Streven. Jaargang 3
(1949-1950)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 535]
| |
ForumHet leven van GriekenlandIn sommige tijden gaat de belangstelling meer uit naar de algemene geschiedenis van Griekenland, in andere wordt de aandacht meer opgeëist voor bijzondere vraagstukken. Tussen de eerste publicatie van Will Durants The life of Greece in 1939 en de Duitse vertaling, onlangs te Bern verschenenGa naar voetnoot1), zijn er geen revolutionnaire theorieën naar voren gebracht; of Durants werk zelf een revolutionnaire betekenis heeft, blijft een open vraag. In ieder geval heeft het de verdienste onder de ogen van de Europese lezer een overzichtelijk beeld te brengen van de oud-Griekse historie, aan de hand van de meest belangrijke monografieën die in de laatste vijftig jaar zijn gepubliceerd. Ook moge de poging worden geprezen dit beeld te geven in de vorm van een machtige vijfacter, het drama van Griekenlands opkomst en ondergang. Het eerste bedrijf, de proloog als men wil, is zuiver Aegeïsch en speelt zich achtereenvolgens af te Creta, te Mycene en te Troja. Ontegensprekelijk hebben Griekenlands leven, geschiedenis, cultuur en beschaving geen zin, als men niet opklimt tot die oudste tijden en vooral tot Creta's bloeitijdperk in de XVIe en XVe eeuw voor onze tijdrekening. Daar, te Creta, zien wij reeds hoe zich op verminderde schaal hetzelfde drama afspeelt als later ni het klassieke Griekenland: Creta was verdeeld in vele kleine stammen, die in hun onderlinge naijver elkander beoorloogden, totdat één stam de hegemonie wist te bemachtigen: Cnossus komt aan de spits en de Cretenzische beschaving bloeit open, onder koning Minos, evenals Griekenland zelf haar hoogtepunt zal bereiken onder Pericles. In die Cretenzische beschaving verschijnt de vrouw werkelijk als koningin (A. Severyns in zijn Homère - Le cadre historique toont dat echter beter aan). Ongetwijfeld is er in die oudste beschaving heel wat Egyptische en Oosterse invloed te bespeuren, doch Spengler was al te exclusief met heel de Minoïsche cultuur op de Egyptische rekening te schrijven. Terecht houdt Durant een warm pleidooi voor de zelfstandigheid van die cultuur die dan, na Creta's verval, via de koningsburchten van Mycene en Tiryns, tot het Griekse erfgoed overging. Langs honderden kanalen stroomde de oude beschaving van Creta over in de nieuwe van het Griekse vasteland. Nu kan de moderne lezer die uitvoerige proloog besluiten en met een zeer vruchtbare lezing van Homerus' grote epische gedichten, waarvan de helden juist leven in het heroïsche tijdperk dat afsluit met de val van Troja. In datzelfde kader spelen zich die andere grote treurspelen af, niet de ondergang van een stad of een volk, maar bij voorbeeld de ondergang van het Atridengeslacht met Agamnon en Clytemnestra, Orestes en Electra als 'dramatis personae'. Het tweede bedrijf is de geschiedenis van Griekenlands opkomst. Doch evenals in een toneelspel het verloop zich niet volgens één stijgende lijn vertoont, doch slechts opgebouwd wordt uit een reeks 'ups' en 'downs', zo vergaat het ook hier. De Doriërs die Griekenland zegevierend zijn binnengevallen vestigen hun regeringszetel te Argos, van waaruit | |
[pagina 536]
| |
zij Tiryns, Mycene en ommelanden bezetten. Na die bezetting komt een culturele heropleving, die maar al te vaak veronachtzaamd wordt: de Argische toonkunstenaars, lyrici en beeldhouwers zouden de leerschool worden van het latere Griekenland: zelfs is er in die tijd reeds sprake van een theater met 20.000 zitplaatsen te Argos. Ondertussen groeit echter de militaire macht van Sparta, wat meteen het einde betekent van Argos. Aanvankelijk bloeit, ook te Sparta, zang en muziek, met de beperking nochtans dat zang en dichtkunst hoofdzakelijk in dienst staan van het krijgswezen: bovendien worden de meeste dichters uit het buitenland betrokken: Terpander, Tyrtaeus, Alcman en anderen zijn geen rasechte Spartanen. Doch de wetten van Lycurgus dwingen naderhand Sparta in de richting die