| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Dom Hubert Van ZELLER, O.S.B., We Work while the Light lasts. - Sheed & Ward, Londen, 1950, X-166 pp., geb. Fr. 68.
In onze verhouding tot God, staan wij onszelf vaak in de weg. Steeds schijnt het licht van het geloof, doch wij weten niet hoe te handelen. Wij werken niet of werken als ongeschoolde arbeiders die maar voorttobben op het rhythme van eigen gevoelens en meer nog op die onzer omgeving. Dom van Z., een zeer vruchtbaar en geëerd geestelijk schrijver in Engeland, weet in welke gevoelens het leven van veel mensen thans verstrikt is geraakt. In een veertigtal korte hoofdstukjes schrijft hij hier over onderwerpen als arbeid, zonde, huwelijk, zekerheid, volharding, eenvoud enz. De heersende gevoelswaarde van al deze woorden ontwikkelt hij op levendige wijze, terwijl hij anderzijds hun christelijke zin doet smaken. Zijn raak psychologisch inzicht en z'n ruime mensenkennis doen vaak aan Lippert denken, een Lippert met minder problematiek en meer rustig geloof, minder jeugd en meer mannelijkheid, een minder breed gebaar, maar een vastere hand.
E.V.
Werken van de H. Joannes van het Kruis. Vertaling van de Paters Ongeschoeide Carmelieten. Deel I; inleiding door P. Amandus SMACKERS O.C.D., De bestijging van de Berg Carmel, De donkere Nacht. - Paul Brand N.V., Bussum, 1950, 683 pp., f 13,50 per deel.
Onnodig de werken van de H. Joannes van het Kruis nog aan te bevelen. Deze nieuwe vertaling zal twee delen omvatten. Het eerste deel, zo juist verschenen, maakt al aanstonds om de verzorgde uitgave en het handig formaat een uitstekende indruk. P. Amandus Smackers, die de inleiding schreef, vertaalde ook de twee eerste boeken van de Bestijging van de Berg Carmel, P. Avertanus Hennekens vertaalde het derde boek, terwijl De donkere Nacht door P. Romaeus Leuven werd vertaald en Bernard Verhoeven de gedichten van de Heilige vertolkte. De inleiding geeft, na een korte maar goede en overzichtelijke levensschets van St Joannes van het Kruis, een noodzakelijke wegwijzer voor hen, die voor het eerst kennis maken met de geschriften van de H. Kerkleraar, en daarna een overzicht van de hoofdstukken, waardoor niet alleen hun inhoud maar ook hun onderling verband wordt aangegeven; jammer dat alleen de nummers der hoofdstukken, niet de bladzijden werden vermeld. De vertaling is goed en vlot; in de Donkere Nacht te letterlijk en daarom niet zo leesbaar. In dit laatste boek zouden ook enige verklarende noten voor de hedendaagse lezer niet overbodig zijn geweest. Wij kunnen deze uitga,ve aanbevelen aan degenen die belangstellen in de werken der grote mystieken.
A.W.
Daniel A LORD, Onze Lieve Vrouw in de moderne wereld. Uit het Amerikaans door Leo Van de Poel S.J. en Louis Sterkens S.J.. - Lannoo, Tielt, 1950, 248 pp., ing. Fr. 78, geb. Fr. 108.
Een Mariaboek voor het grote publiek. Geen Marialeven, evenmin een mariale theologie, ook niet een reeks overwegingen over Maria's deugden of vrome beschouwingen rond haar eretitels, al heeft het iets van dit alles. Veeleer is het een uitvoerige schets van de situatie der vrouw in de moderne wereld, en dan een projecteren op die achtergrond van het Mariabeeld als het beeld van de ideale vrouw. Alle verhoudingen en misvormingen van het vrouwenbeeld in onze tijd krijgen in dit perspectief een scherp relief.
Meer gevorderden en vrome zielen zullen hier misschien iets van de schroomvolle wijding missen, iets van het geestelijke clair-obscur waaraan de mariale literatuur hen gewoon
| |
| |
gemaakt heeft, al is het boek met warme eerbied geschreven en bevat het bladzijden van ontroerende innigheid. Maar de doorsneeleek zal er juist in vinden wat hij nodig heeft, en al wie zich met de religieuze opvoeding van gewone mensen bezighoudt, zal er overvloedig zijn voordeel mee kunnen doen.
Vertaling en typografische verzorging zijn uitstekend. Alleen voor de Bernardus-tekst van blz. 44-45 had men beter de prachtige vertaling van Van Duinkerken gebruikt.
L. Monden
Kan. Jacques LECLERCQ, Gesprek tussen mens en God. Nieuwe uitg. (Ontmoetingen). - 'De Kinkhoren' Desclée De Brouwer, Brussel-Amsterdam, 1948, 270 pp., ing. Fr. 55.
Een vlotte vertaling van 'Dialogue de l'homme et de Dieu' dat voor enkele jaren verscheen. De titel is enigszins bedriegelijk, omdat hij aan een meditatieboek doet denken. Daarvoor echter is er te weinig zwijgen in dit gesprek, te weinig gebed in deze beschouwingen. Het is eerder een intellectuele bezinning, in eenvoud en helderheid, op de grondwaarheden van het christelijk bestaan, waarbij de titel als het ware het thema aangeeft dat in allerlei vaak grillige variaties door de verschillende hoofdstukken ontwikkeld wordt. Speciaal aanbevolen aan studenten en jonge intellectuelen, waarvoor het ook hoofdzakelijk geschreven werd.
L. Monden
Edward LEEN, De Heilige Geest en zijn werking in de ziel. - Paul Brand, Bussum, 1949, 308 pp., geb. f 8.90.
Er zijn twee wijzen van theologie-beoefening. De eerste is vooral een luisteren naar de H. Schrift, een interpreteren van de geloofsgegevens om van daaruit zijn begrippen te vormen. De tweede is meer een uitgaan van natuurlijke begrippen om die toe te passen op de Openbaringsgegevens.
Dit boek is een typisch voorbeeld van de tweede methode. De schrijver interpreteert niet, maar past van te voren klaargemaakte concepten toe op de H. Geest. Dat is zijn kracht en zijn zwak. Zijn kracht: want nu kan hij prachtige reflexies geven over verschillende hem dierbare begrippen: leven (102 vlg.), gave (120 vlg). enz. Maar vooral is het zijn zwak. Want hij geeft daardoor geen bijbels begrip van de H. Geest. Hij leert ons niet het 'recta sapere', hij brengt ons niet in contact met de 'dulcis hospes animae', maar doet ons moeizaam een veelal abstract tractaat doorworstelen, waarin wij kennis maken met de veelheid van theologische termen en distincties die in de loop der jaren zijn uitgedacht om de H. Geest en de Genade toch maar niet met bijbelse termen te noemen. Nu is dit niet zo erg voor een theologische vakstudie, maar uitgever en vertaler beginnen ons te zeggen: 'het is een dwingende noodzaak de schatten van het waar geloof voor de gewone lezer toegankelijk te maken' (blz. 7 en bandomslag). Goed, maar dan niet zó. Wij duizelen soms van de wijsheden over natuur en essentie, over de formele verschillen, de zelfstandigheden en gecreëerde volmaaktheden die wij op één bladzijde bijeen vinden (232). Wij vinden het philosophische begrip over leven, hoe mooi ook uitgedacht en geïllustreerd (102 vlg.), zo weinig geschikt om op de H. Geest te worden toegepast als 'Bron van Leven'. (Daarvoor neme men liever het joanneïsche begrip van leven). Men moet zelf geen theorie over het geschenk opstellen (118 vlg.) om dan te doen alsof dit geschenk bedoeld wordt met 'Gave van de Allerhoogste'. Veeleer dient men te zien wat de Heilige Schrift bedoelt met 'gave'.
De bewerker heeft inderdaad 'naar best vermogen getracht de auteur getrouw weer te geven'. Had hij dat maar niet gedaan! want wij voelen nu zo goed, dat 'zijn stijl daardoor iets aan losheid heeft ingeboet' (7). Ook klinkt zijn herhaaldelijk 'malkaar' i.p.v. elkander ons wat ongewoon in de oren.
J. de R.
Ann M.C. FORSTER, The good Duchess, Joan of France (1464-1505). - Burns, Oates and Washbourne, London, 1950, 177 pp., 8 sh. 6 d.
