Streven. Jaargang 4
(1950-1951)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |
Politiek OverzichtInternationaalDE strijd tegen de Noord-Koreanen vordert meer krachtsinspanning en offers dan aanvankelijk verwacht was. Soms gaven de legerberichten van Mac Arthur goede hoop. Maar daarna kwam het bericht, dat de opmars tot stilstand was gebracht, dat de strijd om de knooppunten werd afgebroken, dat vliegvelden en havens verloren waren gegaan en dat de Amerikaanse troepen meer en meer in de zuidoosthoek van Korea werden teruggedrongen. Zolang dit oorlogsgeweld beperkt blijft tot dit schiereiland bestaat er geen ernstige reden tot ongerustheid. Er zijn echter nog vijf of zes ontvlambare gebieden. Om agressie elders te voorkomen heeft president Truman bijzondere bevoegdheden bij het Congres aangevraagd. Behalve 10 milliard voor de bestrijding der onkosten, vroeg hij machtiging om het leger aanzienlijk uit te breiden en om voorrang te verlenen aan alles wat onontbeerlijk is voor de nationale veiligheid. Truman motiveerde deze aanvraag met de woorden: 'De aanval op Korea maakt het boven alle twijfel duidelijk, dat de internationale communistische beweging voorbereid is om onafhankelijke landen te veroveren door middel van gewapende agressie.' Men heeft de vraag gesteld of het geen tijd werd de atoombom naar voren te brengen, want Truman had gezegd, dat hij niet zou aarzelen de atoombom te gebruiken voor het geval zulks door een agressie nodig mocht zijn. De president antwoordde, dat hij daarbij niet aan Korea gedacht had. In overeenstemming met de opvatting van Churchill, die van mening is, dat het westen voorlopig alleen tegen een agressie beveiligd wordt door de bedreiging van de atoombom, schijnt dit wapen ter verdediging van West-Europa achter de hand te worden gehouden. Vermoedelijk is de atoombom de enige voorsprong, die West- Europa op de Sovjet-Unie heeft. Churchill kwam met feiten voor de dag, dat er 40.000 Russische tanks zijn tegen 6000 Britse: dat de Westelijke Unie 12 divisies kan stellen tegenover 80 Russische. Deze mededeling werd door de Britse minister van defensie, Shinwell, aangevuld en verbeterd. Achter het rookgordijn van vredespropaganda onderhoudt de Sovjet-Unie een leger van ongeveer 175 divisies, bestaande uit bijna 3 millioen gewapende mannen, welk aantal door mobilisatie zou kunnen worden verdubbeld. Daarnaast bezit deze Unie 19.000 vliegtuigen, waaronder straaljagers van het nieuwste model. Met deze beschouwingen is Korea niet gebaat. Mac Arthur heeft gevraagd, dat de vrije landen zo snel mogelijk landstrijdkrachten zullen zenden om het conflict spoedig tot een succesvol einde te brengen. Engeland zal een effectieve versterking aan grondtroepen zenden, maar de voorbereiding daartoe zal enige tijd kosten. Wat de Britse vloot betreft heeft koning George VI de noodtoestand afgekondigd, | |
[pagina 84]
| |
waardoor reserve-onderdelen kunnen worden opgeroepen en de diensttijd van al het marine-personeel kan verlengd worden. Australië heeft, zoals ook enkele kleine mogendheden, landtroepen beloofd. Nederland heeft een oproep tot vrijwilligers gericht, wier aantal de verwachting overtreft: ruim 2000 aanbiedingen. 7 Augustus kwam de tweede jaarlijkse zitting van de Consultatieve Assemblée, waarin voor de eerste maal een Duitse delegatie tegenwoordig was, bijeen. Volgens gewoonte werd Spaak wederom als candidaat-voorzitter voorgedragen. Ditmaal maakte de Nederlandse afgevaardigde, Bruins Slot, gesteund door de andere Nederlander, Kerstens, bezwaar, omdat de heer Spaak door zijn revolutionnair optreden in de Belgische koningskwestie de democratische beginselen verzaakt heeft. Spaak kon niet tot voorzitter worden gekozen, want democratie is het regiem van het recht en niet dat van geweld. Hoewel tegen deze redenering niets viel in te brengen en men evengoed een communist voorzitter kon maken, redden van der Goes van Naters en Churchill met gezochte uitvluchten de figuur van