Streven. Jaargang 4
(1950-1951)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 567]
| |
De VrijheidGa naar voetnoot1)
| |
[pagina 568]
| |
gestemd; zij zagen hierin een afdoend middel om zich zelf, d.w.z. hun persoon en hun goed, tegen de willekeur van het Gezag te beschermen. Heel dit tijdperk - met gans zijn waardigheid, zijn veiligheid en zijn vrijheid, - wordt samengevat in een prachtig gezegde, dat schril klinkt in deze tijd van dakloze vluchtelingen, ontheemden en bannelingen: 'Pauvre homme en sa maison est roi!' Het ging toenmaals ongetwijfeld om kostbare goederen, ter verdediging waarvan terecht alles, zelfs het leven, mocht gewaagd worden. Nooit zijn de Belgen daarin tekortgeschoten. Maar toch was de bedreiging niet 'totaal'. Indien zij het onderspit moesten delven, indien zij bij ongeluk verslagen werden, dan bleven zij toch zich zelf, - de zin van hun leven bleef ongewijzigd en zij behielden de kans, eens op het Lot of op de Geschiedenis hun weerwraak te kunnen nemen. De fundamentele waarden, de grondslagen zelf van hun levensbeschouwing stonden niet op het spel en dreigden niet voor altijd te verdwijnen ingeval een nederlaag werd geleden.
De inzet was kostbaar, voorzeker, maar niet 'totaal'. Thans is hij het wel; in de strijd waarin wij in feite met de machten der vernietiging zijn gewikkeld, gaat het beslist om een totale inzet. Is het de eerste maal in de geschiedenis dat alles op het spel staat? Neen. Onze beschaving vond haar bakermat aan de oevers der Middellandse Zee; zij heeft zich op het Europese vasteland ontwikkeld, alvorens zich in overzeese landen uit te breiden. Aan de Grieken heeft zij de zin voor schoonheid en wetenschap ontleend, aan Rome de zin voor politieke orde en de organisatiegeest; van de Volken van het Noorden heeft ze de eerbied voor de individuele en de gemeenschappelijke inspanning overgeërfd. Zij heeft al die volken met de hoge spiritualiteit van het Christendom doordrongen. Haar vredelievende veroveringen zijn tot een harmonisch geheel uitgegroeid, dat in de loop der eeuwen Europa's grootheid heeft gevestigd en over de hele wereld het zaad heeft uit gestrooid voor een toekomst waarin de mens eindelijk de stof zal overheersen. Deze beschaving werd soms tot in haar grondvesten bedreigd; crisissen van dergelijke afmetingen zijn evenwel zeldzaam geweest. Een eerste maal werd de beschaving uit de handen van de Hunnen gered toen Attila (in 451) op de Catalaunische Velden verslagen werd. Drie eeuwen later stelde de overwinning te Poitiers voor goed een einde aan de overrompeling van de Westerse beschaving door de Islam (711). Nog andere veldslagen hadden een dergelijk beslissend karakter. Zo bij voorbeeld, de vernieling van de Turkse eskaders te Lepanto in 1571; - | |
[pagina 569]
| |
of de overwinning door Jan Sobieski behaald op de Tartaren in 1683 bij Wenen. Ook thans staan wij vóór zulk een keerpunt in de geschiedenis.
* * *
Ik vraag mij soms af, of er in gans de geschiedenis van het Westen één generatie te vinden is, waarvan het lot met dat van onze generatie kan vergeleken worden. Heel onze jeugd, - ik bedoel hier de jeugd van hen die op het einde der XlXe eeuw geboren werden, - hebben wij te midden van het wapengekletter doorgebracht. Tweemaal werden wij in de oorlog betrokken, en thans komt geen woord veelvuldiger onze verwachtingen teleurstellen en onze vrees voeden dan het kwellende woord: oorlog, oorlog! Nog erger wellicht dan de talrijke veldslagen, is de atmosfeer waarin wij tijdens het laatste wereldconflict en tussen de jaren '18-'40 verplicht waren te leven. Voortdurend zijn wij omgeven geweest van 'totalitaire' stelsels en regimes, en de bedreiging die daarvan uitgaat is wel degelijk een 'totale' bedreiging, een bedreiging met 'algehele vernietiging' van onze beschaving. Men zou zich moeilijk een radicaler tegenstelling kunnen voorstellen dan die welke bestaat tussen de totalitaire ideologie en de beginselen die de grondslag vormen van onze beschaving, zowel van ons individueel leven als van ons leven in gemeenschap.