Nu Johanna van Frankrijk zo onlangs is heilig verklaard, kan een boek over haar leven op een bizondere belangstelling rekenen. De hoop
| |
| |
dat door dit boek belangstelling zal uitgroeien tot eerbied en verering zal voor de meeste lezers o.i. slechts op een teleurstelling uitlopen. Halverwege haar boek bekent de schrijfster dat zij Johanna bijna uit het oog heeft verloren, dit tengevolge van het ten tonele voeren van de bij de vele huwelijksintrigues betrokken personen, die bijna allen namen blijven. Aan het einde van het boek zal de lezer deze bekentenis opnieuw onderschrijven. Want ook na de ongeldigheidsverklaring van haar huwelijk (waardoor Joanna niet langer koningin van Frankrijk was), wanneer zij begint met het curieuze experiment van een nieuwe religieuze orde voorlopig bestaande uit pensionaatsmeisjes, blijft zij een schaduw. Toegegeven dat de historische gegevens schaars zijn, had een scherpere tekening van de achtergrond van tijd en omstandigheden toch haar persoon wel beter doen uitkomen. Gebrek aan materiaal over haar innerlijk leven wordt niet gecompenseerd door het periodiek gebruik van vrome uitdrukkingen, die o.i. juist steeds de noodzakelijke overtuigingskracht missen. Een lichte sprenkeling van de fantasie helpt al evenmin ons een betrouwbaar en levend portret te geven. Indien men zich na lezing onwillekeurig afvraagt waarom de Kerk haar heeft heilig verklaard, dan is dergelijke verwondering toch wel een testimonium paupertatis van dit heiligen-leven.
W. Peters
M.M. PHILIPPON, O.P. God in ons. Levensloop en leer van Soeur Elisabeth de la Trinité. Uit het Frans door Marie Koenen. - Geert Groote Genootschap, no. 646, Mariënburg, Den Bosch, 1949, 79 pp.
Leer en leven van Soeur Elisabeth de la Trinité zijn ook in ons land voor velen reeds een weldaad geweest. Het boek van Pater M.M. Philippon O.P. La doctrine spirituelle de Soeur Elisabeth de la Trinité, dat werd vertaald, heeft daartoe niet weinig bijgedragen. We kunnen dan ook niet anders dan dankbaar zijn, dat Marie Koenen een samenvatting van dit werk bezorgde, die de belangrijkste punten van Elisabeths leer en leven zeer goed weergeeft en velen zal bereiken, die aarzelen het grotere werk te beginnen. Het boekje zal veel goed doen en waarschijnlijk menigeen tot een diepere kennis brengen van Paulus 'leer die door deze Carmelites zo prachtig wordt gegeven.
J. de Rooy
Thomas HEMERKEN VAN KEMPEN, Gebeden en overwegingen over het leven van Christus. Uit het Latijn vertaald door Fr. Hijacinth Verbij O.F.M. en J.A. Th. van Wessum pr. - Paul Brand, Bussum, 1950, 304 pp., f 5.90.
In een goed verzorgde uitgave verschijnt hiermee de tweede vertaling van Thomas a Kempis' beschouwingen. Pater Dr Bonaventura Kruitwagen O.F.M. schreef er een interessant voorwoord bij, waaruit wij lezen dat naast de Latijnse, Duitse, Franse, Spaanse, Engelse uitgaven reeds in 1892 een Nederlandse vertaling het licht zag. Aanbeveling behoeft dit boek niet meer. Al zijn er werken van onze grote Nederlander die sterker en meer bekend zijn, ook deze gebeden en overwegingen zullen spreken tot de devote lezers, die tijd en. rust kunnen vinden om het in stilte te smaken.
J. de Rooy
PIUS PARSCH, Het jaar des Heren. Bewerkt en aangevuld door de Rector van de Benedictinessen te Oldenzaal. Derde deel: De tijd na Pinksteren. - Wed. J. van Rossum, Utrecht, 1950, 4de druk, 946 pp., f 6.90 per deel.
Na onze bespreking der voorafgaande delen in Jan. en Mei van dit jaar en P. Schmidt's oordeel over Parsch' brevier-verklaring in April kunnen wij met een algemene aanbeveling volstaan. Ook Sacramentsdag en H. Hartfeest zijn interessant en juist behandeld.
P. Schoonenberg
Dr Karl RUDOLF, Aufbau im Widerstand. Ein Seelsorgebericht aus Oesterreich 1938-1945. - Otto Müller Verlag, Salzburg, 1949, 453 pp.
De schrijver, Domkapitular van de beroemde St. Stephanskirche in Wenen, is sinds vele jaren directeur van het 'Seelsorgeamt' te Wenen en
| |
| |
brengt in dit boek een omvangrijk en gedegen rapport uit, dat op heldere wijze juist de moeilijkste jaren van zijn werk behandelt. Wie enigszins met het werk van de Katholieke Actie in contact staat, of zich daarvoor interesseert, zal met belangstelling kennis nemen van de veelzijdige activiteit, die het 'Seelsorgeamt' ontwikkelt en bewondering hebben voor de grote voortvarendheid, moed en souplesse, waarmede dit werk telkens aan de wisselende omstandigheden van het nazi-bewind en de oorlog werd aangepast. Zowel de vorming en de scholing van de clerus als van de voornaamste leiders der Katholieke Actie, mannen en vrouwen, worden behandeld en de verschillende instituten voor film, literatuur etc. worden toegelicht. Het is daarbij natuurlijk van bijzondere waarde, dat de schrijver ook gegevens verstrekt over de concrete strijd van de kerkelijke autoriteiten met de Gestapo. Een eigen hoofdstuk is hierbij gewijd aan de positie van Kardinaal Innitzer, na de Anschluss, over welke tijd Dr Rudolf uit eigen ervaring kan spreken. Met het oog op het feit, dat Kardinaal Innitzer destijds in het brandpunt van de internationale belangstelling, discussie en critiek stond - ook van katholieke zijde - is het uitermate interessant bij Rudolf nu te lezen, hoe de Herder van de Kerk in Oostenrijk door verwikkelingen, illusies en druk der omstandigheden tot beslissingen kwam, waarmede hij de Kerk tegen directe aanvallen van het nazisme wilde verdedigen. Dat dit hem tenslotte niet gelukt is, heeft vanzelfsprekend tot gevolg gehad, dat de destijds genomen beslissingen nu in een geheel ander licht gezien worden. Ook in dit hoofdstuk, zoals trouwens in het gehele boek, vindt men bewijzen voor de kracht en de consequentie waarmede het 'Seelsorgeamt' de strijd met het nazisme opnam en het werk onder de leken en in de zielzorg ook in de ergste nood bleef voortzetten.
Dr K.J. Hahn
Richard O'SULLIVAN (Editor), Under God and the Law. (Papers read to the Thomas More Society of London, Second series). - Blackwell, Oxford, 1949, 171 pp., 10 sh. 6 d.
Het tiental hier gepubliceerde lezingen van verschillende auteurs hebben voornamelijk als onderwerp de verhouding tussen de staat met zijn wetten en de Kerk met haar door God geschonken gezag. De aard van de opstellen variëert sterk al naar gelang een jurist of canonist, een geschiedkundige of een theoloog aan het woord is. Gezien deze lezingen gehouden werden voor een geselecteerd publiek, is het duidelijk dat zij ook in boekvorm slechts door een beperkte lezersgroep volledig kunnen worden geapprecieerd. Van wijder interesse zijn het opstel over de jonge More door Prof. A.W. Reed, en een posthume verhandeling over 'Jesus en de wetgeleerden' van Archbishop Goodier.
W. Peters
Dr Raphaël MOLITOR, O.S.B., Het wijdingssacrament. Overwegingen aan de hand van het Romeise Pontificaal, vertaald door A. Bellemans. - St Norbertus-Boekhandel, Tongerlo, 1950, 458 pp., geb. Fr. 155.
Slechts in de allerbeste werken van spiritualiteit gaat de rustige helderheid der uiteenzetting gepaard met de ongedwongen diepgang der gedachte. Deze beide eigenschappen kenmerken het werk van Dr Dom Molitor. Na enkele meer beschouwende hoofdstukken waarin Christus' Priesterschap en zijn Mystiek Lichaam de zin en de betekenis van het wijdingssacrament belichten, ontleedt schrijver, met een heilige schroom voor het diep-doorvoelde en persoonlijk-beleefde mysterie, de draagwijdte en de inhoud van al de liturgische gebeden, gebruikelijk bij de toediening van lagere en hogere orden.
Iedere zin in dit boek klinkt door en door echt en is tevens zo pakkend eenvoudig van toon, dat we onvermijdelijk worden teruggeplaatst in de hoogheilige sfeer van de sacramentele liturgie.. Geen priester mag dit boek ongelezen laten: wie het eens geopend heeft zal er telkens en telkens weer naar grijpen om dieper door te dringen in de geheimen van zijn priesterlijke uitverkiezing.
We danken dan ook E.H. Bellemans voor de voortreffelijke vertaling van dit keurig uitgegeven werk.
