| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
BEGIN Januari trokken de Chinese troepen over de 38ste breedtegraad en noopten de geallieerde strijdmacht tot verdere terugtocht. Een geweldige numerieke overmacht bezette het brandende Seoul, waaruit de regering van Syngman Rhee reeds naar Poesan was gevlucht. De communistische troepen trokken over de Han in de richting van Wondjoe, het belangrijke verbindingscentrum in het midden van Korea. Na heldhaftig verzet, waarbij zich de Nederlandse vrijwilligers door hun dapperheid onderscheidden, ging ook deze stad verloren. Daarna bleef de situatie in hoofdzaak ongewijzigd, niettegenstaande Wondjoe tot tweemaal toe werd heroverd en ontruimd en zelfs een landing achter het Chinese front plaats had. Het merkwaardige is, dat zo nu en dan alle contact met de vijand verbroken is, alsof de Chinezen een schimmenspel uitvoeren. Volgens deskundigen zou de moderne wapentechniek, die in Europa zoveel succes had, in deze guerilla-strijd van nachtelijke verplaatsingen en overvallen weinig doeltreffend zijn. De bevolking van Zuid-Korea ondervindt intussen voor de derde maal de gevolgen van het oorlogsgeweld. Hopeloos en reddeloos trekt zij op en neer, waarbij duizenden van alle leeftijd, rang en geslacht op ontzettende wijze omkomen.
De Commissie van Drie wier taak het was het 'staakt-het-vuren' in Korea van China gedaan te krijgen, heeft weken lang moeten wachten op een, tenslotte afwijzend, antwoord. Daarop heeft zij, gebruikmakend van suggesties van Israel en van de vergadering der Commonwealth in Londen, voorgesteld, dat na het staken van het vuren, een commissie, waarin zitting zouden hebben de V. St., Moskou, Peking en Engeland, alle vraagstukken van het Verre Oosten zou bespreken, terwijl de niet-koreaanse troepen etappegewijs uit Korea zouden worden teruggetrokken. De Politieke Commissie heeft deze gedachte met 50 tegen 7 stemmen en 1 onthouding overgenomen. Vier dagen later wees Peking deze resolutie af. Het voornaamste bezwaar, dat de minister van buitenlandse zaken, Tsjoe en Lai, er tegen inbracht, was, dat de onderhandelingen eerst zouden beginnen, nadat het vuren gestaakt was. Hij was van oordeel, dat, om eindeloze besprekingen te voorkomen, eerst de voorwaarden voor de beëindiging van het conflict zouden worden opgesteld. Tot deze voorwaarden behoorde, dat de strijdkrachten in Korea, op Formosa en andere gebieden van het Verre Oosten, hun posities zouden verlaten, omdat anders de V. St. hun aanvallen konden blijven uitvoeren en er zelfs uitbreiding aan konden geven. We mogen aannemen, dat deze Chinese achterdocht tegen de V. St. even oprecht gemeend is als de houding van de V. St., die niet wenst te onderhandelen met 'het pistool op de borst'. Ook de vroeger gestelde voor-waarden moesten ingewilligd worden. Dan eerst is Mao bereid deel uit te maken van een zeven-anden-bijeenkomst der 'Grote Vier', met
| |
| |
Frankrijk, India en Egypte. In het oog der V. St. was dit antwoord volkomen onbevredigend en zijn vertegenwoordiger in de V.N., Warren Austin, diende een uit zes punten bestaande resolutie in, waarin het communistisch China gebrandmerkt werd als de aanvaller in Korea. De V.N. zouden haar vastbeslotenheid uitspreken om aan de Chinese aanval het hoofd te bieden, deze actie steunen en zich onthouden van het verlenen van hulp aan de aanvaller. Tegelijkertijd echter bleef de deur open tot verdere onderhandelingen, omdat een 'commissie van goede diensten' zou moeten streven om op vreedzame wijze de Koreaanse oorlog ten einde te brengen. Lang niet alle leden van de V.N. waren bereid deze radicale koers te volgen. Rau meende, dat deze resolutie geen enkel nut kon stichten. Alle problemen in het Verre Oosten zouden onoplosbaar blijven. Attlee, die rekening heeft te houden met Amerikaanse gevoeligheden en van de andere kant de Aziatische leden van de Commonwealth wil ontzien, sprak de overtuiging uit, dat de V.N. in dit stadium van de onderhandelingen geen nieuw en belangrijk besluit mogen nemen, dat zou impliceren, dat men de hoop