Streven. Jaargang 3
(1949-1950)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 487]
| |
Universiteit en Journalistiek
| |
[pagina 488]
| |
op een officiële erkenning, maar op het wetenschappelijk aanzien van de aangesloten instellingen. Het gebeurt echter dat scholen, alhoewel zij in staat zouden zijn de gestelde voorwaarden te vervullen, toch verkiezen hun onafhankelijkheid te bewaren. Zij zijn nl. van mening, dat de gestelde voorwaarden niet alle ideaal zijn en verkiezen hun bewegingsvrijheid te handhaven. De vierde categorie bestaat uit 35 volledig uitgebouwde Scholen voor Journalistiek, die alle beantwoorden aan de door de A.A.S.D.J. gestelde eisen. Hiertoe behoren de beroemde school aan de Columbia University te New York, de school aan de Marquette University te Milwaukee, de Medill School of Journalism te Chicago, enz. Al deze scholen beschikken over gespecialiseerde 'full-time' professoren. De 'bachelor's Degree' veronderstelt vier jaar studie met minstens 120 semester-uren. Verder wordt gezorgd voor een goed voorziene bibliotheek, voor 'laboratoria', waar de studenten vertrouwd worden gemaakt met de geheimen van reclame, 'pictorial journalism', 'radio writing' enz. Het succes van deze scholen is merkwaardig én wat betreft het aantal studenten én wat betreft het plaatsen van de gediplomeerden. In het laatste normale jaar, 1939-1940, telden 32 van deze scholen 6390 studenten, wat een gemiddelde van 200 studenten per school betekent. Gemiddeld reikten deze scholen 1300 diploma's per jaar uit, waarvan omtrent 10% voor de titel van 'Master'. De titel 'Doctor in Journalism' blijft een uitzondering. - Ook de toekomstmogelijkheden schenken voldoening. Omtrent 70% van de gegradueerden vond onmiddellijk een plaats bij dagbladen of in aanverwante beroepen. Van de overblijvende 30% vonden 15% een plaats in de industrie, waar hun bekwaamheid gewaardeerd werd in de personeelsafdelingen (fabrieks-publicaties of in de reclame-afdelingen); 3% zetten hun studies voort, terwijl veel vrouwelijke gegradueerden in het huwelijk traden en geen belangstelling meer hadden voor een beroep. | |
Programma's en wetenschappelijke problemenJournalistiek heeft een onbetwiste plaats veroverd in het academisch onderwijs van de U.S.A. Nochtans blijven de leden van 'National Council on Professional Education for Journalism' zich bewust, dat de volmaaktheid nog niet is bereikt. Na 1945 voornamelijk hebben tientallen congressen de verdere ontwikkeling van de programma's besproken en hebben ook van oudsher erkende scholen nieuwe cursussen ingevoerd. Deze vernieuwing splitst zich in twee richtingen: een rich- | |
[pagina 489]
| |
ting die aandringt op het invoeren van meer technische cursussen en een andere richting, die voornamelijk het theoretisch-wetenschappelijk element beklemtoont. De eerste richting klaagt, dat de gegradueerden niet bekwaam zijn om de technische en administratieve zijde van het uitgeversbedrijf op peil te houden. De opleiding voor journalist zou niet enkel redacteurs en reporters moeten vormen, maar OOK 'printers', pressmen, advertising salesmen, circulation men, engravers and certainly promotion department men....' Het valt ernstig te betwijfelen of een zo grote verscheidenheid van specialiteiten door één school of zelfs door één faculteit kan gedoceerd worden. Hoe kan een student, die gedurende de vier jaar voor het baccalaureaat nauwelijks de tijd vindt om zijn algemene culturele vorming op peil te brengen, nog gelegenheid vinden om ernstige studies in natuurkunde, scheikunde, enz. door te zetten. Alles laat vermoeden, dat de ene studiegroep de andere zal schaden, met het gevolg dat de veelzijdige student noch als redacteur, noch als drukker, noch als handelsman voldoende bekwaam zal zijn. Op het gebied van redactionele techniek geven de goed uitgeruste scholen volledige voldoening. Aan sommige scholen wordt omtrent 80% van de tijd besteed aan lessen over technische problemen