| |
| |
| |
De opgravingen onder Sint Pieter
door Dr A.R.A. van Aken
DE stad Rome is een vruchtbaar arbeidsterrein voor de archeologie.
Elk jaar brengt een rijke oogst aan opgravingsberichten en publicaties van nieuwe oudheidkundige vondsten, of de sensatie van nieuwe argumentaties en suggesties, die oude hypothesen omver werpen. Zo is het bv. gebleken, dat het van oudsher als zodanig bekende huis van Livia, op de Palatijn, de woning van Augustus is geweest; en de beroemde triomfboog van Constantijn, aan iedere Rome-bezoeker bekend, schijnt in feite weinig of niets met deze grote keizer te maken te hebben. Nog kort geleden heeft men op de Palatijn uiterst belangrijke ontdekkingen gedaan: men vond er de sporen van de allereerste bewoners van Rome, die zich hier tussen de 9e en de 7e eeuw vóór Christus hebben gevestigd.
Tot de meest sensationele en indrukwekkende Romeinse opgravingen van de laatste tijd echter, behoren die onder de Grotten van Sint Pieter. Een tiental jaren reeds wordt daar gegraven, onder leiding van Monseigneur Ludovicus Kaas, Economo van de 'Rev. Fabbrica di S. Pietro', de dienst die zorg draagt voor het onderhoud van de Sint Pieter. Mgr Kaas wordt geassisteerd door een commissie van architecten en archeologen, waarvan o.a. deel uitmaken de professoren Iosi, Giovannoni en Nicolosi en de Jezuïetenpaters Kirschbaum en Ferrua.
De officiële publicaties van de opgravingsresultaten verwacht men nog dit jaar. Een beperkt aantal artikelen echter, is reeds in vakbladen en tijdschriften verschenen. Veel is er ook uit de tweede hand geschreven, vooral in de dagbladpers, doch vaak met tal van onnauwkeurigheden en foutieve veronderstellingen. Wij hebben ons verslag voornamelijk gebaseerd op de bibliografie die aan het slot van dit artikel wordt gegeven. De kaartjes zijn met vriendelijke toestemming van R.P. Ferrua, uit diens publicaties overgenomen.
Vrijwel alle oude kerken van Rome, hebben in de loop der eeuwen sterke veranderingen ondergaan. In veel gevallen is hun oude plattegrond in het huidige gebouw nauwelijks terug te vinden. De oude basiliek echter, die keizer Constantijn boven het graf van Sint Petrus liet oprichten, en die door Paus Sylvester in 326 werd geconsacreerd, heeft haar oude vorm twaalf eeuwen lang behouden. Eerst in de 16e
| |
| |
eeuw is het bouwwerk zodanig in verval geraakt, dat men het nodig achtte een nieuwe kerk te ontwerpen. En als op 18 April 1506 door Paus Julius II de eerste steen wordt gelegd, heeft de 'meester-sloper' Bramante reeds het eerste hoofdstuk geschreven van de bouwgeschiedenis van de nieuwe Sint Pieter; 120 jaar later, op de 1300e verjaardag van de consecratie van Constantijn's basilica, wordt door Paus Urbanus VIII de nieuwe kerk ingewijd.
Sterker contrast dan tussen de strakke eenvoud van de oude basiliek, zoals wij die kennen uit een bewaard gebleven wandschildering, en het imposante meesterwerk der Hoog-Renaissance, is wel niet denkbaar. Maar in enkele opzichten heeft men bij de herbouw met zorg de continuïteit bewaard: de nieuwe kerk moest dezelfde oriëntatie behouden, de tombe van Sint Petrus bleef onaangetast, en het hoofdaltaar zou ook in de toekomst boven het graf blijven.
Het paviment der nieuwe basiliek nu, ligt ongeveer 3 meter boven dat van de oude. De tussenruimte werd opgevuld met puin van de oude kerk, maar de directe omgeving van de Confessio bleef met opzet gespaard. Op deze wijze ontstonden wat wij nu noemen de 'grotte Vaticane', tot voor kort tamelijk lage en vochtige ruimten, waar zich de graven bevinden van vele Pausen en Vorsten, o.a. van allen wier monument zich in de bovenkerk bevindt.
De Nieuwe Grotten noemt men de hoefijzervormige corridor met aangrenzende kapellen, die zich rond de Confessio bevindt; meer in de richting van het middenschip der basiliek liggen de Oude Grotten, een ongeveer rechthoekige ruimte, die door zware pilaren in drie schepen wordt verdeeld (zie kaart 1).
