Streven. Jaargang 3
(1949-1950)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 118]
| |
I. Parijs - 1830PARIJS, Februari. Eerste der drie staties op onze pelgrimstocht: 140, Rue du Bac. Het is 6.30 in de morgen, nog donker; sterren weifelen boven grauwe huizenblokken. De métro echter propvol met arbeiders, die weldra de naargeestige fabriekspoorten zullen binnendrommen. Men leest en zwijgt. Géén discussies: de nacht floerst nog rond de alpino- mutsen. Albert de SwaefGa naar voetnoot1) bleek een goede gids: 'in het spiespunt, dat eindigt op de Square Sèvres-Babylone, een der bekendste stations van de ondergrondse spoorweg, doemen voor ons op de grote magazijnen van de Parijse Bon Marché. Aan de achterzijde komen deze uit op de Rue du Bac, die begint aan de Rue de Sèvres, en aan de Rue de Babylone verder doorloopt in de richting van de Boulevard St. Germain'. | |
[pagina 119]
| |
Dus: uitgestapt in Sèvres-Babylone. In het ochtenddonker, huiverend onder de gele straling der lantarens, op naar die geheimnisvolle straat. 'Het nummer 140 in de Rue du Bac brengt u voor een zware, donkergrijze muur. Door de grote ingangspoort, waarboven het minzame hoofd van mr Vincent als heer des huizes u welkom heet, is het een gaan en komen van de blijde zwaluwkappen der vele zusters': het moederhuis van de 'Soeurs de Charité' van S. Vincentius. Nü echter schuifelt slechts een enkele kerkganger de bruine poort binnen van dit stoere gebouwencomplex, waarin men de Kapel aan het eind van een open corridor bereikt. Zonderlinge gewaarwording: in Lourdes neemt de Verschijning de allesoverheersende plaats in; ge wordt er als vanzelf heengeloodsd, met autocars en pelgrimshotels; in Salette is het uitsluitend de Verschijning, die op de kale bergtop een vrijwel onbereikbaar heiligdom deed ontstaan; doch in Parijs ligt de eerste statie der Verschijningen, zó maar bereikbaar vanuit een bekend métro-station, vlak achter een cosmopolitisch warenhuis. Wie echter, Parijs bezoekend, snelt naar de Kapel der Verschijningen? Zij gaat hier schuil, ondergedoken in de wereldbekendheid der grootstad; onbekend, gelijk Cathérine Labouré zes en veertig jaar lang als onbekende werkzuster tussen haar medezusters kon leven, zonder dat deze ook maar vermoedden dat zij het was, die in 1830 de meest schokkende doch tegelijkertijd meest liefelijke Verschijning mocht aanschouwen. In dit prille ochtenduur heeft een bezoek aan de Kapel iets van een ontdekking; alsof men - terwijl de anderen niets bevroeden - een kostbare schat weet, die men nu op het punt staat, heimelijk te aanschouwen. Zij, die de hoogheid van de bergtop en de geheimenissen der grot liefheeft, daalde ook neder in deze cosmopolis: 'Mijn vermaak is het, te zijn met de kinderen der mensen'.... De Kapel, sinds de Verschijning vergroot en verfraaid, is ruim en licht. Het hoofdaltaar bevindt zich onder een wijde boog, waarop de woorden staan, die u nogmaals met een schok doen bewustworden, dat hiér inderdaad, in de nacht van 18 op 19 Juli 1830, de H. Maagd gesproken heeft tot de novice uit Fain-les-Moutiers: 'Venez au pied de eet autel; la les graces seront repandues sur tous!' Boven het tabernakel prijkt het witte beeld der Vrouwe op wier hoofd een 'kroon van twaalf sterren'Ga naar voetnoot2). Uit haar geopende handen schieten stralenbundels naar beneden, glinsterend van kristalflonkering; zinnebeeldend de genadestroom, die over hen allen uitgestort wordt, die in eenvoud en zuiverheid Haar vereren met de woorden, die | |
[pagina 120]
| |
