voor de loon- en prijzenpolitiek overleg te plegen opdat de te brengen offers op redelijke wijze worden verdeeld.
Om aan de Nederlandse bevolking duidelijk te maken, dat de gevraagde offers niet zinloos zijn, hield de minister-president Drees een radio-rede. Hierin lichtte hij toe, dat de defensie-uitgaven niet tot doel hebben een oorlog te ontketenen, maar een oorlog te voorkomen. De gelden aan de vermeerdering van het leger te besteden moeten beschouwd worden als een verzekeringspremie tegen de oorlog. De hogere belastingen worden bij voorkeur geheven van luxe- en minder noodzakelijke artikelen, waarbij de grote massa zoveel mogelijk ontzien wordt. Ook de overheid zal zich zo scherp mogelijk beperken. De lonen zullen zo spoedig mogelijk met 5% verhoogd worden. Rijk, provincie en gemeenten zullen het voorbeeld van grote soberheid moeten geven en in de bedrijven en in het particuliere leven zal elke verspilling met kracht worden tegengegaan. Verder deed hij een beroep op aller medewerking, opdat wij, 'nu wij een ogenblik worden teruggedrongen, zo snel mogelijk opnieuw de weg omhoog zullen kunnen gaan'.
1-4-'51
K.J.D.
| |
België
Even voor Pasen zijn de parlementsleden met verlof gegaan nadat zij in hoofdzaak de militaire ontwerpen en enkele begrotingen hadden goedgekeurd. Het is nagenoeg uitsluitend de kwestie van de duur van de diensttijd die de belangstelling heeft gewekt van de oppositiepartijen. Zowel in de kamer als in de Senaat werd de kritiek tegen de regeringsplannen gericht op een bijkomstige kwestie nl. die van de vrijstellingen voor sommige zonen uit kinderrijke gezinnen.
De liberale en socialistische oppositiepartijen die moeilijk stelling konden nemen tegen het beginsel van de militaire inspanning van België in het kader van de Westelijke verdediging, vonden in de kwestie van de vrijstellingen een dankbaar voorwendsel om de militaire ontwerpen te verwerpen zonder hierbij totaal het gezicht te verliezen voor onze buitenlandse bondgenoten. Meteen konden zij hierbij de
| |
| |
zaken voor de openbare opinie zo voorstellen alsof de homogene C.V.P.-regering de duur van de militaire dienst tot 24 maanden had opgevoerd om een deel van haar cliëntele, de grote gezinnen, terwille te zijn. Er is hierop in de Senaat door de West-Vlaamse vertegenwoordiger Baert een af doend antwoord gegeven waar hij, zonder dat daarop repliek kwam, betoogde dat als elke Belgische familie slechts 2 zonen leverde aan het leger, de diensttijd tot op 12 en zelfs 11 maanden kon worden teruggebracht. De hoofdreden voor de tegenstand van liberalen en socialisten is te vinden in hun weerzin om door een eenparige stemming het crediet van de regering-Pholien te verhogen. Voor de socialisten komt daar nog bij dat er in de schoot van de partij verschillende richtingen zijn ten aanzien van België's deelneming aan de Westerse verdediging en dat er in de lagere kaders een traditionele sterk anti-militaristische stroming voortleeft.
In de Kamer werden van socialistische zijde insgelijks een paar pogingen gewaagd om de Minister van Landsverdediging dhr De Greef verdacht te maken en aldus onrechtstreeks de regering te raken. Doch zoals de vroegere interpellatie van de bejaarde staatsminister Huysmans over de zogenaamde aanslagen van de regering op het statuut van de Rijksambtenaren bleven deze zijdelingse aanvallen niet alleen zonder succes maar ook zonder echo in de openbare mening.