Heel onze beschaving steunt op het begrip der verantwoordelijkheid, en bijgevolg op dat der Vrijheid. Zal ik u hier een bepaling voorstellen van de Vrijheid? Ik denk er niet aan. U kent er wellicht een vijftigtal, of nog meer; en waarschijnlijk bevredigt u geen enkele. Ieder van ons, hij weze intellectueel of handarbeider, leraar of boer, 'voelt' min of meer duidelijk aan, wat het begrip 'vrije mens' inhoudt. Wij zullen evenwel pogen enkele aspecten van dit kostbaar begrip der Vrijheid te belichten en nader te omschrijven. Vooreerst staat vast dat het al de traditionele vrijheden, concrete vrijdommen en positieve rechten behelst waarover ik u zoëven sprak en die onze voorouders ons nagelaten hebben. Doordat deze vrijheden en voorrechten ons reeds tweemaal tijdelijk ontnomen werden, weten wij dat het leven zonder hen niet waard is geleefd te worden. En wij houden er des te meer van, daar men er ons opnieuw van wil beroven. Maar de Vrijheid op zichzelf is nog veel meer, en iets veel beters. Het begrip der Vrijheid strekt zich zowel tot het individu als tot de gemeenschap uit. Beschouwt men de mens afzonderlijk, dan berust dit concept op de | |
[pagina 570]
| |
aard zelf van de menselijke Persoon; deze heeft een hogere, een transcendentale bestemming die hem verbindt met het Oneindig Wezen in hetwelk Kracht en Daad één zijn. Om dit doel te bereiken beschikt de menselijke persoon over plichten en rechten. Beide onderstellen een verband met een hogere levensregel waarop het onderscheid tussen goed en kwaad berust. Om deze regel na te leven dient men in de eerste plaats te oordelen, zich rekenschap te geven van de overeenstemming van eigen gedrag met bedoelde levensnorm, en te kiezen. Hierin bestaat de vrije wil. Dit is het innerlijk aspect van de Vrijheid. Zonder deze Vrijheid ware het de mens niet mogelijk goed of slecht te handelen. Hij zou dan evenmin leven als een steen die valt volgens de wet der zwaartekracht. De adel van de Mens ligt in zijn Vrijheid. Door deze vrijheid is hij Mens. Indien wij nu het begrip Vrijheid vanuit het standpunt der gemeenschap, der maatschappij beschouwen, dan komen wij spoedig tot dezelfde conclusies. In onze ogen is de Maatschappij gemaakt voor de mens. Ze is nodig, maar ze is geen doel op zichzelf; ze is een middel - onontbeerlijk weliswaar - maar toch slechts een middel om de mens bij te staan in zijn streven naar een volkomen ontplooiïng van zijn wezen. De werking nu van elke gemeenschap steunt op een fundamenteel begrip: de Wet, het Recht. Geen recht zonder plicht; geen plicht zonder verantwoordelijkheid; geen verantwoordelijkheid zonder vrijheid. Onder de bescherming van het recht vinden de burgers de gelegenheid hun persoonlijke vrijheid uit te oefenen; deze vrijheid vindt haar concrete waarborg in de Wet. De gezamenlijke wetsbepalingen verzekeren aan de burgers en aan hun wettige leiders hun vrijheden en hun positieve rechten; diezelfde bepalingen schrijven tevens aan allen hun plichten voor, zulks met het oog op het algemeen welzijn. Aldus komen wij, van welk standpunt wij het vraagstuk ook benaderen, telkens weer tot een positieve notie van de Vrijheid, waardoor zij de hoeksteen van onze beschaving wordt. Dit is onze opvatting van de vrije wereld.
