Streven. Jaargang 3
(1949-1950)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 152]
| |
Geest en werk van Chopin
| |
[pagina 153]
| |
instrument la langue de l'infini. Il sait résumer en dix lignes, qu'un enfant pourrait jouer, des poèmes d'une élévation immense, des drames d'une énergie sans égale. Il n'a jamais besoin de grands moyens matériels, pour remplir l'âme de terreur, de foi et d'enthousiasme'. In de zomer van het jaar 1830, eindigde Chopin zijn tweede concerto (in e kl. t., op. 11). Hij was reeds een beroemd componist, gevierd door de prinsen en hoge adel van zijn land. Hoe graag hij ook zijn uitzonderlijk talent uitsluitend ten dienste van zijn volk had gesteld, toch was Polen te klein, zowel om zijn genie tot de hoogste kunst te prikkelen, als om de gaven ervan naar waarde te schatten. Met tegenzin besluit hij een studiereis te ondernemen in het buitenland, want des te heviger wordt hij te Warschau teruggehouden, omdat hij in Constanza Gladkowska 'zijn ideaal en ongeluk' meent ontdekt te hebben. Zo mengt zich reeds bij het eerste ontluiken van kunst en liefde, dat voorgevoel - zo karakteristiek voor Chopin - van verlatenheid en ellende. Geheel ontmoedigd schrijft hij aan een jeugdvriend: 'Met de dag krijg ik dwazer gedachten. Ik ben nog steeds hier, en kom er niet toe een datum voor mijn vertrek vast te stellen. Het voorgevoel, dat ik nooit meer mijn tehuis zal terugzien, indien ik Warschau verlaat, blijft me bij. Het is mij alsof ik vaarwel zeg aan mijn vaderland voor eeuwig. Wat moet het droevig zijn elders te sterven dan in het land van zijn geboorte. Hoe hard zal het mij vallen rond mijn sterfbed niet die goede vrienden te zien, maar een onverschillige geneesheer en een betaalde knecht. Geloof me, beste Titus, dikwijls zou ik bij u willen komen om rust te vinden voor mijn beangstigd gemoed. Daar het niet mogelijk is, ga ik dan haastig op straat, doelloos en als verzonken in mijn smart. Met ongestilde hartstocht keer ik terug en zet dromend mijn mijmertocht voort'. Deze brief, geschreven media in vita sua, bevat de inhoud van heel de muziek van Chopin; alle door hem vertolkte motieven vinden we erin terug: het motief van het heimwee om zijn vaderland, het motief van de vriendschap en de liefde, het motief van de eenzaamheid en de dood; alle omweven met een stemming van droefheid, tederheid en droom. Om het karakter van Chopin verder te typeren en tevens aan te tonen hoe zijn persoon en werk, volkomen getuigenis afleggen van elkaar, kunnen de volgende woorden van zijn vriend Legouvé het best dienen: 'Je me trouve vis à vis d'un jeune homme pâle, triste, élégant, ayant un léger accent étranger, des yeux bruns d'une douceur limpide incomparables, des cheveux châtains,... Il y avait entre sa personne, son jeu et ses ouvrages un tel accord qu'on ne peut pas plus les séparer, ce semble, que les divers traits d'un même visage. Le son si particulier | |
[pagina 154]
| |
qu'il tirait du piano ressemblait au regard qui partait de ses yeux; la délicatesse un peu maladive de sa nature s'alliait à la poétique mélancolie de ses nocturnes; et le soin et la recherche de sa toilette faisaient comprendre l'élégance toute mondaine de certaines parties de ses oeuvres; il me faisait l'effet d'un fils naturel de Weber et d'une duchesse'. Het beeld dat deze passage vol literatuur opwekt, is juist, voor zover ze beklemtoont dat het spel en het werk van Chopin als het ware de verpersoonlijking zijn van zijn natuur zelf. De weke ziekelijkheid die Legouvé hier als kenmerk wil aangeven, geldt hoogstens voor een miniem deel van Chopins werk, dat namelijk waarin hij het minst zich zelf is.