Spaak, die daarop met 90 tegen 23 stemmen als voorzitter aanvaard werd. In de Consultatieve Vergadering van de Raad van Europa hield Churchill, na er op gewezen te hebben, hoe wonderlijk het was, dat de afgevaardigden te midden van de verschrikkelijke feiten te Straatsburg rustig de plannen bespraken voor de eendracht en het toekomstig geluk van Europa, een pleidooi, begeleid door een motie, om onmiddellijk een geunifiëerd leger te vormen in volledige samenwerking met de V. St. en Canada. Het westen had thans nog een adempauze, waarvan het met verstand gebruik diende te maken. De motie werd met 89 tegen vijf, terwijl 27 blanco stemmen werden uitgebracht, aanvaard. Deze resolutie blijft echter een slag in de lucht, zolang zij niet door de aangesloten regeringen en parlementen is overgenomen. Intussen is de aandacht gevestigd op de noodzaak van een collectieve defensie, waarbij vooral van Franse zijde nogal voorbehoud wordt gemaakt. Generaal de Gaulle zou het kwetsend vinden, wanneer een Europees leger onder Engels commando zou moeten staan. Niet minder wantrouwend staat men in Frankrijk tegenover het herstel van een Duits leger. Adenauer en Schumacher zijn het hierover in zoverre eens, dat zij liever dan een Duitse legermacht een vermeerdering van Amerikaanse bezettingstroepen wensen. In navolging van hetgeen de Sovjet in Oost-Duitsland heeft opgericht, de zg. gewapende politiemacht, geven zij de voorkeur aan een dergelijke verkapte legerorganisatie om Stalin de kans te ontnemen een binnenlandse veiligheidsmaatregel tot een daad van agressie te verklaren. De Sovjet-Unie heeft als tegenzet doen weten, dat zij een dergelijke militairisatie als een schending van de overeenkomst van Potsdam zal beschouwen en haar vrijheid van handelen zal hernemen. Daarom heeft zij aan de Oost-Duitse regering, die intussen een zware zuivering heeft ondergaan, beloofd haar volledige binnen- en buitenlandse souvereiniteit te schenken en de Sovjet contrôle-commissie terug te roepen, nadat de 50.000 man sterke alarmtroepen met zware wapenen en tanks zijn uitgerust. Dezelfde tactiek dus, die zij in Noord-Korea heeft toegepast. | |
[pagina 85]
| |
Op volkomen wettige wijze hebben de Verenigde Naties, waartoe - laten we dit niet vergeten - ook de Sovjet-Unie behoort zich te weer gesteld tegen de inval der Noord-Koreanen. Dat Moskou aan de uitvoering van dit besluit niet positief medewerkt, is tot daaraan toe. Er zijn leden der V.N. die zich tot symbolische hulp beperken. Maar dat het Kremlin de invallers niet tot de orde riep, ze integendeel steunde, verleidde Pandit Nehroe tot een onlogische bemiddelingspoging. Stalin gaf te kennen, dat een wederopleving van het werk van de V.R., waarmee het toelaten van het communistisch China bedoeld werd, de besprekingen over Korea zou vergemakkelijken. Acheson echter wilde deze twee kwesties gescheiden houden en bleef bij de oorspronkelijk gestelde eis, dat de Noord-Koreanen zich achter de 38ste breedtegraad hadden terug te trekken. Daarop kondigde Malik aan, dat hij, die sinds Januari de V.R. had geboycot, begin Augustus zijn beurt als voorzitter van de V.R. zou waarnemen. Hij stelde de vraag aan de orde, of de nationalistische Chinese vertegenwoordiger, Dr Tsiang, volgens hem 'een privé persoon, die niemand vertegenwoordigt', kon aanwezig zijn. Dit vraagstuk werd niet in behandeling genomen, doch met acht tegen drie (Sovjet-Unie, Yougoslavië en India) verworpen. Malik verklaarde deze beslissing onwettig. Ook weigerde hij de kwestie-Korea de voorrang op de agenda te verlenen. Zij stond eerst op de vierde plaats. Na heftige discussies, waarin de Amerikaan Austin Malik beschuldigde van een algehele en schaamteloze verdraaiing der feiten en Malik diens uitlatingen 'hysterisch gebral' noemde, werd de kwestie van de Chinese vertegenwoordiging als eerste punt verworpen. Ook de 'vreedzame regeling' der Koreaanse kwestie moest wijken voor de Amerikaanse motie omtrent 'de agressie in