ons maar al te bekend is. De nabuurvolkeren volgen Sparta's ontwikkeling met gemengde gevoelens: eerst zijn ze vol achting, wanneer de stad haar hoogste bloei beleeft, daarna vol haat en schrik, wanneer ze haar oppermacht te veel laat voelen. En er is er geen een die treurt, wanneer Sparta aan het militarisme ten onder gaat. Terwijl in Noord- en Zuid-Griekenland ontelbare kleinere staten het levenslicht zien, verschijnt ook Athene ten tonele onder de vorm van een oligarchisch regime. Maar door het gebrek aan evenwicht tussen rijk en arm schijnt de jonge staat spoedig tot een bloedige revolutie te zijn voorbestemd. Solon echter weet door een onbloedige revolutie het verbroken evenwicht te herstellen: zijn wetgeving is de belangrijkste uit de hele geschiedenis van Athene; ze is de ware grondslag van de Atheense democratie, al blijft de aristocratie nog enigermate de bovenhand behouden. Pisistratos brengt die aristocratie volledig ten val, doch vervangt haar door een tyrannie, dus blijkbaar wederom een stap terug. Het volk grijpt echter in en Pisistratos' dictatuur wordt op haar beurt omvergeworpen. Onder de leiding van Clisthenes begint de vestiging van de echte democratie, door Solon eerst mogelijk gemaakt. Met die vestiging is Griekenlands opkomst voltooid en nu zal er te Marathon zegevierend kunnen gestreden worden. Vooraleer het derde bedrijf of de gouden eeuw aanvangt, maakt Durant een balans op van de vroege Griekse wetenschap, godsdienst en kunst. Opvallend is het wel dat Athene hier practisch nog geen rol te spelen krijgt: alle bedrijvigheid op wijsgerig en wetenschappelijk gebied (beide gebieden waren aanvankelijk één) concentreert zich buiten het eigenlijke Griekse vasteland: in het Ionische Miletys met Thales, Anaximander en Anaximenes en in het niet minder Ionische Ephesus met Heraclitus, de man van het Eeuwige Vuur; doch ook Groot-Griekenland speelt hier reeds een overwegende rol dank zij de reizende philosoof Pythagoras, die weliswaar uit Samos, in de Ionische Dodecanesus, afkomstig was, maar uiteindelijk Croton, in Zuid-Italië, tot zetel voor zijn leerschool uitkoos. Op godsdienstig gebied kan reeds vrij vroeg een definitieve vorm worden vastgesteld en er zullen later geen noemenswaardige veranderingen meer optreden: in alle tijden zal de Griek een plaats inruimen aan de onderaardse en chtonische godheden, aan de grote Olympische goden, aan de orakels en ook aan de mysteriën, zowel de Eleusische als de Orphische. Die bestendigheid van de godsdienst te midden van alle wervelstormen van de geschiedenis staat in scherpe tegenstelling met de overige beschavingsfactoren die meestal de staatkundige geschiedenis op de voet volgen en met haar de spanning en viering in het Griekse drama meemaken. Dat is de grote les die Durant zal trekken uit zijn hele geschiedenis: beschavingen komen en gaan: ze veroveren de wereld en ver- | |
[pagina 537]
| |
vallen tot stof; het geloof alleen overleeft iedere vertwijfeling. De kunst heeft bijgevolg op dat ogenblik nog lang haar hoogtepunt niet bereikt, noch de plastische, noch de rhythmische of literaire kunst. Eerst in het volgende bedrijf komt ze samen met Athene's hoogste staatkundige macht tot haar volle ontplooiing. Niettemin zijn er hier, vooral voor de letterkunde, reeds merkwaardige momenten aan te stippen, natuurlijk nog steeds buiten het vastelandsgebied van Athene: in het Aeolische Lesbos schrijft Sappho haar hartstochtelijke gedichten en te Miletus schrijft Anaximander het eerste Griekse proza. Na het intermezzo kan rustig het doek opgaan voor het derde bedrijf, het hoogtepunt van Griekenlands bloei. Nieuwe politieke figuren verschijnen op het toneel: Themistocles, Aristides en vooral Pericles. Deze laatste wordt nu ruim dertig jaar lang telkens als bevelhebber herkozen; zo kan de Atheense democratie, die met de Perzische oorlogen de hegemonie in Griekenland verkregen heeft, nieuwe wegen opgaan, die eindelijk de verzoening brengen in de tegenstelling aristocratie en democratie. Dit