| |
| |
| |
De zwakheid van het geweld
Over de kerkvervolging in Tsjechoslowakije II
DE zomermaanden van 1949, maar vooral September, brachten een verschuiving in de strijdmethode: men ging geweld gebruiken.
Toch kan men het karakter en de aard van de communistische werkmethodes niet volledig begrijpen, wanneer men hun werkelijke vergissing t.o.v. de Kerk uit het oog verliest: zij kunnen maar niet begrijpen, dat de eigenlijke kracht die de Kerk bindt en één maakt, een bovennatuurlijke, geestelijke kracht is: Christus zelf die voortleeft in Zijn Kerk en in Zijn ledematen. Zij zien de Kerk vooral als een natuurlijke macht: vandaar hun beschuldigingen van spionnage, sabotage, ondergrondse politieke activiteit e.d. Hoewel zij zelf niet alles geloven van wat zij beweren, geloven sommigen van hen het toch voor een deel. Hun eigen ongeloof en atheïsme zijn een blinddoek voor hun geest en ogen.
Dit onvermogen om Christus te begrijpen en Zijn leven in de Kerk blijkt heel duidelijk in de godsdienststrijd van Tsjechoslowakije. Zoals ook heel duidelijk blijkt, dat al die middelen van physiek en moreel geweld op een kracht stuiten, die oneindig veel verhevener is: niet enkel op de kracht van de geestelijke vrijheid, maar heel bijzonder van de genade en van Christus. Reeds jaren duurt de campagne van leugen, laster en valse beschuldigingen tegen paus, Kerk en bisschoppen: nooit was de paus zo bemind als tegenwoordig. Wellicht waren ook de bisschoppen nooit zo geacht als thans. Niemand gelooft in al die leugens behalve fanatici. In Tsjechoslowakije wordt Christus' woord op bijzondere wijze bewaarheid: 'Zie, Ik ben met u tot aan het einde der tijden'; en dat andere woord: 'Gij zijt Petrus, en op deze steenrots zal ik mijn Kerk bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen'. Terwijl deze regels geschreven worden, zijn reeds veel priesters in de gevangenis, de kloosters bijna leeg; de communisten hadden gehoopt dat tengevolge daarvan ook de kerken leeg zouden lopen. En ziet, niets is er nog verloren; alles staat nog: dat is Christus in de zielen! Gevangenis, dwangarbeid en concentratiekampen hebben de invloed van Christus' apostelen niet vernietigd, integendeel! Men heeft Christus willen verslaan, Hem doen verdwijnen; en ziet, veel klaarder komt Hij naar voren, al is het gekruisigd.
Men had gehoopt de aartsbisschop, Mgr Beran, in discrediet te brengen. Het tegenovergestelde gebeurde. Toen het hem voor de
| |
| |
laatste maal gelukte in het publiek te verschijnen, in de nabijgelegen kerk van Strahov, klonk zijn woord: 'Nooit zal ik een overeenkomst sluiten, die de rechten van de Kerk en van de bisschoppen aantast'. En duizenden gelovigen riepen hem toe: 'Wij hebben vertrouwen in U'. Daags daarna, het was Sacramentsdag, maakten de communisten met hun gefluit in de kathedraal het spreken onmogelijk. De aartsbisschop keerde terug naar zijn paleis. Niet als een overwonnene! Talrijke kinderen met korven vol bloemen, voor de processie van het H. Sacrament bestemd, gingen voor hem uit en spreidden de bloemen op zijn weg. Het volk weende van ontroering en onophoudelijk klonk de kreet: 'Leve onze aartsbisschop'.
Het voornaamste wapen tegen de Kerk was in die dagen het decreet tegen het communisme, en de strijd nam een uiterst heftig karakter aan. Priesters, die het decreet toepasten, ook in de biechtstoel, waren schuldig aan verraad en werden in de gevangenis geworpen. Het eerste slachtoffer was de priester Fajstl, die veroordeeld werd tot acht jaar. Zeer waarschijnlijk is het een geval geweest van provocatie bij het toedienen van de laatste sacramenten. Vele andere geestelijken werden achtereenvolgens gearresteerd deels omdat zij gehandeld hadden volgens het excommunicatiedecreet over de schismatieke katholieke actie, deels omdat zij het decreet tegen het communisme toepasten. Men gebruikte speciaal opgeleide 'agents provocateurs', die in de biechtstoel de priesters moesten uitlokken en dan beschuldigen.
In Augustus 1949 hadden zich in alle bisschoppelijke curies, misschien met uitzondering van één, bestuurscommissarissen genesteld, die zich als grote sinjeuren gedroegen, en zich soms zelfs meester maakten van het kasgeld, maar die in ieder geval een spoedige afwikkeling van zaken op de bureau's onmogelijk maakten.