Zij zelf aan heel de christenheid kwam leren: 'O Marie, conçue sans pêché, priez pour nous qui avons recours à Vous!' Welk een simpel gebed. En tevens: welk een krachtig gebed! In een dozijn woorden héél de marianische theologie, die in deze laatste tijden steeds krachtiger in het bewustzijn van de Kerk doorbreekt: de Onbevlekt Ontvangene, de middelaresse van alle genaden. Ter linkerzijde, bij het St Josefs-altaar, heeft Cathérine, te middernacht gewekt en naar de Kapel geleid door 'een kind van vier à vijf jaar', na enig wachten de Verschijning zien naderen. In haar weinig orthografisch Frans schrijft zij: 'En fain 1 heur est acrivée. L'Anfans me previen il me dit voissi la Ste Vierge la voissi j'entent comme le frou frut d'une robe de soie qui venait du côté de la tribune auprès du tableaux de St Josephe'. En zij zag, hoe de Verschijning zich neerzette in de zetel van de directeur van het Convent. Als zij twijfelt of dit wel de H. Maagd is, spreekt het kind - haar bewaarengel? - haar toe 'als een allersterkste man, in allerkrachtigste woorden'; en wég is alle twijfel: 'a lors regardans la Ste Vierge je n'ai fait qu' un saut auprès d elle agenous sur les Marche de lautelle les mains apuyez sur les genoux de la Ste Vierge.... Zoals eens Daniël, de profeet, aan de oevers van de Tigris door een engel gesterkt werdGa naar voetnoot3), zo sterkte dit kind met de mannenstem Cathérine, om de moed te vinden, Haar te erkennen en tot Haar te snellen, 'met slechts één sprong', en - ongehoorde vrijmoedigheid! - de handen in vertrouwen op haar knieën te leggen. Eens werd Ezechiël door de engel in snelle vaart bij een haarlok meegevoerd naar de tempel te Jerusalem, naar de ingang van de noordelijke binnenpoort: 'En zie, daar stond de heerlijkheid van Israëls God, zoals ik die in de vallei aanschouwd had'. Doet deze 'enkele sprong' van Cathérina niet vermoeden, dat de engel deze profetes van de negentiende eeuw gevoerd heeft tot die 'Tempel van Salomon' van het Nieuw Verbond, die Ark des Verbonds en Deur des Hemels? Hier ligt een prachtig voorbeeld van mystieke ervaring, stof te over voor een dissertatie. | |
[pagina 121]
| |
Doch, méér dan wetenschappelijk materiaal, is het een roepstem voor ons persoonlijk leven! Wat heeft zich afgespeeld in die twee volle uren, dat een jonge maagd, gesteund op de knieën van haar Hemelse Moeder, mocht luisteren naar Haar, die slechts zes maal spreekt in het Evangelie? Eerst op 30 October 1876, kort voor haar dood, heeft Cathérine het haar in 1830 toevertrouwd geheim aan haar biechtvader meegedeeld. Dit geheim heeft ten dele betrekking op de communiteit van de 'Soeurs de Charité', doch het bevat tevens passages van meer algemene strekking, die ten dele ook op onze huidige tijd slaan. Wij citeren er enkele: ....'De tijden zijn zeer slecht. Ongelukken gaan over Frankrijk neerkomen; de troon zal omver geworpen worden'. (De H. Maagd zag er zeer bedroefd uit, terwijl Zij dit zegde). 'Maar kom aan de voet van dit altaar; daar zullen de genaden worden uitgestort over allen, over alle mensen die er met vertrouwen en vurigheid om vragen; zij zullen worden uitgestort over groten en kleinen'.... Kort daarna brak de Juli-revolutie uit: Karel X moest aftreden. De revolutie keerde zich ook tegen kloosters en kerken; het kruis werd op | |
[pagina 122]
| |