Reeds meerdere malen werden er plannen gemaakt om verbetering te brengen in de toestand van deze crypten, die een te kleine, rommelige omgeving vormden voor de gewijde graven en de kunstschatten die zij herbergen. Nadat o.a. Paus Benedictus XV reeds enige verbetering had aangebracht, is men eerst op last van Paus Pius XII in 1940 begonnen met een systematische en radicale oplossing. Men wilde de ruimte uitbreiden, de bodem der Grotten verlagen, en vele graftomben, met name die van Paus Pius XI, hergroeperen.
Bij het onderzoeken der wanden, werd hierachter slechts op een enkele plaats ruimte aangetroffen, en wel aan de Noordzijde, waar een groot vertrek (kaart 1: Y) werd ontdekt. Gedurende het verlagen van de bodem der Grotten, deed men echter al spoedig meer belangrijke ontdekkingen. Men stuitte op de funderingen der oude basiliek van Constantijn. Zowel stukken van de absis-fundering als van het transept en de lengte-muren werden gevonden; daardoor werd het mogelijk een
| |
| |
beeld van de Constantijn-basiliek te reconstrueren (zie kaart 2). Uit literaire bronnen (o.a. de beschrijving van Paulinus van Nola), inscripties, enkele oude afbeeldingen, zuilenresten en gespaarde sculpturen, was de oude Sint Pieter ons tamelijk goed bekend. Maar oneindig veel belangrijker zijn uiteraard deze laatste ontdekkingen, waardoor men in staat is de plattegrond te reconstrueren aan de hand van het bouwwerk zelf.
Het muurwerk dat men vond, is gemetseld in de z.g. listatum-constructie, waarbij lagen baksteen regelmatig worden afgewisseld met een laag natuursteen-blokken (bv. op de bijgaande foto, links boven). Deze constructie is typerend voor de Romeinse architectuur in de latere eeuwen van het Imperium.
Ook gedeelten van het paviment der oude kerk zijn gevonden, speciaal in de Z.O.-hoek der Oude Grotten (kaart 1: A). Overigens vond men op dit niveau een ware necropolis, van een geheel christelijk karakter. Voorname sarcophagen en meer eenvoudige tomben werden in grote getale aangetroffen. Dit kerkhof dateert uit de periode toen met de bouw van de basiliek werd begonnen: de 4e eeuw. Onder en boven het paviment van de Constantijn-basilica werd toen deze christelijke begraafplaats aangelegd.
Men heeft vervolgens de muren van de oude basiliek (kaart 2: W, X, Y, Z) nauwkeuriger onderzocht, en daarbij kwam men tot merkwaardige ontdekkingen. Het gold nl. als een vrijwel vaststaand feit, dat Constantijn zijn basiliek heeft gebouwd op de resten van het Circus van Nero. Immers in dit Circus - en niet in het Colosseum, dat vaak in dit verband wordt genoemd - hebben talloze Christen-martelaren, en ook Sint Petrus, de dood gevonden. De muren van dit Circus zouden volgens de traditie, gediend hebben als fundament voor Constantijn's basilica. Men heeft nu de muur X (kaart 2) geheel ontgraven, tot op de maagdelijke bodem van de Vaticaanse heuvel; zij bleek geheel uit 4de eeuws metselwerk te bestaan, en niet te steunen op funderingen uit Nero's tijd. Ook elders onder de Grotten heeft men tot nog toe, geen spoor van het Circus Neronis gevonden, ofschoon het vaststaat dat dit monument in de onmiddellijke omgeving van Sint Pieter is gelegen, evenals het zeker is dat de obelisk op het Pietersplein uit dit Circus afkomstig is.
Een tweede verrassing, was het feit dat de substructies van Constantijn's kerk ongeveer 7 meter hoog waren, en dat derhalve zijn basiliek op een enorm plateau lag, dat ongeveer 7 meter boven de natuurlijke helling van de Vaticanus uitstak. Bovendien werden in dit plateau geen ondergrondse crypten uitgespaard, integendeel, de gehele
| |
| |
reusachtige ruimte tussen de natuurlijke bodem en het paviment van de basiliek was opgevuld met aarde.
De oplossing van deze vreemde situatie werd door verdere onderzoekingen aan het licht gebracht. Men vond nl. onder het middenschip van de basiliek, twee series heidense mausolea uit de le en 2e eeuw na Christus. De mausolea zijn uitstekend bewaard gebleven. De oude Sint Pieter staat dus boven op een heidense necropolis, waarin zich blijkbaar Sint Petrus' graf bevindt.