Christus, die zo triomfantelijk zichtbaar werd in het gedrag van de bisschoppen, vertoonde zich met evenveel glorie in de vaste eenheid en de moed van de katholieke geestelijken. Zij zijn werkelijk geworden tot een heilige slagorde. De bisschoppen konden niet gemakkelijk meer spreken. Daarom spraken nu de priesters. Hun stem verhief zich de 17e Juli van alle preekstoelen om de vijandige communistische propaganda onschadelijk te maken. Het gelovige volk vernam die dag, dat nog geen twintigtal priesters was meegegaan met het schisma. Het getal van de duizenden priesters, die volgens de pers hadden toegegeven, was slechts een truc en een leugen. Daarna volgden de woorden: 'Wij, ondergetekenden, katholieke priesters, verklaren en bevestigen met onze handtekening trouw en toewijding aan onze beminde aarts
| |
| |
bisschop.... en aan alle bisschoppen van Tsjechoslowakije, bereid om met hen te lijden. Wij wijzen de zgn. katholieke actie af als antikatholiek en schismatiek. Wij verlangen een rechtvaardige overeenkomst tussen de staat en de Kerk, zoals onze bisschoppen zulks verlangen, maar wij verwerpen resoluut de verkeerde wijze, waarop de zgn. katholieke actie de overeenkomst tot stand wil brengen. In deze is zeker het katholieke volk aan onze zijde, voorzover het nog vrij tot uitdrukking kan brengen wat het denkt.... Deze verklaring hebben wij gedaan in het bewustzijn van onze verantwoordelijkheid voor geheel het volk: zo beveelt ons ons geweten, dat ons leert de belangen van God te stellen boven de belangen van mensen'.
De 19e Juli 1949 werden alle oversten van mannelijke en vrouwelijke orden en congregaties uitgenodigd om op het ministerie van publieke voorlichting besprekingen te voeren met vertegenwoordigers van de regering. Gedurende de besprekingen luidde een klok de Engel des Heren. Alle religieuzen stonden op en baden met luide stem de Angelus. De heren, die aan de bestuurstafel gezeten waren, wisten niet beter te doen dan ook op te staan! Na deze geloofsbelijdenis ten aanschouwe van de atheïsten, vroegen de aanwezigen de volgende resoluties op schrift te stellen:
1. | wij willen trouw blijven aan God en aan Zijn wetten; |
2. | wij willen Hem dienen en werken voor Hem, maar ook de naaste helpen met alle middelen; |
3. | wij willen alle wetten respecteren die rechtvaardig zijn, en wij willen ons laten leiden door het woord: Men moet meer aan God gehoorzamen dan aan de mensen. |
De slagorde van priesters en religieuzen was niet verslagen, ook niet in deze sfeer vol bedreigingen; integendeel, zij had zich getoond vol van heilige moed.
De 14e Augustus 1949 zou te Trnava in Slowakije de wijding plaats hebben van twee nieuwe Slowaakse bisschoppen. Alle bisschoppen van Tsjechoslowakije kwamen er samen, met uitzondering van aartsbisschop Beran, die gevangen was in zijn paleis. Daags tevoren hielden zij een vergadering, waarin zij hun houding bepaalden tegenover de nieuwe toestand. Aan de horizon verschenen reeds de z.g. kerkelijke wetten, die een stoffelijke zekerheid waarborgden voor de kerken en de priesters, maar ten koste van hun vrijheid en die van de Kerk. Met betrekking tot deze nieuwe wetten deelden de gezamenlijke bisschoppen mee aan de clerus en aan de regering: 'Geheel de clerus bevestigt,
| |
| |
dat zij de nieuwe wetten, die voorzien in het onderhoud van geestelijken, kerkgebouwen en godsdienstige verenigingen, niet kan aanvaarden.... De clerus erkent met dankbaarheid, dat de regering er zich rekenschap van geeft, dat zijn economische toestand niet in overeenstemming is met zijn stand en met de arbeid die hij verricht voor het welzijn van de gemeenschap en voor de hoogste belangen van de natie. Nochtans zouden de nieuwe wetten de maatschappelijke positie van de geestelijken verbeteren ten koste van hun vrijheid en zouden zij de geestelijke taak van de Kerk geheel afhankelijk maken van ambtenaren en van politieke belangen. Daarom verklaren de priesters, dat zij hun benoeming alleen ontvangen van de kerkelijke overheid, dat deze de volle vrijheid heeft haar beslissingen te nemen.... De jaarwedde van de clerus zou vermeerderd worden juist op een tijdstip, waarop om verschillende redenen een vermindering bestudeerd wordt van de salarissen en pensioenen. In zulke omstandigheden ziet de clerus spontaan af van de weldaad van de toeslag, voorgesteld door de nieuwe wet, en vraagt hij eerbiedig, dat de economische positie van de arbeiders en gepensioneerden gehandhaafd blijve op het tegenwoordig niveau, of nog liever verbeterd'. Aan het slot vraagt de clerus, 'dat de godsdienstvrijheid van het volk geheel geëerbiedigd worde, de vrijheid ook van de priester in de uitoefening van zijn taak, en dat alle belemmeringen worden weggenomen voor datgene, waarvoor de clerus zich inspant, te weten het tijdelijke en eeuwige welzijn van het volk'.
