| |
| |
| |
Ontmoeting van genade en cultuur in de kerkelijke symboliek
door S. Jelsma M.S.C.
WIE het wezenlijke van het katholicisme tracht te benaderen, zal ontdekken, dat in deze levensbeschouwing de aandacht onmogelijk beperkt kan blijven tot wat zij uiterlijk aan de wereld en aan de mensen presenteert. Tegelijkertijd zal hij echter tot de bevinding komen, dat haar belangstelling zich niet zonder meer kan verliezen in het innerlijk. In het leven der katholieke Kerk wordt, evenals in het dagelijks bestaan der mensen in het algemeen, een druk gebruik gemaakt van symboliek, en symboliek is altijd iets waar innerlijk en uiterlijk samenkomen. De Kerk heeft de mensen iets te verkondigen en bij die verkondiging is zij vanzelfsprekend normaal aangewezen op mondelinge overdracht. Zij predikt. Doch naast en samen met die prediking bedient zij zich ook van allerlei andere uiterlijke middelen, om haar woord kracht bij te zetten en met haar boodschap de mensen dichter te benaderen. Zij geeft aanschouwelijk onderricht. Wat zij predikt laat zij de mensen ook zien en meemaken. In een grote verscheidenheid van symbolen maakt zij ons attent op de diepste geheimen van haar bestaan en van ons eigen bestaan.
Van haar bestaan. Om dit te bemerken behoeft men slechts een katholieke kerk of kapel te betreden en het interieur in ogenschouw te nemen. Er is veel te zien. Een hoge ruimte, het licht valt zuinig door de gebrandschilderde ramen over pilaren, beelden en muurschilderingen. Aan de wanden prijken de veertien Kruiswegstaties; in lijnen en kleuren worden lijden en dood van Jesus op rustige of dramatische wijze uitgebeeld. Verder zien we voorstellingen uit het Oude Testament en beelden uit het leven van Jesus op aarde. Dan zijn er nog de heiligenbeelden, waarvoor soms een eenzame kaars staat te branden. Opzij enige biechtstoelen en ergens vooraan of middenin de kansel of preekstoel. Het sterkst wordt de aandacht echter meestal getrokken naar het altaar, dat helemaal vóór in de kerk staat, opgesierd met wat kandelaars en enkele bloemstukken. Een kleine olielamp brandt daar dag en nacht. Af en toe - niet al te dikwijls - komt er iemand binnen, knielt een ogenblik neer en gaat weer heen. Hier wordt gebeden. Hier schijnen mensen op een of andere wijze contact te zoeken met God. Hier is een wereld van uiterlijkheid, een wereld van symbolen, kleuren en figuren;
| |
| |
een uiterlijke wereld, welke men binnentreedt om er een innerlijke wereld in te ontdekken. Dit is meer dan louter kijkspel; dit is een poging om vanuit de wereld van de stof binnen te dringen in de wereld van de geest. Dit is een poging om de aandacht van mensen op te roepen voor allerlei geheimen, die samenhangen met de oorsprong en de zin van hun leven. De kaars brandt langzaam weg, verteert, en voedt met alles wat zij is en heeft een kleine vlam die straalt en schittert voor God, zoals mijn leven geheel zou moeten opgaan in de dienst van diezelfde God. Hoe dit kan, brengen mij de beelden der heiligen in herinnering; en vanuit welke kracht deze heiligen het hebben klaargespeeld, leert mij het Kruis met de stervende Verlosser boven het altaar.
Dit is een stilzwijgende prediking van elk katholiek kerkgebouw, waarbij het kerkgebouw ons tracht duidelijk te maken wat de kerkgemeenschap inhoudt.
Het christendom maakt ons echter ook attent op de geheimen van ons eigen bestaan. Het geeft ons een visie op de wereld en op onszelf in die wereld. En het christendom houdt strikt rekening met de wijze waarop wij als mens in de wereld te leven hebben.