straat geworpen. Reeds toen kwam een deel van de voorspelling uit. Doch - merkwaardig perspectief, eigen aan de meeste profetieën - de rampspoeden herhaalden zich, alleen op groter schaal, na 'veertig jaar', tijdens de commune van 1870. Mgr. Darboy, aartsbisschop van Parijs, werd gefusilleerd; de communiteiten van de 'Filles de la Charité de St. Vincent' en van de 'Prêtres de la Mission' bleven op wonderbaarlijke wijze gespaard. Victor Emmanuel II veroverde Rome op de Paus: heel de christenheid rouwde.... En ook in onze dagen herhalen zich, wreder dan ooit, die 'grote onheilen'.... In Maria's toespraak tot Catherine heeft Zij deze voorbereid op haar zending: de verspreiding van de 'miraculeuze medaille'. Maar Zij heeft ook laten zien, welke rampen over Frankrijk en de wereld zullen losbarsten, omdat men zich van het waarachtig christelijk leven heeft afgekeerd. En Zij belooft rijkelijk Gods genaden, wanneer men in deemoed tot Haar zijn toevlucht neemt. Maria spreekt in haar boodschap van 'mijn genaden', zoals een rentmeester die van zijn heer de volle beschikking over de goederen heeft gekregen, zou spreken van 'mijn goederen'. Waarlijk, Zij maakt zich hier bekend als de middelaresse van alle genaden'! 1858 zal Zij te Lourdes, vier jaar na de afkondiging van het dogma der Onbevlekte Ontvangenis, zichzelf bekend maken als de 'Immaculata Concepcion', de Onbevlekte Ontvangenis. Doch vierentwintig jaar vóórdat de Kerk jubelend Maria's vrijheid van iedere erfzondesmet beleed, laat Zij zich aanroepen als 'Maria, zonder zonde ontvangen'; een geloof dat vanouds in de Kerk aanwezig was en steeds meer tot het bewustzijn der gelovigen doorbrak, werd door Haar zelf bevestigd in een reeks verschijningen, waarvan het uitzonderlijk karakter de aandachtige beschouwer moet doen huiveren. Want Maria zelf breekt in deze verschijningen met een door de eeuwen overgeleverde Madonna-voorstelling: de 'Theotókos', de Moeder van het Kind, de Moeder mét de Zoon. In het Evangelie blijft Zij bescheiden op de achtergrond; Zij bewaart, wat Zij verneemt, in het hart, en zwijgt. Slechts zesmaal spreekt Zij: want het is het tijdperk van de Zoon, die tot de wereld spreekt. 'Herhaaldelijk en op velerlei wijzen heeft God voorheen tot de vaderen door de profeten gesproken, ten laatste in deze dagen heeft Hij tot ons gesproken door de Zoon'Ga naar voetnoot4). Maria zwijgt, verheugt zich en lijdt mede. Doorheen geheel de | |
[pagina 123]
| |
middeleeuwen kan het Oosten noch het Westen zich de Madonna anders voorstellen dan als de eerste getuige van de blijde en droeve geheimen: als Moeder van het Kerstkind, of als Piëta, wier hart gewond werd door een zwaard. Doch in de negentiende eeuw verschijnt Zij alléén: de Zoon zwijgt, Maria spreekt tot de wereld. Parijs, La Salette, Lourdes, Fatima: een nieuw Maria-beeld openbaart zich aan de Kerk: de Vrouwe, die zelfhandelend optreedt, met de voeten vertrappend het serpent dat haar hiel belaagt. Betekent dit niet dat het tijdperk aangebroken is, dat de H. Grignon de Montfort meer dan een eeuw tevoren heeft geschouwd en voorspeld: het tijdperk van Maria's Rijk, waarin Zij heersen zal totdat de Zoon tenslotte zich op de wolken zal openbaren?Ga naar voetnoot5) Betekent dit wellicht ook, dat - zoals Leon Bloy het uitdrukt: 'daar onze Moeder eindelijk gesproken heeft als Heerseres, Jezus het woord dus niet meer opnemen zal, dan om het verschrikkelijke Esurivi, ik heb honger gehad, te laten horen, wat aan alles een einde moet maken....?'Ga naar voetnoot6) Maria komt tot een wereld die zich van haar Zoon heeft afgekeerd. De middeleeuwen leefden uit het diep besef van erfzonde en de noodzakelijke verlossing. De 'verlichte' nieuwe tijd ontkent de erfzonde en daarmede de noodzaak van de verlossing door Jezus Christus. Zij keert zich af van Hem, om in een louter aards bewegen verlossing na te jagen.... Maria is Moeder Gods, doch Zij is mens: eerste der mensenkinderen, van alle eeuwigheid door God gedacht: 'Van eeuwigheid ben Ik verordend, en van de oude dagen af, eer de aarde geworden is. Nog waren er geen afgronden, en Ik was reeds ontvangen'Ga naar voetnoot7). Als eerstelinge