Daarna geven de bisschoppen enige richtlijnen aan de priesters betreffende de eed van trouw aan de staat. Zij staan die toe, maar volgens de woorden die reeds zijn goedgekeurd in de 'Modus vivendi' tussen Kerk en staat van 1928. Iedere andere eed moeten de geestelijken weigeren en slechts de goedgekeurde eed afleggen.
In de dagen die nu volgden bleek hoe vol leven en moed de eenheid was van de katholieke clerus in Tsjechoslowakije. Zo iets is niet te verklaren met enkel natuurlijke kracht. Uit alle steden en dorpen ontvingen de 'Actie-Comité's' brieven van priesters, die met de woorden van hun bisschoppen de voorgestelde wet verwierpen, en betuigden dat zij hun geestelijke vrijheid en die der Kerk meer lief hadden dan hun stoffelijke zekerheidstelling; dat zij van hun stoffelijk welzijn afzagen ten gunste van de arbeiders en de gepensioneerden. Honderden, duizenden brieven! Niemand begreep wie deze actie organiseerde, maar de brieven stroomden binnen....
Het waren ware Pinksterdagen. De arrestaties werden veelvuldig, de ijverigste geestelijken verdwenen, vooral kapelaans en dekens. Maar de brieven bleven toestromen. In de priesterbijeenkomsten, waar zo
| |
| |
mogelijk de bisschop aanwezig was, hernieuwden de geestelijken hun beloften van trouw en gehoorzaamheid. Ontroerend was een bijeenkomst in de kathedraal van Ceské Budejovice. Bijna alle geestelijken van het diocees waren aanwezig. Toen stond een oude priester op, hij bracht de aanwezigen hun gelofte van gehoorzaamheid in herinnering, en voegde eraan toe, dat er nu geen enkele reden was om haar te schenden of in te trekken, integendeel! Na zijn woorden naderden de priesters een voor een de bisschop, Mgr Hlouch, en terwijl zij zijn bisschoppelijke ring kusten, beloofden zij hem opnieuw gehoorzaamheid.
Zulke tonelen zag men ook in het diocees van Olomouc. Toen de geestelijken, die door de burgerlijke overheden te Pardubicei waren uitgenodigd om te onderhandelen over kerkelijke aangelegenheden, de eigenlijke reden van de vergadering vernamen, nl. op te treden tegen de bisschoppen, verlieten allen de zaal.
De communistische pers begon van haar kant een heftige campagne tegen de gedragslijn van de bisschoppen, en spiegelde de priesters de stoffelijke voordelen voor, die uit de nieuwe wet zouden volgen. Men zweeg echter over die delen der wet, die slechts dienstbaarheid betekenden van de Kerk en van de clerus zelf. Met de gebruikelijke, brutale leugenmethode werd door de pers bekend gemaakt, dat de bisschop, Mgr Trochta, en de apostolische administrator, Onderek, als het ware begunstigers en voorstanders waren van de nieuwe wet. Tientallen namen van priesters werden genoemd, die het wetsvoorstel zouden hebben aanvaard. Na enige weken bleek echter, dat dit alles grove leugens waren, en de genoemden slaagden er in zelf publiek de vuile laster te loochenen, die op hun naam was geworpen.
In die duistere en verstikkende atmosfeer, waarin sommigen niet duidelijk meer konden zien, en geen raad wetend wankelden, klonk plotseling de stem van de aartsbisschop, Beran, zijn woord, dat door de vensters van zijn gevangenis heendrong en allen een nieuw élan gaf: 'De openlijke instemming met de nieuwe wet is verraad aan de zaak van Christus en van de Kerk.... Gij hebt mij beloofd en verklaard, dat gij u niet zoudt laten omkopen met Judasgeld! Ik heb vertrouwen in u, dat gij trouw zult blijven aan uw belofte. Om de liefde van Christus, overschouwt goed de gehele toestand, en de gevolgen die er uit zullen voortkomen'.
'Verschrikkelijk als een leger in slagorde....' Werkelijk, de priesters hebben in die tijd hun eigen tegenstanders verbaasd doen staan! Hoeveel slachtoffers reeds in de gevangenissen! Van het diocees Ceské Budejovice 10 procent. Velen ook uit de andere diocesen. Met alle
| |
| |
middelen en bedreigingen werden de priesters geprest hun verklaring te herroepen. Niemand gaf toe, hoewel velen wisten dat in de omtrek pastorieën leeg stonden, en dat het gelovige volk in de kerken kwam klagen, en zonder priester uren lang bad en zong voor het tabernakel. Eens riep in die tijd een geestelijke uit vanaf de preekstoel: 'Wij, priesters, willen liever met Jesus hangen aan het kruis, dan met Judas aan de boom!' Dat was de geest die zovelen bezielde.
