mene overzichten waren gewijd, hield men zich na de middag met detail-problemen bezig. Soms gaf dit aanleiding tot levendige discussies. Dit was het geval na een uiteenzetting van Prof. Dhondt over de Staten van Vlaanderen in de Middeleeuwen, waaruit bleek dat hun samenstelling niet overeenkwam met de door de juristen verspreide opvatting over de 'Assemblées d'Etats'. De spreekbeurt van P. Willaert S.J. over 'Les études janséniennes', waarbij nochtans Dr J. Orcibal, bekend om zijn nogal anti-jezuïetische studiën over het Jansenisme, aanwezig was, leidde helaas niet tot een dergelijk debat.
Natuurlijk waren er allerlei extra's aan het Congres verbonden. De maire van Parijs, de heer De Gaulle, ontving op Dinsdag een sterke afvaardiging op het prachtige stadhuis; het Centre Catholique des intellectuels français hield op Woensdag een avondreceptie; de Société de l'histoire de France nodigde ons de Donderdag uit op een receptie in de salons van het Hôtel de Rohan; op Vrijdag werden te 14 uur de congressisten rondgeleid door het Quartier latin, en te 21 uur konden zij de mooi verlichte galerijen van het Louvre-museum bezoeken; alle musea van Parijs waren die week gratis toegankelijk. Tenslotte, op Zondag 3 September, droeg Mgr Henri Chappoulie, bisschop van Angers, te 8.30 u. in de kapel van de Sorbonne een plechtige H. Mis op, waaronder R.P. René d'Ouince, hoofdredacteur van de 'Etudes', een toespraak hield, en te 10 uur werd het Congres met een slotzitting besloten.
Gezien de vele zittingen die tegelijkertijd plaats hadden, is het, zolang het verslagboek van het Congres niet is verschenen, onmogelijk een overzicht te geven van de vele en uiteenlopende werkzaamheden van dit Congres. In dit algemeen kultureel tijdschrift is het ook niet nodig. Wij mogen volstaan met de aandacht te vestigen op enige meer typische kenmerken, en ook op enige leemten van het Congres.
Eerst en vooral moeten wij wijzen op een zeker falen van de katholieke universiteiten. Van de vrije universiteit van Brussel hebben drie professoren en drie docenten een spreekbeurt gehouden, van de rijksuniversiteit van Gent eveneens drie professoren, terwijl van de R.K. Universiteit van Leuven, alleen Prof. Van Houtte een trouwens merkwaardige lezing hield. Noordnederlandse sprekers zijn slechts weinig opgetreden: Prof. Rüter van de universiteit van Leiden, had de eer als rapporteur te fungeren voor de sociale geschiedenis in de Moderne Tijden; van de zes Noordnederlandse historici behoorde geen enkele tot de R.K. Universiteit van Nijmegen. Van de staatsuniversiteit van Rome traden negen professoren op, terwijl de faculteit van kerkgeschiedenis van de Gregoriana, het Pauselijk Archaeologisch Instituut en het Russicum geen sprekers telden. De jonge Joodse universiteit van Jerusalem deed zich flink opmerken: drie professoren en een docent hielden een lezing.
Nu ligt de schuld hiervan niet enkel bij de katholieken. Het viel velen op dat onder de zeven secties met hun reeks rapporten die het hele gebied der geschiedenis moesten bestrijken, er geen enkele gewijd was aan kerkgeschiedenis, godsdienst of religieuze stromingen, tenzij zeer onrechtstreeks. De Commissie voor kerkgeschiedenis heeft op Zaterdag namiddag in een eigen vergadering dan ook eenparig een motie goedgekeurd waarbij een sectie voor godsdienstgeschiedenis op het Xe Internationaal Congres van 1955 werd gevraagd. Deze motie werd in de plenaire slotvergadering van 's Zondags aangenomen. Het Vaticaan blijkt te laat te zijn gewaarschuwd: het had vier afgevaardigden gestuurd, waaronder Mgr L. De Bruyne, een priester van het bisdom Gent, rector van het Pauselijk Archaeologisch Insti-