der verlosten is Zij moeder geworden van heel het mensdom dat in Christus herboren wordt: 'Zoon, ziedaar Uw Moeder'. In een tijdperk, waarin de verlossing ontkend wordt omdat men de erfzonde negeert, komt de bezorgde Moeder van de afvallige mensen zelf tot hen, vóórdat de Zoon in Zijn toorn dit boos en overspelig geslacht zal verdelgen; Zij komt hen oproepen tot bekering, tot nieuw geloof in de verlossing. Door zich bekend te maken als de enige Onbevlekt Ontvangene - zo uitzonderlijk dat Zij zich, gesubstantiveerd, de Onbevlekte Ontvangenis noemt -; door zich bekend te maken als de uitsluitende, op wie het hels serpent geen vat heeft, doceert zij op de | |
[pagina 124]
| |
meest nadrukkelijke wijze de verschrikkelijke realiteit van de erfzonde. En Zij komt als Moeder: zij schreit. Zij schreit te Parijs, zij schreit te La Salette. Zij roept op tot boete; Zij is de Profetes van het Nieuwe Verbond, die rampen aankondigt, calamiteiten die slechts door boetedoening tegengehouden kunnen worden.... Indien men zich niet bekeert, dan zal een bandjir van rampen ontketend worden. In Parijs kondigt Zij in 1830 de eerste aan; strikt genomen spreekt Zij slechts van de rampen in 1870-1871. Maar 1870 is slechts een begin: 1870 veroorzaakte 1914; 1914 riep 1940 af. En wat zal 1940 in de toekomst ontketenen? Reeds tekenen zich de schaduwen van een derde, een 'ultima guerra' af. Het is het visioen van La Salette: een reeks van rampen van steeds groter afmetingen, met steeds korter tussenpozen. * * * Dat de christen echter niet bevreesd zij. 'Men zal alles verloren wanen, maar Ik zal met U zijn'. In Parijs leert een nederige novice dat overvloedige genaden door Haar over de wereld zullen worden uitgëstort, wanneer er een speciale medaille geslagen zal worden, die men met vertrouwen moet dragen, bij voorkeur om de hals. Bespottelijk, nietwaar, in de ogen van een waanwijze 'verlichting'! Maar in 1832 moedigt de aartsbisschop Cathérine's biechtvader aan, de medaille volgens de mededelingen van die 'onbekende zuster' te laten vervaardigen. En weldra worden er millioenen gedragen in nederig vertrouwen, een stroom van gebedsverhoringen, genaden en wonderen breekt los, zodat men spoedig alleen nog maar spreekt van de 'miraculeuze medaille'.... Alléén de biechtvader kent de eenvoudige werkzuster, als de zuster der Verschijning, die tot haar dood voor ieder ander als zodanig onbekend zal blijven. De H. Maagd, die de christenen op zo fijne wijze vroeg een akte van nederig eerherstel te brengen door een medaille om de hals te dragen, kiest voor deze boodschap een werktuig van de meest perfecte nederigheid. 'Deposuit potentes de sede, et exaltavit humiles'. Zij zal, op last van de kerkelijke onderzoekingscommissie, in 1933 ontgraven worden. Men vindt haar, geheel onaangetast, als sluimerend, de ogen diepblauw, de handen gevouwen.... Nü rust zij, op wie het lichamelijk verderf geen invloed had, onder het Maria-altaar in de Kapel der Verschijningen, achter een geslepen glazen wand, als in een fraai schrijn, vanaf de communiebank op anderhalve meter afstand voor eenieder zichtbaar. 'Et exaltavit humiles!' | |
[pagina 125]
| |
Paus Pius XII verklaarde haar op 27 Juli 1947 te behoren tot het getal der heiligen. Een zéér bijzonder heilige, want zij heeft als eerste Maria's veldtochtplannen uit haar eigen mond vernomen.... | |
II. Lourdes - 1858Van Parijs naar La Salette, van 1830 naar 1846 over Lourdes 1858 is chronologisch een rare omweg. Doch onze weg voerde nu eenmaal éérst naar het Zuiden, daarna pas naar het Oosten. Dus gingen wij Zuidwaarts, de lente tegemoet: de prille lente in de vorstelijke stilte van de Pyreneeën-barrière.