R. Hostie
| |
| |
Verborgen leven. Zestig jaar Cister-ciënserleven in Salland. 1890-1950. - Cisterciënserabdij Onze Lieve Vrouw van Sion, Diepenveen, 1950, 167 pp.
Het vijftigjarig bestaan der Trappistenabdij Sion te Diepenveen kon in 1940 wegens de Duitse bezetting niet worden gevierd. Naar aanleiding van het zestigjarig bestaan in dit jaar, dat samenviel met het vijftigjarig kloosterjubilé van de eerste abt, werd nu dit boekje samengesteld door enige monniken en vrienden van de abdij. De verschillende opstellen geven een goede kijk op ontstaan en geschiedenis van dit enige Cisterciën-serklooster boven de Moerdijk sedert de Reformatie, op het beschouwende leven der monniken in voortdurend stilzwijgen en op hun dagelijkse bezigheden. De opstellen zijn prettig geschreven. Men voelt dat hier mannen met warmte maar zonder enige opdringerigheid getuigen van het geheim ener roeping, waarvan zij de schoonheid en rijkdom beleven in eenvoud, verborgenheid en zelfverloochening. Het boekje doet denken aan de Louteringsberg van Thomas Merton al is het veel bescheidener van opzet. Men leest het in één adem uit.
A.W.
| |
Wijsbegeerte en paedagogse
LOESER, Norbert: Ortega y Gasset en de philosophie van het leven. - H.P. Leopold, Den Haag, 1949, Tweede druk, 147 blz., geb. f 4.50.
Een uiteenzetting der philosophie van Ortega y Gasset. Philosophie wordt hier beschouwd als avontuur, niet als wetenschap. Zij berust bij Ortega volgens schr. op het leven als hoogste waarde, in verzet tegen rationalisme enerzijds, christendom anderzijds. Toch integreert zij de rede in een 'ratio-vitalisme', dat op intuitie berust en de levende geschiedenis der philosophie als de eigenlijke philosophie beschouwt. De laatste blz. zijn gewijd aan de vraag, of niet een nieuwe openbaring deze wijsbegeerte zal moeten bekronen.
De bewondering van de schrijver voor Ortega is zonder reserve. Deze is voor hem dé moderne wijsgeer, die de leiding in de philosophie op zich heeft genomen. Zij, die de wijsbegeerte ook wetenschappelijk wensen te beoefenen, zullen ongetwijfeld van Ortega's 'cultuurphilosophische' beschouwingen dikwijls kunnen genieten, maar toch tevens moeten uitzien naar een meer degelijke gids om de weg niet geheel kwijt te raken.
J. Nota
Max PICARD, De wereld van het zwijgen. Vertaald door W. Enzinck. Lochem, de Tijdstroom, 1950, 251 pp.
Dit boek is een aaneenschakelnig van losse, aphoristische gedachten over het zwijgen in het mensenleven. Picard is een intuïtionistisch denker, die met groot gemak elementen van theologisch, wijsgerig en poëtisch gehalte door elkaar mengelt. Het resultaat is, dat de lezer vaak getroffen wordt door een onverwachte en juiste kijk op het mensenleven, maar ook de nodige malen het hoofd schudt als de phantasie van de schrijver wegen inslaat, die niet meer te volgen zijn. Toch moeten dergelijke werken geprezen worden, omdat zij in de grote opzet weldadig aandoen in hun pleidooi voor meer innerlijkheid en echte cultuur.
W. Couturier
Alfred WILSON c.p. 'Vergiffenis en vrede'. Uit het Engels vertaald. - Sheed en Ward, Antwerpen, De Koepel, Nijmegen, 300 pp., ingen. Fr. 85, geb. Fr. 115 f 5,90 en f 6,90.
Een boek over de Biecht: Sacrament van vergiffenis en vrede. Uitgaande van de diep-menselijke behoefte om het hart te luchten, toont de schrijver aan dat de Biecht helemaal beantwoordt aan de menselijke natuur. Maar de Biecht heeft vooral een hogere betekenis als Sacrament. Raak stipt hij aan dat de Biecht dus niet louter als voorbereiding op de Communie beschouwd moet worden, maar op zichzelf waarde heeft. Hierna worden de verschillende delen van de Biecht besproken: gewetensonderzoek, belijdenis, berouw en voldoening. Elke bladzijde spreekt van rijke
| |
| |
ondervinding en diepe mensenkennis: stuk voor stuk wordt afgerekend met misverstanden, vooroordelen, angstgevoelens, twijfels, enz. En dit alles in frisse taal, doorspekt met luimige en rake anecdoten. En tot slot nog een reeks zeer praktische wenken over de wijze van biechten.
Het boek is gericht tot leken. Doch niet minder nuttig voor priesters, omwille van de rijke ervaring die door heel het werk naar voren komt.
L. de Witte
Prof. Dr J.C. GROOT, Karl Barth's theologische betekenis (Serie Waarheid en Leven: Niet-katholieke Levenswijsheid). - Paul Brand, Bussum, z.j., 176 pp., f 2,70.
Schrijver van een zeer gewaardeerde studie over het theologisch kenprobleem bij Karl Barth, biedt Prof. Groot hier ten behoeve van een groter publiek, een algemene inleiding in de gedachten van de grote protestantse theoloog. In de eerste helft van het boek, na kennismaking met Barth's persoon en invloed, behandelt hij zijn verhouding respectievelijk tot het existentiële denken (Kierkegaard), de reformatie en het katholicisme. Daarop volgt een exposé van de meest kenmerkende punten van Barth's denken en de kritiek daarop. In deze boeiende uiteenzetting komen wellicht niet alle nuances van Barth's gedachtengang, - vooral in zijn laatste werken aangebracht -, volledig tot hun recht, toch kan dit vlot geschreven werkje als een uitstekende initiatie gelden, onontbeerlijk voor al wie met protestanten in aanraking komt of zich op de hoogte wil houden van de belangrijke gedachtenstromingen van onze tijd.
E. Druwé
Jérôme HAMER O.P., Karl Barth. L'occasionalisme de K. Barth. Etude sur sa méthode dogmatique. - Desclée De Brouwer, Parijs-Brugge, 1949, 298 pp.
Karl Barth is voorzeker de meest vooraanstaande figuur in de hedendaagse protestantse theologie. Zijn uitvoerig oeuvre is gekenmerkt door de felle reactie tegen het theologisch liberalisme, dat in het begin van de XXe eeuw, met Harnack aan het hoofd, hoogtij vierde aan de protestantse universiteiten. Vele katholieke theologen hebben reeds stelling genomen tegenover het Barthianisme. In dit boek neemt P. Hamer speciaal Barth's dogmatische methode onder de loupe. Hij meent, niet ten onrechte deze te moeten kenmerken als een 'theologisch occasionalisme' (toespeling op het philosophisch occasionalisme van Malebranche), omdat in dit systeem de Heilige Schrift slechts de (zij het dan ook geprivilegieerde) gelegenheid is waarbij het Woord Gods, dat geenszins in de gewijde Boeken vervat is, eigenmachtig tot de mens spreekt. In een zeer leerrijk onderzoek naar de bronnen van Barth's denken, toont schr. aan dat het blind fideïsme, dat daaruit volgt, ten slotte teruggaat op Kierkegaard. Deze grondige studie, die daarbij ook uitmunt door haar helderheid, verdient alle aanbeveling. We vinden het alleen jammer dat de talrijke nota's niet onderaan de bladzijden, maar op het einde van het boek geplaatst werden.
E. Druwé
Prof. Dr J FELDMANN, Occulte verschijnselen. Derde druk door G. STEFFENS. - Pax. 's Gravenhage, Geloofsverdediging, Antwerpen, 1949, 468 pp., Fr. 138.
'Okkulte Philosophie' van Prof. Feldmann, destijds bewerkt door Prof. van Deursen en thans geheel herzien door G. Steffens bestaat uit 4 delen. De occulte verschijnselen in het algemeen; 2. Telepathie; 3. Helderziendheid; 4. Geestverschijningen en spookverschijnselen. In elk der delen worden telkens de verschijnselen beschreven en de verklarende theorieën, zowel de oude als de hedendaagse, uiteengezet en beoordeeld. In een nabeschouwing op het gehele boek worden deze laatste theorieën getoetst aan de katholieke wereld- en levensbeschouwing.
Aan het bestaan van occulte verschijnselen, twijfelt wel niemand, al schijnt er minder plaats voor te zijn in een levensstijl als de onze, waar de techniek een zo grote rol speelt. In dit boek worden heel wat gevallen verteld. Daarvan zijn er voorzeker een groot aantal die op occult bedrog berusten, doch er zijn er andere waarvoor tot nog toe geen controleerbare
| |
| |
en verantwoorde verklaring is gevonden. Dat zijn echt occulte verschijnselen, aan wier bestaan men niet twijfelen moet enkel omdat men er geen weg mee weet.
