Streven. Jaargang 4
(1950-1951)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 650]
| |
Het Duister is mijn LichtHoofdpersoon van deze eigenaardige romanGa naar voetnoot1) is een krankzinnige en een behoorlijk gedeelte van het lijvige boek bevat de psychologie van deze geestesgestoorde, die door electrische shocks tegen alle verwachting in genezen wordt. Daaromheen beschrijft de auteur het leven en streven van een doktersgezin en hij doet dit met groot talent. Het zijn bloedwarm levende mensen, die dit doktershuis bewonen, goede en beminnelijke mensen, een beetje werelds en wat oppervlakkig religieus, maar weldadig en humaan en terecht bemind door hun omgeving. Daarnaast plaatst de schrijver enkele caricaturen, in wier beschrijving en voorstelling hij zijn hart en zijn ergernis lucht over bepaalde vroomheids- en klooster-verschijnselen. Het doet vreemd aan deze Leuvense professor in psychiatrische vakken zo fel te keer te zien gaan tegen werkelijke of vermeende toestanden en personen, waarbij de godsdienst nauw betrokken is. Hij bederft er gedeeltelijk zijn roman door. Mevrouw Louckx, Zuster Lucile, Mejuffrouw Deleuze en de pastoorsmeid zijn geen mensen meer, maar hyena's die in vromen gemoede hun medemensen verscheuren. Waar de auteur mondaine mensen, die nog ongeveer Christen zijn, beschrijft, is hij uitstekend, waar hij vrome of quasi-vrome mensen te verbeelden heeft, vervalt hij gewoonlijk in het caricaturale. Ook de goed bedoelde Zuster Colette is weinig overtuigend; de enigst aanvaardbare vrome is Zuster Alphonsienne. Dan zwerft er nog een wonderlijke Pater Lénard door het boek, die psychiatrische en exacte wetenschappen studeert om zijn geloof aan de wetenschap te toetsen en de wetenschap aan zijn geloof. Men krijgt in dit boek de indruk dat mensen, die zich ex professo aan het religieuze wijden en er hun leven aan geven, meestal tot een eng formalisme vervallen en alle humaniteit erbij verliezen, terwijl dit religieuze veel nobeler en menselijker opbloeit bij wie het slechts als terloops en als iets bijkomstigs beleven. Dat dit wel eens voorkomt zal niemand ontkennen, maar in de roman schijnt het de regel te zijn. Volgens een oude missionaris zijn er nog maar enkele vergeten en verwaarloosde communauteiten, waar werkelijk evangelisch geleefd wordt. Zuster Colette gaat het daar dan ook zoeken. Deze Zuster Colette en Zuster Alphonsienne moeten het door Zuster Lucile en haar overste gestoorde evenwicht enigszins herstellen. Zuster Colette vooral is de draagster van de Greeffs ideeën omtrent het kloosterleven. Maar omdat die ideeën scheef zijn, is heel de figuur van Colette mistekend; bijna alles aan haar wordt gewrongen en onnatuurlijk, doordat zij te opgeschroefd heldhaftig zijn moet en haar schepper haar in een onmogelijke situatie plaatst. Dat de schrijver in zijn roman terloops toestanden hekelt, die hem wellicht in zijn praktijk meermalen gehinderd hebben, is aannemelijk, maar dat de lezer in die hekeling aldoor de eigen kregeligheid van de auteur voelt, haalt zijn boek naar beneden. Temeer daar zijn voorstelling van de ware en diepe religiositeit aanmerkelijk te kort schiet. De schrijver manoeuvreert op wonderlijke wijze met zusters, paters en pastoors, waarvan er enkele bijzonder intelligent of heldhaftig, andere ongewoon stupied en kortzichtig zijn. Zo is deze in het Frans als La nuit est ma lumière geschreven roman een eigenaardig product. Het psychische conflict van de hoofdfiguur kan slechts door vaklieden beoordeeld worden. De beschrijving van het doktersgezin is zo, als die enkel onder de hand van een talentvol | |
[pagina 651]
| |
romancier ontstaan kan. Daaromheen is veel gebrekkigs en veel maakwerk en de religieuze opvattingen en voorstellingen, die een voorname plaats in de roman innemen, zijn zeer bedenkelijk. Dr J. van Heugten |
|