* * *
Nóg valt de avond vroeg in deze laatste Februariweek; als de Zuid-expres naar Irun te Dax zijn voor Tarbes bestemd gedeelte heeft afgesplitst en dit deel met merkbaar verminderde snelheid tegen het voorgebergte van de Hautes Pyrénées omhoog rolt, is het reeds donker als aan de overzijde van de Gave het vertrouwde beeld van Lourdes uit de duisternis opglanst: de verlichte esplanade, en de grot, zacht stralend in het warme licht van de vele kaarsen. Lourdes is stil, zeer stil in deze tijd van het jaar: de beevaarthotels zijn gesloten, de esplanade strekt zich wijds en rustig uit onder de pensieve straling der hoge lichtmasten. Een enkele pelgrim keert ingetogen van de grot terug. Welk een verschil met de zomerse beevaarttijd, als drommen pelgrims door de straten zwerven, en de avondlijke fakkelprocessie over de esplanade trekt, zingend in gestadige herhaling het 'Ave, Ave'; als - ergernis voor de aesthetelingen en de integralisten! - het souvenir-bedrijf zich over goede omzetten mag verheugen! Léon BloyGa naar voetnoot8) voelde zich meer tot La Salette aangetrokken. Deze eenzame kon zich met die pelgrim-industrie moeilijk verenigen. 'Ik vraag twee dingen' - zo schreef hij: 'le, dat een gezonde christen naar Lourdes gaat om er de weldaad der ziekte te verkrijgen; 2e, een andere, rijke christen, die in Lourdes door het ontwijfelbaarste wonder genezen wordt, en die terugkeert om al zijn bezittingen aan de armen uit te delen. Zolang ik die twee dingen niet heb gezien, zal ik geloven dat de Vijand door de komedianterij, de mediocriteit en de gierigheid de enige plaats heeft willen profaneren, waar datgene onder alle mysteriën, waarvan hij de grootste afschuw heeft, bevestigd werd: de Onbevlekte Ontvangenis'. | |
[pagina 126]
| |
In de stilte van deze late Februari-avond, waarin geen gerucht van pelgrim-industrie weerklinkt, peinst men over deze verbitterde woorden, die de vurige paladijn van de Schreiende Vrouwe over Lourdes uitsprak. 'Wat ik ook doe, ik stel me de Moeder van de Christus niet voor in het zoete licht van Lourdes. Dat is me niet gegeven. Ik voel me niet aangetrokken tot een Onbevlekte Ontvangenis, die met rozen is gekroond, in het wit en het blauw, in liefelijke muziek en parfum. Ik ben te vuil, te ver van de onschuld, te dichtbij de bokken, te verlegen om vergiffenis....' Neen, Bloy is niet tegen de Verschijning van Lourdes; hij is slechts bitter jegens hen, die doof zijn voor de waarschuwingen van La Salette, die in Lourdes uitsluitend sentimenteel komen genieten, vergetend dat ook in de grot de woorden gesproken werden, die in Salette klonken en te Fatima dringender zullen herklinken: 'Pénitence!' In de vrome gloed der kaarsen, bij het gemurmel van de bron, staat daar de bewalmde beeltenis op de plaats waar Zij op 11 Februari 1858 verscheen aan Bernadette Soubirous, die Zij beloofde, niet in dit leven, maar wél in het hiernamaals gelukkig te maken. Is dit niet de voortzetting van de prediking van Onze Heer, wiens Rijk niet van deze wereld is; die aan Zijn Kerk op aarde vervolging, bloed en tranen voorspelt, doch een zalige glorie in de eeuwigheid? Hij genas de zieken, Hij wekte doden op weliswaar; maar het was steeds de uiterlijke opwekking die een innerlijke genezing begeleidde: 'Ga heen, en zondig niet meer'. Ook in Lourdes zal Zijn Moeder niet anders handelen: 'blinden zien, doven horen'; de wonderen zullen haar faam over de gehele wereld uitdragen; doch Zij komt niet voor die uiterlijke genezingen alleen. Zij vraagt 'pénitence'. Zij komt niet om gelukkig te maken in dit leven, maar in het volgende. 'Aan de armen wordt het evangelie verkondigd'. Nu spreekt Maria tot de wereld: doch haar evangelie is hetzelfde als het evangelie van haar Zoon; en het wordt ook nu weer aan de armen verkondigd.... Het evangelie rekent af met de joodse droom van een Rijk hier op aarde; met de heilstaat op dit ondermaanse. De erfzonde maakt dit leven tot een dal van tranen; de verlossing komt slechts volledig bij het einde der tijden. Men moet arm zijn, om deze woorden te begrijpen. De rijke, dat is hij wiens hart aan de aardse goederen hecht, is ipso facto doof voor dit evangelie. Aan de armen wordt het verkondigd. En ook Maria spreekt tot de armen, de kleinen; Cathérine Labouré, Mélanie Calvat, Bernadette Soubirous, Lucia dos Santos, Jacinta en Francesco Marto. Wat is het credo der rijken anders dan de loochening van de erf- | |