Deze mausolea liggen in twee rijen in de richting Oost-West tegen de Vaticaanse heuvel op (kaart 2 en 3: A-J en L-H). De Vaticanus vertoont in deze richting slechts een geringe helling; de huidige pelgrim bemerkt dit nog enigszins als hij langs de Via della Conciliazione de Sint Pieter nadert. Veel sterker echter is de helling van de Vaticanus in de richting Zuid-Noord. Het Vaticaanse paleis en de musea liggen aanmerkelijk hoger dan plein en kerk.
De Noordelijke rij mausolea, dus: A-J, ligt hoger dan de Zuidelijke: L-H. Beide series echter hebben hun ingangen aan de Zuid-kant. Een smalle weg loopt tussen beide rijen door, en ook de Zuidelijke mausolea kon men vanaf een weg betreden. De muur X echter (kaart 2), bevindt zich op de plaats waar de Zuidelijke toegangsweg is geweest. In de Noordelijke rij, hebben verscheidene mausolea kleine trappen die naar boven leiden, waar iets hoger tegen de Vaticanus op, een tweede toegang was (kaart 3: B, E, F, G). R.P. Kirschbaum veronderstelt dat deze trappen uitkwamen op de bekende Via Cornelia die, naar de traditie zegt, zich eveneens onder Sint Pieter moet bevinden. Tot op heden is de situatie van deze weg nog niet geheel duidelijk, vast staat echter dat de aloude veronderstelling, dat de Via Cornelia zich in de lengte-as van Sint Pieter bevindt, onjuist is.
Bij de mausolea B en D (kaart 3), is de Zuidelijke toegang later dichtgemetseld. Beide grafkamers, (D is nog niet geheel ontgraven) hebben nog een tweede toegang naar het Noorden. Hieruit zou men kunnen concluderen, dat blijkbaar de weg die zich tussen de beide rijen mausolea bevindt, minder belangrijk is. Ze is overigens ook zeer smal en onaanzienlijk. De hoofdweg - naar Kirschbaum's mening de Via Cornelia - is dus blijkbaar aan de Noordzijde gelegen.
De vorm van de mausolea komt geheel overeen, met die op andere Romeinse begraafplaatsen, bv. van Isola Sacra nabij de oude havenstad Ostia. Het zijn kleine, rechthoekige vertrekken, met gewelfd plafond en met aan de straatkant een façade als van een miniatuur-huis. Doch de ornamentatie is hier veel rijker dan bij de normale woning het geval was. De gevels zijn gedecoreerd met stucwerk en terra-cotta, met
| |
| |
kroonlijsten en attici; zij hebben fraai versierde, spieetvormige vensteropeningen en lage toegangsdeuren. Het interieur vertoont wandschilderingen van guirlandes, bloemmotieven, vogels en mythologische figuren.
De Zuidelijke rij monumenten is waarschijnlijk uit het eind van de le, of het begin van de 2e eeuw, de Noordelijke rij is uit iets latere tijd. De datering kon vrij nauwkeurig geschieden aan de hand van de decoraties en de vele gevonden inscripties. Oorspronkelijk zijn deze grafkamers louter zg. columbaria geweest, d.w.z. zij waren berekend op crematie, en voorzien van kleine nissen voor het plaatsen van de urnen. In later tijd zijn er sarcophagen bijgeplaatst.
De 3e eeuw is een bloeiperiode in de sarcophaagkunst, en vele in de mausolea gevonden specimina dateren uit deze tijd, en zijn van een bijzondere schoonheid. Gewoonlijk vertonen hun sculpturen voorstellingen, die betrekking hebben op de cultus van Dionysus.
Het op bijgaande foto afgebeelde interieur, is dat van het mausoleum H uit de Zuidelijke serie (kaart 3). De lengte zowel als de breedte van het vertrek, bedragen ongeveer 4½ meter, terwijl het op een diepte van 6½ meter onder het paviment van de Grotten ligt. Het muurwerk is de bekende afwisseling van baksteen en blokken tufsteen: de listatum-constructie. De wanddecoraties zijn in dit mausoleum van bijzondere aard: een Egyptische godheid is hier drie maal afgebeeld in felle kleuren op een rode achtergrond. Het schijnt dat de eigenaars van dit monument aanhangers zijn geweest van een Egyptische cultus. Overigens treft men, bij wijze van uitzondering, in dit vertrek geen urnen aan; slechts inhumatie is hier toegepast.