In ons eigen bestaan hebben wij schijnbaar te maken met twee grootheden. Daar is enerzijds de wereld van het zichtbare, het hoorbare, het grijpbare, het onmiddellijk nabije; de wereld van klank en kleur, van concrete vormen, van stoffelijke schittering, welke zich zonder enige tussenweg rechtstreeks aan mij opdringt. Het is een wereld, waarmee ik geen moeite heb om me er scherp bewust van te zijn. Het eten staat voor me op tafel; het geld draag ik in mijn portefeuille en een verblindende en oorverdovende reclame doet mij weten, wat ik er voor kan kopen. In deze uiterlijke wereld ben ik zelf opgenomen; ik maak er deel van uit; ik ga mee met haar rhythme; ik kan me er niet van losmaken; geen enkele poging, om die uiterlijke wereld te ontvluchten, zal slagen. Van nature bezit ik overigens ook geenszins de neiging, om mij aan de glans van het uiterlijke en stoffelijke te onttrekken. Integendeel, ik ben er gevoelig voor. Ik ben gevoelig voor haar soms intense en meeslepende schoonheid. Wat ik onderga en ervaar, wanneer een wonderlijke, harmonieuze samenklank van muziek mij omspoelt en overstelpt, vermag ik niet uit te drukken. Ik ken me zelf niet terug, wanneer ik in vervoering geconfronteerd wordt met de schone vormen, welke de stof kan aannemen: de schoonheid van oude Europese steden, de ruige golving der Franse Alpen, de bruisende en eindeloos-monotone schoonheid van de wateren der zee, de ontroerende kracht en zachtheid der menselijke taal, de veroverende glans en souplesse van het menselijk
| |
| |
lichaam; wij worden erdoor omringd en meegetrokken. Dit is een wereld, waarin wij leven en ons kunnen bewegen; dit is een wereld waarin wij ons thuis kunnen voelen, een wereld waartoe wij zelf behoren.
Anderzijds, juist in deze overweldigende wereld van het uiterlijke wordt mij een andere wereld openbaar. Ook deze andere wereld kan ik niet wegredeneren. Het geweld en de schoonheid van het uiterlijk zetten het innerlijk in beweging. De klankenrijkdom der geïnspireerde muziek raakt mij niet enkel uiterlijk, maar vooral inwendig. Ik ervaar en leef mee; ik voel en word mij bewust; en allerlei krachten en vermogens in mij, die ik niet kan zien of waarnemen, brengen mij in contact met deze andere wereld: de wereld van de geest, van het geheimvolle maar zeer werkelijke.
God, de smetteloos zuivere geest, kunnen wij slechts in de wereld van dit innerlijk ontmoeten. Voor Hem en voor ons is het uiterlijke slechts tussenweg. Hij gebruikt het om ons te laten zien, dat Hij er is, en om ons enigszins te doen vermoeden, wie Hij is. Hij gebruikt dus de uiterlijke wereld als waarschuwing, als teken en symbool. In die zin zou men heel de wereld een grandioos en allesomvattend Sacrament kunnen noemen: de verbindingslijn tussen de mens en zijn God. In deze gedachtengang kan men ook begrijpen, hoe het komt dat God - naar zijn eigen getuigenis - 'de wereld zo zeer heeft liefgehad'; want uiteindelijk betekent de wereld voor God: de mensheid, en de brug van de mensheid naar God.
Nu heeft God zelf door een onbegrepen mysterie in de uiterlijkheid van deze wereld willen delen; Hij nam een menselijke gestalte aan; Hij werd mens. Hier was in de persoon van Christus, geen brug meer tussen het goddelijke en het menselijke; hier waren beide één. Hier verborg een uiterlijke wereld (een zichtbare mensengedaante) een nog veel groter geheim dan heel de wereld der glanzende en stralende stof ooit versluierd hield of in een mensenhart had opgeroepen. Hier was een Sacrament, dat niet alleen iets geheimvols, iets innerlijks en goddelijks symboliseerde en aanduidde, maar het ook was en meedeelde.