Korea'. Dit laatste geschiedde met acht stemmen tegen één en met twee onthoudingen. Met de aanvaarding van deze motie was de V.R. geen stap verder gekomen, want Malik was onuitputtelijk in het opwerpen van hindernissen. Hij stelde derhalve de volgende resolutie voor: de V.R. moet een vertegenwoordiger van communistisch China uitnodigen om deel te nemen aan de besprekingen; de Noord-Koreanen moeten eveneens gehoord worden; alle militaire actie in Korea moet gestaakt worden en alle 'buitenlandse troepen' moeten zich van het schiereiland terugtrekken. Dit voorstel raakte kant noch wal. De Chinese vertegenwoordiger wees op de verplichting om de Zuid-Koreanen aan de besprekingen te doen deelnemen, zoals o.a. ook met Indonesië geschied was. Malik vond de komst van Zuid-Koreanen 'prematuur'. Om uit de impasse te geraken stelde de gedelegeerde van India voor, dat een commissie van de zes niet-permanente leden alle voorstellen 'voor een vreedzame en rechtvaardige regeling in Korea' zou moeten bestuderen. De voorstellen zouden gebaseerd moeten zijn op het staken van het vuren en de terugtrekking van de Noord-Koreaanse strijdkrachten achter de 38ste breedtegraad. Aanvankelijk met instemming begroet, werd dit voorstel, wegens de niet te voorziene consequenties eervol begraven.
Met vruchteloze debatten en langdurige verdagingen sukkelde de | |
[pagina 86]
| |
V.R. de maand Augustus door, in de hoop, dat in September iets definitiefs tot stand kon worden gebracht. Volgens een rapport van Trygve Lie is het vijfde zittingsjaar van de V.N. bevredigend geweest. De Algemene Vergadering heeft besloten, dat Lybië binnen twee jaar en Somaliland na tien jaar onafhankelijk zal zijn van trustbeheer; Indonesië heeft zijn souvereiniteit verkregen, de wapenstilstand tussen Israël en de Arabische staten is gehandhaafd. Er is een plan van technische bijstand aanvaard voor de economische ontwikkeling van sommige landen en de leden hebben beloofd daarvoor 20 millioen dollar bij te dragen. Aan andere vraagstukken wordt nog gewerkt. Wat de Chinese vertegenwoordiging in de V.N. betreft: Lie is persoonlijk een voorstander van een vertegenwoordiging van communistisch China. Ook sommige staten, met name Engeland, zijn er voor. Nu echter Truman partij heeft gekozen om Formosa te verdedigen tegen een communistische aanval, is deze zaak in een vertroebelde sfeer gekomen. Mac Arthur, die zich over de 'verkeerde opvattingen' in Washington allang geërgerd heeft, maakte een politieke fout, toen hij aan de oud-strijders in de V. St. een boodschap zond, waarin hij verklaarde, dat het bezit van Formosa in de verdedigingslinie van de Pacific onmisbaar was. President Truman wenste echter het communistisch China buiten de oorlog te houden en reageerde snel op deze uitlating door te verklaren dat de actie tot bescherming van Formosa alleen gezien moest worden als een onpartijdige, neutraliserende actie en dat op het gebied van de buitenlandse betrekkingen slechts één stem bevoegd is en dat dit van groot constitutioneel belang moest worden geacht. De kogel was door de kerk. Want Mao kwam met de beschuldiging voor de V.R., dat Formosa door Amerikaanse strijdkrachten bezet was en dat de Chinese regering vastbesloten was Formosa te bevrijden van 'de grijparmen van de Amerikaanse agressie'. Warren Austin verklaarde namens de V.St., dat hij een onderzoek ter plaatse zou toejuichen. Hij had alleen maar bezwaar tegen de formulering door Jacob Malik voorgesteld: 'de kwestie van een invasie door gewapende Amerikaanse troepen op het onvervreemdbare Chinese gebied van Taiwan' (Formosa). Malik wilde een Chinese communistische delegatie uitnodigen om de discussies te volgen. Austin vond op zijn beurt dit voorstel 'prematuur'. Beide voorstellen van Malik kelderden. Het agenda-punt zal nu heten: 'klacht met betrekking tot Formosa' en de communistische delegatie werd, zoals reeds eerder de Zuid-Koreaanse delegatie, afgewezen. De nieuwe voorzitter voor September, sir Gladwyn Jebb, zal tenminste geen obstructie in de V.R. voeren. | |