Laten wij nu de andere zijde van het tweeluik beschouwen: Enkele trekken volstaan om de aard van het Totalitarisme te schetsen. Zoals het monster uit de Oudheid, verslindt de Staat zijn eigen kinderen. Ten einde zijn totale oppermacht te verzekeren, - dit woord 'totaal' komt telkens terug als een bitter refrein - negeert hij zelfs het onderscheid tussen goed en kwaad. Hij duldt slechts wat hem op stipte en slaafse wijze dient. Niet alleen de vrijheid van handelen maar ook de vrijheid van zelfstandig te denken verdwijnt. De enkeling bezit geen | |
[pagina 571]
| |
eigen recht meer: hij beschikt voortaan noch over zijn lichaam noch over zijn ziel. De menselijke persoon zelf wordt getroffen, mishandeld, onderworpen: indien hij, ondanks alles, niet van de aarde verdwijnt, ligt de reden beslist hierin dat hij met een geestelijk, dus onsterfelijk beginsel bezield is. Maar weldra vereenzelvigt de Staat zelf zich met de éénheidspartij, de totalitaire partij. Deze partij komt op haar beurt volkomen in handen van een bestuurscomité en ten slotte in die van één man: de Leider, de Dictator, het Genie! De totalitaire keten krijgt aldus haar laatste schakel, waardoor ze definitief wordt gesloten. De Vrije Mens, de Mens zonder meer, is uitgeroeid en met hem is een einde gemaakt aan de levensvreugde, de vrijwillige arbeid, de beschikking over eigen hart, lichaam en geest; - al verworvenheden van een duizendjarige beschaving. * * *
Wij willen echter het hoofd niet buigen. Een eerste maal hebben wij vastberaden op de uitdaging van het Hitleriaans totalitarisme geantwoord. Zoals onze voorouders hebben wij gevochten samen met de andere vrije volken. Er wordt wel eens beweerd dat het toen gemakkelijk was, en de overwinning verzekerd. Doch dit is niet waar! De strijd was hard, meer dan eens schenen onze vijanden het van ons te winnen. Maar tenslotte, na lange jaren verdrukking en strijd, wisten de vrije volken eens te meer de overwinning te behalen. In onze vreugde, in onze rechtschapenheid en ook in onze honger naar vrede, dachten wij dat de wereld nu definitief van elk totalitarisme bevrijd was, en dat onze beschaving in kalme tevredenheid verder haar opgang zou kunnen voortzetten. De mensen van goede wil hebben een sterke neiging om zich illusies te maken. Zolang mogelijk hebben wij getracht onze hoop tegen de werkelijkheid te verdedigen. Maar er kwam een ogenblik dat zelfs de meest hardnekkigen de waarheid gingen inzien: eens te meer wierp een totalitaire ideologie, gesteund door een verpletterende militaire macht, een steeds dreigender schaduw op de weg der vrije beschaving; ditmaal onder de vorm van het Communisme. Welk een tragisch lot is het onze! Niets toch is harder te dragen dan de uiterste teleurstelling: na eindeloze inspanningen denkt men het doel bereikt te hebben en dan opeens stelt men vast dat alles weer van vooraan te beginnen is! Wij hebben helaas niet te kiezen. De inzet van de koude oorlog die ons opgelegd werd is, voor u als voor mij, veel meer dan het leven of de | |
[pagina 572]
| |
dood; veel meer dan het genot of het verlies van materiële bezittingen; veel meer zelfs dan een bepaalde vorm van het maatschappelijk leven; het is werkelijk het essentiële dat thans op het spel staat! Door de Vrijheid en de Menselijke Persoon te verdedigen wensen wij de grondvesten van onze beschaving te beschermen en inzonderheid al het kostbaarste dat wij bezitten in onze families, in onze steden en dorpen en ook in onze harten: met één woord, de reden zelf van ons bestaan. En daarom juist kan er, in verhouding met de inzet, die 'totaal' is, geen offer te zwaar en geen inspanning te groot zijn. In dit verband moge ik het volgende gezegde van Pascal aanhalen: 'Wanneer het er om gaat de Eeuwigheid te winnen, wat belang heeft dan het risico van enkele povere jaren?' Zo redeneerde deze geniale denker. Moeten wij dan nu niet, 'mutatis mutandis', dezelfde redenering op onze Verdediging toepassen? Uw antwoord luidt bevestigend: Gij zijt bereid alles te doen wat nodig is opdat onze vrije beschaving niet ten onder ga, maar integendeel voor immer zal voortleven. Ik weet dit. Niettemin vind ik het gewenst hier verder op in te gaan. Ik gis dat er op dit ogenblik in uw geest vragen rijzen die ik mijzelf reeds dikwijls gesteld heb: is het gevaar dan werkelijk zo groot? Bestaat er geen ander middel om uit het slop te geraken? Is het ten andere niet reeds te laat? Zullen we nog op tijd komen? Hebben we nog een kans van slagen?
