| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
DE politiek der geallieerden ten opzichte van de West-Duitse Republiek kan men allesbehalve doortastend noemen. Toen de ontmanteling van de Hermann-Göringwerke aanleiding gaf tot relletjes werd de afbraak in nadere overweging genomen. Het zou logisch zijn door een herbewapening van West-Duitsland toe te staan, dit land in te schakelen in de verdediging van West-Europa. Churchill wees in het Lagerhuis op de indrukwekkende massa van de legers van de Sovjet-unie en haar bondgenoten in Oost-Europa, die 'als een reusachtige wolk de horizon van het Duitse volk verduistert'. De Europese grenzen kunnen niet op afdoende wijze worden verdedigd, indien West-Duitsland wordt uitgesloten zijn aandeel aan deze verdediging bij te dragen. Ook Adenauer heeft zich uitgesproken voor een versterking van Europa tegen een mogelijke Russische aanval. Hij vond het niet waarschijnlijk, dat Amerika voor de bevrijding van Europa zou vechten, indien dit eenmaal door de Sovjet-unie bezet zou zijn. Dat de Kanselier tevens op andere voordelen voor zijn Republiek uit is, kan een kind begrijpen. Hij heeft er, gerugsteund door alle partijen en niet het minst door zijn vijand, de socialist Schumacher, alles op gezet om de overeenkomst tussen Frankrijk en het Saargebied ongedaan te maken. Deze overeenkomst zal 50 jaar duren, indien bij het vredesverdrag de Saar de mijnen, thans door de Franse regering als eigendom van dit gebied erkend, onder voorwaarde, dat zij door Frankrijk geëxploiteerd worden, zal behouden. Tegen dit accoord, waarin Bonn de eerste stap ziet tot annexatie van het gehele Saargebied bij Frankrijk, heeft Adenauer een beroep op Londen en Washington gedaan. Doch zonder succes. Op een hem gestelde vraag antwoordde hij: 'Het is duidelijk dat we iets zullen doen, doch we moeten ons er nog op bezinnen wat we zullen doen'. Na enkele dagen van bezinning stelde de West-Duitse federale regering voor, dat
een internationaal gezagsorgaan, overeenkomend met dat van het Roergebied, zou worden opgericht en dat desnoods een plebisciet de zaak definitief zou beslissen. Deze gedachte vermocht niet enige gunstige reactie uit te lokken.
Plotseling kwam Adenauer, die eerst gedreigd had, dat de medewerking aan de Europese eenheid van Straatsburg, gevaar kon lopen, met een verbazingwekkend voorstel, dat herinnerde aan hetgeen Churchill in de wanhopige dagen van Juni 1940 aan Frankrijk had voorgelegd. In een interview opperde de kanselier de gedachte van een volledige Unie tussen beide landen met een gemeenschappelijk parlement. Het aantal vertegenwoordigers in dat gemeenschappelijk parlement zou, ofschoon Duitsland 25 millioen inwoners méér heeft dan Frankrijk, voor elk land gelijk zijn. De overige West-Europese landen zouden zich zonder bezwaar bij deze Unie kunnen aansluiten en zo zou Straatsburg zijn einddoel kunnen bereiken. Het voorstel moest tevens
| |
| |
als bewijs gelden voor de vastberadenheid der toenaderingspolitiek van Duitse zijde.
Het duurde enige tijd voor Europa van dit verrassend idee was bekomen. Langzamerhand kwamen de tongen los en in de betrokken landen en' ook elders gingen stemmen op om althans de mogelijkheid van dit initiatief te aanvaarden. Van niet gering belang was het oordeel door Generaal de Gaulle uitgesproken: 'Ik heb in hetgeen deze goede Duitser zegt een soort echo van de noodkreet van Europa gehoord. Van de toekomst der Frans-Duitse betrekkingen hangt het lot van Europa af. Ten opzichte van het Frans-Duitse probleem, dat ik van kapitale betekenis voor Europa acht, kan de Saarkwestie geen formidabele waarborg, echter wel zeer nuttig zijn. Als we niet^meer tegenover Duitsland komen te staan, bestaat er geen Saarkwestie'. De Gaulle bracht verder in herinnering, dat Attila door de verenigde legers van Franken, Romeinen en Germanen was teruggedreven en deze eenheid wordt door de sovjet-bedreiging nog dringender gemaakt. Bemoedigd door deze taal reageerde Adenauer met de woorden, dat een Unie automatisch het Saarprobleem zou oplossen. Hij was bereid om, zonder vooraf enige voorwaarde te stellen, rechtstreeks met de Franse ministers over de verwezenlijking van zulk een Unie te beraadslagen.