Het boek van F. is een wetenschappelijke studie der occulte verschijnselen. Doch men begrijpt dat die wetenschap een heel eigenaardige moet zijn; de phenomenen welke zij onderzoekt zijn immers ondoorzichtig; daar zijn krachten mee gemoeid die onberekenbaar zijn en blijven, juist omdat wij ze niet voldoende kunnen observeren. De vraag is of wij dit ooit zullen kunnen? Ondertussen is dit boek interessant om de vele 'curiosa' die het bevat, en het zal een veilige gids zijn voor hen die hun gedachten daaromtrent willen ordenen.
E. Vandenbussche
Sixte de la SOMORE, Eduquons-nous à l'école? (Chrétienté nouvelle, No 17). - Editions Universitaires, Brussel, z.j., 192 pp., Fr. 48.
Iedereen is ervan overtuigd, dat het middelbaar onderwijs niet meer volledig is aangepast aan de eisen van de tijd en dat ingrijpende hervormingen nodig zijn. Dit boek kan daartoe een bijdrage leveren. Het hoofdthema luidt: de school beperkt zich te veel tot het onderwijs en houdt de opvoeding van de mens niet voldoende in het oog. Dit wordt aangetoond door te wijzen op de vele leemten, maar tevens worden ook nuttige wenken gegeven. Terecht wordt de nadruk gelegd op de veelzijdige aspecten der opvoeding, die naast de religieuze ook de sociale, familiale en politieke vorming moet verzorgen. Het onderwijs, dat te eenzijdig de verstandelijke vorming beoogt, maakt de jongen niet klaar voor het leven waarin hij weldra zal staan en grijpt daarom juist te weinig in op zijn ontluikende persoonlijkheid. Een derde van het boek is besteed aan de religieuse vorming, die zeker de voornaamste is. Hier vinden we mooie bladzijden over het gebed, de zin van het lijden, het inwendig leven, voorbeelden hoe de katechismusles kan dienstbaar worden gemaakt aan de vorming van levensopvatting en levenshouding.
Er zijn ook een aantal punten waaromtrent men het met de schrijver niet eens zal zijn. Hij wil b.v. heel het jeugdwerk, verkennersbeweging, Katholieke Actie, aan de klas opdragen. Dit lijkt toch wel practisch onmogelijk. Waar vindt men een voldoend aantal leraren, die dat aan zouden kunnen. Maar daarenboven om meer sociaal meevoelen aan te kweken is contact met andere standen nodig, b.v. door geleid armenbezoek. De hervorming van de geest van het onderwijs door schr. beklemtoond is niet meer voldoende: er moeten meer radicale veranderingen worden ingevoerd. Onderwijs en opvoeding zijn zo door elkaar gestrengeld, dat ook de traditionele onderwijsmethoden en vakken van de klassieke humaniora dienen onderzocht en wellicht aangepast te worden.
R. Caron
Dr Alois BREMS en Otilie MOSSHAMER, Das Wort an die Jugend. I. Jahreskreis: Christus der Weg zum Vater; II. Jahreskreis: Christus die Offenbarung des Vaters; III. Jahreskreis: Christus der Herr im Reiche des Vaters. - Verlag Herder, Freiburg i. Br., 1948-'49, 334, 320 en 360 pp., geb. DM 28,80.
Het 'Werkbuch der religiösen Mädchenführung' van O. Mosshamer gold destijds ook in ons land als wellicht het beste werk op dit gebied. Thans publiceert zij, in samenwerking met Dr Alois Brems, een uitgewerkte cursus van godsdienstonderricht voor de van zestien- tot achttienjarige schoolvrije jeugd. Het moet al dadelijk gezegd worden, dat ook deze drie boekdelen weer tot het allerbeste behoren, wat de naoorlogse catechetische literatuur ons bracht.
Eigenlijk gaat het hier niet zozeer om schoolse lessen als om regelmatig te houden 'Glaubensstunden', waarbij de parochie jeugd samenkomt en in gemeenschappelijke arbeid, onder leiding van een priester, haar geloofsleven verdiept en bevestigt. Aan de lessen gaat dan ook een methodiek van de 'Glaubensstunde' vooraf, welke in haar beknopte concreetheid een meesterstukje is van practische paedagogie, waarin de verworvenheden van de jeugdbeweging en de ervaringen van de laatste jaren met de methodes der klassieke catechese tot een schone synthese versmolten zijn.
| |
| |
Het geheel stelt Christus in het middelpunt van de religieuse opvoeding. De scholing verloopt over drie jaren, waarin telkens de hele stof verwerkt wordt. De titels van de jaarkringen geven het christologisch aspect aan, waaronder dat jaar met aanpassing dan nog aan de liturgische tijd, de stof behandeld wordt. Zo wordt b.v. de Eucharistie drie keer volledig uiteengezet, maar een eerste keer van uit de offergedachte, een tweede keer vanuit het begrip 'maaltijd' en een derde van uit de gemeenschapsidee.
Elke les wordt uitgewerkt naar het volgende schema: bijbeltekst; uiteenzetting van de doctrine; opgaven voor eigen werk en voor bespreking; voorbeelden en verhalen; liederen; gebeden; boeken om voor te lezen en voor verdere studie; slotspreuk om de jeugd als besluit van de les mee te geven.
Voor allen die met de godsdienstige opvoeding van de jeugd belast zijn, zullen deze boeken een ongemeen rijke inspiratiebron en een onmisbare hulp zijn. Nu ook in Nederland op voorschrift van het episcopaat een aanvang gemaakt wordt met het naschools godsdienstonderricht van de rijpere jeugd, schijnt dit werk bestemd om ook bij ons onschatbare diensten te bewijzen.
L. Monden
Edouard FROIDURE, Les sanctions en éducation. Recompenses et châtiments. - Editions des stations de Plein Air, Brussel, 1950, 378 pp., Fr. 60.
Het is wel merkwaardig, dat het belangrijk vraagstuk van het straffen tot nog toe niet uitvoerig in een boek werd besproken. Steunend op een omvangrijke bibliographie en op eigen ervaring geeft schrijver ons een volledige monographie over dat onderwerp, zowel de theorie als de praktijk, de zedelijke ondergronden en talloze toepassingen.
'Sanctie' noemt hij een lonende of bestraffende maatregel, die op een mens wordt toegepast, in zover deze zijn daden naar de bestaande wet heeft gericht. In die zin vallen ook de beloningen onder het begrip sanctie, en worden ze dus ook hier onder de loupe genomen. Toch gaat de aandacht vooral naar de straffen, omdat zij zware gevolgen kunnen hebben, als zij verkeerd worden gebruikt.
Met nadruk wijst hij erop, dat het doel van de straf altijd is en moet blijven de zedelijke verbetering van de schuldige. De meest doeltreffende sanctie is de 'zedelijke sanctie', verwekt door de wroeging of de voldoening van de uitgevoerde plicht. Indien men het geweten van de jongen niet weet te vormen, zal men niet veel bereiken.
Heel de techniek en het verloop van de bestraffing wordt tot in details besproken. Met scherpzinnigheid wordt een hiërarchie van de straffen, zeer ongelijk in waarde, vastgelegd: vooral van de individuele, onderverdeeld in: blik, gebaar, woord, verwijten van verschillende aard en eindelijk echte straffen. Het streven van de auteur gaat er naar uit, om in de opvoeding het soms reuzenaandeel van de straf te beperken. Heel de kunst van de paedagogie moet gelegen zijn, niet in te weten, hoe men moet straffen, maar hoe men niet moet straffen. Het is de normale houding van een priester en ex-gevangene, die uit de concentratiekampen een weerzin tegen alle hard optreden heeft geput.
Dat ongewoon rijk repertorium van straffen wordt van zedelijk en psychologisch standpunt onderzocht en wijs beoordeeld. Terecht keurt hij de opvoeders af, die alleen dat eentonig honderden regels schrijven kunnen opleggen; hij durft het aan originele straffen voor te stellen, die buiten het domein der studie liggen, maar de jongen dieper zullen kneden, b.v. handenarbeid; een vertrouwbare kerel zou zelf zijn straf mogen uitkiezen.
Ouders en opvoeders zullen met nut dat boek van practische paedagogie doorlezen. Zo zullen ze beter de grondprinciepen van de bestraffing begrijpen en met meer keuze en psychologisch inzicht te werk gaan; zo zal ook de straf tot iets vormends uitgroeien, in plaats van de jongen te verbitteren of te sluiten.