[pagina 127]
| |
zonde? Het geluk, hier en nu! De macht, de rijkdom, de productie, de techniek, dit alles moet nú verlossing brengen. De middeleeuwen zijn voorbij, de nieuwe tijd kent een nieuw evangelie: welvaart, vooruitgang, verlichting! 'Stupide dix-neuvième siècle'. - En daarom spreekt Maria. Bevestigt Zij erfzonde en verlossing. Wijst Zij op bloed en tranen hier, doch belooft het Eeuwige Leven, de Zaligheid aan de armen van geest! Neen, Bloy, men moge dan wellicht in Lourdes te gemakkelijk onder de indruk van het uiterlijke komen, de Maria van Lourdes is dezelfde als Uw Vrouwe van de Berg; de reeks verschijningen van de nieuwe tijd is volkomen homogeen. Het is dezelfde, nieuwe Mariagestalte, die, alléén, de komst van haar Rijk aankondigt, en die de kruistocht tot bekering predikt te Lourdes zowel als te Parijs, te Fatima zowel als La Salette. Dit nadrukkelijk homogeen zijn der verschijningen, deze constante lijn bewijst dat er geen sprake is van iets incidenteels, zoiets als een plaatselijke toespraak van de Moeder tot enkele van haar kinderen. Neen, Maria spreekt thans tot de wereld, omdat haar Rijk gekomen is. 'Ut adveniat Regnum Tuum, adveniat Regnum Mariae', bad eens Grignon de Montfort. Deze brandende bede heeft de wolken doorboord, en Haar doen nederdalen in de grootstad, op de bergtop, in de grot en in de Cova da Iria....
* * *
Háár Rijk begon, toen de wereld en de machten der duisternissen meenden, dat hun uur gekomen was. 1858 was, zo zegt Mgr. Fulton SheenGa naar voetnoot9), in zeker opzicht het begin van de moderne wereld. In dat jaar schreef John Stuart Mill zijn 'Essay on Liberty', waarin vrijheid geïdentificeerd werd met sociale ongebondenheid; in dat jaar heeft Darwin zijn 'Origine of the Species' gereedgemaakt, waarin hij 's mensen perspectief op de eeuwigheid wegnam, en hen terug deed blikken op het dierlijk verleden; en in datzelfde jaar schreef Karl Marx zijn 'Kritik der politischen Oekonomie'. De zieners dezer wereld meenden een nieuwe aarde te kunnen opbouwen. Een nieuwe aarde, zonder God en godsdienst, zonder hemel en hel, zonder geloof, hoop en liefde; een nieuwe aarde met materiële welstand, genot, absolute vrijheid. Dat beloofden zij; wat bráchten zij? Onbeperkt winststreven, dus loonslavernij; onbeperkt machtstreven, dus staatsslavernij. Géén God, dus afgoden: het goud, het volk, het ras, de staat, de machine. Een nieuwe aarde, waar Jezus Christus werd uitgebannen, en dus - | |
[pagina 128]
| |
natuurnoodzakelijk - Satan ging regeren. Want wat voor naam zij ook uitdenken voor hun 'systemen', het is altijd weer hetzelfde: het oud serpent, dat - wetend dat zijn einde nadert en nog slechts weinig tijd beschikbaar is - zich tot het uiterste inspant om de wereld in zijn greep te krijgen. Alle rampen van het heden: economische crisis, wereldoorlogen, totalitaire dwingelandij, kerkvervolging, zij hebben dezelfde oorzaak: het is de voelbare greep van de duivel. Men keerde zich af van Hem, die Zichzelf 'het Licht der wereld' noemde; men keert zich tot de nieuwlichters, de valse profeten, die de 'verlichting' beweren te brengen. Het was de 'verlichting', die Christus komen zag in de Hof van Olijven: 'Nu is het Uw uur, het uur der duisternis'. Doch wie duisternis zegt, zegt ook morgenrood; en Maria is 'de Dageraad, die de Zon der Gerechtigheid, d.i. Jezus Christus, voorafgaat en aankondigt'Ga naar voetnoot10).
