Streven. Jaargang 3
(1949-1950)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 397]
| |
De Engelse Katholieken en hun scholen
| |
[pagina 398]
| |
zijds begrijpen, en dat die welke nog op het program staan, aanzienlijke baten zullen afwerpen. De campagne is niet 'verlopen'. Ze is welbewust stopgezet - ten einde gelegenheid te laten voor bespreking en onderhandeling na de verkiezing van een nieuw House of Commons. Dit is de reden waarom men de laatste drie maanden zo weinig heeft gehoord over het katholiek pleidooi voor de katholieke school.
Waarom werd de School-Campagne in Engeland gevoerd juist in de tijd dat dit feitelijk geschiedde? De vraag laat zich beter begrijpen en het antwoord is gemakkelijker te geven, als ze in tweeën wordt gesplitst: waarom hebben de Engelse Katholieken altijd voor hun scholen gevochten? en, waarom voerden ze deze laatste campagne juist in die tijd, te weten, gedurende de drie of vier maanden die aan de algemene verkiezingen van Februari 1950 voorafgingen? Deze vragen zullen achtereenvolgens worden beantwoord. In deze antwoorden hoop ik de buitenlandse belangstellende te doen zien, welke de huidige situatie van de katholieke school in Engeland is, en waarom het verloop van het debat op 4 Mei in het House of Commons aan de Engelse Katholieken redelijke grond geeft om op aanzienlijke verbetering te hopen. Vóór 1847 kregen katholieke scholen in Engeland geen steun hoegenaamd uit de openbare kas. In dat jaar kreeg het Catholic Poor School Committee voor de eerste maal een toelage voor schoolbouw uit rijksmiddelen. Van toenaf tot 1902 trachtten de Engelse Bisschoppen steun voor katholieke scholen te verwerven niet alleen uit rijksmiddelen maar ook uit gemeente-kassen. Nog afgezien van het feit dat het in strijd was met het natuurrecht om financiele lasten te leggen op degenen die hun natuurlijke menselijke rechten wensten uit te oefenen, stelden de Engelse Bisschoppen, en met hen het katholieke volksdeel van Engeland, zich op het standpunt, dat het onbillijk was Katholieken te dwingen een gemeentebelastingGa naar voetnoot2) te betalen, waarvan de gelden volgens de bepalingen van de Gladstone-wet van 1870 besteed werden voor de instandhouding van staatsscholen, met uitsluiting van die scholen, waarin Katholieken katholiek onderwijs verschaften aan hun eigen katholieke kinderen. De Balfour-wet van 1902 bracht verlichting. De wet schiep twee soorten lagere scholen. Er ontstonden scholen, provided door plaatselijke autoriteiten: deze heetten: provided schools' omdat ze helemaal bekostigd werden uit de openbare kas; het equivalent dus van de Nederlandse openbare school. Deze scholen waren neutraal in hun | |
[pagina 399]
| |
godsdienstonderricht, d.w.z. krachtens de bepalingen van de Gladstone-wet van 1870 mocht geen godsdienstig credo dat eigen was aan enige godsdienstige gezindte, onderwezen worden. Ouders die bezwaar hadden tegen dit soort neutraal godsdienstonderricht, mochten volgens de Cowper-Temple clausule van de Gladstone-wet hun kinderen buiten die godsdienstlessen houden. Het tweede soort scholen, die erkend en gedeeltelijk bekostigd werden krachtens de Balfour-wet van 1902, was de vrije of bijzondere school, waar het godsdienstonderricht confessioneel was. Terwijl voor de 'openbare' scholen alles bekostigd werd uit de openbare kas kwamen bij de confessionele (of vrije) scholen de exploitatiekosten (salarissen der onderwijzers inbegrepen) voor rekening van de openbare kassen; de verschillende schoolbesturen echter, dus ook de katholieke, moesten het terrein, de schoolgebouwen en het onderhoud daarvan fourneren. Het feit dat krachtens de Balfour-wet de publieke kassen