De communistische pers probeerde intussen het gezag van de bisschoppen te ondermijnen door hen tot vijanden van de staat te verklaren. Men beschuldigde hen de eed van trouw aan de staat geweigerd te hebben en schreef hun intransigente houding toe aan zuiver politieke motieven. Maar de bisschoppen gaven wederom een bewijs van goede wil. Zij zonden een Memorandum aan de regering. Het was een laatste poging: als er ook dit keer misbruik van zou worden gemaakt, zal de regering zeer zeker haar eigen wegen gaan, maar zij zal ook niet meer te verontschuldigen zijn.
In dat Memorandum, dat 14 Augustus 1949 op schrift gesteld werd, maar pas in de laatste dagen van die maand aan de regering werd voorgelegd, verklaren de bisschoppen zich bereid om met de regering te onderhandelen over godsdienstig-politieke vraagstukken, maar onder de volgende voorwaarden:
1. | De christelijke wereldbeschouwing zal geëerbiedigd worden in het openbare leven en in de opvoeding, en dit zowel in woord als in daad. |
2. | De regering erkenne de geestelijke macht van de Paus van Rome als hoofd van de Kerk, evenals de macht van de bisschoppen, die gehoorzaam zijn aan de Paus volgens de vigerende kerkelijke wetten. |
3. | Herroepen worden alle beschikkingen, die de godsdienstige vrijheid van de katholieken in Tsjechoslowakije beperken en bedreigen, zoals dat door Ons gespecificeerd werd in dit Memorandum en in de voorafgaande verklaringen'. |
Dit Memorandum werd door de regering totaal doodgezwegen. De nieuwe kerkelijke wetten stonden op het punt afgekondigd te worden. Deze zouden alle gewelddaden wettelijk funderen waarmede de onderdrukking van de Kerk zou worden voortgezet. Het was niet mogelijk nog langer het geweld te vermommen onder de mantel van leugen en bedrog, van beschuldigingen en laster over de H. Vader, de bisschoppen en de priesters; het moest gecamoufleerd worden door een wettelijke regeling van het geweld.
| |
| |
Maar hier ook toonde zich het geweld in al zijn zwakte. Wat zijn de priesters groot in vergelijking daarmee, zij, die in volle vrijheid, door niemand gedwongen, en enkel op de basis van recht en van waarheid zich schaarden achter de bisschoppen en een verwonderlijke eenheid vormden. Uit hun rangen klonk deze evangelische kreet: 'Geeft den keizer wat des keizers is, maar God wat Gode toekomt!' Tegen de leugen, de tyrannie en de pogingen tot ontbinding in won het de waarheid, de vrijheid in liefde en de heilige eenheid in Christus.
'Wij hebben een wet, en volgens deze wet moet Hij sterven'. Deze pharizeeënkreet klonk de 14e October 1949 in het parlement van Praag. Dit klonk in de lange rede van de minister van Justitie die niets anders was dan een felle aanval op het Vaticaan en het Episcopaat. Men voelde die kreet in de aanwezigheid van enkele, ontrouw geworden priesters. Men hoorde het uit de mond van Plojhar zelf, de geëxcommuniceerde priester, nu minister van openbare gezondheid, die nadat de nieuwe anti-kerkelijke wetten met algemene stemmen waren aangenomen, de regering en het parlement dank bracht voor deze wetten, die het doodvonnis luidden over de kerkelijke vrijheid.
Met de eerste wet, n. 217/49 werd een staatsbureau ingesteld voor kerkelijke aangelegenheden, geleid door een minister door de president van de republiek benoemd, die tot taak heeft 'toe te zien, dat het kerkelijk en godsdienstig leven zich ontwikkelt in overeenstemming met de Constitutie en de beginselen van het democratische volksbestuur' (art. 2) (cursivering door ons).
Wat onder deze woorden verstaan wordt, zeggen de bisschoppen openlijk in een petitie aan de regering op de 21e October 1949: 'De wet betreffende het staatsbureau eerbiedigt niet langer meer de macht der Kerk om de zaken te regelen betreffende het geloof, de zeden, de eredienst, de kerkelijke tucht, het godsdienstonderwijs en de toehorigheid zelf aan de Kerk. Integendeel worden aan dit bureau alle rechten toegekend om zich zonder enige beperkingen te bemoeien met kerkelijke en religieuze aangelegenheden'.