betekent meteen de uitbloei van kunst, letteren en wijsbegeerte: Athene wordt een waardige hoofdstad dank zij haar bouwmeesters en beeldhouwers van wereldformaat, doch wordt tevens het geestelijk centrum van een groot en verfijnd volk dat binnen haar muren is ondergebracht. Zinnebeeldig kan die gelukkige ommekeer samengevat worden in één slagzin: de aristocratische democratie financeert het Griekse drama en bouwt het Parthenon. Het derde bedrijf van het Griekenlandspel is minder dynamisch dan de andere, het is eerder statisch: het wordt als een toverspel, waarin de grootsten onder de groten in een kaleidoscoop voorbijtrekken; ieder van hen wordt door Durant in zijn waar daglicht gesteld, zodat zijn werk nu een geschiedenis wordt van de bouwkunst, de beeldhouwkunst, de schilderkunst, de wiskunde, de geneeskunde, de letterkunde en de wijsbegeerte. Middelerwijl evolueert op de achtergrond het Atheense volk met zijn eigen zeden en gewoonten: we zien er de kinders spelen en school gaan, we vernemen er eigenaardige opvattingen over vriendschap en huwelijk, we krijgen een beeld ook van de politieke onmondigheid van de vrouw; ook de deur van keuken en eetkamer wordt even geopend om er binnen een kijkje te nemen. Doch langer dan een ogenblik kunnen we hier niet blijven vertoeven: al onze aandacht wordt buitenshuis gevraagd, waar het drama van het politieke worden, groeien, leven en sterven zich verder afspeelt. Op het einde van Pericles' loopbaan komt er plotseling een nieuwe wending: er komt weer actie op het toneel; Griekenland pleegt zelfmoord. De tegenstelling Athene-Sparta neemt dramatische verhoudingen aan en de oorlog, die er het gevolg van is, brengt de nederlaag van Athene en de hegemonie van Sparta. Op het culturele plan is de dood van Socrates wellicht een even donkere schaduwzijde. Doch al is Griekenland politiek verzwakt, de geestelijke ramp zal het overleven. Zo volgen wij dan in het vierde bedrijf de dalende lijn die ons brengt tot het einde van de Griekse vrijheid. Het zegevierende Sparta wordt andermaal een tragisch voorbeeld van de hoogmoed die, door zijn welslagen verblind, in het niet verzinkt. Athene doet nu een laatste wanhoopspoging en houdt zich nog enkele decenniën staande. Doch dan verschijnt opnieuw de verdeeldheid en Philippus van Macedonië eerst, Alexander na hem hebben het niet moeilijk de politieke macht over het verdeelde Griekenland te veroveren. De geestelijke uitstraling van de vorige eeuw is echter zo sterk geweest dat, ondanks twist en tweedracht, misschien wel juist terwille van twist en twee | |
[pagina 538]
| |
dracht, Athene een nieuw hoogtepunt kent in de redenaars Aeschines, Demosthenes en Isocrates. Ook de beeldhouwkunst viert nieuwe triomfen, doch vooral de wijsbegeerte beleeft, met Plato en Aristoteles, haar glansrijke tijdperk uit de ganse geschiedenis. Sedert Socrates was de mens hoofdzakelijk het voorwerp geworden van het wijsgerig denken en op die grondslag bouwen Plato, Aristoteles en hun volgelingen voort. Zo bleef de Griekse cultuur leven, de democratische vrijheid echter was gestorven, meer omdat ze de hand aan zich zelf had geslagen, dan omdat ze de genadeslag kreeg van het Macedonische zwaard in de hand van Aristoteles' beroemdste leerling, Alexander den Groote. Aan diezelfde Alexander is het nochtans te danken dat er in Griekenlands leven nog een vijfde bedrijf volgt, te weten de Hellenistische uitbouw. Hier komen we nu in de geschiedenis bijna terug op het uitgangspunt, vanwaar we vertrokken zijn: het Griekse vasteland is wederom niet meer het centrum van wetenschap, kunst en letterkunde. De grote bedrijvigheid op dat gebied wordt verlegd naar Azië of Egypte. Alexandrië is een wereldstad en Pergamum poogt niet onder te doen; beide zijn echter de schoonste bloemen van éénzelfde Hellenistische beschaving. Weliswaar is op godsdienstig, moreel en letterkundig gebied het verval bijna even plotseling ingetreden als in het politieke leven; maar op het gebied van de beeldende