Zit in deze toenadering tussen voornoemde Europese landen enig perspectief, een verbetering der betrekkingen tussen de U.S. en de U.S.S.R. is alleen mogelijk, als de Sovjet zich zelf niet meer zou zijn. Dat Stalin voor een deel zijn werk op de schouders van Molotof heeft afgewenteld, zal in de politiek van Moskou geen wijziging brengen. Dat er Amerikanen zijn, als MacMahon, die menen, dat een ontmoeting te Moskou van Truman en Stalin uitkomst zou brengen of wat een nog grotere naïeveling voorgesteld heeft nl. een telefoongesprek tussen beide leiders, bewijst hoe weinig zelfs de kopstukken van de Amerikaanse senaat feeling hebben voor internationale problemen. In hoeverre Moskou zijn voelhorens uitgestoken heeft om tot een papieren vergelijk met de V. St. te komen, kan de buitenwereld niet beoordelen. Maar Dean Acheson, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, die de bekwaamheid zijner onmiddellijke voorgangers zonder twijfel overtreft, heeft te Berkeley (in Californië) de voorwaarden blootgelegd, die vervuld moeten zijn, alvorens van ernstige onderhandelingen sprake kan zijn. Het waren er zeven. Kort samengevat komen zij hierop neer: Het Kremlin moet mede vrede sluiten met Duitsland, Japan en Oostenrijk; het moet door de UNO-commissie de spanningen in Noord-Korea laten af nemen; het moet de Japanse krijgsgevangenen eindelijk laten repatriëren; het moet zich onthouden van inmenging in de pas onafhankelijk geworden landen in Azië; het moet zijn strijdkrachten terugtrekken uit de satellietstaten in Europa; het moet er mee ophouden de vijfde colonnes in de verschillende landen te steunen. Tenslotte moet Moskou niet langer het Russische volk een verdraaid beeld voorstellen van de wereld buiten haar grenzen. Acheson achtte het weinig waarschijnlijk, dat Rusland deze omzwaai zou maken, tenzij het hiertoe gedwongen zou worden door de toenemende kracht van het
| |
| |
westen. Daaronder verstond hij het scheppen van die economische, politieke, maatschappelijke en psychologische toestanden, welke vertrouwen geven in de democratische levenstrant.
Acheson liet onaangeroerd wat er in de satellietlanden aan onrecht gebeurt. In Polen viel het besluit, dat alle grondbezit van de katholieke Kerk, groter dan 125 ha, geseculariseerd wordt. Uit de baten daarvan zullen uitkeringen geschieden o.a. aan 'verdienstelijke priesters'. In Hongarije werden de Amerikanen Vogeler en de Engelsman Sanders, beschuldigd van spionnage, verraad en sabotage, veroordeeld. Hetzelfde lot onderging in Praag de Nederlander, J.A. Louwers, die, na 'bekentenis', 15 jaar dwangarbeid kreeg. Bovendien werden drie andere Nederlanders, aan het gezantschap verbonden, de heren van der Gaag, kolonel Hasselman en de kanselier, Th. Lochmann uitgewezen. Op het protest van de Nederlandse regering werd geen acht geslagen.