meer dan 90% van de totaaluitgaven voor de katholieke lagere scholen dekten, neemt het andere feit niet weg dat, absoluut gesproken, de katholieke financiele lasten zeer zwaar bleven drukken. Dit blijft waar, nog afgezien van de overweging dat de behandeling van de katholieke scholen onbillijk was en bleef, aangezien het recht van de ouders om hun kinderen te laten onderrichten overeenkomstig de beginselen van hún geloof, hun niet meer dient te kosten dan hun neutraal-gezinde buren kost om hun kinderen het onderwijs te laten volgen, dat hun geweten bevredigt. Op dit punt gekomen is het van belang dat de lezer wel beseft, wat de juiste reden is dat de Katholieken van Engeland steeds geweigerd hebben hun kinderen naar de staatsscholen te zenden, ook al mochten zij volgens de Cowper-Temple clausule hun kinderen uit de leslokalen verwijderen tijdens de lesuren voor neutraal godsdienstonderwijs. Zij hebben hun kinderen van de openbare school weggehouden omdat zij steeds, en zeer juist, op de voorgrond hebben geplaatst dat opvoeden iets ondeelbaars is, d.w.z. ze is meer dan het programma; dat ze iets is dat het gehele schoolprogramma moet doordringen en bezielen. Godsdienstige opvoeding, om een uitdrukking te gebruiken die men dikwijls van Katholieken hoort, is iets dat men ondergaat, niet enkel wat men leert.Ga naar voetnoot3) Om deze reden, zo redeneren zij verder, zou zelfs het toestaan van een minimum van confessioneel onderricht in een school, waar de atmosfeer voor het overige geheel neutraal is, hoegenaamd geen voldoende garantie zijn dat het katholiek cachet van een | |
[pagina 400]
| |
school en daarmee het geloof van de kinderen die ze bezoeken, voldoende beveiligd is. Gedurende de lange jaren van strijd is het opvoedingsideaal van de katholieke minderheid in Engeland en Wales hooggehouden onder het motto: 'Katholieke scholen voor katholieke kinderen met katholieke onderwijzers'. In hun standvastig pogen om dit ideaal trouw te blijven tonen zij dienaars te zijn van doel en opzet der opvoeding, zoals Pius XI deze vaststelt in de bladzijden van Divini Illius Magistri: 'Aangezien opvoeden is de mens voorbereiden voor wat hij hier op aarde moet worden en moet doen, om het verheven doel waarvoor hij geschapen is te bereiken, is het duidelijk dat er geen ware opvoeding kan bestaan, die niet geheel en al op 's mensen laatste doel gericht is'. Om hun ideaal ten volle te verwezenlijken, hebben de Engelse Katholieken zware financiele lasten op zich genomen. Zo nodig zijn zij bereid deze ook in de toekomst te dragen. Maar intussen betogen zij met klem, dat hun geen recht is gedaan, vooraleer zij hun eigen katholieke scholen hebben op voorwaarden, welke gelijk zijn aan die welke aan het neutraal onderwijs zijn toegestaan. Tegenover dit katholiek ideaal staat in Engeland wat men de opvatting van administratie- en vakkringen zou kunnen noemen, die steeds naar voren brengt, dat tweeslachtigheid in het beheer der scholen van de natie abnormaal en lastig is; en dat, als tegenprestatie voor een overeengekomen minimum van godsdienstonderricht, de schoolbesturen het beheer over hun scholen aan de plaatselijke autoriteiten behoren over te doen. Deze houding komt niet noodzakelijk voort uit kwade wil, maar eerder uit onkunde, veroorzaakt door een profane opvatting van het leven, welke niet in staat is het katholieke opvoedingsideaal volkomen te beseffen en zijn consekwenties te doorzien. De onderwijswet van 1944, bekend als de Butler-wet naar de conservatieve Minister van Onderwijs, die er de geestelijke vader van was, heeft het gehele stelsel van kosteloos (openbaar) onderwijs in het land gereorganiseerd. Ingevolge zijn