kunsten beleven bouwmeesters, beeldhouwers en kunstschilders gouden dagen in die koortsachtig-gebouwde moderne steden. Ook Syracuse zou onder de verlichte tyran Hiëron de Griekse wis- en natuurkunde tot een ongeëvenaarde bloei opvoeren met Archimedes als vaandeldrager. Meteen wordt door Archimedes de laatste band verbroken tussen wijsbegeerte en natuurkunde. De wijsbegeerte behoudt nu alleen nog haar metaphysisch en ethisch aspect; het eerste wordt neergehaald door het groeiende scepticisme, het tweede zoekt een uitweg in het epicurisme, al zal het zich uiteindelijk moeten tevreden stellen met de compromis-oplossing van het stoïcisme. Ondertussen draait het rad van de politieke geschiedenis verder: Rome is op het voorplan getreden. De verovering van Corinthe in 146 voor Christus zal tenslotte voor de rusteloze Griekse stad-staten een duurzame vrede brengen. Na het vijfde bedrijf is het doek gevallen: nu kan onze geleerde commentator als epiloog voor zijn publiek nog een slotwoordje spreken over ons Griekse erfgoed. Zonder veel originaliteit, helaas! A.G. GEVAERT. | |
Paard van Troje in West-Duitse Bondsrepubliek
| |
[pagina 539]
| |
democraten in gevaar kan worden gebracht. Het geringe succes, dat de communistische partij in West-Duitsland mocht boeken, heeft de sovjets getoond, welke weg zij bij hun streven om de West-Duitse Bondsrepubliek van binnen uit te ondermijnen moesten bewandelen. Een frontale aanval door de communistische partij was onmogelijk, daar een dergelijke actie niet door het volk zou worden gesteund. De enig juiste methode was om ook in het Westen naar het voorbeeld van de Oost-Duitse volksraad een boven de partijen staand platform in het leven te roepen, dat al dan niet bewust de taak der West-Duitse communisten kon overnemen. En zoals de sovjets al in zo menig land gewillige werktuigen hebben gevonden om hun plannen uit te voeren, zo behoefden zij ook in West-Duitsland niet lang te zoeken. In Bad Godesberg woonde n.l. een professor, die voor hen geen vreemde was en in de jaren '45 en '46 zelfs een trouw bezoeker van Karlshorst was geweest. Deze professor, Noack genaamd, was nauw bevriend geworden met generaal Tulpa-now, de politieke adviseur van de maarschalken Zjoekof en Sokolowsky. Met hem had hij zijn plannen besproken de invloed der Westelijke geallieerden in Duitsland uit te schakelen door dit gebied politiek te neutraliseren en het dan nauw met de Sovjet-Unie te verbinden. Een herhaling dus van de oude Rapallo-politiek, zoals die door Rathenau en de Rus, Georg Tsjitsjerin, op Paasdag van 1922 werd vastgelegd. De sovjets keurden Noacks plannen goed en zo is het begrijpelijk, dat zij onmiddellijk op hem teruggrepen, toen zij naar een geschikt persoon uitkeken, die voor een soort West-Duitse volksraad de grondslag zou kunnen leggen. Noack, gevleid door de belangstelling der sovjets in zijn persoon, ging op de voorstellen van Karlshorst in en riep een z.g. Nauheimse kring in het leven. Het practische politieke program van deze kring bestond uit de volgende punten: 1. de Westelijke mogendheden moeten met de Sovjet-Unie de onaantastbaarheid van een gedemilitariseerd Duitsland garanderen en hun bezettingstroepen terugtrekken: 2. wordt deze onaantastbaarheid door een der garantie-mogendheden aangetast, dan geldt dit als oorlogsverklaring; 3. vrije verkiezingen in de sovjet-zone met het doel een voor heel Duitsland geldend parlement in het leven te roepen; 4. de bondsrepubliek mag noch tot het Atlantische Pact noch tot de Europese Unie toetreden. De Oost-Duitse regering mag geen militaire of eenzijdige buitenlandse politieke verbintenissen met de Sovjet-Unie of andere Staten aangaan. Aan de hand van dit program werd door de Nauheimse kring een opmerkelijke activiteit ontwikkeld, waarvan de betekenis niet mag worden onderschat. Al spoedig werden o.a. in Stuttgart, Karlsruhe, Frankfort, Heidelberg, Mainz en Dortmund z.g. 