NederlandWat de binnenlandse toestand betreft heeft de staking in Amsterdam en Rotterdam van de havenarbeiders, van de straatmakers, van de bouwarbeiders en van de taxi-chauffeurs enige deining veroorzaakt. Deze stakingen waren uitgelokt door de communistische E.V.C., die | |
[pagina 87]
| |
te midden van de wereldpolitieke spanningen het economisch leven hier trachtte te ontwrichten. Minister-president, Dr Drees, heeft kalm en klaar voor de arbeiders uiteengezet, dat de communistische partij overal op de loer ligt om te zien of er ergens grieven zijn; zij kiest juist het ogenblik tot staking uit, waarop de normale vakverenigingen met werkgevers en overheid in overleg zijn over verbeteringen, die dan door de E.V.C. als het resultaat van de staking worden uitgeroepen. Na deze kalmerende woorden is de staking grotendeels verlopen en zijn de raddraaiers zelf het kind van de rekening geworden. Aan de moeilijkheid om de eindelijk door het gerechtshof te Singapore vrijgelaten Westerling ofwel gevangen te zetten of eventueel aan de Indonesische Republiek te moeten uitleveren, is onze regering ontkomen doordat de Belgische regering hem gastvrijheid verleend heeft, onder voorwaarde zich van alle politieke uitingen en daden te onthouden. De aanhang immers, die Westerling hier te lande heeft, wellicht groter dan uiterlijk blijkt, zou vermoedelijk, wanneer een van beide mogelijkheden gebeurd ware, onze verhouding tot de R.I.S. verstoord hebben. Deze verhouding is toch al precair. Ambon is een van de deelstaten, die tegen zijn zin in de Republiek is ingelijfd, waarmee het zelfbeschikkingsrecht, vastgelegd in de R.T.C. is aangetast. Onze regering heeft stappen gedaan, hetgeen haar recht en haar plicht was, de zelfstandigheid van Ambon te handhaven. Van de andere kant kon zij de Unie niet in gevaar brengen en daarom heeft minister van Maarsseveen in de Tweede Kamer verklaard: 'Het geschil, dat zich met betrekking tot Ambon voordoet is een geschil, dat ongetwijfeld is op te lossen, indien aan Ambon een behoorlijke mate van autonomie wordt gegeven en men door hetgeen is gebeurd over en weer een streep wil halen.' Met deze hypothese is Ambon naar huis gestuurd. 26 Juli hield het K.N.I.L. leger op te bestaan. Meer dan een eeuw lang had het zich roem verworven in de vele expedities om in 'Oost-Indië' orde en rust te handhaven. In en na de oorlog met Japan wist het zijn roem te vergroten. Een gedeelte dezer manschappen, voorlopig te Makassar ondergebracht, werd bedreigd door soldaten van de APRIS en er ontstond een botsing, waarbij omstreeks 900 slachtoffers vielen. Omdat het contact tussen de Hoge Commissaris dr Hirschfeld en de generaal-majoor Scheffelaar, commandant dezer K.N.I.L.-manschappen, verloren was gegaan, zond de Nederlandse regering de 'Kortenaer' naar het verontruste gebied. Dit was niet naar de zin van R.I.S., die dit ingrijpen 'betreurde' als in strijd met de overeenkomst van de R.T.C. Zij vond, dat de oud-K.N.I.L.-leden hun positie 'als gasten op het gebied van een bevriende staat door voortdurende uitdagingen hadden misbruikt' en dat het zenden van de 'Kortenaer' niet ten voordele zal strekken van de vriendschappelijke betrekkingen tussen beide landen.' Hirschfeld en Hatta hielden een gezamenlijk diner en de twistpunten werden tot voldoening van de R.I.S. opgelost. De voormalige leden van het K.N.I.L. werden op Nederlandse transportschepen naar elders overgebracht en de 'Kortenaer' stoomde op naar Nieuw-Guinea, ofschoon deze bestemming aan de R.I.S. ook | |
[pagina 88]
| |