en practische oefeningen. Trouwens overal treft men een redactielokaal aan, voorzien van een of meer 'city desks' (een tafel in de vorm van een hoefijzer), telex-apparaten, die het nieuws van de Associated Press of andere agentschappen meedelen enz. Overeenkomstig de practische geest van de Amerikaanse universiteiten bereidt men de studenten voor op een concrete redactie-arbeid, waarbij men soms zo ver gaat, de studenten te oriënteren naar de structuur van de ter plaatse verschijnende bladen. Het practisch nut van zulke gespecialiseerde programma's is zonder meer duidelijk. Een student, die een specialisatie heeft doorgewerkt, is zonder verdere voorbereiding bekwaam om de baan van 'headliner', 'reporter' enz. te vervullen. - De vraag is echter of dit vertechniseerd onderwijs nog thuis hoort aan een universiteit? Uit persoonlijke ervaring, opgedaan in verschillende scholen, meen ik werkelijk, dat de techniek soms de wetenschappelijke behandeling der stof in gevaar brengt. Uren worden besteed aan het formalistisch opstellen van beknopte doodsberichten, dagen gaan voorbij met oefeningen in het schrijven van titels enz. Daarbij worden soms knepen aangeleerd, waarvoor niemand een grondig motief kan opgeven. Op die manier dreigt de redactie-techniek tot een soort automatisme te verworden en | |
[pagina 490]
| |
de opleiding tot redacteur de vorm aan te nemen van een dressuur. Deze overdrijvingen mogen ons echter de staf niet doen breken over de hele opleiding tot redacteur. Vele professoren streven er naar de genres van het dagblad op grondige, wetenschappelijke wijze te doceren. Zo wil David Host van de Marquette University de cursus over het hoofdartikel in verband brengen met de rhetorica van Aristoteles en tracht hij bij de bespreking van de informatie, de artistieke critiek enz. diepere psychologische en sociale grondslagen bloot te leggen.
* * *
De tweede richting legt vooral de nadruk op de algemene ontwikkeling en op de wetenschappelijke beroepsopleiding van de toekomstige journalisten. Het lijdt geen twijfel, dat de culturele 'background' van de studenten in de journalistiek niet op een hoog academisch peil staat. Op twee punten loopt deze zwakheid bijzonder in het oog: de ontoereikende talenstudie en de twijfelachtige philosophische vorming. Slechts bij uitzondering is een Amerikaans journalist een of twee vreemde talen machtig. Het gevolg is, dat hij zijn informatie uit tweedehandsbronnen moet putten en geen criterium bezit om de objectiviteit van de gegevens te controleren. Hier ligt een der oorzaken, waarom de Amerikaanse pers, die nochtans geen financiële offers spaart om objectieve informaties in te winnen, toch zo oppervlakkig en onjuist over het buitenland wordt ingelicht. Het gemis aan philosophische vorming drukt een stempel op de geesteshouding van de journalisten, die niet gewoon zijn naar diepere oorzaken te peilen. Bovendien brengt dit tekort de deugdelijkheid van de technische vorming in het gedrang. Hoe kan men een correct gebruik maken van observatie-methodes, wanneer men geen besef heeft van de beperktheid der objectieve kennis en van de factoren, die het bewustzijn verengen en de aandacht eenzijdig richten? Hoe kan iemand zonder philosophische scholing een onderscheid maken tussen feiten en waarden en bij het beschrijven van partijen en bewegingen de objectieve doelstellingen en subjectieve motieven uit elkaar houden? 'The press' schrijft de voorzitter van de school voor journalistiek te Milwaukee 'has a necessary, natural and logical part in revealing the need and in deciding the principles.... But if the press.... seeks to life up to this enormous obligations, then it must see the news against the true background of history and of right and wrong principles' (Education for journalism, in Journalism Quaterly, Maart 1942). | |
[pagina 491]
| |