Feller nog van karakter is de vervolging van de katholieke Kerk. Haar hiërarchie kan en wil niet erkennen, dat de staat het recht zou hebben de priesters te benoemen. Niettegenstaande alle bedreigingen van Cepicka, hoofd van het zg. 'bureau voor kerkelijke zaken', handhaaft het episcopaat onwrikbaar dit standpunt. 'Zij zullen', aldus de uitgewezen vertegenwoordiger van de H. Stoel, Mgr. de Liva, 'het martelaarschap verkiezen boven het toegeven aan de onrechtvaardige eisen van de regering'. Meer dan 300 priesters, getrouw aan hun leiders, bevinden zich in gevangenschap.
Pijnlijk steekt daarbij af de houding van niet-katholieke kerkelijke leiders, die ten overstaan van de premier Zapotocky, de eed van trouw, door de zg. kerkwet vereist, hebben afgelegd. Nochtans is de Tsjechoslowaakse regering, van Marxistisch standpunt bezien, niet geheel vrij van westerse vlekken. Want de minister van buitenlandse zaken, Clementis, geprest om zijn ontslag te vragen, heeft dit 'verzoek' zonder talmen ingewilligd gekregen. Sommigen verwachten, dat Gottwald zelf ook spoedig aan de beurt zal zijn. Waar de communisten het heft niet in handen hebben, zaaien zij, liefst als 'vredesapostelen', onrust en verwarring. Onder voorwendsel, dat de aanvoer van Amerikaans wapentuig, ter verdediging tegen een agressie van de Sovjet, een imperialistische overval bedoelt op het pacifieke Moskou, hitsten zij, waar zij konden, de arbeiders op tot staking, met name in Frankrijk. Dit valt hun des te makkelijker, omdat, ook volgens een verklaring van het Franse episcopaat, de lonen te laag zijn. Minister-president Bidault heeft dan ook in een radio-rede aangekondigd, dat de loonsverhoudingen verbeterd zouden worden. Tegelijkertijd kwam hij in het parlement met een anti-sabotagewet, waartegen de communisten zich met hand en tand hebben verzet. Hun obstructie beperkte zich niet tot het houden van eindeloze redevoeringen, maar, het wachtwoord van Moskou opvolgend, maakten zij tot tweemaal toe, evenals in Italië en zelfs in onze eigen Tweede Kamer, de Wetgevende Kamer tot een slagveld. Daarbij uit het oog verliezend, dat zij, als 'vredesapostelen', een voorbeeld dienden te geven. De tweede maal ging het er zo heftig toe, dat de voorzitter zich genoodzaakt zag 80 man van de republikeinse garde
| |
| |
in het Palais Bourbon te doen binnenrukken om een einde te maken aan het handgemeen. Daarna kon de zitting worden voortgezet en na enkele dagen slaagden de voor dit ogenblik verenigde partijen er in de stemming over de anti-sabotagewet te doen gelukken.
In Italië roeren zich de communisten, met de bedoeling de viering van het H. Jaar in de war te sturen, eveneens geducht. De Gasperi werd in de vertegenwoordiging bedreigd en aangevallen. Toen hij een verbod van politieke vergaderingen, waarmee het drijven der communisten gekeerd moest worden, afkondigde, organiseerde de revolutie-partij een algemene staking, die echter snel verliep. Een voorwerp van grotere zorg was de opstand der boeren in Calabrië. Deze, aan wier levensconditie veel of bijna alles ontbreekt, lieten zich verleiden alvast het grootgrondbezit zich toe te eigenen. De Gasperi heeft verdeling van het grootgrondbezit in uitzicht gesteld. De toepassing van deze maatregel is ingewikkelder dan men zich voorstelt. Waarbij nog komt, dat het lang niet vaststaat of de boeren, wanneer zij een stuk land in eigendom verkregen hebben, in staat zullen zijn er het noodzakelijk levensonderhoud van te trekken. Want de agrarische verhoudingen in Italië zijn van dien aard, dat vruchtbaar en renderend land meer uitzondering dan regel schijnt te zijn.
| |
Nederland
Na een reis van twee en een halve maand in de westelijke hemisfeer, die besloten werd met een hartelijk bezoek aan Mackenzie in Canada en aan Truman in Washington, en na te New-York aan een onbescheiden persverhoor onderworpen te zijn geweest is Prins Bernard oververmoeid in het vaderland teruggekeerd. Hij heeft zich verdienstelijk gemaakt voor ons land. Het waren geen ijdele woorden van dank, die over hem door de minister-president Drees en de vice-president van Schaick werden gesproken. De verenigde zitting der Staten-Generaal namen, nadat de communist Gortzak met de zijnen de bijeenkomst verlaten hadden, met algemene stemmen het wetsvoorstel aan, waarbij de Prins in geval van ontstentenis der Koningin benoemd wordt tot voogd en regent van de minderjarige troonopvolgster.