Bij Christus ligt de sleutel van het mysterie der sacramentele symboliek in de Kerk. In Christus wordt het duidelijk, dat God de absolute wil bezit om binnen te dringen in onze uiterlijke wereld, opdat Hij ons innerlijk voor zichzelf zou kunnen veroveren en gelukkig maken. In Christus doet God met ons mee en gaat Hij met ons om. En wie met mensen omgaat en verkeert, is aangewezen op tekenen en symbolen, op klanken en kleuren, op woorden en gebaren. Een God, die met Zijn
| |
| |
boodschap en met Zijn eigen leven wil doordringen tot de wereld van de menselijke geest, maakt daarbij gebruik van de wereld der uiterlijkheden, om onze aandacht te trekken en om zich te verzekeren van een weg, een kanaal, waarlangs en waardoorheen Hij ons kan geven wat Hij in goddelijk-souvereine vrijheid wil schenken.
Zo wordt de Kerk van God op aarde een gemeenschap, waarin de voortlevende Christus voortgaat ónze taal te spreken en alles wat Hij ons te zeggen en te bieden heeft op aangepaste wijze aan ons te openbaren. Zo is de Kerk voor de mensheid dus eens te meer het mateloos geheim van den levenden Christus, die dezelfde is gisteren, vandaag en in eeuwigheid.
Deze Christus, die zich in onze wereld incarneert, vindt tegenover zich een christenheid, die zich voortdurend met hem bezighoudt. Langs de weg der symboliek zal die christenheid een hele geschiedenis lang de voortlevende Christus trachten te benaderen. Zij moet daarbij deze 'weg door de uitwendigheid' wel kiezen, omdat zij bestaat uit mensen en omdat voor deze mensen de gebondenheid aan de symboliek samenhangt met hun wezen. Herinnering en verbeelding, gevoel en hartstocht bedienen zich van de symboliek als praktisch middel om zichzelf gestalte te verlenen en eigen inhoud te manifesteren. Wij menen dat hier het wordingsmoment ligt van wat men wel eens 'christelijke cultuur' noemt.
Dit laatste zou men als volgt kunnen verduidelijken.
Wanneer iemand niet als zakenman maar als oplettend toerist of wandelaar door Amsterdam loopt, wordt hij voortdurend herinnerd aan het verleden. Een oude gevel die voorover helt naar de gracht, een sierlijke inscriptie, het stille isolement van het Begijnhof bij de drukte van de Kalverstraat, het huis van Rembrandt en dat van Vondel in de Warmoesstraat, maken Amsterdam tot een levend museum, waarin de beelden en schilderingen zich aaneenrijen tot een rijke bonte historie, welke ononderbroken doorloopt tot op de dag van vandaag. Men komt terecht in het Rijksmuseum en wordt daar onmiddellijk geconfronteerd met de glanzen en schitteringen van de Gouden Eeuw. Daar heeft men een ontmoeting met de levende Rembrandt. Geheimzinnig zacht en dreigend donker, fel en grondeloos zuiver licht komen vanaf zijn schilderijen op ons toe, om - fluisterend, heftig en boeiend - ons te vertellen over het wisselend, dramatisch en gespannen bestaan van een eenzaam mens, die drie eeuwen geleden leefde en streed. Daar kom ik in aanraking met de lawaaierige, half-deftige en half-volkse wereld van de Nachtwacht, met de melancholiek glimlachende Saskia, met de licht- | |
| |
donkere bijbelse inspiraties, met de achtergronden van een oud en toen reeds levendig Amsterdam. We merken het: die tijd, de tijd van Rembrandt en zoveel andere groten, is voor ons niet verloren gegaan. In tekenen en symbolen, in kleurige herinnering, in schone verzen en in harde stenen leeft het verleden voort. Vondel en Rembrandt, Pieter Corneliszoon Hooft en Jan Steen kan ik vandaag tegenkomen in een oud boek, op een oude prent, op de hoek van een straat waar een oudhollandse spreuk is ingemetseld tussen de verweerde stenen. Het verleden is nog aanwezig in het heden.
Deze gedachten kunnen bij ons opkomen, als we door onze hoofdstad dwalen. De rustige grachten weerspiegelen nog veel van wat schijnbaar voorgoed voorbij ging. Maar het leven zélf uit het verleden lééft niet meer; het heeft slechts sporen achtergelaten.