'Kringen voor het Herstel der Duitse Eenheid' gesticht, terwijl blijvende verbindingen tot stand werden gebracht met de roerige, links gerichte 'Deutsche Gemeinschaft der unabhängigen Wähler' van August Hausleiter en tevens met de Duitse Rechtspartij, de Duitse Vrijheidsbond van de ex-communist, Theo Kögler, en de 'Sammlung zur Tat' van Karl Steinfeld. Zelfs naar Oostenrijk strekte professor Noack zijn armen uit, waar hij het 'Verbond der Onafhankelijken' voor zijn plannen trachtte te winnen. Hiermede begon de Nauheimse kring al aardig het karakter aan te nemen van een door de sovjets gewenste volksbeweging. Doch professor Noack stelde zich met de bereikte resultaten niet tevreden. Hij ging nog verder en slaagde er zelfs in toonaangevende persoonlijkheden uit het intellectuele en economische leven van West-Duitsland voor zijn plannen te winnen. Tot hen behoren o.a. de profes- | |
[pagina 540]
| |
soren Wetzler en Wolf, resp. uit Frankfort en München, Dr Decker, de voorzitter van het invloedrijke bureau voor wereldpolitieke studiën, Dr Bernd, directeur van de Friedrichsstaalfabrieken te Herdorf, zijn collega van de Ilsener staalfabrieken, Dr Wolfgang Bode, de voorzitter van de industrie- en handelskamer te Remscheid, Dr Ringel, de fabrikanten Bader uit Diessen, Burmeister uit Tullingen en Dr Meyer uit Bielefeld. Dit vreemdsoortig gezelschap van professoren, fabrikanten en politici werd nog aangevuld door vertegenwoordigers van para-communistische organisaties en personen van de meest uiteenlopende pluimage. Het zijn geroyeerden uit de sociaal-democratische partij als de afgezette burgemeester van Neurenberg, Ziegler, en de voormalige minister van landbouw in het land Schleeswijk-Holstein, Erich Arp; de profeet, Dr Böhme uit München, die een dogmavrije godsdienst propageert; een uit de Kerk gestoten priester, Rossaint, of een journalist als Wittlinger, die de correspondent is van het ambtelijk sovjet-orgaan, de Tägliche Rundschau. Dit alles en nog veel meer heeft professor Noack in korte tijd bijeen weten te brengen, een prestatie, die bewijsti dat hij zijn tijd niet in spreekwoordelijke verstrooidheid verdaan heeft. In November '49 achtte Noack het ogenblik blijkbaar gekomen om tot de grote slag uit te halen. Te Rengsdorf in het Rijnland zou een congres gehouden worden, waar de 'fine fleur' uit Oosten West-Duitsland bijeen zou komen. Dit zou het tijdstip vormen om een volksbeweging te starten, waarvan de leiding zich buiten de regering van Bonn om met de Oost-Duitse communisten in verbinding zou stellen. Men wilde op eigen houtje een politiek van voldongen feiten onthullen, er vast mee rekenende, dat deze politiek door brede lagen van het West-Duitse volk zou worden gesteund. Te Bonn begreep men echter tijdig het gevaar, dat uit Noacks agitatie voor het bestaan der Bondsrepubliek zou kunnen voortvloeien. De bijeenkomst te Rengsdorf werd kort en bondig verboden. Hoe zeer deze maatregel gerechtvaardigd was, bleek het duidelijkst uit de reacties van het officiële Russische orgaan, de Tägliche Rundschau te Berlijn. De sovjets waren zo onthutst te zien, dat hun plannen gevaar liepen verijdeld te worden, dat zij hun woede en teleurstelling niet verborgen konden houden. Zo schreef de Tägliche Rundschau: 'In alle delen van Duitsland is een golf van nationale verontwaardiging ontstaan tegen de nieuwe terreurmaatregelen van Adenauer'. En een dag later: 'Een Duitser staat ofwel in het kamp van het nationale front en strijdt met dit orgaan voor het herstel der Duitse eenheid, of hij houdt het met de regeringskliek van Bonn, doch dan saboteert hij de eenheid van Duitsland en bevordert hij de split-sing'. Tegelijkertijd werden volgens bekend recept in de gehele o sovjet-zone 'spontane' protestdemonstraties georganiseerd. Adenauer heeft deze vloedgolf van scheldwoorden over zich heen laten gaan en voet bij stuk gehouden. Een ogenblik overwogen de sovjets om de Nauheimse kring naar Leipzig over te plaatsen, doch van dit plan zagen zij toch maar af. De protectie, die zij aan Noack verleenden, werd dan voor iedereen al te duidelijk.