De woorden van de bisschoppen worden vooral gefundeerd door de tweede wet, n. 218/49, betreffende het economisch onderhoud van de belijdenissen en religieuze gemeenschappen. Hierdoor trekt de regering aan zich de zorg voor de maatschappelijke veiligstelling van priesters, kerken, diocesen en heel de kerkelijke administratie. Maar de Kerk moet het tegen haar wil betalen met haar vrijheid, vrijheid van bisschoppen, van priesters, en van geheel de administratie van de Kerk. Art. 7 van de tweede wet drukt deze onderwerping van de Kerk en
| |
| |
haar priesters aan het atheïstisch laicistische gezag, met deze woorden uit: 'Werkzaamheden van gewijd karakter (preken etc.) eigen aan kerken en religieuze gemeenschappen, kunnen alleen worden uitgeoefend door hem, die hiertoe verlof heeft van de staat en de eed van trouw af legt. De tekst van de eed wordt vastgesteld door de regering middels een decreet. Iedere taak (door keuze of benoeming) heeft de voorafgaande toestemming van de staat van node....' Maar de absoluut totalitaire staat is niet enkel tevreden om de weg te versperren aan de kerkelijke bedienaren, die geen persona grata zijn, doch matigt zich zelfs het recht aan om geestelijken van reeds bezette posten te verwijderen, wanneer zij niet beantwoorden aan of te kort schieten in de door de staat gestelde eisen. Art. 7, n.l. van het decreet 219/49 vraagt inderdaad, dat 'de priesters betrouwbaar zijn volgens de eisen van de staat, dat zij onberispelijk zijn en ook in het overige beantwoorden aan de voorwaarden, die algemeen vereist worden om in staatsdienst te kunnen treden'. Art. 18, n. 2 van hetzelfde decreet bepaalt: 'Indien een geestelijke de hoedanigheden verliest, vereist voor een benoeming in de zin van art. 7, n. 1, zal het competente bestuursorgaan erover onderhandelen met het competente kerkelijke orgaan, en wanneer dit niet binnen 14 dagen zal voorzien in de regeling van het geval, zal het bestuursorgaan de verwijdering van de priester vragen en tegelijkertijd vaststellen, of aan dezen de bezoldiging zal worden ontnomen. Indien het kerkelijk orgaan hierin niet voorziet binnen 14 dagen, is de plaats als vacant te beschouwen'.
Wij zijn nog altijd niet aan het hoogtepunt van de tragische inmenging van de staat in het administratieve en juridische leven van de Kerk. Art. 18, n. 3 van hetzelfde decreet 219/49 beslist, dat de vacante plaatsen 'binnen een maximum van 30 dagen moeten aangevuld worden, na welke termijn de staat de noodzakelijke voorzieningen kan treffen om de normale ontwikkeling veilig te stellen van de geestelijke bedieningen, van de kerkelijke administratie en van de vorming van de geestelijkheid'.
Deze wet heeft niet alleen de bisschoppen in boeien geslagen, maar ook de H. Stoel. Zij heeft bisschoppen en priesters gebonden aan het lekengezag in de benoeming van kerkelijke functies, en afhankelijk gemaakt van zijn wenken in de uitoefening ervan. De vrijheid van de Kerk, onuitsprekelijke gave van haar goddelijke Stichter, werd aldus onwaardig miskend.
In hun petitie van 21 October verklaren de bisschoppen verder dat: 'de staat zich het recht toeëigent te interveniëren door geestelijke ambten te bekleden in de inwendige organisatie van de Kerk, en door
| |
| |
geen toestemming te geven aan de benoeming van een kerkelijke persoon in een kerkelijk officie ook om politieke redenen
Deze woorden betekenen dat nog een stap verder wordt gegaan in de onderdrukking van de Kerk door de atheïstische totalitaire staat: hij wil niet alleen beslissen in de benoemingen, in de uitoefening van kerkelijke geestelijke werkzaamheden en in het ontslag van geestelijken; deze knevelarij moet gericht worden volgens politieke redenen. De Kerk is niet enkel onderworpen aan de staat, maar ook heel bijzonder aan de politiek! Onderworpen niet alleen in haar vrijheid van handelen, maar onderworpen ook om de wagen van de politiek van de enige partij mee te helpen trekken.
De Kerk van Christus met haar geestelijke, juridische en administratieve vrijheid wordt door deze wetten 'de facto buiten de wet gesteld' (Herderlijke brief van 21-10-1949).
In het Memorandum van 17 Nov. 1949 wijzen de bisschoppen, zich beroepend op de Grondwet, de controle over het godsdienstonderricht af en vooral verdedigen zij het recht van de Kerk en van henzelf om vrij priesters te benoemen op nieuwe of leeggekomen plaatsen. Zij protesteren opnieuw tegen de aanwezigheid van staatsambtenaren in de bisschoppelijke curies.