Voor het overige bleek de oppositie zeer weinig belangstelling te tonen voor de verschillende begrotingen die aan de orde kwamen. Hoewel de C.V.P. in de Kamer slechts over een meerderheid van 4 stemmen beschikt overtrof zij bij elke stemming de oppositie met ongeveer 15 tot 20 stemmen, daar veel socialisten en liberalen zich onttrekken aan de werkzaamheden en zelfs niet aanwezig zijn op de gebruikelijke dag in de week waarop de stemmingen plaats vinden. Bij de besprekingen blijven de grote tenoren uit de partij op de achtergrond en zij laten de zorg om het partijstandpunt uiteen te zetten over aan toegewijde parlementariërs zoals de H.H. De Sweemer, De Kinder, Demuyter, die echter slechts zeer vage algemeenheden, zo het geen louter locale aangelegenheden zijn, in het midden brengen. Men mag terecht de vraag stellen waarom de oppositiepartijen een dergelijke geringschatting tonen voor een instelling die, hoe gebrekkig zij ook werkt, toch de tribune blijft waar in de eerste plaats de opvattingen van de partijen over de essentiële vraagstukken waarvoor het land staat, moeten geconfronteerd worden.
* * *
Men vindt hiervoor wellicht een gedeeltelijke verklaring in het feit dat de socialistische partij haar oppositie meer verlegd heeft naar haar buitenparlementaire activiteit. Zij heeft een kiescampagne geopend alsof de verkiezingen morgen voor de deur stonden. Bedoeling is zeker de opinie dusdanig te bewerken dat de Christelijke Volkspartij gedwongen wordt ofwel medezeggenschap in het beleid aan de socialisten te verlenen ofwel nieuwe verkiezingen te laten uitschrijven. De politieke gebeurtenissen der laatste weken hebben echter iedereen
| |
| |
moeten overtuigen dat er hoegenaamd geen kans bestaat dat de regeringspartij zou uiteenbrokkelen. Het Congres van de C.V.P. dat op 10 en 11 Maart te Brussel plaats had, bewees ten overvloede dat in die partij eensgezindheid blijft bestaan over al de essentiële punten van het regeringsprogram. Ook al zijn velen in de partij overtuigd dat de eerste-minister en enkele zijner medewerkers wellicht door sterkere persoonlijkheden uit de partij zouden kunnen vervangen worden toch acht niemand het raadzaam op dit ogenblik enige wijziging te brengen in de samenstelling van het kabinet. Overigens hebben de weigering van de liberalen en de socialisten om enige verantwoordelijkheid te nemen in de militaire inspanning van België, alsmede de onbetamelijke aanvallen op de persoon van de Minister van Landsverdediging als onmiddellijke weerslag een versterking van de C.V.P,-solidariteit gehad.
Men begrijpt dat in die omstandigheden de strijd in zekere zin van het Forum naar de straat werd verlegd. De actie-comité's samengesteld uit de verschillende sectoren van de socialistische beweging werden, zoals in Juni-Juli 1950, opnieuw samengeroepen en een soort oorlogsverklaring werd door de voorzitter van de B.S.P. zelf ruchtbaar gemaakt. Deze beslissing die bij velen pijnlijke herinneringen opwekt, was in de C.V.P.-pers het voorwerp van een zeer gepassioneerd commentaar. Zouden de socialisten opnieuw zoals in de Koningskwestie de regering door straatgeweld schaakmat willen zetten en aldus de beslissingen van een parlementaire meerderheid zoeken ongedaan te maken? Dat was de vraag en men ging zelfs zover te veronderstellen dat het socialistisch offensief wel degelijk een revolutionaire inslag had. Wij menen dat er vooralsnog voor zulk een veronderstelling geen voldoende reden bestaat. De socialistische actie is vooral gericht tegen de economische politiek van de regering die in de ogen van de oppositie de levensstandaard van de massa in gevaar brengt. De regering staat voor het feit dat, als weerslag van de hausse der prijzen op de wereldmarkt, ook bij ons de prijzen in aanzienlijke mate stijgen. Zij moet aan de ene kant de bestaande levensstandaard trachten te handhaven terwijl zij anderzijds ook de toekomst van onze buitenlandse handel niet in gevaar mag brengen door een buitensporige verhoging van onze prijzen op de buitenlandse markt. Vanzelfsprekend heeft een regering die voor een dergelijke opdracht staat moeilijke onderhandelingen te voeren zowel met de industrie als met de arbeidersafgevaardigden om het juiste evenwichtspunt te benaderen. Wanneer hier moeilijkheden rijzen en meteen sociale verwikkelingen ontstaan dan kan de socialistische vakbeweging inderdaad geneigd zijn uit politieke berekening het wapen van de stakingen te hanteren vroeger dan gerechtvaardigd is en is het gevaar niet denkbeeldig dat zij door de machten, die zij zelf
ontketend heeft, eenmaal verder meegesleurd wordt dan zij aanvankelijk zelf had gewenst. Het is een feit overigens dat in de huidige evolutie van de politieke machten in de Belgische zowel als in sommige andere Westerse democratieën, de vakbonden meer en meer medezeggenschap krijgen en geneigd zijn die meer en meer op te vorderen in gebieden waarbij onbetwistbaar sociale belangen zijn betrokken -
| |
| |
men kan moeilijk andere ontdekken - maar waar die belangen toch slechts een nevenaspect zijn van een nationaal vraagstuk.