* * *
Ik zal trachten in het kort op deze vragen te antwoorden: het komt er eigenlijk op aan eens te meer nauwkeurig te berekenen hoe groot het risico is dat we lopen! Dat het oorlogsgevaar het gevaar voor een derde wereldoorlog - werkelijk aanwezig is en ons bedreigt, zal wel door niemand worden geloochend. De tragische gebeurtenissen in Azië hebben aller ogen geopend, zelfs die van hen die halsstarrig blind bleven voor de werkelijkheid. Het volstaat trouwens even een blik op de wereldkaart te werpen om zich bewust te worden van de onmetelijke omvang der streken waar het communisme zijn wil heeft weten op te dringen, dank zij een handige en krachtdadige politiek, een betere zaak waardig. Wij bevinden ons hier tegenover een expansie-politiek die niet enkel meer in voorbereiding, of alleen als ontwerp bestaat, maar die integendeel volop in uitvoering en in verwezenlijking is. Het geldt hier een ideologie die regelrecht in tegenstelling staat met ons ideaal van een vrije samenleving en die vast besloten is de gehele wereld te veroveren; een ideologie die ons niet alleen haar plannen voorhoudt, maar die daden | |
[pagina 573]
| |
stelt waarvan de ontzettend logische gevolgen bijna overal verontrustende successen kennen. - En wij zouden onze ogen sluiten? Deze expansie-politiek steunt, zoals dat gebruikelijk is, op een militair apparaat, waarvan de waarde en de kracht op zich zelf reeds aanzienlijk zijn, maar die, vergeleken met andere legers, een werkelijk tragisch aspect krijgen. Wat beduidt dit alles? Heel eenvoudig het volgende. Onmiddellijk na hun overwinning op de Nazi's, ontwapenden de Vrije Naties uit alle kracht; ze vertrouwden immers op hun goed recht, verlangden vurig naar vrede en meenden vast dat ze de toekomst hadden verzekerd. Ver van dit voorbeeld te volgen, spande intussen het Sovjetblok al zijn krachten in om, met behulp van een sterk gecentraliseerde economie, spoedig het aantal zijner troepen te verhogen en de kwantiteit en kwaliteit zijner krijgsuitrusting te vergroten. Juist in dit gebrek aan evenwicht in de bewapening schuilt het grootste gevaar voor oorlog; daarin ligt de directe bedreiging van de Vrede. En het zwakste punt van het verdedigingsstelsel is nu, ongelukkig voor ons, Europa. Europa, de bakermat en tevens de fakkel van onze kostbare Westerse beschaving. Europa, dat wel een aanlokkelijke prooi mag heten, met zijn overvloedige rijkdommen, maar vooral met zijn industriële inrichting, die de onontbeerlijke sleutel biedt voor de toegang tot de wereldoverheersing. De conclusie ligt voor de hand. Indien wij werkelijk de vrede willen redden, indien dit van onzentwege geen ijdele en leugenachtige woorden zijn, maar wij, integendeel met een vurige wens en een onwrikbare wil bezield zijn, - dan moeten wij beginnen met het evenwicht in de bewapeningen te herstellen, welk evenwicht niet dóór ons, maar tegen ons verbroken werd. Deze conclusie werd trouwens door de Vrije Naties zelf reeds aanvaard en zij zijn reeds begonnen haar in feiten om te zetten. Zo is vooreerst het Vijflandenpact, en later het Atlantisch Pact ontstaan. Dit verklaart ook de inspanning, die elk der twaalf landen van het Pact zich thans getroost en het is tevens de reden waarom België op dit ogenblik eens te meer aan zijn volk vraagt zich in staat van gedeeltelijke mobilisatie te stellen, ten einde het zijne bij te dragen tot de gemeenschappelijke verdediging van de Vrede en van de Beschaving.