mishaagde. Enkele weken later werd Hirschfeld als Hoge Commissaris vervangen door A. Th. Lamping. In het vaderland teruggekeerd verzekerde de afgetreden Hoge Commissaris, dat de samenwerking met de Indonesische regering van prettige aard was geweest en dat het wenselijk was, dat Nederland zich wat minder druk maakte over zaken van intern Indonesische aard. Sukarno echter vond of maakte deze verhouding niet zo prettig. Want ter gelegenheid van de zesde onafhankelijkheidsdag (16 Augustus) sprak hij enkele onplezierige woorden: dat Westerling zijn actie te Bandoeng had kunnen ondernemen, dat Ambon opstandig was, het was allemaal de schuld van Nederland:. 'Nederland kan zich niet losmaken van de morele verantwoordelijkheid voor al deze zaken.' Erger nog was zijn bedreiging, dat Indonesië zou blijven vechten totdat Nederlands Nieuw-Guinea bij de eenheidsstaat was gevoegd, want 75 millioen mensen stonden achter hem. Het rapport, dat volgens besluit van de R.T.C. door een gemengde commissie omtrent Nieuw-Guinea is uitgebracht, was niet eensgezind. De a-politieke Nederlandse leden dezer commissie hebben geconstateerd, dat Irian noch ethnologisch, noch geografisch bij Indonesië behoort. De taal is niet Indonesisch, het ras is een uitgesproken negerras en de bevolking, voorzover gecultiveerd, wenst voor een overweldigend deel onder Nederland te blijven. Op bovengenoemde en andere gronden heeft de Australische minister van buitenlandse zaken, Percy C. Spender, bij een bezoek aan Den Haag de mening van de Australische regering uitgesproken, dat een objectieve beschouwing der feiten tot de conclusie moest leiden, dat de Indonesische regering 'geen enkele gegronde aanspraak' kan maken op inlijving van Nederlands Nieuw-Guinea bij haar Republiek. Niettegenstaande geruchten, van andere zijden verspreid, alsof de Nederlandse regering reeds min of meer gebonden was om Nieuw-Guinea aan Indonesië af te staan - hetgeen door de Nederlandse regering is tegengesproken - heeft de gouverneur van Ned. Nieuw-Guinea, de heer S.L.J. van Waardenburg, verklaard, dat, mochten de onderhandelingen geen positief resultaat opleveren, het gezag van Nederland over Nieuw-Guinea voortduurt, daar voor de duur van dit gezag geen enkele termijn bepaald is. 4-9-'50. K.J.D. | |
BelgieDe strijd voor het herstel van de grondwettelijkheid heeft tot een diepe vernedering van de Kroon en tot een nieuwe 'aanpassing' van de Grondwet geleid. Op Donderdag, 20 Juli, werd door de Verenigde Kamers, aan het einde van het zoveelste onverkwikkelijk debat over de gedragingen van Z.M. Leopold III, vóór, tijdens en na de oorlog, een decreet uitgevaardigd waardoor aan de onmogelijkheid om te regeren een einde werd gemaakt. Hierop werd onmiddellijk een adres van hulde en dank aan de Prins-Regent goedgekeurd; deze laatste echter trok zich, jammer genoeg, niet terug met de bescheidenheid waarvan de eerste Regent van België, Surlet de Chockier, juist 119 jaar geleden, blijk heeft gegeven! De Socialistische Kamerleden waren | |
[pagina 89]
| |
inderdaad door een lid van het secretariaat van de Prins uitgenodigd (natuurlijk officieus!) om aanwezig te zijn vóór het Koninklijk Paleis, waar de vlag gehesen werd juist ten tijde dat de Christelijk-Sociale Kamerleden - samen met de liberaal, Hilaire Lahaye - in het Paleis der Natie het decreet goedkeurden. Bovendien zou hij weigeren zijn broeder bij diens aankomst te Melsbroek, op 22 Juli, te begroeten. Het pijnlijk misverstand tussen Z.M. Leopold III en de Regent heeft ongetwijfeld de ongunstige afloop van de grondwettelijke crisis medebepaald. De Koning kwam aan in de vroege ochtenduren van de 22e Juli; het publiek was niet verwittigd, zodat hij van het vliegveld af tot aan zijn paleis niets anders te zien kreeg dan een leger van rijkswachters in veldtenue. De herinnering aan dit overdreven machtsvertoon werkt des te pijnlijker na, daar de Regering achteraf blijk heeft gegeven van een verregaande zwakheid. Op het ogenblik zelf is het zeker niet geschikt geweest om aan Z.M. de nodige gemoedsrust te verzekeren, waarop hij had mogen rekenen met het oog op het nemen van beslissingen die, zonder het minste uitstel, van hem werden verwacht. Zijne Majesteit had besloten dezelfde dag nog de Ministers van State te ontvangen, om hen in kennis te stellen van zijn