Welnu, ook een ander verleden, de tijd van de historische Jesus Christus, heeft zijn sporen in de geschiedenis achtergelaten. Negentien eeuwen scheiden ons van de levende Christus. Maar ook: negentien eeuwen verbinden ons met Hem. De herinnering aan Hem leeft nog in vele harten. De mensen die na Hem kwamen probeerden Hem niet te vergeten. Zijn woorden werden nagezegd, overwogen en uitgediept. Aarzelend begon men Zijn beeld te houwen uit steen en Zijn trekken uit te drukken in lijn en kleur, nadat men eerst in onderaardse gangen - wat schuw nog, maar wel heftig en met een brandend geloof - duistere symbolen in wanden en muren had gekrast: een vis, de Ichtus, een zinvol monogram. De mensen maakten hun herinnering aan Christus concreet in woord, in kleur, in steen. Basilieken en tempels verrezen op de heuvels van Rome en op alle plaatsen, waar de Blijde Boodschap geklonken had. Zijn Kruis stond opgericht op de kruispunten van vele wegen. De parabels, die Hij voor de eenvoudigen had verteld, keerden niet enkel terug in de regelmatige prediking, maar ook in levende scheppingen van kunstenaars, die zich over het Evangelie bogen en uit dit oude boek de gestalten te voorschijn riepen van een oude wereld: de wereld van Keizer Augustus en Pontius Pilatus, de wereld van Herodes en Judas, de wereld van Petrus en Johannes, de wereld van de hartstochtelijke Paulus en zijn reisgezellen; maar vooral: de wereld van Jesus Christus.
De mensen deden hun best. Met het primitieve doch felle geloof der eerste christenen, met de onstuimige eenvoud der Middeleeuwen, met het doorbrekend en bijna bovenmenselijk geweld der Renaissance, met de onverzadigbare grilligheid der Barok, hebben zij een cultuur geschapen, waarin Christus glorieus en machtig voortbestaat als een grootse en rijke herinnering.
| |
| |
Ook Christus zelf heeft echter Zijn best gedaan. Hij heeft gezorgd, dat Zijn gedachtenis levend zou blijven, en Hij is er beter en voortreffelijker in geslaagd dan wij met heel onze Europese cultuur. Deze cultuur drukt immers slechts uit wat zij van Christus denkt, wat zij zich van Hem herinnert en wat zij voor Hem voelt. Zij spreekt van Hem in schone stoffelijke vormen, in lijnen en figuren, in woorden vol poëzie, in liederen en hymnen, in rustige en bruisende muziek. Maar zij geeft ons de Christus zelf niet; slechts een ongrijpbare herinnering aan Hem. Wij hebben de gigantische artistieke pogingen van Michel Angelo, de wijd-golvende koralen uit de Mattheus-Passion, de milde Italiaanse fresco's, de Divina Comedia, het Avondmaal van Leonardo da Vinci. En achter stof en klank en kleur en rhythme leeft een onvergelijkelijke weelde aan menselijk voorstellingsvermogen en menselijke creatieve geest. De levende Christus echter leeft niet dáár. Zijn Avondmaal vind ik in de realiteit van vandaag niet terug op het doek van een Italiaanse meester, maar ergens anders, dáár waar Christus zélf een levend en vruchtbaar teken heeft opgericht voor alle tijden, toen Hij, Zijn mysterieuze woorden uitgesproken over het brood en de wijn, besloot met een 'doet dit tot Mijn gedachtenis'.