Binnenkort verschijnt de Nederlandse vertaling.
R. Caron
| |
| |
| |
Literatuur
CICERO, De Ouderdom, vertaald, ingeleid en toegelicht door Dr H. BEEK en E. De RIDDER (Klassieke Galery, nr 50). - De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen, 1949, 50 pp., Fr. 20.
Dit pleidooi van Cicero ten gunste van de ouderdom verdiende - evenzeer als zijn tweelingbroer De amicitia - in deze collectie opgenomen te worden. Het is een vlot praatje, prettig om te lezen, ook in deze vertaling. Natuurlijk gaat er nog al dikwijls iets van de bekoring van het oorspronkelijke verloren: wie kan Cicero's stijl nadoen? Een korte inleiding en tal van korte maar degelijke nota's zullen voor menige lezer welkom zijn.
G.D.J.
Guido GEZELLE, Dichtwerken. Gelegenheidspoëzie. Derde herziene druk, tekstbezorging, inleiding en lexikon door Dr Fr. BAUR. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, z.j., 818 pp., Fr. 150.
Tweemaal werd Gezelle's gelegenheidspoëzie, voor zover ze in de bekende bundels niet voorkwam, afzonderlijk uitgegeven: eens door De Meester (Roeselare) en eens door Veen (Amsterdam). Deze nieuwe druk bevat, aangepast en licht bijgewerkt, alles van de vier bundeltjes van Veen. Daarbij verschijnt, onder de titel 'Zantekoorn', een verse oogst van liederen en verzen allerhande, bekende en minder bekende (blz. 645-816): een verzameling die door Caesar Gezelle - Paul Allossery - Frank Baur werd aangelegd en geleidelijk vervolledigd. Nergens of nimmer dus vonden we zoveel van de dichter zo zorgvuldig verzameld.
Men mag deze gelegenheidspoëzie evenmin onderschatten als overschatten. Globaal heeft ze de waarde niet van de andere; maar ze bevat veel dichterlijke glans, pracht en techniek. Daarbij kennen we, zoveel beter nu, de bonhomie, de soepelheid, de dienstbaarheid, de eenvoud, de habituele gedachten en mystieke flitsen, de keuvelende levenslust en de plots doorslaande vroomheid, het liefhebberen en het vakmanschap van de priester-dichter der negentiende eeuw. Wij zien hem leven in zijn kring en tijd; zijn kring en tijd leven voort dank zij zijn altijd vloeiende dicht-ader.
Wij missen node een alphabetisch register; wij betreuren, in een overigens verzorgde druk, een zetfout als die op blz. 539.
Em. Janssen
Prof. Dr J. van MIERLO, Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Dl 2: De letterkunde van de Middeleeuwen, 2de druk. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 414 pp., geïll. geb. Fr. 375.
Deze literatuurgeschiedenis geniet voldoende bekendheid in het gehele Nederlandse taalgebied, zodat het overbodig mag heten de degelijkheid van dit werk te willen betuigen. P. van Mierlo bezit wel het grootste gezag op het terrein dat hij hier behandelt. Bij de eerste uitgave van dit boek werd er overigens in dit tijdschrift een uitvoerige beschouwing aan gewijd (8e jrg. blz. 182-189).
Deze nieuwe editie blijkt veel meer te zijn dan een loutere herdruk; de auteur heeft zich de moeite getroost enkele hoofdstukken geheel over te werken. Alle kwesties van belang die sinds de vorige uitgave de aandacht hebben getrokken, staan hier vermeld, b.v. de vraag over de oorspronkelijkheid van Elkerlyc tegenover het Engelse Everyman. Ook kleinere punten zoals de betekenis van 'refrein' en 'landjuweel' worden onderzocht. De rusteloos zoekende geest van P. van Mierlo is in dit werk gevaren, en we kunnen niet anders dan er hem zeer dankbaar om zijn.
J. Noë
Dr Rob. ANTONISSEN, Lyriek der Nederlanden. Dl 2: Van de 'Rhetorike' naar de Renaissance (Klassieke Galerij nr 38). - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1949, 156 pp., ing. Fr. 35.
Buiten A. Bijns, Jonker van der Noot en een paar mooie geuzenliederen, is deze rederijkers- en vroeg-renaissance-literatuur slechts een ondankbare periode voor een lyrische bloemlezer. Maar de keuze is goed; we treffen er een paar minder bekende refreinen aan. Degelijk commentaar.
J. Noë
| |
| |
Albert WESTERLINCK, Het schone geheim van de poëzie. 2de druk. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1950, 284 pp., ing. Fr. 95, geb. Fr. 120.
De tweede druk van dit boek, dat in de 14e Jrg. (1946-47; pp. 376-377) van dit tijdschrift uitvoerig werd besproken, zal iedereen, die het met het publiek goed meent, verheugen. De herziening beperkt zich tot een paar besnoeiingen en het nakijken van de taalkundige en literaire opschik. Ook de typografische vorm werd fijner verzorgd en zal er het zijne toe bijdragen om van dit boek stilaan een klassiek hulpmiddel te maken voor iedereen die het 'geheim der poëzie' benaderen wil.
K. Heireman
Albert De SWAEF, Verzonken land. - Odal Uitgave, Wetteren, 1950, 30 pp.
De 15 gedichten van deze plaquette blijven getrouw aan de constanten van De Swaefs lyriek: zij is zangerig, muzikaal zelfs, klassiek van vorm en rhythme, gedragen door een onbestemde beeldende vlotheid, die ons nochtans niet verrast omdat ze te gekunsteld werd om nog diep aan te grijpen. Het in herinnering 'verzonken land' dat schr. bekoort is meer een visie van letterkundige romantiek dan van een werkelijkheid, die nog brandt in vlees en bloed. Waar de auteur deze soms benadert stijgt hij tot een directe soberheid en haast zakelijke originaliteit van beeld, die we in zijn andere gedichten missen. Daarom denk ik bij voorkeur aan het gedicht Tragische Existenz II. Al is ook hier de nachtegaal present, het wijst op de mogelijkheid om zich te bevrijden de Woestijniaanse weemoed, die de persoonlijkheid van velen onzer jongeren gevangen houdt, en los van alle literatuur zich zelf te zijn in wezen en vorm. Schrijvers vaardigheid en rijke aanleg kunnen bij een meer persoonlijk dichterschap slechts winnen.
K. Heireman
F.N. DOSTOJEWSKI, Demonen. Roman in drie Delen, uit het Russisch vert. door Dr Hans Leerink. - Van Munsters Uitgeversmij., Amsterdam, 1950, 881 blz., f 9.50.
Dr Leerink biedt ons hierbij een voortreffelijke vertaling aan van Dostojewski's Demonen. Het is een onverkorte vertaling van het werk zoals het in déze eeuw, lang na de oorspronkelijke uitgave in 1871, mét de bekentenis van Stawrogin verschenen is. Men is met Dostojewski's werken nogal eens lichtzinnig omgesprongen door stukken weg te laten, door op eigen wijze, d.w.z. al te vrij te vertalen, door fragmenten in te korten enz. Deze vertaling is volledig, correct en verzorgd. De Demonen behoren tot het allergeniaalste wat Dostojewski geschreven heeft; het is dé roman, die zijn naam in de Sovjet-Unie zo gehaat gemaakt heeft, omdat hij hier het Nihilisme en Communisme voorstelt in al zijn goddeloze naaktheid en erbarmelijkheid. Het is een der grootste romans uit de Europese literatuur.
J.v.H.
| |
Geschiedenis
G. SCHNUERER, Kerk en beschaving in de Middeleeuwen. Vert. uit het Duits. 3 delen, 2e uitg. - De Spaamestad, Haarlem, 1949-1950, XVIII-467. XIV-613 en XII-476 pp., respect, f 6.90, 7.90 en 6.90.
Met vreugde begroeten wij de nieuwe uitgave van S[...]oos werk over de Middeleeuwen. In een tijd dat de jacht op sensatie en de zucht naar verblindende synthesen bij velen de smaak voor echte geschiedenis heeft bedorven, is het een onverdeeld genot dit eersterangs historisch werk te lezen en zich eigen te maken. De in 1942 overleden Zwitserse hoogleraar Schnuerer verenigt in zich op harmonische wijze: de Germaanse degelijkheid en kennis van het detail met de Franse helderheid en zin voor synthese. Wie in 'the dark Ages' de verhouding van Kerk en cultuur wil bestuderen kan geen betrouwbaarder gids vinden.