* * *
Maar hebben wij wel de tijd om dat evenwicht in de bewapening te herstellen? Zijn wij er toe in staat? Men zou een profeet moeten zijn om de eerste vraag met zekerheid te kunnen beantwoorden. Ik vrees evenwel dat de tijd der profeten voorbij | |
[pagina 574]
| |
is. Ik persoonlijk ken er in elk geval geen. Wij zullen het dus wel zonder hen moeten stellen. Laten wij met eigen middelen trachten wat meer klaarheid in deze zaak te brengen zonder evenwel te beweren dat ons antwoord volledig juist zal zijn. Eerst en vooral moge ik hier nogmaals uitdrukkelijk verklaren dat de oorlog niet onvermijdelijk is. Hij is het trouwens nooit. Door aan te nemen dat de oorlog niet kan vermeden worden, zouden wij op voorhand toegeven aan de wil van hen die hem wensen en hem voorbereiden. Tot op het laatste ogenblik toe moet alles gedaan worden om hem nutteloos te maken en om de agressie niet alleen als schuldig te brandmerken, maar om haar tevens te doen voorkomen als absurd en bij voorbaat tot mislukking gedoemd. Op dit ogenblik vloeien twee practische gevolgen hieruit voort: enerzijds, herbewapenen, onze kracht herwinnen en die inspanning standvastig en onverbiddelijk volhouden totdat het doel bereikt is; anderzijds, alle gelegenheden waarnemen om overleg te plegen, te onderhandelen en aan ieder die het horen wil te verkondigen dat onze bedoelingen oprecht en vredelievend zijn en dat wij alleen om het behoud en de versteviging van de Vrede bezorgd zijn en blijven. De oorlog is dus slechts onvermijdelijk wanneer wij niets doen. Maar ik zal nog meer zeggen. Ik geloof niet dat Sovjet-Rusland, op dit ogenblik, welberaden en onwederroepelijk zou besloten hebben oorlog te voeren en tot agressie over te gaan. Wel beschouw ik het, bij een eenvoudige ontleding van de gebeurtenissen der jongste jaren, als uitgemaakt dat de expansie-politiek die het land nu volgt, bepaalde oorlogsrisico's inhoudt die voor niemand een geheim zijn en die dan ook als dusdanig worden beschouwd. In deze omstandigheden blijft het gevaar van een losbarsting op de ene of andere plaats van de aardbol groot, en wordt het nog groter naarmate de tijd voorbijgaat. Dit gevaar nu, dat iedere dag weer opdoemt, zouden wij doen toenemen en zelfs in zekere zin, over ons roepen, indien wij het gebrek aan evenwicht in de bewapeningen, waarvan ik u daarjuist heb gesproken, lieten voortbestaan. Laten wij op onze hoede zijn: wij zouden tegenover ons geweten, een enorme verantwoordelijkheid op ons nemen indien wij, uit zwakheid, zouden aanvaarden dat deze toestand blijft voortduren! Maar ik weet dat wij dit niet zullen doen. Het verzet is losgekomen. Het komt er nu op aan vlug genoeg te handelen om niet overrompeld te worden. In dit verband moge ik u de twee volgende punten in overweging geven. Hier is het eerste: laten wij ons zelf niet langer afvragen of wij nog | |
[pagina 575]
| |
op tijd zullen komen. Laten wij onze kans resoluut wagen! Persoonlijk ben ik trouwens van mening dat ze zeer groot is en dat wij het pleit zullen winnen. Het is in elk geval de enige weg die voor ons nog openligt; elke andere houding leidt tot zelfmoord. Elke vooruitgang op het gebied der versterking van onze legers verhoogt onze kans op vrede. En mochten wij, - God behoede er ons voor, - toch eens aangevallen worden, dan zouden wij door die inspanning des te sterker zijn om weerstand te bieden en om onze haarsteden op doeltreffende wijze te beschermen. En hier kom ik tot het tweede punt: per slot van rekening hangt het practische antwoord op de vraag of wij nog tijd genoeg hebben, van ons zelf af. Wat wordt bedoeld door 'tijd'? Gaat het om jaren? Om een trage inspanning die niet de minste storing veroorzaakt en onze gewoonten onveranderd laat? In dit geval kunt u het antwoord raden: het luidt: neen! Of