bepalingen werd er een wettelijke verplichting gelegd op de Plaatselijke Onderwijsautoriteiten en op de confessionele schoolbesturen: a) Maatregelen te nemen voor het geven van voortgezet (secondary) onderwijs aan alle jongens en meisjes, uiteindelijk tot de leeftijd van 16 jaar; b) Ten uitvoer te brengen, overeenkomstig de bepalingen der wet en de uitgewerkte verordeningen, zekere verbeteringen betreffende terrein, inwendige inrichting, uitwendig onderhoud en algemene modernisatie der scholen welke de Minister van Onderwijs kan voorschrijven krachtens sommige bepalingen van de wet; c) Nieuwe scholen te bouwen overeenkomstig deze verordeningen. | |
[pagina 401]
| |
Het is duidelijk dat dit een nieuwe verzwaarde last legde op de schouders der Katholieken, die zich aan de bepalingen der wet moesten onderwerpen, maar die niettemin besloten waren tot instandhouding van de vrije rechtspositie en de eigen godsdienstige atmosfeer van hun eigen confessionele scholen, waarin katholiek onderwijs kosteloos werd gegeven aan katholieke kinderen. Dit zouden zij alleen kunnen doen, als het bestuur van hun scholen bij hen bleef berusten, zodat de allergewichtigste bevoegdheid om de onderwijzers aan te stellen in hun handen bleef. De onderwijswet van 1944 stond aan de Katholieken toe dit te doen, mits zij een gedeelte van de uitgaven op zich namen, die hun scholen zouden eisen als gevolg van de reorganisatie en modernisatie, die de Butler-wet voorschreef. In een nota door het Ministerie van Onderwijs overhandigd aan een vertegenwoordiger van het Episcopaat op 24 November 1943 werd deze meerdere katholieke belasting volgens de Butler-wet begroot op 10 millioen pond sterling. Weigering om deze som te betalen of verzuim om dat gedeelte te voldoen, dat ten laste kwam van afzonderlijke parochies of diocesen, zou betekenen, dat de Katholieken over de hele linie of binnen beperkte grenzen de zeggenschap zouden verliezen over de leiding van hun scholen, en daarmee over de aanstelling van hun onderwijzers, en bij gevolg over het onderwijs van hun kinderen. Terwijl de Katholieken met de rest hunner landgenoten vele van de bepalingen van de Butler-wet verwelkomden, stelde de oplegging van nieuwe zware financiele lasten hun klaar voor ogen, dat het fundamentele onrecht van hun positie nog steeds geen erkennig vond. Het Episcopaat zette zijn zaak uiteen voor de toenmalige regering; de uiteenzetting werd met zekere sympathie aanhoord; maar volle recht werd hun niet gedaan. De financiele last bleef, als getuige voor de waarheid van Butlers verklaring in de loop van een rede, uitgesproken in het House of Commons tijdens een onderwijsdebat op 30 Juli 1943: 'Ik heb niet ten volle de eisen kunnen inwilligen van degenen die volledige gewetensvrijheid wensen'. Het katholiek volksdeel kon slechts protesteren en hopen dat de tijd met hen zou zijn. Ondertussen gingen zij voort geld in te zamelen voor hun scholen en stelden hun vertrouwen op de Voorzienigheid. 'Wij wensen openlijk te verklaren', zeiden de Engelse Bisschoppen in hun Verklaring van 5 Januari 1944, 'dat het wetsontwerp zoals het daar nu ligt, nooit door ons is aanvaard, niet wordt aanvaard en nimmer zal worden aanvaard'. Dit bleef de stand van zaken tot 25 Juni 1949, en deze datum brengt mij tot het antwoord dat moet gegeven worden op de tweede vraag, die boven is gesteld. De eerste vraag was: waarom hebben de Engelse | |
[pagina 402]
| |