De sovjets hebben de eerste slag om West-Duitsland verloren. Zij hebben echter tijd. Noack zal zich voorlopig rustig houden en dan op het geschikte moment met een nieuw plan komen. Dit plan zal niet meer spreken over neutralisering van het Duitse grondgebied, maar uitsluitend over het herstel der Duitse eenheid op grondslag van de overeenkomst van Potsdam. De sovjets hebben nu reeds te kennen gegeven, dat dit 'realistischer' is. Intussen kan men be- | |
[pagina 541]
| |
nieuwd zijn, welk antwoord Adenauer te gelegener tijd op deze zet der sovjets ter beschikking zal hebben. L.J.M. van den Berk | |
De Kalenderhervorming voorlopig afgelastOp 21 September 1949 is in de vergadering der O.N.U. een gewichtige bespreking gevoerd omtrent het vraagstuk der Kalenderhervorming, volgens het schema van de zgn. Wereldkalender. Het voorstel om de zaak in behandeling te nemen ging uit van Panama, en de beslissing daaromtrent hing af van een commissie van 14 leden (waartoe Panama niet behoorde). Edoch, de afgevaardigde der Verenigde Staten stelde voor, dat de discussie tot nader order zou worden uitgesteld, vanwege de overbelasting van de agenda der vergadering. Vóór dit voorstel der V.S. stemden: de V.S., Philippijnen, Engeland en Denemarken. Tégen stemden: Canada, China, Chili, Venezuela. Onthielden zich: Rusland, Pakistan, Polen, Brazilië. Afwezig waren: Frankrijk en Griekenland. En daarmede was de kwestie van de agenda afgevoerd. De voorstanders der Kalenderhervorming hadden gehoopt, dat de nieuwe kalender zou aanvangen op 31 December 1950, als eerste buitenweekse dag, gevolgd door Zondag 1 Januari 1951, aldus geleidelijk aansluitend aan de huidige kalender. Maar de stemming der commissie van veertien had ten gevolge, dat de invoering tot minstens Zondag 1 Januari 1956 moest worden uitgesteld, indien de goedkeuring der O.N.U. niet later dan 1951 verkregen werd. In dat geval zou aan de volkeren een vol jaar 1952 gegeven worden ter ratificatie, en nog drie jaren 1953-'55, tot het nemen der voorbereidende maatregelen. Misschien is het niet overbodig, de samenstelling van de wereldkalender in herinnering te brengen. Het gewone jaar bestaat uit 52 weken (= 364 dagen) plus een buitenweekse vacantiedag; het schrikkeljaar heeft twee buitenweekse dagen. Het jaar is verdeeld in vier trimesters, elk van 31 + 30 + 30 dagen. Op 30 December volgt de extradag. Elk trimester begint met een Zondag. In een schrikkeljaar volgt nog een tweede extra-dag op 30 Juni. Elke maand telt 26 werkdagen plus 4 of 5 Zondagen. De datums van de dagen der maand vallen altijd op dezelfde weekdagen. - Van de vaststelling van de Paasdatum en de gevolgen daarvan voor de liturgie wordt begrijpelijkerwijze in het voorstel niet gerept. De oplossing dezer kwestie blijft eventueel overgelaten aan de competente Kerkelijke Overheid. Bovenstaande feiten zijn ontleend aan het Journal of Calendar Reform. Fourth Quarter 1949, uitgegeven door The World Calendar Association, New York U.S. Dr J. Stein, Castel Gandolfo. | |
De Geschiedkundige Encyclopedie INDEUROPSinds de Franse Encyclopedisten in de achttiende eeuw de 'Encyclopédie ou Dictionnaire raisonné des sciences, des arts et métiers' uitgaven, hebben tal van Encyclopedieën het licht gezien. Naast de Winkler Prins en de Katholieke Encyclopaedie staan de Spaanse Espasa, de Enciclopedia Italiana, der Grosse Herder en andere nationale encyclopedieën. Wij kennen het 'Lexicon für Theologie und | |
[pagina 542]
| |