Aan de journalisten-opleiding ontbreekt verder een voldoende wetenschappelijke studie van het beroep. Wat voor alle vrije beroepen sinds meer dan een eeuw wordt erkend - nl. dat een advocaat niet enkel een brede culturele basis nodig heeft, maar ook inzicht moet hebben in de historische ontwikkeling van het recht en de sociale betekenis van zijn beroep - begint eerst nu door te dringen tot de Scholen voor Journalistiek. Al worden cursussen gewijd aan de geschiedenis van de pers en heeft de na-oorlogse periode een opbloei gebracht in de studie over persvrijheid, toch blijven twee aspecten van het dagbladwezen al te karig bedacht, nl. de persethiek en de wetenschappelijke studie van het dagblad als sociaal verschijnsel. Uit de eerste lacune vloeit het opportunisme voort van de journalist, die alleen bekommerd is om financieel succes, om kopij, die het grote publiek zal interesseren en een 'tremendous circulation' zal hebben en daarbij geen ogenblik denkt aan de ethische waarde van zijn geschriften en hun invloed op de lezers. Het ontoereikend bestuderen van de pers als sociaal-economisch verschijnsel heeft tot gevolg, dat problemen als publieke opinie, propaganda, de belangstelling van het publiek voor bepaalde rubrieken enz. achterwege worden gelaten. Van dit tekort is men zich overigens wel degelijk bewust. De vereniging van professoren in de journalistiek publiceerde in 1945 een verslag waarin met nadruk wordt gevraagd de studenten op te leiden, niet enkel in de techniek van het vak, maar ook in de diepere grondslagen van deze techniek. Het 'research in journalism' mag niet voorbehouden blijven aan instituten voor analyse van de publieke opinie of scholen voor de wetenschap van de 'communication'. De methode van wetenschappelijk onderzoek verschilt in wezen niet van de observatiemethodes door journalisten aangewend om objectieve informaties in te winnen. Wil een redacteur bekwaam zijn om een volwaardig gebruik te maken van de hem ten dienste staande middelen, dan moet hij het veelzijdig organisme van het dagblad grondig kennen. De vergelijkende studie van de periodieke pers is voor de journalist even onmisbaar als voor de politicus de vergelijkende studie van de staatsstructuren. In deze zin heeft het beroemde 'Institute for Journalistic Studies' aan de Stanford Universiteit reeds cursussen opgericht over 'The media of mass communications' - 'media and opinion measurement', terwijl de Universiteit te Minnesota cursussen geeft over 'The Newspaper in a Dynamic Society', 'Communication Agencies as social Institutions' enz. Een snelle ontwikkeling in deze richting wordt echter verhinderd door de talrijke Scholen en Instituten die zich ex professo toeleggen op de studie van de publieke opinie, de propaganda, enz. In Chicago, New | |
[pagina 492]
| |
York, Urbana, enz. bestaan speciale scholen met volledig uitgebouwde programma's over communicatie-problemen, die niet gaarne bereid zijn hun verworven rechten met nieuwe pretendenten te delen. | |
Europese mogelijkheden en wetenschappelijke bezwarenEr kan natuurlijk geen sprake van zijn, het Amerikaanse experiment zonder meer na te volgen. Om practische redenen alleen ware dit reeds uitgesloten. De pers speelt in Amerika een veel grotere rol in opvoeding, onderwijs en openbaar leven dan in EuropaGa naar voetnoot1) en biedt bestaansmogelijkheden aan duizenden afgestudeerden, waar bij ons slechts enkele dozijnen een vaste positie in de pers kunnen vinden. Ongetwijfeld zouden ook in ons land meer plaatsen beschikbaar zijn, indien de officiële voorlichtingsdiensten, propaganda-diensten enz. niet langer personen zonder speciale opleiding benoemden. In Nederland bv. telt de officiële 'Regerings-voorlichtingsdienst' omtrent 1000 leden. De grootste bezwaren zijn echter niet van practische, maar wel van theoretische aard. Het doet enigszins vreemd aan in België en Nederland opwerpingen te horen herhalen, die 50 jaar geleden in Amerika en 30 jaar geleden in Duitsland naar voren werden gebracht, maar die in déze landen definitief werden