Zeven symbolen heeft Hij geschapen, die méér zijn dan symbolen, méér dan zinrijke voorstelling en troostende herinnering. In deze zeven tekenen, die wij 'Sacramenten' noemen, d.w.z. heilige geheimen, goddelijke mysteries, heeft Christus zichzelf onsterfelijk gemaakt en Zijn aanwezigheid in de wereldgeschiedenis blijvend gewaarborgd. Zeven monumentale wonderen Gods, tot ons komend in de uiterlijke omhulling van woord en gebaar, van klank en kleur, garanderen ons een blijvende reële en concrete gedachtenis, aan Hem die mens werd en de wereld verloste. Zijn verlossing is niet enkel een historisch feit, gedateerd op een bepaalde dag; langs zeven mysterieuze kanalen, dwars door de eeuwen en door de tijd heen, is die verlossing ook in het heden actuele werkelijkheid. Vandaag vind ik de goddelijke levenskracht van de historische Christus niet enkel afgebeeld en verzinnebeeld terug; ik ontdek die goddelijke levenskracht zélf en kan er persoonlijk en levend mee in contact komen. Hier is dus veel meer dan enkel zwakke uitbeelding en gebrekkige uitdrukking van de verlossingskracht. Het kerkgebouw verandert, wanneer binnen zijn muren een der Sacramenten zich voltrekt. Dan wordt dit bouwwerk een kostbaar schrijn, waarin het heilige en goddelijke aan mensen wordt getoond en gegeven. Dan wordt de kerk een geheimzinnige ruimte, waarbinnen God zelf op onbegrepen wijze werkzaam is. Dan is het een van die vele plaatsen waar de vruchtbare activiteit van den levenden Christus voortgang vindt.
| |
| |
Er is een levende uitwisseling tussen God en mens. De kracht van Jesus' lijden en dood worden niet automatisch op de mens toegepast. God kent geen automatisme. Hij kent slechts vrije personen, aan wie de kracht der Verlossing kan worden geschonken als een glanzende genade, welke niet tegen de wil in wordt opgedrongen. Voor een volwassene is het geloof in Jesus Christus - zo zeer benadrukt in de Reformatie - de eerste stap en het eerste contact. Zonder dit geloof - aldus ook de overtuiging der katholieke Kerk - betekent noch Christus iets voor ons noch Zijn Verlossing. Zonder dit geloof gaat de kracht Zijner Verlossing en de stroom van Zijn leven aan de mens voorbij. Zonder dit geloof is Christus voor de wereld slechts een mens, die hoogstens iets menselijks te bieden heeft; het goddelijk geheim en de onuitputtelijke bron van goddelijke kracht zijn geheel verdwenen. Door het geloof maakt men zich voor dit geheim en voor deze kracht toegankelijk en stelt men zich open voor Christus' Verlossing: geloof en genade ontmoeten elkander.
Hoe verloopt echter deze ontmoeting (normaliter) in concreto? Vanuit het geloof in de Verlosser krijgen de tekenen en symbolen, welke wij Sacramenten noemen, een diepere zin. Christus heeft zichzelf ingeleefd in onze wereld van uiterlijkheden. Hij maakte een keuze uit onze handelingen en gebaren, uit stof en woorden, en gaf daaraan de betekenis van hetgeen Hij ons wilde schenken. Water vloeit over het hoofd van hem die gedoopt wordt; en ik geloof dat God hier in een mens reiniging van zonden bewerkt en dat goddelijk leven binnenstroomt in een menselijke ziel. Christus heeft zeer eenvoudige dingen uitgekozen om teken en instrument te zijn bij de toepassing en verdeling van Zijn verlossingsgenade; eenvoudige dingen, die wij allemaal kennen of gebruiken: water, brood, wijn, olie; elementen die ook van nature en in het dagelijks gebruik reeds heenwijzen naar reiniging, voeding, verfrissing, versterking en genezing. Al deze zaken kregen in de symboliek welke Christus opbouwde een nieuwe en hogere betekenis. Reiniging wordt: reiniging van kwaad en zonde; voeding en versterking hebben betrekking op de goddelijke levenskracht, die door Christus werd vrijgemaakt in Zijn lijden en dood; genezing wordt: herstel van goddelijk leven. Zo duiden de Sacramenten gezamenlijk het totale proces aan van de persoonlijke Verlossing en verheffing van de mens. Als teken en werktuig der genade staat het Sacrament, dat ik vandaag ontvang, tussen de tijd van Jesus' aardse leven en de stralende eeuwigheid die komen zal. Het teken wijst terug en het wijst vooruit. Het brengt mij in contact met de Christus die leefde, predikte, leed en stierf; en het bereidt mij voor op wat er zal aanbreken na het einde. Zoals Vonier
| |
| |
het uitdrukt: 'Wanneer ik het doopwater zie uitstorten over het hoofd van de catechumeen en de woorden hoor, welke de priester daarbij uitspreekt, dan legt mijn geest, gestuwd door deze uitwendige riten en tekenen, een lange weg af. Ik keer terug naar de Jordaan, waar Christus juist gedoopt wordt; ik keer terug naar Calvarie, waar water en bloed vloeien uit de zijde van Christus; mijn geest snelt vooruit naar de schare die staat voor de troon van God, gehuld in witte gewaden, gereinigd in het Bloed van het Lam; en nog stoutmoediger, mijn geest schouwt rechtstreeks in het diepste in de ziel van de dopeling en onderscheidt deze ziel van alle andere niet-gedoopte zielen door het geestelijke zegel waardoor zij lidmaat wordt van Christus' (Vonier O.S.B.: Het Sacrament van het Kruisoffer, blz. 26).