op het bereiken van een vreedzame oplossing geheel had laten varen. Hij maakte het subtiele onderscheid, dat China eigenlijk geen 'aanvaller' was, maar dat het met het steunen van een aanvaller het streven van de V.N. had gedwarsboomd. De Franse regering, die het al moeilijk genoeg heeft in Indo-China, stelde zich op het Britse standpunt. Pandit Nehroe, die ondershands met Peking contact hield, bleef bij zijn overtuiging dat China de deur voor onderhandelingen niet had gesloten. En waarlijk Peking zond een nieuw voorstel, waarover de leden der V.N. rustig 48 uren nadachten, alvorens het in bespreking te nemen. Deze keer was, zo niet de kern, dan toch de formulering der voorstellen verzacht. Zodra het principe, dat alle buitenlandse troepen uit Korea moeten terugtrekken,
is aanvaard en in praktijk gebracht, zal de Chinese Volksrepubliek de verantwoordelijkheid op zich nemen de Chinese 'vrijwilligers' te adviseren naar China terug te keren. De zeven-landen-conferentie zal besprekingen voeren over een staking van het vuren voor een beperkte tijd. Haar taak is het ook overeenstemming te bereiken over het terugtrekken van alle buitenlandse troepen uit Korea en over de toekomstige status van Korea. Voorts moet Formosa ontruimd worden en moet de Chinese Volksrepubliek in de V.N. worden opgenomen. Op het eerste gezicht leek dit nieuwe Chinese voorstel aan de Britse gedelegeerde van groot belang, terwijl de Amerikaanse afgevaardigde er een poging in zag om uitstel te winnen. Bedenkelijker werd de zaak, toen de Sovjet-gedelegeerde, Tsarapkin, ondanks een aantal onvolmaaktheden, er een bijdrage in zag tot verwezenlijking van een vreedzame regeling. De Canadese minister van buitenlandse zaken, Pearson, wees er op, dat het voornaamste punt: voorlopig staken van het vuren vóór het houden van een eventuele conferentie, verdoezeld was. Door dit getalm kreeg het Amerikaanse voorstel om communistisch China als agressor te brandmerken steeds meer kans, zelfs een meerderheid. Voor toepassen van sancties waren vele staten huiverig. De gedelegeerde van India, Sir Benegal Rau, maakte toen, namens communistisch China, bekend, dat, indien China
| |
| |
als aanvaller zou worden veroordeeld, er geen hoop meer kan bestaan op een vreedzame regeling. Het Amerikaanse voorstel zal nu aan de Algemene Vergadering worden voorgelegd, waar een meerderheid van twee derden vereist wordt. De resolutie over een zeven-mogendheden-conferentie is afgestemd.
De conferentie der leden van de Commonwealth, die in de eerste helft van Januari te Londen werd gehouden, heeft weinig tastbare gevolgen opgeleverd. Omtrent de netelige kwesties: de erkenning van communistisch China, de toekomstige status van Japan, de regeling van Formosa, bleef verschil van inzicht bestaan. De premier van Pakistan, Liaquat Ali Khan, weigerde aan de bijeenkomst deel te nemen, indien hij niet de zekerheid kreeg, dat het lot van Kasjmir besproken zou worden. Bij de splitsing van Brits-Indië, maakten beide deelstaten, India en Pakistan aanspraak op de inlijving van deze voormalige vazalstaat van Engeland bij hun gebied. De bevolking is er in meerderheid mohammedaans, maar de heersende klasse is hindoes en besloot tot aansluiting bij India. Daarop zond Pakistan gewapende benden over de grens, hetgeen door India met bezettingstroepen beantwoord werd. De enige redelijke oplossing zou een plebisciet moeten zijn, zonder uitoefening van dwang. Daarom stelden de premiers der niet in het geschil betrokken leden der Commonwealth voor, dat tijdens het plebisciet hun troepen de orde zouden handhaven. Nehroe weigerde. Het tweede voorstel, dat troepen van beide belanghebbenden de orde zouden bewaren verwierp hij ook. En het laatste voorstel, dat onder toezicht van de V.N. een eigen leger van Kasjmir voor deze gelegenheid zou gevormd worden, stiet eveneens af op het verzet van India. Het wil eenvoudigweg Kasjmir houden en levert het bewijs, dat het, ofschoon groot ijveraar voor de wereldvrede, waar het zijn eigen belang betreft, de zaak met andere ogen bekijkt.