De vraag is ongetwijfeld gegrond of een staking die door het socialistisch vakverbond b.v. zou ontketend worden tegen de militaire dienstplicht zoals zij door het Parlement werd ingesteld, geen revolutionaire inslag zou hebben? De socialistische partijleiders zullen goed doen dit te overwegen alvorens motieven van die aard met loonsaangelegenheden te vermengen.
Men doet in rechtse kringen evenwel verkeerd steeds maar de zaken voor te stellen alsof de socialistische leiders bereid zijn het experiment dat in de Koningskwestie succes heeft geboekt, te herhalen. Het is onze overtuiging dat de socialistische leiders genoeg verantwoordelijkheidszin hebben om met dergelijke proeven voorzichtig te zijn. Men heeft in Augustus 1950 geschreven dat bij hun straatagitatie rond de Koningskwestie de socialisten in de traditie bleven van de revolutionaire machtsontplooiingen die zij in hun eerste groeiperiode zo menigmaal hebben ontketend. Dit is voor een deel literatuur, maar in zover het waar is zullen de socialisten van vandaag uit dit verleden nog andere lessen hebben onthouden. Mogen wij niet even herinneren aan de algemene staking en beroering die in 1902 ontketend werden ter verovering van het algemeen stemrecht. Nadat twee vroegere algemene stakingen succes hadden geboekt liep deze laatste die met geestdrift en overtuiging was ontketend op een jammerlijk fiasco uit. In zijn geschiedenis van het Belgisch socialisme geeft Louis Bertrand van deze nederlaag de volgende verklaring: 'Tous les calculs faits sur la bonne réussite du nouveau mouvement pour la révision et le suffrage universel, étaient basés sur la pusillanimité, voire la lâcheté du ministère et de la droite parlementaire. A la Chambre et dans la presse on dit et on répéta, en s'adressant aux ministres: “Qui a canné, cannera!” Or, c'est là où on se trompait'. En terecht onderlijnt dezelfde militant en geschiedschrijver bij deze episode 'La violence est une arme à deux tranchants'. Wij zijn thans ver van deze romantische periode van het socialisme en sindsdien heeft de partij in menige omstandigheid bewijs gegeven van veel realisme. Ook al zijn de gebeurtenissen van Juli- Augustus 1950 een zwarte bladzijde in de geschiedenis van
onze democratie, toch past het niet bij elke oppositionele actie buiten het Parlement te schreeuwen dat men moedwillig straatgeweld oproept. Dat de oppositie in openbare manifestaties en volksvergaderingen haar gedachten zoekt ingang te doen vinden ligt in de normale lijn van onze instellingen. Zoals trouwens deze ook willen dat de aan het bewind zijnde regering in elke omstandigheid klaar sta om de bedreigde openbare orde te handhaven.
A. Vanhaverbeke
|
|