Kirche', de 'Dictionnaire d'histoire et de géographie ecclésiastique', de 'Realen-cyklopädie der klassischen Altertums-wissenschaften', enz. Telkens als zich op een of ander wetenschappelijk gebied de behoefte aan een alzijdig Nachschlagewerk deed gevoelen, kwam er een Encyclopedie tot stand. Tegenwoordig zijn wij er ons allen van bewust op de kentering der tijden te leven, in de jaren van een radicale wending in de wereldgeschiedenis. Het is dan ook met bekommernis en zorg dat de volkeren zich over hun verleden heenbuigen en hun lange geschiedenis ondervragen eer zij de weg naar de onzekere toekomst inslaan. Daarom zijn wij verheugd dit grootse werk, de 'Geschiedkundige Encyclopedie Indeurop' te mogen voorstellen. Welke is de opzet, wie zijn de medewerkers, welke zijn de kenmerken van dit verzamelwerk? De opzet is een vergelijkende, volledige geschiedenis van alle landen en volkeren der Indo-europese gemeenschap uit te geven. De 'Geschiedkundige Encyclopedie Indeurop' - zo lezen wij op het prospectus - 'is zodanig bewerkt dat elk deel de geschiedenis behandelt van een land en volk en dus een gesloten geheel op zichzelf vormt. Maar elk boekdeel is zo uitgewerkt dat het door zijn chronologische rangorde, zijn ethnologische basis, zijn alphabetische verwijzingen, zijn saamvattende tabellen, zijn uitgebreide dynastieën, een rijk cartografisch materiaal en een zeer overzichtelijke samenvatting achter in elk deel, de vergelijkende studie en het opzoeken van elk historisch verband in de hand werkt'. Al wie aan een grote publicatie meewerkt, weet welke talloze moeilijkheden er te overwinnen zijn eer het eerste deel eindelijk van de pers komt. Zo is ook de Geschiedkundige Raad van Indeurop sinds 18 jaar met de voorbereiding van dit reuzenwerk bezig. De 34 medewerkers behoren tot bijna alle landen van Europa, Voor-Azië en Noord-Afrika. De Fransman graaf F. de Rouvroy de Saint Simon schijnt de leiding te hebben van het secretariaat dat gevestigd is te Arbois (Jura). De auteurs redigeren hun tekst in een der Westeuropese talen en deze wordt dan verder vertaald. Het kenmerkende is, dat de Nederlandse uitgave het eerst verschijnt; later komt er een Franse, en nog later een Engelse en een Duitse. Een encyclopedie kan op verscheidene manieren opgevat worden. Het gewone systeem is, alle mogelijke trefwoorden te behandelen en in de tekst naar andere woorden te verwijzen. Dat geeft een statische kijk op de zaken. Geschiedenis is echter essentieel dynamisch, genetisch: men kan een persoon of een gebeurtenis niet goed kennen en naar de volle betekenis waarderen als men niet tevens weet, wat voorafgaat en wat volgt. Daarom hebben de bewerkers, o.i. terecht, verkozen een geschiedenis te schrijven en dan in het register achteraan te verwijzen naar de bladzijden waar een persoonlijkheid of een feit behandeld wordt. De indeling van de stof volgens de landen heeft voor- en nadelen. Het voordeel is dat elk deel (of soms 2 delen) de hele geschiedenis van een volk behandelt en een gesloten geheel vormt; een nadeel is dat internationale gebeurtenissen als de volksverhuizingen, de Hervorming, de Renaissance, de Aufklärung, de twee wereldoorlogen in elk deel ter sprake komen. Gezien het encyclopedisch karakter van dit verzamelwerk verdient zeker de indeling volgens de landen de voorkeur op een wereldgeschiedenis. De ganse reeks zal minstens 29 delen omvatten. Het eerste deel over Rusland-USSR verscheen zo pas, terwijl Roemenië en Engeland (2 delen) reeds ter perse zijn. Dan volgen Oostenrijk, Spanje (2 delen), Zwitserland, Scandinavië (Noorwegen en Zweden) en Italië (2 delen). Daarna komen in nog niet bepaalde volg | |
[pagina 543]
| |
orde België, Nederland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Finland, Hongarije, Denemarken, Balticum (Estland, Letland en Litauen), Turkije, Albanië-Montenegro, Bulgarije, Polen, Portugal, enz. Om de twee maanden verschijnt een deel.