besluit, het hem aangedane leed te vergeten en in een geest van verzoening de uitoefening van zijn grondwettelijke macht weder op te nemen. Zijn gebaar van verzoening ketste echter af op de onwil van de tegenpartij: de Socialistische Ministers van State onttrokken zich aan de contact-neming door hun ontslag in te dienen, de Liberale door rechtsomkeert te maken bij het vernemen dat er geen sprake was van een eigenlijke Kroonraad. De toestand in het land bleef nochtans in de loop van de eerste dagen betrekkelijk rustig; hetgeen de Regering in de waan liet, dat alles kalm zou verlopen ondanks de bedreigingen die herhaaldelijk waren geuit, ja die zelfs in de vergadering van de Verenigde Kamers waren herhaald. Op 26 Juli namen de intussen uitgebroken stakingen een onrustbarende uitbreiding aan. Het onbegrijpelijk stilzwijgen van de Regering omtrent het geldig blijven van de Aprilboodschap van de Vorst, was zeker niet geschikt om bij de troepen der oppositie de indruk te wekken dat, van 's Konings wege, met hun gemoedstoestand rekening zou worden gehouden, zonder dat hun gevoelens te voren, op revolutionnaire wijze, in daden waren omgezet. De gisting werd bovendien bevorderd door de medeplichtigheid van plaatselijke vertegenwoordigers van de uitvoerende macht, en zelfs van regeringsambtenaren, in sleutelposities gebracht door de huidige oppositie, ten tijde dat de Christelijke Volkspartij zelf aan de Regering geen deel nam. De bezetting van Duitsland en het verzuim van de Regering militieklassen op te roepen, maakten dat de openbare macht over slechts 10.000 rijkswachters beschikte, wier bewapening te zwaar was om zonder bloedvergieten aan de muiterij het hoofd te kunnen bieden. De spanning bereikte een hoogtepunt op Zondag, 30 Juli, met in het verschiet de dreigende opmars naar Brussel, die de daaropvolgende Dinsdag zou plaats hebben. Een afvaardiging van de politieke gevangenen, aange- | |
[pagina 90]
| |
voerd door de heer Ros, trachtte op dat ogenblik met Zijne Majesteit in contact te treden, waarin ze ook geslaagd is. Zij werd in de nacht van Zondag op Maandag op het Kasteel te Laeken ontvangen; waar, schier op hetzelfde ogenblik, door de heren Duvieusart (Eerste-Minister), Van Zeeland (Buitenlandse Zaken), Carton de Wiart (Justitie) en De Vleeschauwer (Binnenlandse Zaken) verslag werd uitgebracht over de incidenten die te Grâce-Berleur hadden plaats gegrepen en die aan drie muiters het leven hadden gekost. Het was in die atmospheer dat Z.M. Leopold III, om de opmars naar Brussel te voorkomen, de historische beslissing nam, zijn boodschap van April j.l. te verwezenlijken. De besprekingen namen de hele Maandag in beslag. Onder de indruk van hun nederlaag ontbrak het de leden van de Regering aan de nodige moed om, overeenkomstig hun eigen beslissing, met de linkse partijen te onderhandelen; deze kiese taak hebben ze afgewenteld op de rug van de partij die hen aan het bewind had gebracht: in de persoon van de heer Vander-straeten Waillet, haar voorzitter, en van de heer Deschrijver, haar oudvoorzitter, was het de Christelijke Volkspartij die, op grond van de meergenoemde Koninklijke boodschap, met de minderheidspartijen tot een accoord trachtte te komen en zodoende de volle last te dragen kreeg van het misnoegen der verslagen meerderheid. Het accoord, dat te 19 uur van dezelfde dag werd bereikt, is door de Koning eerst definitief goedgekeurd de volgende ochtend te 7 uur, nadat hij intussen nog gepoogd had een nieuwe Regering te vormen. Hierop begonnen tussen de Parlementaire Groepen de besprekingen over het ontwerp van een wet, houdende toekenning van de Koninklijke macht aan de Prins-Erfgenaam, die ter uitvoering van het accoord moest worden uitgevaardigd. Op 9 en 10 Augustus werd de wet in de beide Kamers goedgekeurd. Al konden de leden van de Christelijke Volkspartij omtrent de wijze van stemmen geen eensgezindheid bereiken, toch was de betekenis van ieders uitgebrachte stem, zoals overigens uit de gehouden redevoeringen is gebleken, wel dezelfde: een onvoorwaardelijke afkeuring van het revolutionnair geweld, gehechtheid aan het Vorstenhuis en behoud van een homogene C.V.P.