Met Liszt kan men het werk van Chopin in drie perioden indelen; en daar inspiratie en belevenis bij hem zo innig samenvallen, quadreren ze ook vrij goed met de drie phasen, of zoals graaf Wodzinski zijn boek betitelde, met de drie romans uit zijn leven, die bovendien ook zeer wel overeenkomen met de drie grote thema's die heel het oeuvre van Chopin omheinen: het heimwee naar zijn vaderland, het onvoldane mondaine salonleven, de strijd tegen eten trage onverbiddelijke doodGa naar voetnoot1). Een eerste periode laat ons de jonge levenslustige Chopin kennen die nog alles te verwachten heeft van het leven, die openstaat voor het schone in mens en natuur, die trilt en meeleeft met de lotgevallen van zijn arm vaderland, die een eerste schroomvolle liefde kent. Al het schone, al de indrukken die deze frisse ontvankelijke ziel beroerden, kregen we uitgedrukt in die eerste, ongekunstelde, maar schitterend schone muziek van de jonge Chopin. Reeds als achtjarig knaapje werd hij gevraagd aan de verschillende hoven. Dan speelde hij, kinderlijk de hoogte inkijkend en improviseerde even spontaan als een vogel zingt. Wanneer dan die grote mensen hun ogen niet konden geloven en dit wonderkind bleven aanstaren, kwam hij overgelukkig zijn moeder vertellen dat iedereen zo zeer zijn mooi kraagje had bewonderd. Dit improvisatorisch karakter is kenmerkend voor het hele werk van Chopin. Niet alleen had hij de gewoonte op zijn concerten een gegeven thema improvisatorisch te ontwikkelen, ook de meeste zijner werken zijn stemmingsbeelden, gedachten die hem spontaan bij het klavierspelen voor de geest kwamen en die hij daarna heel moeizaam trachtte terug te vinden en neer te schrijven. x) Chopin werd geboren in de nabijheid van Warschau in het jaar 1810: hij stierf te Parijs de 17e October 1849. De indeling die we aangeven is natuurlijk zeer ruim op te vatten. De eerste periode gaat ongeveer tot het jaar 1831, de tweede tot 1837/38, de laatste van 1838 tot aan zijn dood. | |
[pagina 155]
| |
Vlug groeide hij op tot een levenslustige komische spotvogel, die er zijn vermaak in vond de anderen te parodieren. Toch wisselt deze geestigheid af met een zekere melancholie, die ongetwijfeld sterk zal toenemen onder de invloed van een slepende ziekte, maar die toch vooral een eigenschap is van het slavische ras: een onbepaald heimwee dat men 'zal' noemt. 'De kenmerken van ons poëtisch gevoel, zegt de Poolse schrijver Wilczynski, zijn ons geheel eigen. Ons land ademt rust en kalmte. Onze geest wordt door geen enkele grens ingesloten, maar in volle vrijheid dwaalt hij door de onmetelijke vlakten; niets weerstaat hem, noch treurende rotsen, noch te helle hemel, noch brandende zon; deze natuur geeft hem geen hevige emoties, noch eist ze hem geheel op. Daarom wendt onze geest zich naar andere regionen en ondervraagt hij de mysteries van het leven. Van daar die ongedwongen poëzie, die voortdurende trek naar het schone, die passievolle drang naar het ideële. De kracht van onze poëzie ligt in haar eenvoud, in haar oprecht gevoel, in haar verheven doelstelling'. Deze beschrijving der Poolse poëzie geldt evenzeer voor de muziek van Chopin; te meer daar de componisten der romantische periode zich bewust onder de invloed stelden der letterkunde. Heel opvallend is het inderdaad, dat de natuur in het werk van Chopin een zo kleine plaats werd toebedeeld. De Balearen met het mooie eiland Mallorca, schijnen geen indruk op hem gemaakt te hebben. Zijn kunstzoeken en schoonheidsemoties zijn hoofdzakelijk introspectief, een ontleden van eigen gevoelens en eigen levensnood. Het nationale gevoel speelt in zijn werk een zeer belangrijke