Meesterlijk zet Schnuerer uiteen hoe de middeleeuwse cultuur ontstond
| |
| |
uit de harmonische versmelting van de klassieke wetenschap met de katholieke godsdienst, van de Romeinse politieke traditie met de gezonde oerkracht der ingeweken Germanen. Onder Karei de Groote komt voor het eerst een synthese tot stand, maar pas in de XIIe en de XIIIe eeuw staat de middeleeuwse cultuur op haar volle middaghoogte. Dan vervalt de keizerlijke en weldra ook de pauselijke macht, de steden bevechten hun vrijheid, jonge volkeren willen hun eigen weg gaan, de leken dingen naar hun rechtmatige plaats. Met de opkomst der Renaissance en de nieuwe verhouding van Kerk en Staat in het jonge Spanje besluit Schnuerer zijn groots driedelig werk.
In vergelijking met de eerste uitgave (1939-1941) is deze editie in een groter letter gedrukt; ook heeft men de bibliographie nauwkeurig tot 1949 bijgewerkt, en all[...] belangrijke Nederlandse boeken en zelfs tijdschrift-artikelen - die in de Duitse uitgave bijna volledig ontbreken - aangegeven.
Wij hopen dat de twee volgende delen over de baroktijd en over de achttiende eeuw binnenkort zullen verschijnen. Nu wij in de huidige stuurloosheid ons meer dan ooit over ons verleden en ons wezen moeten bezinnen, is het een grote verdienste, het gehele oeuvre van Schnuerer voor het Nederlandse publiek tegen zo billijke prijs toegankelijk te maken.
M. Dierickx
Benzigers illustrierte Weltgeschichte. Band I: Altertum door Emil SPIESS; Band II: Mittelalter door Iso MUELLER; Band III: Neuzeit door Iso MUELLER. - Benziger, Einsiedeln; Kempische Boekhandel, Oud-Turnhout, 1949, 3e uitg., VI-394, VIII-269 en XII-579 pp., 193 platen en 20 genealogische tabellen, geb. Fr. 800 voor de drie delen.
Deze rijk geïllustreerde op kunstdrukpapier uitgegeven wereldgeschiedenis beleeft in Zwitserland een echt succes. En een verdiend succes.
In het eerste deel beschrijft Emil Spiess de voorgeschiedenis, de kuituren van het oude Oosten, het volk Israël en de Grieken en Romeinen. In het tweede behandelt de Benedictijn Iso Müller de Middeleeuwen, bijna uitsluitend West-Europa. In het derde deel geeft dezelfde auteur een uitvoerig overzicht van de laatste drie en een halve eeuw Europese geschiedenis, waarin ook de U.S.A. en Japan zich een plaatsje veroveren.
Deze 'Weltgeschichte' munt uit door haar zakelijke, objectieve voorstelling van personen en gebeurtenissen; de stijl is gebonden en toch helder, de typographische verzorging uitstekend. Vooral in de twee delen van de geschiedenisleraar Iso Müller merkt men de paedagogische bekommernis. Ook de inhoud voldoet. De auteurs geven vooral de politieke geschiedenis maar spreken ook, ofschoon veel minder, over cultuur, godsdienst en economie. Over de koloniën en de missiën, over kunst en literatuur lezen wij echter zeer weinig.
Een paar fouten zijn ons bij de lezing opgevallen. Over de Lage Landen spreekt Iso Müller niet met de gewenste accuratesse. Het geslacht der Karolingers komt uit Landen en Herstal in de nabijheid van Luik, niet 'in der Nähe von Aachen' (II, 55). Erasmus en ook Canisius stammen uit de 'spanische Niederlande' (II, 246 en III, 69)! De halve bladzijde over de Belgische Revolutie van 1830 (III, 287) moet herschreven worden. Voor deze Zwitser is de Jezuïetenorde vooral een Spaanse en een militaire Orde (III, 9). Dat de Bollandisten twee regels toebedeeld krijgen en de Benedictijnse Mauristen bijna een volle bladzijde beantwoordt niet aan hun respectievelijk belang (III, 130-131).
De eigen geschiedenis van Zwitserland is handig in het geheel verwerkt en neemt een kleine honderd bladzijden van het hele werk in beslag. Gezien de geweldige verruiming van onze geschiedkundige kennis der andere werelddelen, zoals uit de werken van Gonzague de Reynold, Arnold Toynbee, René Grousset, Jacques Pirenne e.a. blijkt, kunnen de twee laatste delen moeilijk op de titel 'Weltgeschichte' aanspraak maken: 'algemene geschiedenis' ware juister geweest.
Dit geschiedenisboek leest vlot en prettig, maar is toch meer als studieboek en Nachschlagewerk bedoeld. Vooral geschiedenisleraren, maa[r oo]k andere intellectuelen kan deze prach- | |
| |
tig uitgegeven 'Weltgeschichte' grote diensten bewijzen.
M. Dierickx
Geschiedenis der Nederlanden, onder redactie van Prof. Dr L.G.J. VERBERNE. Deel 3: Het Koninkrijk der Nederlanden door Prof. Dr L.G.J. VERBERNE. - De Koepel, Nijmegen, 1950, 313 pp., 100 platen.
Laten wij het rechtuit bekennen: dit boek is voor ons een ontgoocheling. Niet omdat het geen waardevol werk zou zijn, maar om het niet-vervullen van een gewekte verwachting. In het eerste deel van deze geschiedenis der Nederlanden door Dr P.C. Boeren schreven Pastoor W. Nolet en Prof. Dr L. van der Essen een lovend 'Woord vooraf', waarin beiden zich uiterst verheugd toonden dat hier een geschiedenis van de hele Nederlanden, Noord en Zuid, werd geboden. Zelf hebben wij in een uitvoerige kroniek 'Grootnederlandse Geschiedschrijving' (K.C.T. Streven, II, October 1949, pp. 78-88) de aandacht gevestigd op dit werk als op een symptoom van de groeiende en bijna volledig zegevierende Lagelandse opvatting in onze nationale historiographie. En wat biedt ons nu het 3e Deel? Een geschiedenis van Noord-Nederland van het einde der achttiende eeuw tot aan de tweede wereldoorlog! Velen zullen dit zeer jammer vinden.
Men kan het boek ook op zichzelf beschouwen en dan staan wij voor een mooie synthese van de laatste anderhalve eeuw Noordnederlandse geschiedenis. Door zijn talrijke publicaties over de negentiende eeuw was Prof. Verberne zeker de aangewezen man voor dit deel. Hij volgt van zeer nabij de verscheidene ministeries en de wijzigingen in de verhouding van de politieke partijen; terecht wijst hij op het enorm belang van de schoolkwestie, ook voor het tot stand komen van de regeringscoalities; maar toch ligt de voornaamste verdienste in de grondige behandeling van de sociale en economische problemen.
Zoals het eerste deel is ook dit derde deel luxueus op glanzend papier uitgegeven en van een honderdtal interessante platen voorzien. Wie een beknopt en tevens degelijk overzicht wil hebben van de Noordnederlandse geschiedenis sinds de XVIIIe eeuw, heeft hier zijn gading gevonden.
M. Dierickx
Tien eeuwen Egmond. Een bundel opstellen, verzameld bij gelegenheid van het tiende eeuwfeest der stichting in 950, onder redactie van Dom A. BEEKMAN O.S.B. - Uitgeverij De Toorts, Heemstede, 1950, 254 pp.
Na een korte uiteenzetting door Dom A. Beekman O.S.B., omtrent doel en samenstelling van dit werk, volgen een 16-tal opstellen betrekking hebbende op de stichting en aardrijkskundige ligging der oude abdij, haar bibliotheek en haar archief, het Egmondse Evangeliarium, haar ondergang in de 16e eeuw, herstel en herbouw in de 20e eeuw. Dom Beekman geeft vóór het laatste hoofdstuk een zeer uitgebreide lijst van geschriften van wetenschappelijke, vulgariserende en literaire aard, die voor de geschiedenis der abdij van belang kunnen zijn.
De opstellen, geschreven door verschillende schrijvers, monniken en vrienden van Egmond, zijn goed verantwoord, boeien de belangstelling en wekken het verlangen naar een wetenschappelijk gefundeerde geschiedenis der oude abdij, die tussen de jaren 950 en 1573, het jaar van haar verwoesting, zulk een grote invloed heeft uitgeoefend op het godsdienstig, sociaal, economisch en cultureel leven van het graafschap Holland.
Het is jammer dat over het inwendig leven der oude abdij en over haar invloed naar buiten betrekkelijk zo weinig gevonden wordt in het voor ons liggend gedenkboek. Nu de inventarisering der Egmond-archivalia, die zich in het Alg. Rijksarchief te 's Gravenhage en te Leiden bevinden, definitief beëindigd is, mogen we de verwachting koesteren, dat de geschiedenis der oude abdij in afzienbare tijd zal worden geschreven.