opgeruimd. Langer dan in de meeste cultuurlanden hebben én onze academici én onze journalisten weerstand geboden aan de oprichting van universitaire Scholen voor Journalistiek. De pogingen, die op dit gebied na 1945 te Leuven, Brussel, Nijmegen, Amsterdam, enz. werden ondernomen, hebben nog steeds met heel wat moeilijkheden af te rekenen. Onze beroepsjournalisten, meestal 'self made men', die hun vakkennis in de harde leerschool van het redactiebureau hebben opgedaan, beweren dat journalistiek meer een 'kunst is dan een wetenschap', een vaardigheid berustend op natuurlijke neigingen van hart en geest, die door geen academische vorming kunnen worden bijgebracht. De academici verzetten zich tegen een universitaire journalistiek, omdat dit onderwijs niet in overeenstemming zou kunnen worden gebracht met de wetenschappelijke en culturele taak van een hogeschool. Zij houden terecht staande, dat onderwijs en opvoeding voor alles de vorming van de menselijke persoonlijkheid moeten dienen. De vakopleiding, die de technische vaardigheid bijbrengt nodig voor een gemakkelijke inschakeling in het | |
[pagina 493]
| |
productieproces, is van secundair belang. Alhoewel zij volstrekt onmisbaar is, toch blijft deze opleiding al te uitsluitend gericht op een mechanische aanpassing aan het beroepsleven en verwaarloost de waarden van schoonheid, zedelijkheid en godsdienst, waarop de vorming van een volwaardige persoonlijkheid moet steunen. Nu reeds wordt geklaagd, dat onze samenleving het accent al te eenzijdig legt op de practische eisen van de vakopleiding. En er is geen enkele reden om onze culturele zwakte nog te vergroten door toevoeging van het Amerikaans ziekteverschijnsel, dat universitaire journalistiek heet. Deze bezwaren van beroepsjournalisten en van academische voormannen werden door de voorstanders van een universitaire journalistiek ernstig overwogen en, naar mijn mening, afdoende beantwoord. Aan de eersten wordt grif toegegeven, dat het beroep van journalist inderdaad aangeboren talenten veronderstelt, die door geen wetenschappelijke training vervangen kunnen worden. Wie geen 'neus' heeft voor het nieuws, wie niet dynamisch is, wie niet vlot en scherp kan schrijven, wie niet kan meevoelen met zijn publiek kan door geen enkele universiteit tot journalist worden gemetamorphoseerd. Dit bewijst echter niet, dat een academische opleiding overbodig zou zijn. Het wordt met de dag duidelijker, dat natuurlijke aanleg en beroepservaring alléén niet langer volstaan om betrouwbare redacteurs te vormen. De hedendaagse hoofdredacteur, de redacteur 'buitenlands nieuws' enz. moeten een grondig inzicht hebben in de ingewikkelde problemen van het nationale en internationale leven, van gemeenschap en persoon, etc. Zonder een degelijke kennis van economie, sociologie, recht enz. is de journalist niet langer meer bekwaam om het publiek voor te lichten over de evolutie van de internationale toestand, over de sociale problemen in de verschillende standen en klassen. Men herhaalt, dat alleen de 'besten' in aanmerking mogen komen voor de verantwoordelijke en moeilijke taak de publieke opinie voor te lichten. Volgt daaruit niet, dat de gemeenschap haar beste opvoedingsmiddelen voor deze verantwoordelijke leiders moet open stellen? De intellectuele eisen, die deze tijd aan de journalisten stelt, liggen even hoog en wellicht hoger dan de eisen van andere vrije beroepen, waarvoor nochtans sedert eeuwen een universitaire opleiding noodzakelijk wordt geacht. Om in de gecompliceerde verhoudingen van vreemde culturen en volkeren door te dringen, een tendentieuze voorlichting van nieuwsagentschappen enz. te ontmaskeren, moet de journalist boven de doorsnee-intellectueel uitstijgen. Dat betekent in onze maatschappij, met haar ruime spreiding van cultuur en onderwijs, dat de journalist na volwaardige middelbare studies, een harde academische training moet | |
[pagina 494]
| |