rol; rhythme en melodie ontleende hij aan de volkse motieven die hij gebruikte om zijn nationaal epos op te stellen. Het fierste, het moedigste van deze rhythmen is de polonaise; oorspronkelijk een dans waarmede elk bal geopend werd. Zij wordt gekenmerkt door een sterk dreunende eerste tel die later degenereerde tot een mars en gebruikt werd als plechtige optocht der genodigden bij het begin van een feest. Deze majestatische en massieve pracht geeft Chopin goed weer in zijn Polonaisen en in de vrije, statige variaties die hij er aan toevoegde. Is het mogelijk iets zwierigers iets weidsers te componeren dan 'de heroïsche' Polonaise in as gr. t., op. 53, met haar brillant-solemnele aanvang, statige voortschrijding op de begeleiding der krachtige en vlugge bassen? Geleidelijk neemt het rhythme toe, stijgt met het gloedvolle rollen der oktaven, om uit te klinken in een schetterende fanfare. Bij het componeren dezer Polonaise zag Chopin een stoet van prinsen en helden plechtig zijn kamer binnentreden en werd hij zo door het visioen aangegrepen dat hij heenvluchtte. | |
[pagina 156]
| |
Deze Polonaisen met hun statige thema's en luisterrijke begeleiding hebben nochtans niet op de eerste plaats een decoratief karakter, wel een patriottisch: doorzinderd van een heroïsche gloed, roepen ze op tot de strijd of verhalen de schoonheid en grootheid van het geliefde Polen. Naast opstandige en krijgshaftige als 'de revolutionnaire' in es kl. t., op. 26 nr. 2 of 'de militaire' in a gr. t., op. 40 nr. 1, treft men een zachter rhythme of een innig feestelijk karakter aan: zo de Polonaise in c kl. t., op. 40 nr. 2, met haar teder, zelfs droevig tweede deel, of die in fis kl. t., op. 44, met haar vreedzaam glijdende mazurka. Naast deze meer sierlijke en krachtige werken, schreef Chopin een zestigtal ongekunstelde, bekoorlijke Mazurka's. Het melodisch genie van Chopin, steeds zoekend naar eurhythmische vormen, verleent aan deze knappe, fijn bewerkte stukjes een heel bijzondere waarde. De mazurka is een niet-vlugge dans in driekwartsmaat, met het accent vooral op de tweede, en de eerste dikwijls losgehaakt uit zijn rhythmisch verband. Dit rhythme wist Chopin op tientallen manieren te variëren en hij bracht in deze oude slavische dans de hele droomwereld en poëzie van zijn volk: ze zijn de uitdrukking van de liefde en de smart om het vaderland. 'Musique et paroles, zegt Liszt, reproduisent également cette opposition, d'un héroïque et attrayant effet, entre le plaisir de l'amour et la mélancolie du danger'. De meeste Mazurka's zijn mild en innemend, zelden opgeruimd, meestal zelfs weemoedig; vele zijn echte niet genoeg gewaardeerde juweeltjes. Merkwaardig is de immer variërende harmonische rijkdom, waarin Chopins fijn begaafde ziel zich even edel uitdrukt als in zijn schoonste melodieën. Met het stijgen der jaren wordt de inhoud zelfs dieper en voller aan levenservaring, zodat deze gestyleerde dansen van zijn volk tevens tot de meest persoonlijke getuigenissen behoren die hij ons heeft nagelaten. Men luistere maar eens naar het strenge en diep-persoonlijke accent in de Mazurka's: opus 50 nr. 3 en opus 59 nr. I en 2. De eerste werken van Chopin, geschreven in de klassieke vormen - sonate, rondo, concerto, - zijn pogingen in het traditionele genre dat hij weer vlug terzijde liet. Door Beethoven was de strenge thematische bewerking tot een hoogtepunt opgevoerd, dat niet in overeenstemming was met het vrije melodische genie van Chopin. Ook lijden deze werken zowel aan incoherentie tussen de delen als aan armoede in de ontwikkeling. Het echte domein van Chopin is het kleine genre met zijn fijnafgewerkte detailkunst. Zo behoren tot de allerschoonste werken zijn onsterfelijke Etuden; brillant, fris, krachtig, en ofschoon geschreven | |