A.W.
Dr J.H.A. BEUKEN, De Hanze en Vlaanderen. - Uitg. Ern. Van Aelst, Maastricht, 1950, 205 pp., 3 platen.
Dit proefschrift over de verhouding van de Duitse hanze tot het nijvere Vlaanderen, steunt op moderne stu- | |
| |
diën en bronnenpublicaties, niet op onuitgegeven bronnen. Typisch is, dat de opkomst, de bloei en het verval van de grote Middeleeuwse haven- en stapelplaats Brugge en van de machtige koopliedenorganisatie parallel lopen. De Oosterlingen hielden van Brugge en genoten er vele voorrechten. Dit belette hen echter niet, toen ze zich benadeeld achtten, in 1280-1282 en weer in 1307-1309 naar Aardenburg over te huizen, en later tussen 1358 en 1457 tot driemaal toe een handelsblokkade tegen Brugge uit te roepen. Brugge moest echter stilaan de vlag strijken voor Antwerpen, zodat de Hanze, ook reeds in verval, na dertig jaar onderhandelen, in 1546 zijn handelskantoor naar de Scheldestad overbracht. In de tweede helft van de zestiende eeuw verloor Antwerpen de gloriekroon en ook de kwijnende hanze ging kort daarop ten onder.
Met verwondering leest men, als zou Brugges verval hoofdzakelijk aan het verzanden van het Swin te wijten zijn (pp. 146-148); wij menen dat deze stelling is opgegeven en dat het conservatief vasthouden van Brugge aan verouderde handelsgebruiken - wat de auteur niet vermeldt - de hoofdreden is geweest. Het is jammer, dat de aantekeningen achter elk hoofdstuk en niet in de voetnoten zijn geplaatst.
Al wordt het vlotte lezen wel enigszins bemoeilijkt door de vele citaten in oud-Diets, toch is deze degelijke studie boeiend en overzichtelijk geschreven. Gezien het belang van het onderwerp zal zij zeker menige lezer bekoren.
M. Dierickx
| |
Cultuurleven
Alfred DOEBLIN, Schicksalsreise. Bericht und Bekenntnis. - Verlag Josef Knecht, Frankfurt am M., 1949, 580 pp.
De reeds uit de Weimar-tijd bekende Duitse schrijver van joodse origine, wiens roman 'Berlin-Alexanderplatz' destijds ook buiten Duitsland een succes was, is gedurende de oorlog katholiek geworden en heeft daarvan reeds in enkele boeken van godsdienstige strekking getuigenis afgelegd. Nu heeft hij juist de belangrijkste jaren van emigratie, oorlog en terugkeer in een autobiographisch rapport beschreven. Het boek begint met de Duitse inval in Frankrijk in 1940, leidt ons via Portugal naar Amerika, waar Döblin gedurende de oorlog verblijft en eindigt met de terugkeer en de eerste jaren van zijn nieuwe werk in Duitsland, tot 1948. In tegenstelling tot zijn vroegere boeken, die soms een agressief realisme met een niet te ontkennen streven naar het mystische trachten te verbinden, valt dit boek op door een eenvoudige, heldere en aangename betoogtrant, die de herinnering aan de vaak opwindende en dramatische ogenblikken van de vlucht door Frankrijk op aangrijpende wijze weet op te roepen. De schrijver vertelt van het Parijs uit de Mei- en Junidagen in 1940, toen voor de ogen van de Parijzenaars een staat in elkaar stortte, van de adembenemende vlucht door Frankrijk, de uren van wanhoop, inkeer en bezinning. Met dezelfde bescheidenheid en eenvoud en zonder enige literaire pretentie, vertelt Döblin hoe in hem de drang naar het religieuse beleven groeit, hoe in de donkerste dagen van zijn leven de Kerk hem geleidelijk meer aantrok en hoe hij zich binnen de muren van een kapel of een kerk steeds meer thuis begon te gevoelen.
Het is minder een bekeringsgeschiedenis van iemand, die plotseling overtuigd wordt en de grote ommekeer in zijn leven voltrekt, dan het voorzichtige bericht over de thuis-komst van iemand, die reeds lang naar dit tehuis gezocht heeft. Achter de vernederende toestanden in de kampen, achter de nood der overige kampbewoners, de opwinding van de laatste dagen in Frankrijk, dat hij slechts door een soort beschikking op het juiste moment kan verlaten, de overtocht uit Lissabon naar Amerika, het ongenoegen over de Amerikaanse cultuur, achter al deze beschrijvingen voelt men voortdurend het geloof groeien, de zekerheid in God toenemen en men weet dan, dat dit de eigenlijke 'Bekenntnis' is, waarvan de ondertitel van het boek gewag maakt. Het is begrijpelijk, dat ook de terugkeer van de schrijver - nu als
| |
| |
gelovig christen en na zovele jaren van vervolging en ontbering - hem diep aangrijpt en dat de eerste jaren van zijn culturele werkzaamheid onder de Duitse schrijvers allerlei zware problemen opwerpen. Maar ook hierover vertelt Döblin met de eerlijkheid en de eenvoud, die het gehele boek kenmerken en die, naar wij hopen, vooral in Duitsland tot bezinning zullen oproepen.
Dr K.J. Hahn
X. von HORNSTEIN en F. DESSAUER, De ziel in de ban der techniek. Vertaald door W. Vonk. ,Bussum, Paul Brand, 1950, 282 pp., prijs geb. f 8.50.
Ondanks het feit dat dit boek uiteraard is ingesteld op Zwitserse toestanden, bezit de inhoud toch zulk een algemeenheid, dat een vertaling volledig verantwoord mag heten. En méér nog: de uitgever heeft een grote dienst bewezen aan allen in ons land die zich verdiepen willen in de problemen van de moderne techniek, vooral in haar invloed op de mens. Er wordt gewoonlijk zoveel geklaagd over de vervlakking die de techniek teweegbrengt in het mensenleven, dat het beslist bevrijdend aandoet te vernemen dat er gelukkig ook een andere zijde van het probleem bestaat. Het nieuwe mensentype dat door de techniek gevormd wordt, behoeft niet gesloten te zijn voor zuivere mensenwaarden, het staat uit zijn aard niet afwijzend tegenover het Evangelie, maar kan zich wel degelijk ontwikkelen tot een bepaalde vorm van menselijkheid, die een eigen inhoud bezit, en als zodanig volledig past in Gods scheppingsplan. Daarom moet iedereen, in het bijzonder de intellectueel, zich moeite geven de techniek en de mens van de techniek te begrijpen. Vooral de zielzorger, die tengevolge van zijn opleiding veelal onwennig staat tegenover deze activiteiten, zal uit dit werk kunnen leren, welke gezonde menselijke krachten door de techniek in de mens gewekt worden: zelfbeheersing, nauwkeurigheid, verantwoordelijkheidsbesef, sociaal gevoel, eerbied voor de krachten der natuur. Deze krachten immers vormen het aangrijpingspunt van de genade, en de zielzorger kan juist door de bestudering daarvan de juiste vorm vinden, waarin hij Gods Woord moet verkondigen zó, dat het ook door deze mensen verstaan wordt. Wij hopen dan ook, dat zeer velen dit mooie werk zullen aanschaffen.
W. Couturier
Jan, O. SMIT, Het Eeuwige Rome. - Foreholte, Voorhout, 1950, 263 pp., geb. f 7.90.
Elke Romeganger voelt de sterke behoefte, om zijn emoties nog eens te beleven en zijn indrukken vast te houden.
Iedere thuisblijver voelt in dit Heilig Jaar groter belangstelling voor Rome en voor alles wat in de ruimste zin Rome betreft.
Juist voor hen is dit boek geschreven: geen reisgids, doch een werk, dat onderhoudend en leerzaam handelt over de dierbare plaatsen, de geschiedkundige bijzonderheden en de belangrijke gebeurtenissen uit het verre en nabije verleden, dat op weinig details diep ingaat en doorkruid is met wetenswaardigheden op alle gebied.
Een aantrekkelijk geheel, verlucht met fraaie foto's van allerlei aard, dat om zijn bonte samenstelling en pittige geestige stijl door velen graag gelezen zal worden.
L. Smit
Gerald BULLETT, The English Mystics. - Michael Joseph, London, 239 pp., 12 sh. 6 d.
De stijl neemt de lezer met een ontstellende vaart van het begin naar het einde van dit boek. De opstellen over de verschillende mystieken zijn stuk voor stuk scherpe tekeningen van hun persoon en leven. Het is dus een eminent leesbaar boek. Voorts bewijst dit boek hoe waar het oude adagium van de scholastieken is: quidquid recipitur, ad modum recipientis recipitur, en bevat het in zich een getuigenis van de onontbeerlijkheid voor de mens van een leergezag.