De problemen in het Verre Oosten, waarmee de V. St. te worstelen hebben, konden de aandacht voor de verdediging van West-Europa niet afleiden. President Truman bood in zijn jaarlijkse regeringsverklaring een uitvoerig program aan om West-Europa uit handen van de Sovjet te houden. Niet alleen uit idealisme, maar uit welbegrepen nationaal zelfbehoud. Een bezetting van West-Europa zou een verdubbeling van de Russische kolenvoorziening betekenen en een verdrievoudiging van haar staalproductie. De Sovjet-Unie behoeft Amerika niet aan te vallen om de hele wereld te beheersen. Dit doel zou bereikt kunnen worden door Amerika te isoleren en al onze geallieerden op te slokken. Vandaar stelde hij een program voor om economische hulp te verlenen aan de vrije wereld; om de landen van het Noord-Atlantisch Pact militair te steunen en alle pogingen der V.N. om vredelievend geschillen op te lossen bijstand te geven, zonder echter een concessie-politiek te voeren. Deze politiek zal offers kosten: hogere belasting, meer arbeid en lagere lonen. Meer dan de helft der begroting wordt voor defensie bestemd van de V. St. zelf en van de bedreigde landen. Deze worden verondersteld tot grotere krachtsinspanning te zullen overgaan en op het voorbeeld van Amerika de werktijden te verlengen, meer arbeiders in het productie-proces te zullen inschakelen en door
| |
| |
beperking van het gebruik hun hulpbronnen voor de defensie te benutten.
Om zich op de hoogte te stellen van de militaire paraatheid der leden van het Atlantisch-Pact heeft Eisenhower in de hoofdsteden dezer landen besprekingen gevoerd met de verantwoordelijke leiders. Parijs was al doende met de legeruitbreiding, Londen kon een uitvoerig plan van herbewapening overleggen, Rome voerde het militair budget tot 200 millioen lire op en zal zich beperken in het overgroot aantal generaals, Brussel kwam goed voor de dag, van Denemarken en Luxemburg hoefde men geen grote verwachting te hebben en den Haag was achter. Frankfort of liever Bonn was door McCloy tijdig gewaarschuwd, dat het, met terzijdestelling van neutraliteit, te kiezen had tussen Moskou en Washington. Eisenhower heeft er besprekingen gevoerd met Adenauer en de generaals Heusinger en Speidel. Ook de socialisten ontbraken er niet. Eisenhower heeft verklaard, dat hij aan een gedwongen militaire deelneming niets heeft en dat, indien de Duitsers bereid zijn aan de verdediging van West-Europa mee te werken, zij op gelijke voet moeten behandeld worden. Besprekingen over de Duitse herbewapening waren reeds eerder ingezet op de Petersberg bij Bonn. De uiteindelijke beslissing zal moeten genomen worden door het West-Duitse Parlement.
De ontwikkeling dezer dingen heeft het Kremlin zien aankomen. Daarom had het nog einde 1950 een bijeenkomst der Grote Vier voorgesteld, waarin de verhouding tot Duitsland onderling zou geregeld worden. De overige Drie antwoordden hierop, dat zij, bijaldien een dergelijke conferentie bijeenkwam, ook de overige nog hangende kwesties op tafel wilden brengen. Dit gaf aanleiding tot een nota-wisseling, waarbij de geallieerden wezen op het aggressief karakter van de Sovjet, die in vredestijd een veel te groot leger op de been hield en Oost-Duitsland voorzien had van een regiment soldaten, eufemistisch 'Bereitschaften' genoemd. Moskou wenste echter slechts over Duitsland te spreken en met name over de plannen tot remilitairisatie. 'Het is algemeen bekend', werd verder gezegd, 'dat de Sovjet-Unie haar strijdkrachten aanzienlijk heeft gedemobiliseerd. Ook trok de Sovjet-Unie haar strijdkrachten terug van het grondgebied van andere staten. Opmerkingen over enige vorm van herbewapening in de landen van Oost-Europa zijn ongegrond. Zij zijn kennelijk bedoeld om de aandacht af te leiden van de huidige hermilitairisering van West-Duitsland'. Om langs een andere weg de plannen van de geallieerden te frustreren, belastte Moskou Grotewohl, de eerste minister van Oost-Duitsland, met de opdracht om met Adenauer besprekingen te voeren over de eenheid van Duitsland. De kanselier van West-Duitsland liet echter weten, dat pogingen zijnerzijds destijds waren afgewezen met de woorden 'dat zij niet eens de moeite waard waren er kennis van te nemen'. Bovendien kon hij slechts onderhandelen met hen, die onvoorwaardelijk bereid zijn een regiem te erkennen, dat gebaseerd is op wettelijkheid, vrijheid en bescherming der menselijke rechten en de handhaving van de vrede eerbiedigt. Een hernieuwde poging van Grotewohl had evenmin succes.