De in het begin van de maand Maart overleden Mr A.J.M.J. baron van Wijnbergen mag hier niet onvermeld blijven. Het grootste deel van zijn openbaar leven is hij de onvermoeide voorvechter geweest van de vrijheid en de gelijkheid van het katholiek onderwijs. Aan zijn krachtige bemoeiingen is het grotendeels te danken, dat de pacificatie op dit gebied tot stand kwam. Het 'Adel verplicht' was voor hem geen ijdel woord. Hij zocht niet de volksgunst, maar gaf zich aan zijn taak zonder zich om het oordeel der mensen te bekommeren.
Door de gevangenneming van Westerling te Singapore is aan zijn actie een snel einde gekomen. Over de dessous van deze affaire is het licht nog niet opgegaan, zelfs is nog niet bekend of en aan wie, aan Nederland of aan Indonesië, hij zal uitgeleverd worden.
Een andere zorg voor de Indonesische regering is de geldkwestie. Resoluut heeft zij een verkapte devaluatie toegepast en daarna is zij overgegaan tot een geldsanering, waarbij de bankbiljetten door midden
| |
| |
worden gescheurd. De linkerhelft werd voor de helft der nominale waarde tijdelijk wettig betaalmiddel en de rechterhelft geeft eveneens voor de helft recht op een 3% obligatie. De opheffing der deelstaten blijft het voornaamste doel van Djocja, ofschoon in Oost-Indonesië de gewilligheid zich naar deze eis te voegen niet bijster groot is. Met behulp echter van demonstraties en bedreigingen verliezen de federalisten terrein en de tijd zal niet verre zijn, dat het 'Sarikat'-aanhangsel van de R.I. zal verdwijnen.
Einde Maart kwam de eerste Unie-conferentie bijeen, waarheen de ministers Lieftinck en Maarseveen als vertegenwoordigers der Nederlandse regering zich hebben begeven. Tegen alle verwachting in, zal de kwestie Nieuw-Guinea niet onmiddellijk beslist worden, maar is commissoriaal gemaakt. Tijdig heeft de R.I.S. met het buitenland diplomatieke betrekkingen aangeknoopt. Bij het Vaticaan is geaccrediteerd Sukardjo Wirjo Pranoto en te Djakarta is tot internuntius benoemd Mgr G. de Jonghe die als apostolisch Delegaat er reeds eerder is opgetreden.
4-1950
K.J.D.
| |
Belgie
De week die aan de Volksraadpleging is voorafgegaan verliep gunstig voor Z.M. de Koning. Op de 3e Maart sprak de heer Van Cauwelaert, Minister van State en Voorzitter van de Tweede Kamer, voor het N.I.R. een rede uit, die op de aarzelenden een grote indruk maakte. Het doel en de toedracht van de Volksraadpleging bepaalde hij als volgt: 'De volksraadpleging is niet een geheim volksgerecht. Zij heeft niet te beslissen over de vraag of de Koning zijn recht op de troon heeft behouden. Zij is geen plebisciet. Het doel van de volksraadpleging is alleen de Koning en het Parlement zo duidelijk mogelijk voor te lichten over de zienswijze van de bevolking betreffende de wenselijkheid van de terugkeer van de Koning op zijn troon, en deze zienswijze moet worden bepaald door ons verlangen om onze grondwettelijke beginselen en instellingen te handhaven, de onaantastbaarheid van de troon te verzekeren en een rechtvaardigheid te beoefenen, die we ook tegenover de Koning verschuldigd zijn'. Op de 8ste Maart overhandigde de heer J. Pirenne, secretaris der Konings, op een speciaal tot dat doel belegde persconferentie, aan de journalisten een zorgvuldig en behendig uitgewerkte pleitnota, samen met de uitgave van de documenten ter staving. Uitermate verrast, beschikten de heren Spaak en Pierlot niet meer over de nodige tijd, om hun wederantwoord voor te bereiden; noch de radiorede van de eerste, noch het perscommuniqué van de tweede waren ad rem. Bovendien was het de heer Van der Straeten-Waillet, voorzitter van de C.V.P., die de gelegenheid kreeg op de 11de Maart een streep onder de polemiek te trekken; in een laatste radioboodschap bevestigde hij: 'dat men de monarchie niet trouw kan blijven, als men de Koning ontrouw wordt'.