Laten wij het eerste deel van naderbij onderzoeken. Het is een forse band van 643 bladzijden, mooi ingebonden, die handelt over Rusland-USSRGa naar voetnoot1). De auteurs verhalen ons in een levendige taal hoe in het quaternair tijdvak de Russische bodem uit de grote wateren begon op te duiken en hoe veel, veel later de Slavisch-Ugrische stammen het land bevolkten, totdat de Zweedse Waragen er een politieke ordening vestigden en het Christendom in de tiende eeuw ook de Byzantijnse kultuur deed kennen (pp. 11-120); onder Mongools-Tataarse invloeden ontwikkelde zich gaandeweg het onmetelijke tsarenrijk met zijn aan de grond gebonden lijfeigenen, de 'mujiks' (pp. 120-490); toen kwam het sovjetregime; het overwon na schier onoverkomelijke moeilijkheden de apathie van de Rus en maakte door zijn durf en ondernemingsgeest de USSR tot een der twee grote wereldmachten (pp. 490-617). Het hele boek door merkt men de uitgesproken bedoeling der auteurs om een onpartijdige geschiedenis te schrijven. Van elke tsaar en tsarin, van elk regime geven zij de licht- en schaduwzijden aan; zo staan wij b.v. ver van de onbegrijpende critiek op het Russisch communisme, maar even ver van een ophemeling van het sovjetregime. In deze zin hebben wij werkelijk een objectief gehouden geschiedenis van het zo moeilijk te begrijpen Russische volk. De aandacht der auteurs gaat hoofdzakelijk naar de politieke historie, terwijl de economische ontwikkeling, de sociale toestanden en het godsdienstig leven veel minder ter sprake komen. Letterkunde, kunst en wetenschappen zijn nagenoeg volledig weggelaten, tenzij dat de meest markante persoonlijkheden een korte biographie in de voetnoten hebben gekregen. Op de interessante inhoud, de vlotte taal, de spanning in het verhaal kunnen wij niet nader ingaan. Het valt op dat de schrijvers zo dikwijls en zo veel spreken over de liefdegeschiedenissen van 'smoorverliefde' prinsen en adellijken aan het hof der tsaren. Over de Orthodoxe Kerk wordt niet veel goeds verteld, en Rome en de Paus komen enkel als politieke machten op het toneel; dit vinden wij een groot tekort in dit werk. Het hele boek is onderhoudend geschreven, soms zelfs een tikje familiair, wat in een zakelijke encyclopedie niet past: uitdrukkingen als 'Oef!', 'door mekaar schoppen', 'dronkelap', 'tegensputteren' zijn hier niet op hun plaats. Af en toe stoort een gallicisme of een flandricisme de lectuur. 'De ridders van de Christ' (p. 139) zal wel een vertaling zijn van 'les chevaliers du Christ', terwijl Balen (p. 172) zeker het Concilie van Basel bedoelt. De vertaler heeft een ongeregelde voorkeur voor het woordje 'al': voortdurend gaat het over 'alras' en 'aldra', terwijl 'alweer', 'allicht' en 'alvast' ook te dikwijls voorkomen. De hoge standing en het internationaal formaat van dit werk eisen dat de taal in de volgende delen bepaald op een hoger niveau zal staan. Gezien de encyclopedische opzet is het boek niet ingedeeld in hoofdstukken maar bovenaan op de bladzijde staat telkens het jaartal; dit kan volstaan, al zou het boek o.i. nog bruikbaarder worden indien tevens de regerende tsaar met de regeringsdatums bovenaan werd aangegeven. De chronologische samenvatting en de genealogische tabellen achteraan (pp. 618-629) kunnen veel dienst bewijzen. | |
[pagina 544]
| |
Het register, dat in een Nachschlagewerk als dit van kapitaal belang is, is niet met de nodige zorg gemaakt: zo komen o.a. de verwijzingen naar de korte biographie van de letterkundigen, musici, enz. in de voetnoten, er niet in voor. De talrijke kaarten en de platen verhogen aanzienlijk de waarde van het werk, maar een lijst van de kaarten en platen ontbreekt.
Wij besluiten: het initiatief van een internationale geschiedkundige encyclopedie juichen wij met beide handen toe. De zin voor objectieve voorlichting, zoals die in het eerste pas verschenen deel tot uiting komt, verdient alle lof; toch zouden wij het economische, sociale, kulturele en godsdienstige leven ruimer behandeld willen zien, en ook de taal als het ware klassieker wensen. De voorstelling in annalenstijl biedt vele voordelen op voorwaarde dat het register tot in de puntjes verzorgd is: afzonderlijke personen-, plaatsnamen- en zaakregisters zijn zeker te wensen. Deze 'Geschiedkundige Encyclopedie Indeurop' wordt, onder bekwame leiding, een onmisbaar Nachschlagewerk in alle bibliotheken en consultatiezalen en zal de intellectuelen die in hun studiën geschiedkundige gegevens te verwerken hebben, onschatbare diensten bewijzen. M. Dierickx S.J. |
|