Streven. Jaargang 4
(1950-1951)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd'Algemene Literatuurgeschiedenis'
| |
[pagina 319]
| |
niets af aan de overzichtelijke degelijkheid van de behandelde stof. P. Axters, O.P., met zijn 'Literatuur van de Hervorming en van de Contra-Reformatie' kreeg een nog minder aantrekkelijk onderwerp dat in bepaalde gevallen nog maar amper met literatuur te maken heeft, zoals de opgave van een reeks bijbelvertalingen. Met zijn gewone degelijkheid heeft de geleerde Dominicaan dit hoofdstuk tot een goed einde gebracht. Vervolgens belanden we aan de eigenlijke nationale literatuur. De redacteur van het ganse boek, Dr Sobry, heeft zelf, met zijn stuk over Italië, de meest uitgebreide stof aangepakt. Het lijkt ons het best geslaagde deel, samen met dat van Dr Guiette over Frankrijk. Beide auteurs gaan voorzichtig te werk met het begrip Renaissance en bezondigen zich niet aan de te weinig genuanceerde voorstelling van Dr Lissens, volgens wie 'Renaissance' o.m. betekent dat natuur en rede de plaats innemen van het gezag van buitenaf. Dr Sobry heeft in een vlotte, ietwat oratorische schrijftrant, een prachtig overzicht geschonken van drie eeuwen Italiaanse literatuur, uitgaand van een verhelderende uiteenzetting van het begrip Renaissance, en systematisch het hele terrein van literatuur en aesthetica bestrijkend, tegen de achtergrond van de ganse beschaving. Rustig vertellend wist Dr Guiette een merkwaardige uiteenzetting te geven van het Franse gedeelte; altijd weet hij klaar te formuleren, en vooral zijn personages goed te typeren, een Rabelais, een Corneille, een Racine, met een opvallende zin voor het belangrijke en het bijkomstige. Het hoofdstuk over Spanje, verzorgd door Dr Thomas, heeft iets meer van een schools exposé; kalm en zakelijk, ook minder uitgebreid dan zijn Italiaanse en Franse tegenhanger. Tegenover deze Romaanse tak, valt de Germaanse wat pover uit. De Romaanse landen hebben zonder twijfel het reuzenaandeel gehad in de vernieuwing van de West-Europese geest gedurende die drie eeuwen, maar het verwondert ons toch dat de Engelse literatuur, en heel bijzonder Shakespeare, nauwelijks bedacht wordt; de 45 bladzijden die Prof. De Backer aan Engeland wijdt, zijn wel al te beknopt. Een grotere uitvoerigheid ware hier gewenst. Van zijn taak de Nederlanden te behandelen, heeft Dr De Smaele zich goed gekweten; het is daarbij zeer aannemelijk dat er aan dit gedeelte geen aparte uitbreiding diende besteed te worden. Indien er voor ons één letterkunde gemakkelijk toegankelijk is, is het wel die van de Nederlanden; nog minder behoefde men een soort résumé te maken van De Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden. Aan Duitsland had Dr Lissens een minder aantrekkelijk werk, omdat de bloeiperiode van dit land juist na de 17e eeuw valt. Dr Meir besluit het geheel met een kort overzicht over de Scandinavische landen. Specialisten op ieder van de besproken terreinen zouden allicht hun kleinere of grotere desiderata kunnen uitspreken; alles saam genomen, verdient dit werk ongetwijfeld de meeste lof, inzonderheid omdat dit geheel betrekkelijk weinig geleden heeft onder de verscheidenheid van de medewerkers. Het was fataal dat een Petrarca onder drie verschillende aspecten en hoofdstukken moest worden uiteengerukt, doch het voordeel dat de literaire verschijnselen telkens in onderlinge samenhang werden voorgesteld, wint het verre op de kleine nadelen. J. NOË |
|