| |
| |
| |
Nederland
Het laatste voorstel van de Nederlandse regering om aan de Unie opdracht te geven de souvereiniteit namens Nederland uit te oefenen, viel niet in goede aarde. De minister-president van Indonesië, Moh. Natsir, stond star op zijn stuk, dat de souvereiniteits-overdracht zonder enig voorbehoud of inmenging van derden had te geschieden, wilde men de resultaten van de R.T.C. niet in gevaar brengen. De Nederlandse regering, van mening door alle regeringspartijen gesteund te worden, ontving plotseling een dolkstoot in de rug, toen Mr M. van der Goes van Naters, fractie-voorzitter van de Partij van de Arbeid, zich in een interview liet ontvallen, dat zijn Partij niet afkerig was van souvereiniteits-overdracht, onder voorwaarde, dat het Nederlands beheer voor de eerstkomende dertig jaar zou worden voortgezet. Deze onvoorzichtige uitlating bracht rumor in casa, want zowel de socialistische ministers als het Partijbestuur stonden op een ander standpunt. Van der Goes trad af als fractie-leider. Ir Vos nam (tijdelijk) zijn ontslag uit het hoofdbestuur en burgemeester d'Ailly zegde zijn lidmaatschap op. Dit interne incident in de P.v.d. Arbeid was van minder belang dan wat de verschillende partijen over het voorstel van opdracht aan de Unie te berde brachten. De felste tegenstand van het regeringsvoornemen kwam van de V.V.D. De heer Vonk sprak van een impotent beleid, waardoor de kans om Nieuw-Guinea voor Indonesië te behoeden, reeds verspeeld was. Zijn fractie-leider, Mr Oud, beschuldigde de regering van inconstitutioneel handelen. Dit laatste voorstel was een afwijking, een deviatie van de tot dusver gevolgde politiek. Van Maarseveen had verklaard, dat hij bij een 'redelijk tegenvoorstel' de Commissie van de Uniezaken zou raadplegen. Dit heeft hij nagelaten. Daarom was Oud van mening, dat het bestaan van dit ministerie minder belangrijk was dan de kwestie-Guinea zelf. De motie, die Oud indiende,
sprak van 'teleurstelling', maar bedoelde een afkeuring van het regeringsbeleid. In de nacht van Oud (23 Januari), trachtte minister Stikker zijn 'politieke vrienden' tot andere gedachte te brengen. Tevergeefs. Ofschoon alle ingediende moties verworpen werden, ook die van Oud, voelde Stikker en met hem het hele kabinet zich niet langer in staat de regering te voeren, en bood zijn ontslag aan H.M. de Koningin aan. De minister-president motiveerde dit besluit op grond van het feit, dat het ministerie op samenwerking van vier partijen was gegrondvest en dat door de opzegging van vertrouwen door de V.V.D. de oorspronkelijke grondslag aan het kabinet was ontvallen. H.M. heeft aan Mr D.U. Stikker opgedragen informatorisch de mogelijkheden te onderzoeken van de vorming van een kabinet, dat het vertrouwen heeft van het parlement. Met grote voortvarendheid heeft Stikker zich van zijn opdracht gekweten zonder nochtans totdusver geslaagd te zijn. Na het vluchtig bezoek van generaal Eisenhower, moest deze tot zijn leedwezen constateren, dat Nederland met zijn defensie-voorbereidingen een aanzienlijk stuk achter was. We geloven niet, dat aan generaal Kruls de schuld van deze achterstand kan geweten worden. Niet zo lang geleden heeft hij zijn verdedigingsplannen
| |
| |
kenbaar gemaakt, die in het oog der regering de indruk maakten, dat Kruls zich niet wenste te voegen naar het beleid der regering. Zonder complimenten - het had wel eleganter gekund - werd de chef van de generale staf aan de dijk gezet en met hem verdween zijn naaste medewerker, generaal Calmeijer. De nieuwe chef van de generale staf is kolonel B. Hasselman.