'Millioenen gelovigen staan vrij en vrijwillig aan onze zijde en ondersteunen onze eisen; zij weten dat wij uit hun rangen voortgekomen zijn, dat wij leven voor hun hoogste geestelijke belangen. Geheel de clerus staat naast ons. Enkelingen, die hun wijding en hun geestelijke zending vergaten, hebben zich zelf uitgesloten van de gemeenschap der gelovigen. De natie minacht hen. Wij bidden voor hen en verhopen hun terugkeer in broederlijke afwachting. Wij vragen de volksvertegenwoordigers te willen begrijpen, dat wij niet in kunnen gaan tegen de wetten van God. Wat van God is, kunnen wij niet aan Caesar geven. Indien, wat God moge behoeden, op een of andere wijze een godsdienststrijd zou worden ontketend, dan zal de hele wereld zien op duidelijke wijze, dat deze strijd niet door ons is opgeroepen; wij, inderdaad, doen alleen onze heilige plicht ter verdediging van de belangen van God. Hier staan wij en verdedigen ons met het recht van hem die aangevallen wordt. Wij hebben niemand aangevallen. Uit liefde tot vrede en rust, waarvoor wij willen werken met de clerus en met het volk, vragen wij daarom aan de regering van de Tsjechoslowaakse republiek een eide te willen maken aan de schendingen van Gods rechten, en niet met bedreigingen te dwingen tot gehoorzaamheid aan een wet, die niet kan onderhouden worden. Kerkvervolging be- | |
| |
hoort steeds tot de meest droevige hoofdstukken uit de geschiedenis van een land.
De roemruchte geschiedenis van de heilige Kerk, Mystiek Lichaam van Christus, de geschiedenis van onze heiligen, het diep godsdienstig leven in onze streken wijzen ons op onze plicht, en moeten ook voor de staat een waarborg betekenen, dat in het land van heilige martelaren, van Koning Wenceslaus, van Bisschop Adalbertus, van de priester Joannes Nepomycenus en van de drie martelaren van Cassavia, er steeds genoeg volk en priesters zullen zijn, bereid om met hun bisschoppen alles te offeren voor de goddelijke rechten, voor de rechten van de Kerk en voor de koninklijke vrijheid van het godsdienstig leven'.
In de twee genoemde herderlijke brieven wenden de bisschoppen zich tot de priesters. In het herderlijk schrijven van 21 October 1949 staan zij 'onder de druk van uiterlijke omstandigheden' toe de eed van trouw af te leggen aan de staat, omdat zij hun priesters willen verdedigen 'tegen de mogelijke onaangename gevolgen, en hen willen behouden voor de geestelijke verzorging van de gelovigen'. Om deze laatste reden staan zij ook toe het geld in ontvangst te nemen, dat door de nieuwe wetten ter beschikking wordt gesteld. Maar de priesters moeten het volgende aan de eedsformule, door de regering gevraagd, toevoegen: in zover het niet is tegen de wetten van God, van de Kerk en de natuurlijke rechten van de mens. Deze toevoeging was als een matiging bedoeld in de eed, die trouw beloofde, niet alleen aan de Tsjechoslowaakse republiek, maar in het bijzonder ook aan de volks-democratische instellingen. De brief van 17 Nov. eindigt aldus: 'Wanneer gij zo dikwijls de gelovigen moed hebt ingesproken tot het brengen van offers voor het heilig geloof, weet dan, dat nu voor u zelf het uur is gekomen, om offers te brengen.... Het lijden voor Christus, hoogste glorie hier op aarde, is steeds het zaad van het geloof, en een leven verkort door standvastig verdragen leed is hoger in waarde en geeft meer aan de zielen, dan een lang leven en gemakkelijke arbeid waarin het werk van Christus zou worden verwoest en het geloof bezoedeld door ketterij....'
De uitvoering van de wetten was een langzame kruisiging van Jezus in de Kerk van Tsjechoslowakije. Men eiste de eed van de priesters zonder toevoeging van enige voorwaarde. De clerus heeft geantwoord in overgrote meerderheid: 'Neen!' en hield zich aan de voorwaardelijke formulering niettegenstaande verleiding, bedreiging en heftige disputen.
| |
| |
De 13e Februari 1950 benoemde het communistisch ministerie de 'progressieve' priester Giovanni Dechet tot vicaris capitularis van het bisdom Banska Bystrica. Wij spraken hierover reeds in ons vorig artikel (p. 231). De leiding van een diocees moest worden losgescheurd van de Kerk, tegen de nieuwe wetten zelf, zoals de bisschoppen verklaarden in het reeds geciteerde document van 17 Februari 1950.
Een ander brutaal en onwettig ingrijpen van het ministerie had plaats te Ceské Budejovice, toen de 23e Mei 1950 de geëxcommuniceerde priester, Giovanni Buchta, de plaats innam van vicaris-generaal voor het bestuur van dat diocees.
In de laatste tijd klinken de slagen waarmee de Kerk van Tsjechoslowakije wordt gekruisigd steeds veelvuldiger. De Osservatore Romano van 29 en 30 Mei citeert de IINS, waarin gezegd wordt: 'Aan de plaatselijke autoriteiten (in Tsjechoslowakije) is het recht gegeven om toezicht te houden op de godsdienstige werkzaamheden van gemeenschappen, congregaties en kerkelijke verenigingen, niet slechts die van de kloosters'. - In een ander decreet: 'De plaatselijke autoriteiten hebben de macht gekregen om ook toezicht te houden over de administratie van de goederen van godsdienstige lichamen, om het godsdienstonderricht te controleren, confessionele scholen te beheren, en onderwijzers te benoemen in de inrichtingen voor kerkelijke opvoeding, toezicht te houden en technisch-critische bemerkingen te maken op publicaties en radio-uitzendingen van kerkelijke aard. Ook bedevaarten vallen onder de controle van de staat; eveneens zullen kerkelijke charitatieve werkzaamheden van staatswege gecontroleerd worden door inspecteurs'. - In verband hiermee hebben 19 regeringslichamen 'volledige bevoegdheid ontvangen om naar goeddunken te handelen in alle aangelegenheden, die betrekking hebben op de benoeming en het ontslag van geestelijken in de verschillende functies, de overdracht van posten en de bepaling van hun werkzaamheid en rechtsgebied, hun bezoldiging en de voorziening van vacatures, etc.....'