doormaken. Meer en meer wordt deze overtuiging ook door journalisten gedeeld. Typerend is bv. de 'Journalisten-cursus' door het instituut voor Perswetenschap te Amsterdam ingesteld. Is er ook geen behoefte aan uitbreiding van het totale aantal journalisten in Nederland, toch bestaat er wel een behoefte aan verhoging van het peil van de journalistiek. Onder ervaren redacteurs leeft een verlangen naar aanvullende kennis en een breder theoretische basis, waarvoor een opleiding in universitair milieu de meest aangewezen weg wordt gedacht. De Journalisten-cursus beoogt te zijn een cursus in algemene ontwikkeling. De leerstof bestaat hoofdzakelijk uit sociologie, recht, criminologie, economie, geschiedenis, psychologie en enkele lessen over perswetenschap en de practijk van de journalistiek. De cursus duurt drie jaar en stelt de deelnemer in staat de actuele problemen te herkennen en de weg te vinden naar bronnen en andere gegevens, teneinde een juiste beoordeling van feiten en propaganda te kunnen geven. De tegenstand van de Belgische en Nederlandse academici tegen het invoeren van journalistiek aan de universiteit richt zich hoofdzakelijk tegen de zogenaamde technische cursussen. Zij zijn wel geneigd te erkennen, dat een universitaire opleiding bevorderlijk kan zijn als algemene culturele vorming, waaraan een redacteur ongetwijfeld behoefte heeft, maar zij zien niet in, hoe de eigenlijke journalistieke beroepsopleiding past in het kader van een aan wetenschappelijk werk gewijde universiteit. Deze opvatting wordt overigens gedeeld door sommige journalisten en Scholen voor Journalistiek. Het Rapport van de Commissie ingesteld door de Katholieke Nederlandse Journalistenkring beweert, dat de 'vakopleiding niet beschouwd kan worden als een academische studie' (blz. 27). Dezelfde mening lag ten grondslag aan vele Scholen voor Journalistiek in West-Europa. De School voor Journalistiek te Londen, die sedert 1940 opgehouden heeft te bestaan, was slechts losjes met de Londense Universiteit verbonden en werd door de gevestigde faculteiten beschouwd als niet volwaardig academisch. Hetzelfde kan gezegd worden van de School voor Journalistiek aan de 'Facultés Catholiques' te Rijsel, terwijl de School voor Journalistiek aan de Universiteit te Nijmegen theoretische cursussen met andere faculteiten gemeen heeft maar de practische oefeningen buiten het strikt universitair kader plaatst. In Amerika echter en ook in Duitsland (bv. het Institut für Zeitungswissenschaft aan de Universiteit te Münster) is men overtuigd, dat journalistiek ook als academisch vak kan gedoceerd worden. De oplossing van het meningsverschil hangt af van een juiste omschrijving van het begrip 'journalistiek'. Wie de lessen en oefeningen | |
[pagina 495]
| |
van de avondscholen of de schriftelijke leergangen in de journalistiek beschouwt als de enig mogelijke opleiding, zal journalistiek als een louter technische vakopleiding geen plaats geven aan de universiteit. Een andere opvatting van journalistiek is echter mogelijk. Boven de louter technische vakopleiding staat de wetenschappelijke beroepsopleiding, die voor de redacteurs even belangrijk is als de academische opleiding voor een advocaat of geneesheer. De kennis van het wezen en de werking van de krant is voor de journalist even belangrijk als de kennis van het menselijk lichaam voor de geneesheer, de kennis van de publieke opinie is voor hen even noodzakelijk als de kennis van de kinderziel zelf voor de opvoeder. De journalist spreekt dagelijks tot het publiek en moet derhalve vertrouwd zijn met de wetten en eigenschappen van de locale, nationale en internationale gedachtenstromingen, hij maakt gebruik van een krant en moet haar suggestieve macht, de organische eenheid van haar onderdelen enz. begrijpen. Een journalist hanteert een veelzijdig en delicaat instrument en richt zich tot gemeenschapsverschijnselen, die alleen in een wetenschappelijke, academische studie kunnen worden verklaard. Het valt buiten het