Bij de kabinetsformatie kan het probleem van de defensie niet voorbijgezien worden. Deze vraagt zware offers, minder consumptie-goederen, hogere productie. Hierover heeft Stikker besprekingen gevoerd met de Partij van de Arbeid, die als zij toetreedt tot het te vormen ministerie, mede de verantwoordelijkheid voor deze impopulaire maatregelen zou moeten dragen. De besprekingen hebben tot heden nog geen oplossing gebracht, hoezeer de internationale toestanden tot haast dringen.
1-2-'51
K.J.D.
| |
België
De omstandigheden nopen er ons toe dit overzicht te schrijven nog vooraleer het Parlement het vraagstuk van 's lands militaire organisatie met de verlenging van de militaire dienstplicht tot 24 maanden heeft besproken, vooraleer men kennis heeft kunnen nemen van de aangekondigde vorm van economische mobilisatie en van de maatregelen die de regering neemt om 's lands instellingen en de openbare rust te vrijwaren tegen de vijanden van de inwendige veiligheid.
Men kan zeggen dat de regering tot nog toe in gebreke bleef een overzichtelijk beeld te geven van de maatregelen die zij in elk van deze sectoren overweegt. Alleen op het zuiver militair plan weet zij blijkbaar precies wat zij wil en de toelichting van haar inzichten die door Minister De Greef in de Commissie voor de Landsverdediging van de Kamer werd gegeven gaf aan de meesten voldoening. Zonderling genoeg, het is op dit gebied dat tot op dit ogenblik de tegenstand van de oppositie het hevigst was. Wel zijn zowel de socialisten als de liberalen voorstanders van het beginsel der landsverdediging tot het maximum, maar wanneer het gaat om de toepassing van dit beginsel zijn zij met de regering niet akkoord noch omtrent de duur van de diensttijd, noch omtrent de vrijstellingen, noch omtrent de meeste modaliteiten van uitvoering. Buitengewoon erg ware dit niet indien deze oppositie tegen de militaire maatregelen niet gepaard ging met een campagne in de straat en in de pers die de grote massa in de mening brengt dat de regering aan het land een hogere inspanning vraagt dan werkelijk is vereist. Dit bewustzijn brengt de overtuiging mee dat het oorlogsgevaar niet zo dreigend is als men het voorwendt en schept een geest van defaitisme.
Men moet de regering dank weten dat zij op het militair plan haar weg gaat en zich niet van de wijs laat brengen door de demagogische taal van de oppositie.
| |
| |
De militaire inspanning is evenwel slechts een onderdeel van het hele probleem der in- en uitwendige weerbaarheid. Die inspanning vraagt politieke moed en doortastendheid maar stelt het land noch de regering voor buitengewoon zware ideologische of constitutionele vraagpunten. Dit laatste is wel het geval met de verzekering van de inwendige veiligheid tegen bewegingen, groepen, partijen of personen die de instellingen zelf zoeken te ondermijnen of het vertrouwen van de burgers daarin slopen. Het is haast een vanzelfsprekende zaak dat een regering die op dit gebied handelend optreedt - en zij moet het, wil de militaire inspanning betekenis hebben - vergissingen begaat, moeilijkheden tegen komt, en in het Parlement tot verantwoording wordt geroepen. Heel het stel van onze vrijheden is hier in het gedrang en de vraag is in hoever, om de handhaving en de uitoefening van deze vrijheden te verzekeren, de regering aan sommigen, aan bepaalde groepen de grondwettelijke vrijheid mag ontzeggen. Gedurende vele jaren heeft men geloofd dat een regering nooit dergelijke daden mocht stellen. Dat geloof was in feite ingegeven door de dubbele omstandigheid dat een dergelijk optreden niet nodig was en dat het bovendien arbitrair is en het vermoeden kan wettigen dat wie zo optreedt een denkbeeldig gevaar inroept om zelf de vrijheden aan te tasten. Hoewel al de andere bezwaren blijven is dit optreden, wij schreven het reeds, nodig en zelfs dringend nodig. Het blijft in strijd met de Grondwet of juister het is daarin niet voorzien. Wij weten niet wat de regering fundamenteel zal antwoorden op de interpellaties die tot haar, binnen enkele dagen, door de bejaarde socialistische voorman Huysmans en door de communistische leider Terfve, zullen worden gericht. Zij heeft als enige basis het eeuwig geldende salus patriae suprema lex. Maar zij heeft tot plicht het nodige te doen opdat eerlang haar optreden ook op het stellige publiekrecht wordt gefundeerd.