Een persoon, die zeer goed op de hoogte is van de kerkelijke toestand in Tsjechoslowakije verklaarde onlangs (begin Juni), dat binnen twee of drie maanden geheel de organisatie van de katholieke Kerk vernietigd zal zijn of overgegaan in handen van staatsambtenaren. Deze prognose van de huidige toestand is hard. Maar hoe troostvol ook is in deze tijd het woord van Jesus: 'En Ik, wanneer Ik opgeheven ben, zal alles tot Mij trekken'. Er zijn reeds zovelen in deze tijd getrokken tot Christus.
Door de dorpen en steden zwierven speciale agenten rond om de clerus te verleiden. Het was hun taak om met de geestelijkheid te
| |
| |
praten, hun karakter te bestuderen, en hen volgens de aard van hun karakter te verleiden. 150 van zulke agenten hadden een speciale cursus en opleiding ontvangen te Jachymov, en 25 van hen waren over gebracht naar de Russische zone in een kamp, dat de sovjet bestemd heeft om aan zulk een vorming de finishing touch te geven. Men heeft lijsten opgesteld met vragen betreffende het karakter van de priesters, en de agenten moeten al die vragen afzonderlijk beantwoorden. Die vragen hebben betrekking op het persoonlijk leven van de priester, op zijn hartstochten, zijn hoedanigheden, zijn houding tegenover de bisschoppen waarmee hij spreekt, zijn apostolische werkzaamheid, zijn politieke houding voor en na de staatsgreep van 1948. In de laatste tijd is er zo een vragenlijst verschenen met 37 vragen. Alles dient om de geestelijke te leren kennen, zijn zwakheden, hartstochten en verlangens, om hem aldus te kunnen vangen en los te maken van de bisschoppen. Uit deze vragen blijkt, dat men er zeer veel belang aan hecht, wanneer de priester een weinig in onmin leeft met zijn bisschop, of wanneer hij toegeeft aan menselijke zwakheden als ijdele glorie, eerzucht, verlangen naar geld, naar een gemakkelijk leven, etc.
In December 1949 werd er een boek gedrukt met de titel: 'De samenzwering tegen de republiek'. Men lanceerde daarin de beschuldiging, dat de bisschoppen en het Vaticaan tegen het Tsjechoslowaakse volk waren, en dat velen van hen het nazisme begunstigden. Het volk en de priesters moesten nl. hun vertrouwen verliezen in het Vaticaan en in het Episcopaat. Maar ook deze list haalde niets uit; iedereen wist, dat twee bisschoppen in de concentratiekampen gezeten hadden en een honderdtal priesters met hen. Maar het boek was ook bedoeld als inleiding tot een groot proces. Einde Maart van dit jaar werden voor het tribunaal van Praag een tiental van de meest bekende en geachte priester-religieuzen gedagvaard. Twee abten, één provinciaal en de overigen geestelijke leiders van de clerus en van het katholieke leven. Tien dagen schreeuwden pers en radio over spionnage en hoogverraad. Niemand die er enig geloof aan hechtte. Toen de laatste fase van het proces juist in de Goede Week viel, begreep het volk en zag het daarin een teken, dat deze tien aan dezelfde misdaden schuldig waren als Jezus Christus! Het eindvonnis klonk door de radio als een martyrologium: 'Hij heeft gesproken tegen het democratisch volksbestuur, de priesters aangespoord aan de zijde te staan van de Paus en van de Hiërarchie, de priesters bemoedigd, hij heeft het excommunicatiedecreet over het communisme voorgelezen, was tegen de collectivering, verzette zich tegen de enige jeugdorganisatie, verspreidde de valse leer van de pauselijke encyclieken' etc. De radio verkondigde
| |
| |
ook nog, dat verscheidenen van de beschuldigden hun werkelijke schuld aan spionnage en hoogverraad bekenden. Zij werden veroordeeld tot dwangarbeid, variërend tussen 25 en 9 jaar.