Katholieken steeds op de bres gestaan voor hun scholen? Ik meen te hebben duidelijk gemaakt waarom zij dit steeds gedaan hebben en waarom zij dit zullen blijven doen, ten koste van alles. De tweede vraag was: waarom voerden zij de laatste campagne voor hun scholen juist op die tijd, d.w.z. gedurende de laatste drie of vier maanden die aan de algemene verkiezingen van 24 Februari 1950 voorafgingen? Deze laatste vraag wordt het best beantwoord door twee feiten naar voren te brengen. In hun schrijven Ad Clerum van 25 Juni 1949, verschenen bij Catholic Social Guild onder de titel the Future of the Catholic Schools, wezen de Bisschoppen van Engeland en Wales er op, dat er een enorme stijging in de na-oorlogse bouwkosten had plaats gehad. Dit, zo voegden zij er bij, had met andere oorzaken, in het schrijven opgesomd, ten gevolge gehad, dat de oorspronkelijke ministeriele begroting van de lasten op de katholieke scholen van 10 millioen pond was gestegen tot 50 à 60 millioen pond. Dientengevolge vroegen de Bisschoppen in hun Verklaring om twee zaken - ten eerste, een Machtigingswet gedurende de zittingsduur van het volgende (dus het nu zittende) Parlement, om de Engelse Katholieken te ontheffen van de financiele lasten hun opgelegd door de bestaande onderwijswetten. Zij vervolgden met te zeggen, ten tweede, dat ze niet zòlang op verlichting der lasten konden wachten, maar dat ze een noodmaatregel voor onmiddellijke verlichting vroegen, welke gebaseerd zou zijn op de nota van 1943 van het Ministerie van Onderwijs, dat de katholieke aansprakelijkheid volgens de Butler-wet stelde op 10 millioen pond. Dit verzoek om onmiddellijke hulp geeft ons een tweede aanwijzing, waarom de katholieke campagne gevoerd werd in de tijd dat dit feitelijk is geschied. Niet alleen waren in 1949 de katholieke lasten opgelopen tot het vijf- of zesvoudige van de begroting in 1943, maar de financiele lasten moesten terstond gedekt worden, ook al zouden in vele, zo niet in de meeste gevallen de feitelijke uitgaven pas behoeven gedaan te worden over tien, twintig, dertig, soms zelfs over veertig jaar. Hoe dit zo kwam, wordt klaar uiteengezet in een van de heldere en weldoordachte strooibiljetten door de Catholic Social Guild uitgegeven, toen de campagne in volle gang was: - 'De reden waarom een eis tot meer financiele steun nu wordt ingediend is, dat, bondig gezegd, het alternatief is: het verlies van katholieke scholen bij honderden. Haast onmiddellijk. 'De wet van 1944 verplichtte plaatselijke onderwijsautoriteiten tot het opstellen van Plannen voor de ontwikkeling van lagere en voortgezet-lagere scholen in hun districten, inclusief katholieke scholen. | |
[pagina 403]
| |
'Wanneer eenmaal deze Ontwikkelingsplannen door de Minister zijn goedgekeurd - en meer dan een derde van het totaal hebben deze goedkeuring reeds ontvangen - krijgen de leiders of bestuurders van katholieke scholen zes maanden, waarin zij een aanvraag kunnen indienen om hulp te krijgen toegewezen of erkennig van een speciale rechtspositie, (d.w.z. een positie welke hun het recht laat hun eigen scholen te blijven beheren). Tegelijk met deze aanvraag moeten de katholieke leiders of bestuurders aan het Ministerie een formulier overleggen, bekend als Formulier 18 Scholen, waaruit blijkt dat zij bij machte zijn hun aandeel te betalen van de uitgaven voor de School, inclusief alle verbouwingen. Dit formulier moet tevens bevestigd worden door de Bisschop van het diocees waarin de school gelegen is. Tenzij deze aanvraag tijdig wordt ingediend en de Minister de geldmiddelen genoemd in Formulier 18 Scholen voldoende acht, wordt de betreffende school overdragen (aan een openbaar, nietkatholiek bestuur) en gaat aldus verloren voor het katholieke volksdeel. Al behoeft misschien het geld voorlopig nog niet te worden betaald, de garantie moet nu gegeven worden. Die beslissing moet nu worden genomen. Dit is dus de reden waarom