Doorslaggevend was vooral de aankomst van H.K.H. Prinses Josephine-Charlotte, die in België haar kiesplicht kwam vervullen. Het bezoek dat ze op de 11 de Maart aan het graf van haar moeder bracht, was een stilzwijgend doch niettemin duidelijk protest tegen de onfijne
| |
| |
handelwijze van degenen, die de nagedachtenis van Koningin Astrid tegen de getrouwheid aan Z.M. Leopold III poogden uit te spelen.
Voor degenen die het hoofd koel hadden weten te houden in de strijd, was de uitslag van de Volksraadpleging geen verrassing: de Koning behaalde een indrukwekkende meerderheid in de provinciën, zowel Waalse als Vlaamse, waar de Christelijke syndicaten een grote aanhang hebben; in de overige provinciën, waar de rode syndicaten een overwegende invloed uitoefenen, sprak zich slechts een (vrij aanzienlijke) minderheid voor de Koning uit. Brussel is een speciaal geval: hier dient vnl. rekening gehouden met de uitstraling van de Vrije Universiteit - groot hoofdkwartier van de vrijmetselarij en uitgangspunt, reeds onder de bezetting, van de campagne tegen de Koning en met de geniepige propaganda van de zgn. neutrale krant 'Le Soir'. Dank zij de kinderrijke provinciën, behaalde Z.M. Leopold III 57,68% der geldig uitgebrachte stemmen, d.i. 2.931.735 stemmen op 4.932.045, waarvan minstens 750.000 van niet-C.V.P.-kiezers, hetgeen zeer belangrijk is: voortaan zal het immers onmogelijk zijn nog te goeder trouw te beweren, dat Z.M. Leopold III de koning is van de C.V.P. alleen. Van de uitgebrachte commentaren lijkt ons die van de heer Leo Delwaide, C.V.P.-kamerlid voor Antwerpen, althans voor onze lezers, de interessantste. Hetgeen hem het meest heeft getroffen, is 'de duidelijke toetreding van de Vlaamse massa's tot de Belgische gedachte, in de persoon van de Koning belichaamd.... Er is dus een duidelijke evolutie in de nationale richting, en ik wil degenen op hun hoede stellen, die geneigd zouden zijn er geen rekening mede te houden, en die deze verheven vaderlandse gevoelens op een onbehendige manier zouden willen kwetsen' (La Métropole van de 13 III 1950).
Al is de verslagenheid bij de Socialisten merkbaar, toch weigeren ze halsstarrig zich bij de uitspraak van de onbetwistbare meerderheid neer te leggen. De Liberalen, die blijkbaar niet beseffen (willen), dat aldus, behalve aan de grondvesten van de dynastie en de monarchie, thans bovendien nog aan die van de parlementaire democratie wordt geschud, aarzelen tussen het verhoren van de wens hunner kiezers en het gehoorzamen aan de bevelen der Vrijmetselarij. Daarentegen spreken zich de C.V.P.-groepen van Kamer en Senaat krachtdadig uit voor de bijeenroeping van de nationale vergadering en de toepassing van de wet van 19 Juli 1945. De heer Eyskens was intussen reeds naar Pregny vertrokken, waar weldra de voorzitters van Kamer en Senaat, alsook vier Liberale ministers (Liebaert, Rey, Motz en Hoste), ontboden worden. Op de 16de Maart leest de Koning, in aanwezigheid van de heer Eyskens, eerste minister, een verklaring voor aan de voorzitters van de beide kamers: De volkswil is duidelijk tot uiting gekomen.
