Streven. Jaargang 4
(1950-1951)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 649]
| |
wespennest', verschenen in het Decembernummer van het tijdschrift Industrie, wordt een in dit opzicht revelerend parallel getrokken tussen generaal Mac Arthur, bevelhebber der U.N.O.-strijdkrachten en.... Scipio Africanus. Het loont de moeite in te gaan op de suggestie van de (onbekende) auteur, die de lezer aanraadt Titus Livius weer eens ter hand te nemen om de karakters van Scipio en van Mac Arthur te vergelijken. Een diepe godsdienstige overtuiging, die samenvalt met het bewustzijn van een providentiële zending, is hun eerste gemeenschappelijke karaktertrek. Titus Livius leert ons dat 'Scipio nooit een openbare of private daad van enig belang stelde zonder zich eerst naar het Capitool te begeven, een tempel binnen te treden en daar, gewoonlijk alleen, een zekere tijd door te brengen'. Mac Arthur waagt zich gaarne aan theologische discussies met de Amerikaanse senatoren die hem in zijn Japans proconsulaat komen ondervragen. Hij is niet alleen verstandig en vastberaden, maar heeft ook een aangeboren gevoel voor publiciteit. Ook Scipio had, volgens Titus Livius, niet alleen grote gaven, maar 'wist het steeds klaar te spelen die gaven op bijzonder handige manier te doen gelden: in ostentationem earum compositus....'. Beiden hebben roem verworven in tijden van angst en kommer, doch ook van glorierijke zegepralen voor hun vaderland. Hiervan hebben zij hun deel opgeeist: Afrika voor Scipio, Azië voor Mac Arthur. Die gebieden beschouwen ze als het ware als hun persoonlijk domein, wat onvermijdelijk conflicten uitlokt met de overheden in het moederland. Bij de Romein, zoals bij de Amerikaan bespeurt men wantrouwen tegenover de burgerlijke instanties, vrees voor compromissen en ijdel gepraat die de vrucht van persoonlijke intuïties dreigen te verspillen, liefde voor het gezag - gesterkt door een bijna onbeperkte macht - overigens met gematigdheid uitgeoefend, bewustzijn ten slotte van een persoonlijk legendarisch aureool. Mac Arthur geniet de geestdriftige steun van leden van het Congres, voornamelijk in de rangen van de Republikeinse partij. Maar andere Congresleden delen de mening van Fabius Maximus, die oordeelde dat Scipio 'niet tot consul benoemd was voor zijn persoonlijke rekening, non sibi ipsi privatim creatum consulem, maar voor de Republiek en voor ons allen'. De man die de Verenigde Natiën aanstelden om hun strijdkrachten in Korea aan te voeren, is ontegensprekelijk groot, maar hij is geobsedeerd door het bewustzijn van zijn grootheid. Hij werd belast met een uiterst lastige taak in het raam van een politiek die hij onvoldoende kende en misschien niet goedkeurde. Hij is een militair genie, bekommerd om het theatraal effect, tot op het slagveld toe. Zijn visie op Azië steunt alleen op zijn kennis van de Philippijnen en van Japan. Hoewel niet oorlogszuchtig, is hij toch geneigd om de enige macht te gebruiken waarover hij beschikt en die hij goed kent, met name de militaire macht. 'De kracht en de zwakte van de vijand kan men slechts van dichtbij, op zijn eigen grondgebied meten'. Men meent Scipio te horen in de Senaat, vóór de veldtocht in Afrika. Mac Arthur was waarschijnlijk de enige generaal die een waagstuk als de slag om Pusan tot een goed einde kon brengen, maar van al de Amerikaanse generaals was hij wellicht de onbekwaamste om een diplomatieke rol te spelen, om te beseffen dat een veldtocht steeds het instrument blijft van een politiek en dat er grenzen dienen in acht genomen te worden waarover een generaal niet te beslissen heeftGa naar voetnoot1). Ter overweging .... Dr A. Thomas |
|