[pagina 157]
| |
met een technisch doel, toch vol poëzie en dramatische geladenheid. Van dit studiewerk schrijft Huneker 'Wanneer het merendeel van zijn werken zal verdwenen zijn, zullen deze Etuden nog blijven; zij zullen de 19e eeuw vertegenwoordigen, zoals de 18e zich in de pianomuziek van Beethoven kristalliseert, en de 17e in Bach'. Het is inderdaad een blijk van genialiteit in droog studiemateriaal zoveel schoonheid aan melodie, harmonie en zielerijkdom verzameld te hebben. Het didactisch doel, nauwelijks merkbaar bij de uitvoering, schaadt in niets de afwisseling of ongedwongen verbeelding van Chopin. Men trachte de heroïsche vloed aan te voelen in de Etude op. 10 nr. 1. Het zacht ritselende licht in op. 10 nr. 2 of op. 25 nr. 1, de vreugde om het leven in op. 10 nr. 4, het zachte klagen in op. 10 nr. 6. De twaalfde Etude van op. 10, gecomponeerd in 1831, noemt men 'de revolutionnaire'; zij weerspiegelt de bittere woede en smart die in Chopins ziel oplaaiden bij de inname van Warschau door de Russen. Iedereen kent de bekoorlijke zang uit de derde Etude op. 10, die Chopin zelf zijn mooiste melodie noemde. Toch zag hij er iets meer in dan de oppervlakkige luisteraar vermoedt. Eens dat zijn leerling Guttmann ze hem voorspeelde, zweefde hem het beeld van Polen voor de geest en riep hij uit: 'O mijn vaderland'. In 1830 verliet hij Polen in de hoop, na Wenen en Parijs te hebben aangedaan, in Engeland roem en geluk te oogsten. Het vage voorgevoel dat hem zo lang had teruggehouden, bedroog hem niet: nooit zou hij naar zijn vaderland terugkeren. Bovendien staat hem menige ontgoocheling te wachten. Te Wenen laten zijn vroegere vrienden hem totaai onverschillig aan zijn lot over. In Polen breekt de opstand uit; al zijn landgenoten gaan het bedreigde vaderland verdedigen; hij alleen, te zwak om de wapens te dragen, moet achterblijven. Duizenden gevoelens bestormen zijn gedachten en muziek. Gedwongen op te treden in salons en concertzalen, toont hij er zich opgewekt en levenslustig, maar in de eenzaamheid, in zijn brieven klaagt hij zijn ziel uit: 'Al de diners, recepties, concerten, bals, waar ik voortdurend heen moet, vervelen mij. Ik voel mij droevig, totaal afgezonderd en verlaten. Ik kan niet leven zoals ik zou willen, moet me kleden, me opsmukken om in de salons vrolijk te schijnen; maar als ik terug ben op mijn kamer, donder ik op de piano....'. Deze stemming brengt ons tot een tweede periode, die van het mondaine leven dat, ondanks schrijnende zielenood, tot het bittere einde wordt doorgevoerd. Ofschoon de werken die we hier kunnen plaatsen tot de meest bekende behoren van Chopin, zijn het toch niet de mooiste, zeker niet de meest diep-menselijke. | |
[pagina 158]
| |
Fijner dan de Mazurka's, die eerder geschreven zijn in de volkstoon, verraden de Walsen de aristocratische geest van de meester en zijn zin voor het frivole leven. Om hun geparfumeerde bijsmaak riepen ze reeds terecht bij Schumann het beeld op van een bal voor markiezen en gravinnen. Niettegenstaande al hun populariteit, de feestelijke zwier der rhythmen en de sierlijke gratie der thema's, kunnen ze niet nalaten een indruk te verwekken van verveling en eentonigheid, juist omdat die rhythmen niet voldoende werden beleefd en de thema's niet rechtstreeks aan de ziel van Chopin werden ontleend, maar opgewekt in een bedwelmende roes en kunstmatig aaneengeregen. De mooiste, wellicht de meest poëtische der ganse serie, is die in cis kl. t., op. 64 nr. 2. Ze schijnt wel een synthese