Het vraagstuk waarvoor de Belgische regering staat is niet nieuw: het is dat van de verhouding van de Staat tot de georganiseerde machten in het binnenland. De liberale staat, waarvan onze Grondwet een voorbeeldige uitdrukking is, kent deze machten niet, hij veronderstelt alleen individuen. Welnu sinds tientallen jaren hebben zich in de staat allerlei machten gevormd die zelfs op beslissende wijze op het staatsgezag wegen. De voornaamste daaronder zijn de politieke partijen. Zij zijn, hoewel onbekend in ons grondwettelijk recht, niet verantwoordelijk en in het Parlement de almachtige uitdrukking van de zogenaamde democratische volkswil. Deze almachtige groepen kunnen in dienst staan hetzij van een ideologie die de vernietiging beoogt van de vrijheden ter bescherming waarvan de democratische liberale staat werd opgericht en georganiseerd, zij kunnen in dienst staan van buitenlandse mogendheden of in dienst van beide. Moet of mag een verantwoordelijke regering dergelijke partijen laten begaan, heeft zij het recht, op grond van de grondwettelijke vrijheidsbeginselen, oogluikend toe te laten dat een aanslag daarop wordt beraamd?
In een land waar de democratische vrijheid, door de schuld van de grondwettelijke scrupules van de bewindslieden, met katastrofale gevolgen eenmaal aan banden werd gelegd, heeft men dit na bittere ervaring begrepen. De Grondwet van West-Duitsland bepaalt uit- | |
| |
drukkelijk: 'De partijen die door hun doelstelling of door de houding van hun leden er naar streven de vrije en democratische fundamentele orde te ontkennen of af te schaffen, het bestaan van de Duitse Republiek omver te werpen of in gevaar te brengen, zijn ongrondwettelijk. Het Grondwettelijk federale Hof beslist over de Grondwettelijkheid'. Het is volkomen evident dat een bewind, dat zoveel is als een dagelijkse hulde aan en het symbool van de vrijheden die ons dierbaar zijn, tot plicht heeft de bescherming dezer vrijheden in 's lands Keure zelf te bepalen en in afwachting de spoedeisende middelen te treffen in verhouding tot het gevaar. Het feit dat een in de democratische strijd vergrijsd en verdienstelijk staatsman als dhr. Huysmans het op dit punt tegen de regering opneemt, wijst er op dat men in de oppositie het inwendig gevaar onderschat. Het is overigens zeer te betreuren dat in dergelijke essentiële en buitengewoon kiese aangelegenheden de drie traditionele partijen niet de handen in elkaar slaan en in gemeenschappelijk overleg de wettelijke en practische middelen beramen die het best de vrijheidsorde kunnen beschermen.
* * *
Ook om de aanpassing van onze economische uitrusting aan de noodwendigheden van de Westerse verdediging, om de billijke verdeling van de uitzonderlijke lasten die een bewapeningsconjunctuur meebrengt, om de blijvende verzekering van het levensniveau der arbeidende klassen, is onze regering bekommerd. Terecht of ten onrechte (dit zal eerst binnen enkele weken blijken) verwijt men haar dat zij de verschillende vraagstukken al te zeer fragmentarisch beschouwt, geen eenvormige inspiratie heeft en dan ook geen vaste politiek. Het is waar dat hier gewichtige vraagstukken worden gesteld die onder de bevoegdheid van verschillende ministeriële departementen ressorteren, zodat niemand de volle verantwoordelijkheid draagt. Een van de grote plichten van de meerderheidspartij is het bewind zo doeltreffend mogelijk in te richten. De moeilijkheden die de hier bedoelde omvorming van de huidige regering zouden meebrengen zijn geen verontschuldiging. Zij wegen in onze ogen niet op tegen de voordelen van een sterker en beter ingericht beleid.
A. Vanhaverbeke
|
|