De bedoeling van het proces was deze: de geestelijkheid innerlijk verzwakken; de veroordeelden waren juist hun geestelijke en intellectuele voormannen. Daarna wilde men een algemeen offensief voorbereiden tegen alle kloosters in de republiek. Dit offensief is begonnen in de nacht van 13 op 14 April. De meerderheid van de religieuzen werd die nacht overgebracht naar concentratiekampen. Honderden kloosters zijn sindsdien ontvolkt. Het volk weent in de lege kerken. Om het er uit weg te jagen, werden in sommige meer bekende kerken missen gelezen door geëxcommuniceerde priesters, zo b.v. te Praag in de kerk van de Jesuïeten en van de Premostratensen, en in het zeer beroemde Maria-heiligdom van Svaty Hostyn. Intussen ontvangen de religieuzen in de concentratiekampen cursussen voor heropvoeding. Zij die blijk geven van een 'progressieve' geest, zullen naar de parochies gezonden worden, de anderen naar mijnen of andere werkgelegenheden. Zo is het plan. Na de verwijdering van zoveel religieuzen uit de steden, heerst er een verschrikkelijk tekort aan biechtvaders. Alles dient één doel: de invloed van de Kerk te verzwakken, vooral in dit heilig jaar. Veel bronnen van geestelijke vernieuwing, die vooral in dit heilig jaar zo vruchtbaar werkten, zijn verdwenen.
Het proces van Praag heeft nog iets anders aan het licht gebracht. Gedurende het proces zei Dr Hobza, professor aan de universiteit van Praag, dat het kerkelijk recht niet erkend werd in de progressieve landen, dat het geen internationaal erkend recht was: 'Het wetsleven in een staat is niet verdeeld in een sfeer van staats- en van canoniek recht, maar is uitsluitend geleid door het recht van de staat'. 'Een kerkelijk bedienaar in Tsjechoslowakije, die aan het canonieke recht de voorrang verleent boven de wetten van de staat, wordt een verrader'. De veroordeelde religieuzen waren verraders, omdat zij gehoorzaam waren aan het kerkelijke recht, aan de Kerk, en de Paus. Zo alle vervolgden sindsdien.
Tien dagen voor het proces was de laatste vertegenwoordiger van de H. Stoel uit Praag weggejaagd. In het uitwijzingsbevel werd gezegd, dat hij zich mengde in de inwendige zaken van de republiek, en dat hij de rust in het land verstoord had, door een mirakel te organiseren te Cihost.
Pastoor Toufar hield een preek op de 12e December 1949 in een klein dorpje van West-Bohemen. Toen hij de woorden van de H.
| |
| |
Schrift aanhaalde: 'In uw midden staat Hij, dien gij niet kent', wees hij naar het tabernakel. De gelovigen die op dat moment naar het tabernakel keken, zagen hoe het kruisbeeld daarboven zich eerst naar rechts boog (ongeveer een hoek van 45 graden), vervolgens naar links, twee keer, en daarna zich boog en wendde naar de preekstoel. De pastoor zelf zag het niet gebeuren, maar 19 personen hebben de volgende dag het gebeurde in een protocol getekend en voor de politie bevestigd, die zich onmiddellijk voor het geval interesseerde. Het feit werd gezien vanuit alle delen van de kerk, door verschillende mensen, mannen, vrouwen, studenten, en zelfs door een die practisch atheïst was. Er volgden bekeringen, biechten, veel H. Communies en bedevaarten. De politie dorst niet aan het kruis te raken, een atmosfeer van 'God is met ons' verspreidde zich onder het volk. De regering voelde haar zwakte.... zij ging over tot geweld: de pastoor werd gearresteerd, men dwong hem te 'bekennen', dat hij een truc in elkaar had gezet met bindgaren, touw, spiraalveren en elastiekjes. Ook andere priesters werden gearresteerd en allen, die het wonder gezien hadden. Men maakte een film, die het gebeurde uitlegde met touwen, spiralen, elastiek etc. De pastoor werd uit zijn gevangenis gehaald en op de preekstoel geplaatst moest hij aan de touwtjes trekken.... Kranten, radio en film schreeuwden: Dat is nu het wonder van Cihost.
De Kerk heeft over het gebeurde geen uitspraak gedaan. De bisschoppen blijven absoluut gereserveerd. Welke uitleg men aan het geval moet geven, is nog onbekend. Maar dit is zeker: de uitleg van de communisten is belachelijk, terwijl de pastoor zelf een reëel, oprecht en hooggeacht persoon is.
Wat zal het lot zijn van de Kerk in Tsjechoslowakije? Veel hangt ook van ons af. Misschien is de vervolging tot zulke verschrikkelijke afmetingen uitgegroeid, omdat wij onze broeders in Christus te veel vergeten zijn. Het is niet genoeg, dat de een of ander bidt. In onze tijd schijnt de gedachte van het Mystieke Lichaam van Christus zo ontwikkeld, dat hieraan een gemeenschappelijke actie van gebed en offer moet beantwoorden voor de landen waar kerkvervolging woedt. Mogen deze bladzijden een opwekking zijn voor het besef van die gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, een opwekking ook tot gebed en offer voor de Kerk in Tsjechoslowakije, waar de doodstrijd van Christus wordt voortgezet.
|
|