te zijn van al de andere. Op de melancholische, onrustige aanvang volgt een glinsterend fijn salonmotiefje dat afwisselt met een verheven statige solodans. Niet minder succes mochten de Nocturnen oogsten. Naar de schijn kristalliseren zij beter dan welk ander werk ook, de stijl en gevoelsatmosfeer van Chopin. Ze geven echter een geheel onvolledig beeld van de kunstenaar. Zeker leren we in deze nachtstukken de elegische stemmingsdromer kennen, die als 't ware behoefte gevoelde om, zelfs te midden van het zwoele geraas van een feest, in zich zelf een heiligdom te bouwen, beveiligd tegen de golven van lust en intrige, waarin zijn ziel zich vrij kon terugtrekken in de etherische regionen van verbeelding en kunst. Dikwijls zegt men dat de Nocturnen de meest-bewonderde maar ook de zwakste werken zijn van Chopin: toch getuigen enkele van een diep doorvoelde inspiratie. De Nocturne op. 48 nr. 1 schijnt wel een persoonlijk drama te zijn, vol verheven accenten en sombere accoorden, waarin geen enkele lichtstraal de stijgende onrust vermag te breken. Fijn kantwerk geeft ons de Nocturne op. 15 nr. 2, vol jeugdig enthousiasme, maar toch niet totaal vrij van zeker maniërisme. Lang blijft hij niet in Wenen. Over München gaat hij naar Stuttgart, waar hem de achtste September 1831, de tijding van de inname van Warschau bereikt, om vandaar af te reizen naar Parijs. Dit Parijs van de eerste jaren der Julimonarchie, met zijn ongeëvenaarde mondaine praal, verblufte de kleine Pool. In deze grootstad, waar alle literatoren, schilders en musici van de hele wereld toestroomden en die onmiddellijk open stond voor het nieuwe talent van de jonge romanticus, bekwam hij een weinig van de koude ontvangst die het jegens Polen zeer vijandige Wenen van Metternich hem had toegedacht. Had hij vroeger een weerzin voor het salonleven, thans voelde hij zich onmiddellijk thuis in deze aristocratische kringen van Parijs en | |
[pagina 159]
| |
werd hij weldra de virtuoos en de componist-improvisator bij uitstek. Ofschoon hij dadelijk zijn milieu had gewonnen, blijft hij toch dezelfde van vroeger: de grote onbekende en onbeminde. Naar een vriend schrijft hij: 'On y (Paris) respire doucement, il est vrai. Mais peut-être y soupire-t-on davantage aussi.... Si tu savais comme c'est triste de ne pouvoir soulager son ame. J'aime bien le commerce des hommes.... j'ai des relations par dessus les oreilles; mais il n'y a personne qui puisse me comprendre'. In deze stemming blijft hij met steeds grotere vaardigheid zijn salon-muziek verder componeren. Het beste kan men de Impromptu's vergelijken met de Nocturnen. Ze vertonen hetzelfde drieledige karakter; doch in plaats van een zachte, weke atmosfeer, treffen we hier een vlugge, nerveuze beweeglijkheid, die even maar in het midden door een zangerig en meer gedragen deel wordt onderbroken. Als typisch voorbeeld beluistere men de beroemde Fantaisie-Impromptu op. 66. Voortdurend vroeg men Chopin om improvisaties. Zijn onovertroffen meesterschap op dit gebied, ging voor ons totaal verloren. Sommige van die vluchtige geniale sprankels trachtte hij naderhand moeizaam te achterhalen en op te tekenen; misschien treffen we ze aan in een Fantaisie, Barcarolle, Tarantelle of Berceuse. Inderdaad is het improvisatorisch element daarin heel sterk merkbaar. Zonder logisch verband of ontwikkeling volgen muzikale flitsen elkander op, wat in de sierlijke Fantasia op. 49 duidelijk merkbaar is. Onder de mooiste dezer stukken is de Berceuse te noemen; een echt muzikaal gedicht. Op een licht wiegende begeleiding, improviseert en speelt een precieus slaap-melodietje, dat kunstig varieert en ons