zijn wij integendeel bereid, in een uiterste inspanning van onze zenuwen en van onze wilskracht, onverwijld alles te doen wat nodig is; kortom, zijn wij vast besloten ten volle gebruik te maken van de tijd die ons overschiet? Dan antwoord ik 'Ja' en ik breng u dadelijk het bewijs bij de behandeling van de laatste vraag: zijn wij tot deze verwezenlijking in staat? Hier steunen wij goddank op vaste grond. Het gaat hier niet om opinies, maar om feiten. Laten wij even die feiten aandachtig beschouwen, zonder onze ogen alleen gericht te houden op de beschikbare divisies en op de reeds voortgebrachte en voorhanden wapens. Wij weten dat wij op dit laatste gebied voor een vreselijke wanverhouding staan. Ze is een oorzaak van het oorlogsgevaar en ze kan de aanleiding worden tot agressie. Maar laten wij onze gezichtskring verruimen en het oog gericht houden niet alleen op wat is, maar eveneens op wat kán zijn, op wat móet zijn, op wat morgen zál zijn indien wij het willen. Europa telt, buiten het ijzeren gordijn, nagenoeg 200 à 250 millioen inwoners. Hierbij dienen ongeveer 150 millioen Amerikanen te worden gevoegd. Het nijverheidspotentieel van de Verenigde Staten en van Canada is ontzaglijk. Dat van het vrije Europa is practisch geheel hersteld, zowel kwalitatief als kwantitatief. Men denke aan de wetenschappelijke ontwikkeling, aan het culturele peil en aan de politieke maturiteit van de volken der Atlantische gemeenschap en bovendien aan de zedelijke steun die hun, in de Verenigde Naties, door alle vrije volken van de wereld wordt verleend, waar het er om gaat de agressie te veroordelen. Hier moge worden herinnerd aan een der meest betrouwbare lessen van de ervaring: de overwinning wordt behaald door hen die de heer- | |
[pagina 576]
| |
schappij ter zee bezitten. Men bedenke ten slotte dat onze grote bondgenoten beschikken over vreselijke wapens - zoals de atoombom. We wensen van ganser harte dat die wapens steeds ongebruikt mogen blijven, maar we weten dat ze zullen te voorschijn gehaald worden indien onze bondgenoten daartoe worden gedwongen door de aanvallers. Kortom, indien men het mensen- en het nijverheidspotentieel, de cultuur, de materiële en morele reserves vergelijkt waarover beide tegenover elkaar staande groepen beschikken, dan halen de vrije landen het vier à vijf maal op de anderen. Het is goed dat we ons bewust worden van de mogelijkheden die we bezitten. Indien we ze in daden omzetten, is er geen enkele aanvaller ter wereld die tegen ons iets vermag. In dit verband wijs ik er op dat de Macht in onze handen niet leiden moet naar een oorlog, noch zelfs naar een overwinning, maar naar de Vrede, voor ons en voor alle mensen van goede wil.
Ik besluit dan met te verklaren dat wij alle redenen hebben om te vertrouwen in de toekomst.... op één voorwaarde evenwel, - en dit is een conditio sine qua non -: dat wij willen! Het ogenblik is thans gekomen waarop wij bewust moeten worden van onze verantwoordelijkheid, en wij gebruik moeten maken van die onvervreemdbare vrijheid, - onze trots - om te kiezen en om te handelen alvorens het te laat is. Alles kan nog gered worden: de schitterende geestelijke en materiële erfenis van het verleden, de grenzeloze verwezenlijkingen die onze Westerse beschaving voor de toekomst in pand houdt; de onschatbare weelde van een vrij bestaan, en dit alles met behoud van de Vrede! Het is niet te laat, maar het is hoog tijd!.... Van al de gangbare bepalingen van de Vrijheid zal ik er slechts één aanhalen: zij komt van het Oude Griekenland en stemt thans meer dan ooit met de waarheid overeen. Ongeveer vijf en twintig eeuwen geleden zei reeds Perikles: 'Er bestaat geen geluk zonder vrijheid, noch vrijheid zonder moed'. Mogen we in het streven naar geluk de moed putten om de Vrijheid te redden. |
|