kader van dit artikel een overzicht te geven van de dagbladwetenschap en de wetenschap van de mededeling, zoals deze in de Verenigde Staten en ook reeds in Duitsland tot bloei zijn gekomen. (Hierover kan men eveneens een hoofdstuk vinden in het vroeger geciteerde boek). Wij bevinden ons in een voordelige positie, dat wij niet gebonden zijn door gevestigde tradities en verworven rechten en een keuze kunnen doen uit het beste wat Amerika ons biedt, en dus Scholen voor Journalistiek kunnen oprichten, die een wetenschappelijke beroepsopleiding garanderen. Wellicht zal deze stelling de opwerping in herinnering brengen, die vroeger tegen de Duitse Scholen voor Journalistiek werd uitgebracht, dat zij nl. de leerlingen volpropten met sociologische, psychologische en juridische theorieën, maar hen niet leerden, hoe een krant te maken. Het Amerikaanse experiment leert ons echter, dat het mogelijk is op een academisch peil te blijven en toch de theoretische eenzijdigheid te vermijden. Zulks veronderstelt dat ook voldoende aandacht wordt besteed aan de eigenschappen van de verschillende journalistieke genres en dat de psychologische eisen van opmaak enz. bestudeerd worden. Maar deze onderwerpen kunnen een wetenschappelijke hoogte bereiken, wanneer men uitstijgt boven de automatisch aangeleerde kunstgrepen van een technische vakopleiding en nadruk legt op het 'waarom' en het 'hoe', de sociale implicaties en de resultaten van de verschillende artikelen onderzoekt. De cursussen over hoofdartikel, reportage, interview, kunstcritiek, enz. zijn meer dan | |
[pagina 496]
| |
een serie technische wenken, zij raken de diepere problemen aan van observatie en waarheid, methoden van sociografie en de diepste geheimen van de 'rhetorica', die volgens Aristoteles de kunst is om anderen te overtuigen. In de bekende School voor Journalistiek aan de Marquette University te Milwaukee wordt de cursus over 'editorial persuasion' aangekondigd met de volgende woorden: 'directed practice in the work of moving readers to assents and acts according to the principles of Aristotle's rhetoric as they apply to the instruments and techniques of journalism'. Op deze manier hopen wij de tegenstellingen tussen academici en journalisten te kunnen verzoenen: de beroepsopleiding van de toekomstige journalist verkrijgt een wetenschappelijk karakter en is toch voldoende op de practijk afgestemd. Ongetwijfeld zal deze opleiding niet volstaan om zonder verder contact met de pers een leidende functie in de redactie te bekleden. Wat voor de geneesheer, de ingenieur enz. sedert vele decennia wordt aangenomen, zal ook voor de academisch gevormde journalist moeten gelden. Zijn universitaire opleiding verschaft hem een grondige vorming, die door het levend contact met de pers tot zijn volle rendement moet worden gebracht. Het grote voordeel van zulk een academische opleiding zal hierin bestaan, dat zij de jonge journalist naast een degelijke algemene vorming ook een wetenschappelijke kennis van zijn beroep bijbrengt en een korte proeftijd honderdmaal meer zal renderen. Bovendien kan deze academische studie van het dagbladwezen ook de beoefenaars van andere vrije beroepen interesseren. Zoals A.J. Lievegoed bij de opening van zijn lezingen over dagbladwetenschap aan de Rijksuniversiteit te Leiden verklaarde, is het dagblad voor de jurist niet enkel een probleem van vrije meningsuiting en misbruik van persvrijheid, maar ook een middel om de evolutie van het rechtsbewustzijn na te gaan. Voor de philoloog is het dagblad een document voor de studie van de levende taal, voor de diplomaat een manifestatie van de publieke opinie en een secondenwijzer van de tendenzen in de buitenlandse politiek, enz. Op deze wijze kunnen de Scholen voor Journalistiek of beter wellicht 'voor journalistieke wetenschappen' een breed publiek aantrekken en een welkome aanvulling schenken aan sociale, diplomatieke, economische a.a. universitaire instellingen. |
|