de Bisschoppen nu hun voorstellen voor een nieuwe regeling lanceren, ten behoeve van onze gezamenlijke scholen in Engeland en Wales'. Juist omdat een derde gedeelte van de ontwikkelingsplannen, die de wet van 1944 eiste, reeds door de Minister waren goedgekeurd, terwijl andere op stapel stonden om die goedkeuring te verwerven, dwong men de Bisschoppen - en dit op een ogenblik dat de begrotingspost op katholiek onderwijs rustend verzesvoudigd was - om onmiddellijke garanties te geven dat zij in staat zouden zijn enorme sommen gelds ter beschikking te stellen voor de schoolbouw op een onzekere datum in een onzekere toekomst. De Bisschoppen stonden voor de keuze ofwel hun scholen prijs te geven ofwel te verklaren dat ze bij machte waren geldsommen te fourneren, die ze wisten dat ze in feite niet konden opbrengen. Zowel het een als het ander was in strijd met hun geweten. Bijgevolg riepen zij de Katholieken op voor een actieve campagne, en dit te meer, daar het hoe langer hoe duidelijker werd dat hun zaak bij geen politieke partij erg veel sympathie genoot. Tegen het einde van October 1949, vlak voordat er schot kwam in de katholieke campagne, werd een verdere verklaring van het Episcopaat, wijzende op het voorbeeld van Schotland als een mogelijk model voor een oplossing in Engeland door de Conservatieve Partij en de Partij van de Arbeid van de hand gewezen. Beide gaven te kennen | |
[pagina 404]
| |
dat ze niet bereid waren enige oplossing van de katholieke moeilijkheden in overweging te nemen, die een verandering in de godsdienstige regeling van de Butler-wet van 1944 met zich zou brengen. De officiele toon, koel-beleefd, uit de hoogte, zelfvoldaan, was dat de Katholieken dankbaar moesten zijn voor wat ze hadden, en zich niet zo vervelend moesten aanstellen, nu het land toch al zoveel moeilijkheden te verwerken had. De Katholieken stelden zich wel vervelend aan. De botte afwijzing, die zij van de twee voornaamste partijen ontvingen, had op hen zowat de uitwerking die Hitlers bombardement van Londen in de zomer van 1940 op hun landgenoten had gehad. Zij vingen de strijd aan met verbeten enthousiasme en koppige vastberadenheid, en verrasten hun landgenoten, en misschien wel zichzelf, door de kunde, kracht en kordaatheid, waarmee ze voor hun scholen vochten. Heel Engeland en Wales door, werden meetings belegd, en strooibiljetten en brochures werden bij duizenden verspreid. Door een gelukkig samentreffen bereikte de campagne zijn hoogtepunt gedurende de drie weken verkiezingsstrijd, die aan de algemene verkiezingen van Februari laatstleden voorafgingen. Vandaar dat de Katholieken deze gelegenheid benutten om de candidaten voor het Parlement van de situatie der Katholieken op de hoogte te brengen, hun in het openbaar vragen te stellen, en hen scherp aan de tand te voelen in particuliere conferenties, waarbij candidaten voor het Parlement representatieve comités van de plaatselijke Katholieken ontvingen. Bij deze gelegenheden was het een heel gewoon iets dat een Parlementslid in spe wat beduusd was een katholiek comité voor zich te zien, waarvan de leden zich op dat ogenblik hadden vrijgeschud van alle partij-verplichtingen, maar vast besloten waren hem scherp te verhoren, hem op de hoogte brengen omtrent de positie der katholieke scholen. Er is niet de minste twijfel dat deze interviews een heel diepe indruk maakten op de candidaten en hun in de kortste keren de overtuiging bijbrachten, dat de Katholieken opkwamen voor een zaak, waarvoor zij bereid waren te vechten tot ze niet meer konden. Voeg bij deze interviews de strooibiljetten-campagne en de stampvolle vergaderingen heel Engeland door, en men zal beseffen dat er geen overdrijving in steekt te zeggen dat een verrassend grote indruk werd gemaakt niet alleen op de toekomstige leden van het Parlement, maar het hele land door. Gedurende de laatste jaren heb ik het woord gevoerd in vele vergaderingen zowel in Engeland als daarbuiten. Ik heb enthousiaste tonelen bijgewoond bij meerdere daarvan. Maar ik herinner er mij slechts één, die het haalde bij het enthousiasme dat oplaaide op de | |