Tegen het einde van de 2e eeuw is het monument in andere handen gekomen. Er werd een tweetal sarcophagen bijgezet met zeer fraaie en levendige sculpturen; het uitgebeelde onderwerp betreft weer de Dionysus-dienst. Een van de beide sarcophagen is op bijgaande foto afgebeeld. Op het deksel ziet men aan de rechterkant een offerplechtigheid, terwijl links een wilde Bacchische dans wordt uitgevoerd. Op de kist zelf wordt de triomf van Dionysus uitgebeeld. De Wijngod komt van links aangereden op een wagen, getrokken door Centauren. Een bont gezelschap maenaden en bacchanten gaat de wagen vooraf; rechts op de voorgrond, ziet men in rustende houding Ariadne, Dionysus' bruid.
Omstreeks 200 tenslotte, werd een Christin in ditzelfde mausoleum bijgezet, in een zeer eenvoudige sarcophaag. Uit de inscriptie en het palmmotief in de decoratie, kan men met zekerheid concluderen dat hier sprake is van een Christelijk graf. Ook in andere mausolea werden enkele Christelijke graven gevonden. Zo werden dus blijkbaar vóór de
| |
| |
tijd van Constantijn, in deze heidense necropolis ook Christenen bijgezet.
Men had reeds eerder sporen ontdekt van deze oude heidense begraafplaats onder Sint Pieter: bij het plaatsen van Bernini's baldakijn boven de Confessio, werden er reeds sporen van oude mausolea gevonden (kaart 2: O en N), en ook op het Pietersplein trof men in de 16e eeuw iets dergelijks aan (kaart 2: Q). Men is toen echter niet verder op deze vondsten in gegaan. Deze vroeger ontdekte resten echter, liggen in het verlengde van de nu gevonden rijen mausolea.
Het blijkt dus, dat zich in de le en 2e eeuw na Christus een heidense begraafplaats bevond op de glooiing van de Vaticanus, waarschijnlijk langs de oude Via Cornelia; het was immers gebruikelijk de doden te begraven buiten de stad, langs de wegen. Men denke slechts aan de Via Appia.
Het ligt voor de hand, dat ook de Prins der Apostelen na zijn marteldood in het Circus Neronis, in de onmiddellijke nabijheid ervan, in de toen reeds aanwezige necropolis, zijn rustplaats vond. De plaats van Petrus' graf was de eerste eeuwen na zijn dood met zekerheid bekend: getuige o.a. de beroemde uitspraak van Gaius (omstreeks 200): 'Ego autem Apostolorum tropaea possum ostendere'. Keizer Constantijn nu, heeft zijn basilica willen bouwen boven Petrus' graf, zoals hij dat ook deed boven dat van Sint Paulus, en boven het Heilig Graf te Jerusalem. Blijkbaar was hij overtuigd van de aanwezigheid van Gaius' 'tropaeum', in de necropolis op de Vaticaanse heuvel. Geen moeite is hem daarom teveel geweest om op deze, wel bijzonder lastige plaats, zijn basilica te bouwen. Halverwege de heuvel, boven op een begraafplaats, die minstens tot op de hoogte van Petrus' graf gespaard moest worden, bracht hij zijn plan ten uitvoer. De necropolis diende grotendeels opgevuld te worden, en geweldige bastions moesten worden gemetseld tot op een hoogte van 7 meter van de heuvelflank, om aldus tot een plateau te komen dat voor zijn bouwwerk een geschikte basis vormde. Aldus ontstond een fundering die de oude Sint Pieter ruim duizend jaar lang heeft kunnen dragen.
Door wettelijke bepalingen werd Constantijn verhinderd een eenvoudiger weg te kiezen en, wat voor de hand zou liggen, het lichaam van Petrus over te brengen naar een meer geschikte plaats. Hij kon zijn plan slechts verwezenlijken door in deze abnormaal moeilijke omgeving zijn basiliek te bouwen.
Het is overduidelijk dat de Keizer zich nimmer dergelijke uitzonderlijke moeiten had getroost, als hij niet volkomen zeker was geweest van de aanwezigheid van het graf van Sint Petrus op de plaats onder de
| |
| |
huidige Confessio. Want men bedenke, dat de Christengemeenten in de 2e eeuw reeds eigen begraafplaatsen bezaten. Als het Constantijn's bedoeling was geweest, om slechts een vaag gerucht te localiseren, dan zou hij stellig zijn kerk boven een Christelijk kerkhof hebben opgericht, op een terrein dat meer voor het doel geëigend was, dan deze lastige helling van de Vaticanus.
Met dit alles is de raadselachtige afwezigheid van het Circus Neronis en van de Via Cornelia nog niet tot klaarheid gebracht. Wellicht zullen verdere onderzoekingen de hypothese van Kirschbaum bewijzen, die de Via Cornelia aan de Noordzijde van de mausolea plaatst.