-regering. De Koninklijke Prins heeft op 11 Augustus in een atmospheer van droefheid en waardigheid, die de Communisten door de kreet 'Leve de Republiek!' in genendele vermochten te verstoren, de grondwettelijke eed afgelegd. Een monarchie is gered geworden; doch niet het traditionele zuiver grondwettelijk Koningschap, waarin koning was de oudste mannelijke afstammeling van de overleden koning. Met het grondwettelijk principe werd, ingevolge de doorgemaakte crisis, een element vermengd, dat we zullen noemen, de min of meer algemene 'consensus' van de bevolking, die een ogenblik met de woorden 'nationale eendracht' werd omschrevenGa naar voetnoot1). Een vèrdragend precedent is in ons land geschapen: het aanwenden | |
[pagina 91]
| |
van de revolutionnaire practijken, verre van gestraft te worden, heeft zijn behaalde succes zien bevestigen. De vrees die daardoor wordt gewekt, zou mettertijd aanleiding kunnen worden tot het vormen van strijdformaties op de uiterste vleugels van de verschillende politieke bewegingen. Dit wil niet zeggen dat het reeds vast staat, dat de moord op het Communistisch Kamerlid Lahaut, voorzitter van de Partij van de Vreemde, door zich reeds aandienende rechtse vrijschutters zou zijn gepleegd; in ieder geval niet volgens het vermoeden 'is fecit cui prodest'. Geen lid van de rechtse meerderheid van de bevolking kan gemeend hebben door deze aanslag de goede zaak te dienen. De Belgische bevolking blijft overigens in haar overgrote meerderheid blijk geven van evenwichtigheid en bezadigdheid. Dat is op 20 Augustus glansrijk bevestigd te Diksmuide, op de bijzonder geslaagde XXIIIe Yzerbedevaart. Niettegenstaande de verontwaardiging over het geleden onrecht, is die jaarlijkse manifestatie van het Katholieke Vlaanderen tot een waardige en ingetogen zelfbevestiging uitgegroeid, die des te meer indrukwekkend was, omdat ze getuigde van een beheerste kracht, die zich niet laat ontbinden door revolutionnaire uitspattingen. Aan de intussen geschapen toestand zal de niet zeer gunstig onthaalde Regering, die door de heer Paul Van Zeeland werd gevormd en door de heer Jozeph Pholien wordt aangevoerd, het hoofd moeten bieden. Haar taak zal zeer bemoeilijkt worden door de inwerking op de binnenlandse financiële en economische politiek van de met de dag meer bedenkelijk wordende internationale spanning. Ter uitvoering van het Pact van Brussel (Maart 1948) en van het Atlantisch Pact (April 1949) wordt België er toe verplicht, zijn militaire defensie naar verhouding in overeenstemming te brengen met die van de andere ondertekenaars van de gemelde verdragen. Aldus had reeds de Regering Duvieusart besloten, de militaire credieten over de jaren 1949-1950 en 1950-1951 met vijf milliard te verhogen; dit betekent dat een grote budgetaire inspanning zal nodig zijn. Dit vormt inderdaad een probleem van inwendige financiering, die nog een tweede inspanning vergt, nl. die van de markt der kapitalen. Beide zullen een wijziging noodzaken van de thans gevoerde economische politiek. Bovendien werd in de Ministerraad van 25 Augustus j.l. besloten dat de militaire dienst zal worden verlengd, ten einde aan het land de beschikking te geven over het getal legerdivisies dat nodig zal blijken in verband met de buitenlandse en binnenlandse veiligheid. De Conferentie van de Beneluxlanden, die in dergelijke omstandigheden heeft plaats gehad, kon vanzelfsprekend niet beantwoorden aan de hooggespannen verwachtingen. De partiële resultaten waarop bij wijze van troostprijs wordt gewezen, zijn weliswaar niet te versmaden. Zij hebben ons evenwel niet de langverwachte 'Unie' gebracht. Van Belgische zijde blijven de landbouwkwestie en die van de waterwegen, die naar een Commissie werden verwezen, het grote struikelblok. 3-9-'50 Th. L. |