weldra heenvoert in het rijk der dromen. De jaren 1832 tot 1837 zijn de mooiste en gelukkigste die Chopin mocht doormaken. Financiële moeilijkheden kende hij niet meer; de naijverige tegenstand bij uitgevers en collega's was veranderd in een ware en innige sympathie; alle kringen in Frankrijk stonden voor hem open; men kende maar één pianist meer, Chopin, die zelfs de grootsten als Liszt, Kalkbrenner en Thalberg overschaduwde. Daarnaast staat het wondere feit dat gedurende deze jaren niet de schoonste werken werden geschreven, wel de oppervlakkigste, die een schitterende indruk nalaten, doch niet de weergave zijn van een diep-ontroerd gemoed. De schoonste werken kwamen in het begin, toen zijn ziel gepijnigd werd om het onrecht zijn vaderland aangedaan. Een tweede hoogtepunt van echte kunst zal hij bereiken, wanneer hij ontgoocheld in zijn gemoedsleven, terneergedrukt onder de slagen van een slepende ziekte, andermaal zijn eigen tragedie zal uitzingen in Prelu- | |
[pagina 160]
| |
den, Sonate in bes kl. t., en sommige der schoonste Balladen, Scherzi, of Polonaisen. In 1836 overhandigde hij zijn eerste Ballade aan Schumann. Ze is de muzikale uitdrukking van zijn ongelukkige liefde voor Maria Wodzinska; een verhaal vol lyrische accenten, donkere droefheid en wilde passie. Schumann beschouwde ze als het geniaalste werk dat Chopin ooit had geschreven. Dikwijls noemt men haar de Odyssee van Chopins ziel; inderdaad is ze de verklanking van menselijk harteleed in de vorm van een legende. Na het trage, solemnele begin, wisselen een eenvoudig doorvoeld reciet en een innemende melodie elkaar af. In de tweede Ballade ziet Rubinstein een veldbloempje dat een wilde wind opzweept, dan zacht wiegend streelt, om het daarna met een wilde ruk te breken. In 1837 werd zijn verloving definitief verbroken. Dit betekende het ineenstorten van een levensdroom, waarvan hij noch lichamelijk noch geestelijk helemaal zal herstellen. De smart en het lijden waren echter de smeltkroes, waarin zijn kunst zo mogelijk nog zuiverder, in alle geval dieper en rijker klanken zou bekomen. Inderdaad zien we hoe zijn werken zich meer en meer aan de tijdgeest onttrekken, om de drukkende lotsbestemming van het menselijk bestaan te doorpeilen. Zo verandert hij het bij uitstek lichte, speelse Scherzo in een ernstige, strenge compositie met lange verheven melodieën, waarin het vlugge rhythme herhaaldelijk wordt onderbroken door een trage meditatieve passage. Het tweede Scherzo in bes kl. t., op. 31 is hiervan een duidelijk voorbeeld; het draagt de stempel van grootmenselijke adel waar ingehouden luim en ernst met elkaar wedijveren. Ook in het derde Scherzo in cis kl. t., op. 39 dat te Mallorca ontstond, wisselen daemonische kracht en religieus klokkenspel met elkaar af. Met deze werken ontstijgen we volkomen de pralerige salonatmosfeer van Parijs. Ze leren ons de Chopin kennen die veel van het leven mocht verwachten, doch moest ondervinden dat de echte waarden worden veroverd in de strijd, dat echte kunst de vrucht is van eigen bezit, dat het echte leven een preludium is op het onbekende lied dat begint met de dood. De weg tot de eindoverwinning leidde echter langs een laatste ontgoocheling; zijn avontuur met George Sand, dat te goed bekend is om er lang bij stil te blijven staan. De acht jaren dat ze samen leefden liet op beiden slechts een bittere indruk na, het natuurlijk gevolg van twee totaal verschillende karakters. George Sand bezat een geweldig, uitbundig, eerder mannelijk temperament, dat zich met dwingend geweld de blinde toekomst inwierp; de schuchtere Chopin daarentegen leefde | |
[pagina 161]
| |