Van zeer groot belang voor de kwestie van het Circus, is tenslotte de vondst in het mausoleum van Popilius Heracla (kaart 3 nabij A), op wiens graf bij wijze van testament staat te lezen, dat hij wenst begraven te worden: 'In Vaticano ad Circum'. Het Circus Neronis bevindt zich dus werkelijk in de onmiddellijke nabijheid van dit mausoleum. Kirschbaum vermoedt de aanwezigheid van het Circus in Oostelijke richting, waar zich ook de obelisk bevindt. Het opgravingswerk stuit daar echter, zoals begrijpelijk, op bijzonder grote moeilijkheden.
Zuidelijk van de mausolea L-H werden geen monumenten meer gevonden. De necropolis heeft zich blijkbaar niet verder in deze richting uitgestrekt, en ook van het Circus werd in deze omgeving geen spoor gevonden. Waarschijnlijk is deze sector van de heuvel particulier terrein geweest. Hierbij wordt wel gedacht aan de tuinen van Agrippina, waarvan men weet dat ze zich in dit gebied hebben bevonden.
De schaarse publicaties, die tot nog toe over de opgravingen onder Sint Pieter zijn verschenen, en waarop dit korte verslag is gebaseerd, handelen alle over de vondsten in de zóne van de Oude Grotten. In hoeverre de werkzaamheden in de onmiddellijke omgeving van de Confessio zijn gevorderd, is nog niet bekend gemaakt. De eerste officiële verslagen verwacht men stellig in de loop van dit Heilig Jaar.
In een radio-rede van 13 Mei 1942 echter, heeft de Heilige Vader persoonlijk in een enkel punt - en wel het belangrijkste - opheldering gegeven: het 'tropaeum' waarover Gaius spreekt, heeft men inderdaad gevonden. En in Januari 1949 verklaarde de Heilige Vader bij een toespraak opnieuw: 'Het graf van Sint Petrus, was en is onder de reusachtige koepel van de Sint Pieter'. Op schitterende wijze blijkt aldus de oude traditie, dat Petrus' graf zich onder de Confessio bevindt, door de jongste opgravingen bevestigd te zijn.
| |
| |
| |
Bibliografie
A. Ferrua S.J.: Nelle grotte di S. Pietro; La civiltà cattolica vol. III p. 358 v. en 424 v. (1941) |
A. Ferrua S.J.: Nuove scoperte sotto S. Pietro; La civiltà cattolica vol. IV p. 73 v. en 228 v. (1942) |
A. Ferrua S.J.: Lavori e scoperte nelle grotte di San Pietro; Bullettino della commissione archeologica del Governatoro di Roma XIII (1942) p. 95 v. |
C. Cecchelli: Alla scoperta del sepolcro di S. Pietro; Capitolium XVII (1942) p. 173 v. |
E. Josi: Gli scavi nelle sacre Grotte Vaticane; Il Vaticano nel 1944 p. 188 v. |
G. Nicolosi: Questioni nuove intorno alla basilica constantiniana in Vaticano; Il Vaticano nel 1944 p. 201 v. |
E. Josi: Le sacre Grotte; Vaticano (per cura di G. Fallani) Firenze 1946 p. 23 v. |
E. Kirschbaum S.J.: Gli scavi sotto la Basilica di S. Pietro; Gregorianum XXIX (1948) p. 544 v. |
Verder artikelen in:
Rivista di archeologia cristiana XIX (1942) p. 5 v. van Mons. Respighi |
Rivista di archeologia cristiana XXI (1945) p. 249 v. van Prof. de Bruyne |
Scienza e tecnica 1947, p. 20 v. van Prof. Nicolosi |
Recherches de science religieuse XXXIV (1947) p. 385 v. van N. Boulet |
Foto-reportage en kort artikel van Mgr Kaas in 'Life' van 10 April 1950 |
en korte mededelingen in de Archäologischer Anzeiger 1941 p. 524 van Fuhrmann en 1942 p. 329 van Homann-Wedeking |
Kaart 1
PLATTEGROND VAN DE GROTTEN
P: toegangstrappen; Y: nieuw ontdekt vertrek; A: vindplaats van het oude paviment (naar Ferrua)
| |
| |
INTERIEUR VAN HET MAUSOLEUM H.
(photo 'de Volkskrant')
| |
| |
Kaart 2
OMTREK VAN OUDE EN NIEUWE SINT PIETER
M: Confessio; P: Kathedra-altaar; W, X, Y, Z: ontgraven muurgedeelten; A-J en L-H: onlangs
ontgraven mausolea; O, N, Q: vroeger ontgraven mausolea. (naar Ferrua)
| |
| |
Kaart 3
PLATTEGROND DER MAUSOLEA (naar Ferrua)
|
|