In deze omstandigheden kan ik niet anders tenzij ter beschikking van de natie blijven (....). Het behoort aan het Parlement de politieke verantwoordelijkheden op zich te nemen. Als orgaan van de nationale souvereiniteit heeft het tot plicht - op grond van de bevoegdheid welke het door de wet van 19 Juli 1945 werd verleend - zonder verder uitstel de huidige crisis op te lossen'.
Bij zijn aankomst te Brussel twee dagen later, laat de heer Eyskens
| |
| |
zich, in aanwezigheid van de pers, de ongelukkige woorden ontvallen, dat de nationale vergadering dient bijeen geroepen, maar dat hiertoe een regering nodig is. Gretig werd die 'maar' opgevangen door de Liberale ministers, die beslisten zich op de 18de Maart uit de regering terug te trekken. Welnu, het is zeer te betwijfelen, of de Liberale ministers hun beslissing ten uitvoer zouden gebracht hebben, indien zij hadden geloofd dat de heer Eyskens besloten was, niettegenstaande hun gebeurlijk heengaan, de regering in stand te houden, om de wet van 19 Juli 1945 toe te passen. De premier was in zijn bewegingsvrijheid dienaangaande geenszins door de regeringsverklaring van 16 Augustus 1949 gehinderd: niets was voorzien voor gebeurtenissen die zich na een eventuele goedkeuring van een wetsvoorstel in verband met de volksraadpleging zouden voordoen; dit blijkt overigens duidelijk uit het communiqué dat op de 18de Maart, na afloop van de kabinetsraad, door de heer P.W. Segers aan de pers werd medegedeeld: 'Daar de regering het niet eens is kunnen worden over de bijeenroeping van de Kamers en dit punt niet in de regeringsverklaring voorkomt, heeft de Eerste-minister besloten de Prins-Regent 'het ontslag van de regering aan te bieden'. Voor een beslister optreden had de heer Eyskens zich overigens op een voorgaand geval kunnen beroepen: in Juli 1945 had het heengaan van de Katholieke ministers de heer Van Acker niet belet, met een gehalveerde ploeg aan te blijven, om de wet te laten goedkeuren waarvan thans toepassing dient gemaakt.
La chance n'a qu'un cheveu.... Sindsdien werd geen vertegenwoordiger meer van de C.V.P. door Mgr de Prins-Regent in de gelegenheid gesteld een nieuwe regering te vormen. Inderdaad kreeg op 19 Maart de heer Eyskens slechts een opdracht van 'informateur'. Op de 21ste Maart dacht hij wel tot formateur gepromoveerd te zullen worden, zoals blijkt uit de verklaring die hij in de C.V.P.-groep van de Tweede Kamer af legde, dat hij ten laatste de volgende dag een regering - desnoods een C.V.P.-regering - zou gevormd hebben; doch op 23 Maart werd zijn taak door Graaf Carton de Wiart overgenomen. Men vraagt zich af, wie deze politieke veteraan op de zonderlinge gedachte heeft gebracht, de Ministers van State bijeen te roepen, buiten de Kroonraad, wel in het Koninklijk Paleis, doch niet onder het voorzitterschap van het Staatshoofd. Welk nut kon zulk een zonderlinge vergadering hebben, die bovendien 18 anti-koningsgezinden op 28 telt? Ze mag niet beslissen, wel raad geven; maar bij voorbaat werd besloten, dat haar raadgevingen geheim zouden gehouden worden! Na die prachtige slag in het water, was op de 24ste Maart ook de opdracht van de heer Carton de Wiart beëindigd.