uitsluitend in de droomwereld van eigen gedachten en herinneringen. Alles tezamen duurde hun geluk niet langer dan een paar maanden. Vanaf November 1838 was de gezondheid van Chopin geheel ondermijnd en wordt de reis naar Mallorca ondernomen. Helaas hadden ze hun seizoen zeer slecht gekozen; wat een pleziertochtje had moeten worden, werd voor de arme Chopin het begin van een volledige inzinking. Voor George Sand was de lugubere omgeving van het verlaten klooster van Valdemosa een sprookjesatmosfeer; de angststemming samen met het genot om het romantische kader, prikkelde haar tot schrijven. Maar Chopin slaagde er niet in de schrik van zijn verbeelding te overwinnen; totaal van streek werd hij weldra zenuwachtig overspannen en ziek. 'Au retour de mes explorations nocturnes avec mes enfants, schrijft George Sand, je le trouvais à dix heures du soir, pale devant son piano, les yeux hagards et les cheveux comme dressés sur sa tête. Il lui faillait quelques instants pous nous reconnaïtre, il faisait ensuite un effort pour rire, et il nous jouait des choses sublimes qu'il venait de composer, ou pour mieux dire, des idéés terribles ou déchirantes qui venaient de s'emparer de lui, comme à son insu, dans cette heure de solitude, de tristesse et d'effroi. C'est la qu'il a composé les plus belles de ces courtes pages qu'il intitulait modestement des Préludes'. Bevatten de Nocturnen veel kunst, de Preluden, die ze in kunstwaarde ver overtreffen, bevatten er geen. Als in de Pensées van Pascal, zoekt men er vruchteloos de stijl of structuur van een groot werk. Het zijn neergeworpen gedachten, brokken ziel ontdaan van alle versiering, slagpennen van een arend, zoals Schumann zei. Bij deze kleinodiën die de neerslag zijn van hijgende koorts, een hartverscheurende kreet in de nacht, moet men onwillekeurig denken aan het 'Nachtlied' van Nietzsche: 'Nacht ist es: nun reden lauter alle springenden Brunnen. Und auch meine Seele ist ein springender Brunnen. Nacht ist es: nun erst erwachen alle Lieder der Liebenden. Und auch meine Seele ist das Lied eines Liebenden....' Dichter en dichter nacht zal weldra de componist omhullen. Ziek naar ziel en lichaam verlaat hem weldra alle levenslust. De dood ontneemt hem zijn vader en verscheidene van zijn trouwste vrienden. Een dergelijke brutale werkelijkheid dwong hem tot het dichten van zijn dodenepos: de beroemde Sonate in bes kl. t. Ze opent de verschrikking met een hortend weigerig rhythme, dat even openbloeit in een heerlijke zang, om daarna met stotende dissonanten verder te hijgen naar het einde. In het ongewone Scherzo zet het donkere noodlot zijn onheilspellende speurtocht verder. Dan volgt de triomf van de dood in de | |
[pagina 162]
| |
heerlijke dodenmars; bedrukt doch onverstoord zet het mineurthema in, dat in de berustende hymne van het majeurgedeelte de bevrijdende overgang vormt naar het betere leven. Doch de verheerlijking duurt niet lang; daar leert ons de akelige daemonie van de finale, de dood als niets ontziende, onverbiddelijke vernieler kennen. Na de breuk met George Sand componeerde hij bijna niets meer. De borstkwaal die begonnen was in 1840 en het vele bloedspuwen hadden hem geleidelijk zo uitgeput, dat hij na 1847 bijna niet meer kon lopen. Toch wilde hij na de revolutie van 1848 niet langer te Parijs blijven en vertrok met een van zijn leerlingen naar Londen. Het koortsachtige leven aldaar, de vele reizen en concerten in Engeland en Schotland, volstonden om hem zijn laatste krachten te ontnemen. Stervensziek kwam hij in het begin van het jaar 1849 naar Parijs terug, waar hij op 17 October, omringd door talrijke en trouwe vrienden overleed.