Aan de oprechte bedoelingen van de schrijver twijfelen we geen ogenblik. Maar om onder de titel The English Mystics (wijst het gebruik van het lidwoord in deze titel op een verhandeling van alle mystici?) bij één te voegen Richard Rolle, Juliana van Norwich, de onbekende auteur van het prachtige The Cloud of Un- | |
| |
knowing, Fox, Donne, Traherne, Vaughan, een groep Cambridge Platonisten uit de zeventiende eeuw, en uiteindelijk Blake en Wordsworth, getuigt meer van moed dan van inzicht in het wezen van mystiek. De verbluffende zelf-verzekerdheid bovendien van uitspraken als: All these wishes were fulfilled (er is hier sprake van drie verlangens van Juliana van Norwich, te weten om Christus aan het kruis te zien om zo met Hem te lijden, om ernstig ziek te worden wanneer ze dertig zou zijn, en om de drie wonden te ontvangen van waar berouw, innig medelijden en een blijvend verlangen naar Christus): dropped into the soil of the unconscious they flowered into fact (p. 56), doet toch onwillekeurig denken aan het: Fools rush in, where angels fear to tread. Dit is een hard en bitter woord, en de eerste helft strepen we onmiddellijk door; blijft echter staan dat de schroom waarmede een onderwerp als dat der mystiek behoort behandeld te worden, toch wel pijnlijk gemist wordt. Het gaat toch niet aan om waar een mysticus zelf zijn ervaringen toeschrijft aan een bovennatuurlijk ingrijpen Gods deze botweg te lijf te gaan met het jargon van de psychiatrie. Het is een verwarrend boek dat niemand wijzer maakt.
W. Peters
Ida Friederike GOERRES, Nocturnen. Tagebuch und Aufzeichnungen. - Verlag J. Knecht Carolusdruckerei, Frankfurt am Main, 1949, 308 pp.
Het is onmogelijk de rijkdom en de verscheidenheid aan te geven van deze dagboek-bladen, met gedachten, opmerkingen en ervaringen van 1939 tot 1947. Men zou een oorlogsdagboek verwachten, een tegenhanger van Haecker's Tag- und Nachbüchern; maar ook in die bewogen jaren bekommerde zich de schrijfster om de eeuwige vragen en het blijvende licht. Zij schreef dan, occasioneel en vrij, over sociale, historische, literaire, psychologische aangelegenheden; haast altijd van uit een humanistisch- religieus standpunt; met iets onverbiddelijks in haar heldere geest, iets onoverwinnelijks in haar hunkerend hart dat het allerbeste moest vinden. En haar verzameling van korte stukken werd, wij herhalen het, allerrijkst en allerverscheidenst.
Zulk een dagboek heeft de waarde van het inwendig leven, het temperament van de auteur. Het temperament van Ida Friederike Görris komt ons platonisch voor (zij zoekt de ideele werkelijkheid veel méér dan de zintuiglijke ervaring), onafhankelijk tot aan de grens van het nonconformisme (gedeeltelijk vanwege haar álte-helder doorzicht), heroïsch (zij beantwoordt, met extreme oplossingen, de meest brandende en actuele vragen), religieus (eerder breed-intellectualistisch dan intens-mystiek). Als een der grote katholieke zoekenden van ons geslacht, zien we deze weinig vrouwelijke vrouw steeds getrokken naar helderheid en heiligheid, uiteindelijk naar het mysterie van het kruis.
Em. Janssen
| |
Romans en verhalen
B. JESSURUN-LOBO, Voor en na middernacht. Vijf en dertig spook- en griezelverhalen alsmede andere fantastische vertellingen uit het Engels en Amerikaans vertaald door A. Verhoeff en verlucht door J.F. Doeve. - Elsevier, Amsterdam-Brussel, 1949, 368 pp., Fr. 2,40.
Griezelverhalen horen bij alle tijden; ze kunnen geschreven zijn met de meest verscheiden geest en bedoeling. Bepaalde bijbelscènes en bepaalde taferelen uit Shakespeare doen stellig griezelen; maar het eigenlijke griezel-genre begint, wanneer niet de heilzame vreze doch de ontredderende huivering in de bedoeling ligt.
Deze bundel is, in zijn soort, voortreffelijk. Men ziet dat 't best, als men hem vergelijkt met La gerbe noire of Le livre des fantômes door Jean Kay. Niet alleen zijn bijna alle novellen, afzonderlijk gezien, voortreffelijk; maar ook komen de meeste Engelse en Amerikaanse (geen andere) grootmeesters van het genre aan de beurt: Poe, Bierce, Saki, H. Walpole.... Daarbij zijn de verhalen zeer verschillend van toon, geest en structuur; samen vormen ze, om het zo uit te drukken, 'een nachtelijke regenboog'.
Griezelverhalen kunnen gezond zijn en zuiverend inwerken; men mag echter het genre niet opdrijven. Dat
| |
| |
geschiedt té gemakkelijk in onze tijd van parapsychologie, occultisme en ongodsdienstigheid.
Dit boek kunnen wij echter gerust aanbevelen: het is overigens meesterlijk uitgegeven en verlucht. Doch laat het griezelverhaal bij ons, geen woekerplant worden!
Em. Janssen
Franz FASSBIND, Von aller Welt geehrt. - Benziger, Einsiedeln-Zürich, 1948, 392 pp., geb. Zw. Fr. 16.80.
Het gezin Steiner-Madelaine wordt door allen geëerd; maar het is een hel. Dokter Hans Steiner, een even bekwaam als goedhartig geneesheer, een weldoener en een edel mens, is gehuwd met Ida Madelaine, een hysterische en wrede vrouw, die hun kinderen het ongeluk zou injagen en hemzelf de dood. En de auteur verwijlt bij de buitensporige aberraties van de vrouw, bij de onuitputtelijke vergevingsgezindheid van de man. Hij wil, voor dit éne geval, het moderne leven peilen: hoe de schijn totaal bedriegt; hoe, diep onder het lijden, een alles overwinnende godsdienstigheid opleeft.
Een jong, een begaafd auteur zoekt, door de moderne verwarring en ondergang heen, naar licht en vernieuwing. Noch voor stijl en vorm, noch voor inhoud en geest, kan hij zich bevrijden en vinden; maar zulk een poging blijft ons, om haar niets ontziende oprechtheid, toch sympathiek.
Em. Janssen
Jakob KNEIP, Licht in der Finsternis. - Balduin Vick-Verlag, Keulen, 1949, 160 pp., geb. D.M. 6, gecart. D.M. 4,50.
Dit boek, van de bekende dichter-romanschrijver, bevat zeventien schetsen, verscheiden van omvang, inhoud van toon. Doden en levenden, historische en gefingeerde gestalten worden voorgesteld; zij ontmoeten elkaar, spreken, en doorleven verbazende avonturen. Het gehele oorlogs-ervaren is er bij betrokken, het waarnemen van de ontaarde samenleving en de bedreigde wereld; maar telkens dringt de blik dieper door in het onafwendbaar hunkerend hart, in de geheimzinnig helende godsdienstigheid. Zo draagt de verzameling de passende titel: zij bestaat uit helle lichtflitsen in duistere nacht.
Em. Janssen
| |
Varia
V. MORTON, Speurtocht door Zuid-Afrika. - H.P. Leopolds Uitgeversmij. N.V., Den Haag, 319 blz., 15 foto's en een overzichtskaart, f 8.90.
Wie Morton heeft leren waarderen uit zijn vroegere publicaties, vooral uit zijn keurig werk: 'In de Voetstappen van Paulus', weet dat hij een grondig onderzoeker en een boeiend verteller is. Dit nieuwe werk zal die goede naam bevestigen. Het is een uitstekend reisverhaal, vol persoonlijke ervaringen en doorweven met tal van typische bijzonderheden, wel geschikt om de lezers te blijven boeien. Enkele uitweidingen zullen wellicht iets te breedvoerig lijken en de vele vergelijkingen met het Britse vaderland een Hollandse lezer minder toespreken, het geheel vormt nochtans een knap en keurig reisverslag, dat aan iedereen warm moet worden aanbevolen.
De vertaling, van bevoegde hand, is weloverwogen en vlot. Enkele feilen, waar vooral de geslachtsregels geweld lijden en we bijvoorbeeld het verhaal 'ener oorlog' krijgen, zullen weinig hinderen. Aan de vertaler zal het ook wel te wijten zijn, dat we Vasco da Gama het anker zien werpen in Calcutta terwijl hij dat toch deed in Calicoet. De uitgave is zeer verzorgd, de foto's zijn uitstekend.
M. van Steen
|
|