Op 25 Maart wordt de C.V.P., die reeds meermalen blijk van misnoegen en ongeduld had gegeven, over de ontwikkeling van de crisis bepaald ongerust. De heer Eyskens telefoneert naar het Paleis om zich, ditmaal als formateur, ter beschikking te stellen; hij krijgt geen antwoord, evenmin trouwens als Baron Vander Straeten Waillet, die eveneens heeft aangedrongen, om in audiëntie ontvangen te worden. In de late avond zullen ze allebei vernemen, dat de liberaal Devèze met de vorming van een regering was belast. Vanwege het Staatshoofd
| |
| |
was dit in elk geval een onvoorzichtigheid; het was gewis geen staatsgreep, in tegenstelling met de bewering van de knorrige 'Libre Belgique' van de 26ste Maart, doch ongetwijfeld een inbreuk op de gevestigde traditie: de grote partijen worden voorbij gezien om aan een lid van de minst beduidende de vorming ener regering op te dragen. Het was een dubbele onvoorzichtigheid, zich in de huidige kiese toestand te wenden tot de heer Devèze die, zoals weldra opnieuw blijken zou, niet zonder reden 'folle avoine' (wind-haver) werd bijgenaamd. Door lichtvaardige verklaringen aan de pers en door een dubbelzinnig optreden, deed de heer Devèze al dadelijk twijfel ontstaan omtrent de onpartijdigheid van Mgr de Prins-Regent; op de persconferentie van de 27ste Maart geeft hij immers te verstaan, dat hij een ontbindingsdecreet op zak heeft en aldus in de gelegenheid werd gesteld 'met een stok achter de deur' te onderhandelen; hij zal zich inspannen, zo verklaart hij, opdat 'een regering zou worden gevormd die niet neutraal is, die de debatten van de nationale vergadering kan leiden en desnoods de vertrouwenskwestie kan stellen. Het is naar de vorming van zulk een regering, dat ik met alle te mijner beschikking staande middelen zal streven. Zo ik daarin niet slaag, zal ik de ministers, die mij hun medewerking zullen toezeggen, verzoeken met mij een ontbindingsbesluit te ondertekenen, om de natie het geschil te laten beslechten'. De reactie van de pers was zo heftig, dat zelfs een deel van de Liberale mandatarissen aan hun misnoegen uiting gaven, en bovendien duidelijk lieten horen, dat zij bereid waren aan een eventuele regering van C.V.P.-initiatief steun te verlenen in Kamer en Senaat. Al is zijn chantagepoging deerlijk mislukt, toch zet de heer Devèze zijn onderhandelingen voort, in de hoop wellicht, hetzij ten minste een deel van de C.V.P. tot zijn wazig 'voorstel van nationale
eendracht' over te halen, hetzij misschien Z.M. de Koning tot troonsafstand-uit-ontmoediging te bewegen. De Christelijk-Sociale groepen van Kamer en Senaat zorgden voor de ontnuchtering van de overmoedige formateur. In een motie gedagtekend 28 Maart, verklaarden ze nadrukkelijk: 'Geen enkel kamerlid van de C.V.P. zal ooit deelnemen aan een regering, die niet in haar programma de onmiddellijke bijeenroeping van de verenigde kamers zal opgenomen hebben, opdat deze in staat worde gesteld zich ongehinderd uit te spreken inzake de toepassing van de wet van 1945 en de vaststelling van het einde der onmogelijkheid te regeren'. De Koning van zijn kant beantwoordde de brief waarin de heer Devèze verzocht om ontvangen te worden, met verwijzing naar zijn verklaring van de 16de Maart aan de voorzitters van Kamer en Senaat; dientengevolge weet de heer Devèze thans reeds, dat hij niet de minste kans heeft op een heruitgave van Sankt Wolfgang. We menen dan ook dat hij, na zijn terugkomst uit Pregny, er het bijltje bij neerleggen zal. Dan komt eindelijk de beurt aan een Christelijk-Sociaal formateur, die slechts de bijeenroeping van de verenigde kamers op zijn programma zal kunnen schrijven. Aldus zal niettemin, na een lange en nutteloze omweg, de wil van de meerderheid van de natie in vervulling gaan.
2-4-1950
Th. L.
|
|