Al te dikwijls ziet men in het werk van Chopin alleen maar: 'line plainte qui a du charme'. Inderdaad komen droeve, levensmoede accenten dikwijls voor; doch laten we nu toch niet in de tweede Nocturne of in die beruchte Valse de l'Adieu, het hele werk van Chopin gaan zoeken. Zijn onvergankelijke waarde bestaat er in, dat hij de twee richtingen in de kunst heeft weten te harmoniëren: een klassicisme dat de vrije inspiratie niet doodt en een romantisme dat gehouden wordt binnen de perken van een wel-bepaalde orde. 'L'art n'est plus alors ce que croit le vulgaire, c'est à dire une sorte d'inspiration qui vient je ne sais d'oü, marche au hasard et ne présente que l'extérieur pittoresque des choses. C'est la raison elle-même ornée par le génie, mais suivant une marche nécessaire et contenue par des lois supérieures'. Dit is de opvatting die de schilder Delacroix in een gesprek van Chopin medekreeg. De zuiverste klassieken schreven geen vierkanter muziek dan Chopin. Het is zelfs een wonder dat hij er in geslaagd is zijn vlottend rhythme en zwevende melodie, in zo vastbepaalde perioden op te vangen. Men hoeft slechts de werken zelf in te kijken om vast te kunnen stellen hoe regelmatig Chopin zinnen vormt van vier maten. Men neme bv. die bekende Nocturne in es gr. t., op. 9 nr. 2. Ze bestaat uit vier maal acht maten, waarop een korte cadens en tonale confirmatie volgt. De melodische zin bevat een periode van vier maten; na de versierde herhaling ervan, volgt een tweede zin eveneens van vier maten; beide zinnen worden dan tot het einde of herhaald of gevarieerd. Een zelfde vaste omlijning zou men in bijna alle andere stukken kunnen aantonen, zelfs in die waar men dat het minst verwacht. Het is | |
[pagina 163]
| |
dus duidelijk dat naast de diepte van gedachte, naast het doordringen van het gevoel, ook een krachtige vormgeving en bouw in het werk van Chopin aanwezig is. Bovendien is hij niet alleen één der hoogtepunten in de geschiedenis der romantiek maar ook één der vernieuwers der muzikale techniek en schrijfwijze: een verre voorbereider der moderne muziek. In de ontwikkeling der melodische gedachte, opende hij totaal nieuwe horizonten; hij brak met het korte, rhythmische motief en de thematische ontwikkeling der klassieken. Zijn melodie draagt haar ganse uitdrukkingsvermogen en gevoelsatmosfeer in zich; zij behoeft niet ontwikkeld te worden, niet gesteld tegenover andere thema's om haar psychologische inhoud mede te delen; een eenvoudige, doorvoelde voordracht volstaat. Het is van kapitaal belang in de melodieën van Chopin iets meer te zien dan een zoet vloeiende zang; zoals bij de rijpe Beethoven is het een bezield lied, de weerspiegeling van een bepaalde stemmingssfeer of levensaandoening; het zijn impressionistische ervaringen die geen gestereotypeerde uitvoering verdragen, maar telkens opnieuw moeten worden aangevoeld en geïnterpreteerd. Om zijn intiemste levensgevoel met nog grotere sensibiliteit en delicater nuancering te kunnen uiten onttrok hij zich eveneens aan de strenge harmonie der klassieken, die als een statisch kader gebruikt werd waarbinnen het thema zich ontwikkelde. Bij Chopin is de melodische gedachte van haar harmonische omraming niet te scheiden: beide vormen samen maar één gedachte. Elke modulatie, elke nieuwe dispositie der accoorden brengt een andere atmosfeer, een nieuw stemmingsbeeld, laat ons de gedachte of het gevoel op een heel andere manier ervaren. Zijn chromatisme en harmonie, zijn spel met licht- en donkereffecten, zijn nieuwe klankcombinaties stellen hem in staat, uit de piano mogelijkheden te halen, waarop de impressionisten wel zullen verder bouwen maar die tot nu toe door niemand werden overtroffen. |
|