[pagina 405]
| |
bijeenkomsten, gehouden voor het behoud van de katholieke scholen. Ze begonnen met God save the King en eindigden met Faith of our Fathers, het strijdlied van de Engelse Katholieken. In die meetings werd de hulp ingeroepen van de gemartelde voorvaderen van het Engelse Katholicisme, en de Katholieken werden aangewakkerd liever naar de gevangenis te gaan dan hun scholen af te staan. Ze hadden geen aanwakkering nodig. De Katholieken in Engeland stonden achter hun Bisschoppen tot de laatste man. Dit was een crisis die alle Katholieken van Engeland samenbond: dit was een zaak waarvoor zij steeds bereid zijn geweest alles te geven. Het enthousiasme gierde door het land als een prairiebrand. Er valt niet aan te twijfelen, het heeft zijn werk gedaan. Voor de eerste maal in de geschiedenis hebben wij een Parlement, dat het katholieke standpunt in de schoolkwestie kent; een publiek dat meer sympathie voelt voor de katholieke houding dan vroeger ooit het geval is geweest. Geen wonder dus dat de Engelse flair voor compromis bezig is naar een oplossing rond te snuffelen. Op het ogenblik is er geen kans op een revisie van de Butler-wet van 1944, maar het ziet er naar uit dat er voor de Katholieken verlichting zal komen binnen het kader van haar bepalingen. En die verlichting zal waarschijnlijk worden gegeven met sympathie en groot begrijpen. Dit kwam naar voren bij het debat over de begroting van onderwijs dat op 4 Mei in het House of Commons werd gehouden. De heer R.A. Butler drong er bij de Minister van Onderwijs op aan, dat hij een oplossing zou zoeken binnen het kader van de wet van 1944, en de Minister toonde door zijn antwoord dat hij zulk aandringen niet nodig had. De richting waarin men de oplossing wil zoeken wordt vrij duidelijk aangegeven door zijn idee dat de criteria, die overeenkomstig Formulier 18 Scholen zullen worden toegepast op de Verklaring der Kerken betreffende hun beschikbare reserves voor het voldoen hunner onderwijslasten, progressief zullen worden gemitigeerd, afhankelijk van de kwestie of de geëiste bouw en verbouwing van confessionele scholen te wachten is binnen twee jaren, beneden de tien of over de tien jaren. Met andere woorden, hoe verder verwijderd de datum van schoolbouw is, des te minder zwaar zullen de voorwaarden zijn, waarop de scholen hun confessioneel karakter zullen mogen behouden.
Dit is een grote stap vooruit, en de Katholieken zullen dankbaar zijn voor de sympathie, welke deze stap heeft gesuggereerd. De Bisschoppen staan niet meer voor de horens van een grievend dilemma. Het pistool is van hun nek weggenomen. De Katholieken van Engeland | |
[pagina 406]
| |
moeten nog steeds betalen voor de uitoefening van een natuurlijk recht; maar hun Bisschoppen zijn bevrijd van de wrede dreiging van een verwerpelijk alternatief, dat enkele maanden geleden hun enige keus scheen te zijn. Hun onmiddellijke verplichtingen zijn gemitigeerd. Zij hebben tijd om op adem te komen. Ondertussen mogen de Katholieken van Engeland zonder ongepaste aanmatiging hopen dat, met verloop van tijd, groeiende sympathie voor hun zaak met hun eigen tact en vastberadenheid zal samenwerken om hun de volledige inwilliging van hun rechtmatige eisen te verlenen. |
|