Zó werkt het Sacrament als teken; zó wekt het herinneringen op, duidt het werkelijkheden aan en doet het de geest vooruitlopen op het heden naar een glorieuze toekomst. Maar het Sacrament is oneindig veel meer dan louter teken en symbool. De verzinnebeelde werkelijkheid roept het te voorschijn. Wat het teken zégt, gebéurt. De reiniging, de voeding, de versterking, het herstel worden niet enkel in symbool gebracht, maar ook gerealiseerd. Het zijn tekeneri en symbolen van Jesus Christus, en Hij maakt ze werkdadig; Hij is alles en doet alles; de Sacramenten zijn Zijn instrumenten en het resultaat, dat Hij er van mens tot mens voortdurend mee bereikt, ontvangt zijn goddelijke grondslag van Hém. Hij is zelf deze goddelijke grondslag. 'Niemand immers', aldus Paulus, 'kan een andere grondslag leggen dan die welke gelegd is: Jesus Christus' (1 Kor. 3:4). Als Híj niet gestorven was, zouden de Sacramenten ijdel zijn. Daarom is het grote geheim van de Sacramenten in de katholieke Kerk niet, dat zij in schone en door de traditie gewijde vormen en riten tot ons komen. Het grote geheim is dít: dat de Sacramenten ons rechtstreeks en werkelijk verbinden met den levenden Christus, de Enige die ons kan redden en verlossen, en met Zijn eeuwig Rijk, waarin voor iedere mens voor altijd genade, vrijheid, en geluk te vinden zijn.
Er is dus van twee kanten getracht de gedachtenis aan de Godmens in de geschiedenis levendig te houden. God heeft het gedaan en de mensen hebben het geprobeerd. Zoals steeds is ook hier het christendom iets tussen God en de mensen, een wonderlijke op- en neergang, een wisselend vragen en antwoorden, een levende ontmoeting. Dit christendom is goddelijk en menselijk. Het spreekt namens God tot de mens; het openbaart goddelijke geheimen aan mensen. Tegelijkertijd echter biedt het de mens gelegenheid van zijn eigen geheimen te gewagen bij God. Beiden, God en mens, bedienen zich daarbij van de
| |
| |
luisterrijke taal der symboliek. Zo ontmoeten elkander en verenigen zich de poging van God om Christus voort te doen leven via de Sacramenten en de poging van mensen om Christus onsterfelijk te maken in een cultuur, welke Hem, Zijn ideeën en idealen en de herinnering aan Hem wil vasthouden. Wanneer men in kerk of kathedraal de scheppingen van het menselijk uitbeeldend vermogen aanschouwt, ziet men de ontmoeting in concrete symbolen voor zich: beelden, gewelven, schilderingen en gebrandschilderde ramen sluiten zich aaneen rond het allergrootste en allerdiepste geheim der nederige en kleine broodsgedaante, waarin God in de uiterste vertedering van Zijn liefde tegelijk verborgen houdt en openbaart het geweld van Zijn machtige wil om in Jesus Christus bij de mensen te blijven.
|
|