* * *
Een morgen gaat op over dit bergstadje. Aan de grot leest een Nederlandse missionaris, op weg naar Afrika, de H. Mis voor een tiental pelgrims. Een vogel, in een boom rechts omhoog van de grot, vangt plotseling een zuiver lied aan. En de bron murmelt.... Na de H. Mis gaat men aan de bron, drinkt, en wast zich handen en gezicht. Ook hier weer een uitwendig teken: 'Eet van het kruid, en ga u wassen aan de bron'. Even dwaas voor onze 'verlichting' als de om de hals gedragen 'wonderbaarlijke medaille'.... 'Wat Lucifer door hoogmoed verloor, heeft Maria door nederigheid herwonnen'Ga naar voetnoot11). Tegen de hoogmoed, grootste ziekte van de moderne mens, brengt Maria het geneesmiddel dat onfeilbaar werkt!
* * *
Boven de Basiliek klimt, spiraalsgewijze tegen de berg, de Kruisweg omhoog. Nog stiller is het hier dan aan de grot; als het Angelus klept, staat de Calvariegroep, hoog op de top, in een stralende dag, alléén, doch niet eenzaam. Een stervende Christus bidt voor een verdwaasde wereld, die 'niet weet wat zij doet'. En in die wereld beneden predikt de Vrouwe kruisweg en boete. | |
[pagina 129]
| |
III. F. La Salette - 1846Adieu, Lourdes! De sneltrein Bordeaux- - Marseille voert ons langs terracotta wijngaarden, grijsgele wachttorens en donkergroene cypressen van Toulouse via Carcassone, Narbonne, Sète, Nïmes naar Avignon. De arcadische Provence met zijn ossenwagens en witte huizen met gesloten groene persiennes ligt te stoven in een zonnige middag; doch later trekt de lente zich weer terug, als ná Avignon de trein zich langs de Rhône-oever Noordwaarts spoedt. De ring van onze merkwaardige mariale Tour de France gaat zich sluiten. In het ruwe bergland van de Dauphiné zullen wij dan die kale top bestijgen, waarop in 1846 een Schreiende Vrouwe zich nederzette.... Na Valence herwint de winter definitief terrein; in Grenoble jaagt een sneeuwstorm door de straten. En nu naar La Salette! Het gehucht ligt niet ver van Corps, het dorp waardoor eens Napoleon trok bij het glorieuze begin van de 'honderd dagen'. Nóg volgt een autobus van Grénoble naar Corps de 'route de Napoléon'. Doch, eilacie, met een frequentie van slechts 2 maal per dag: heel vroeg in de morgen, en laat in de avond. ónmogelijk om nog naar Corps door te reizen. Trouwens, men bereikt de bergtop slechts per ezel, en ook dat transportmiddel schijnt weinig doeltreffend in die hevige sneeuwstorm. Het zakelijk reisplan verder Oostwaarts laat ook geen afwachten toe. Het bezoek aan La Salette blijft dus voorlopig een illusie.... Wie meent uit eigen initiatief en ondernemingsgeest het onderste uit de kan te kunnen halen, krijgt hier het deksel op de neus.... Het ware te schoon geweest! Wij hebben dit lesje in dankbaarheid geïncasseerd. Alsof echter het krachtveld van die bergtop voelbaar is, dringen de gebeurtenissen van het jaar 1846 zich sterker dan ooit aan ons op. Men stelle het zich voor: een bergweide, een veertienjarig herderinnetje uit Corps, Mélanie Calvat, dat daar een troepje koeien hoedt; een jonger speelkameraadje, Maximin Giraud, dat zich bij haar voegt; het kinderlijk spel van met stenen en bloemen een 'paradijs' te bouwen. Zij bidden wat bij het kleppen van het Angelusklokje, bouwen hun paradijs, en na dit bewonderd te hebben, vallen zij op enkele passen afstand daarvan in slaap. 'En', zo vertelt Mélanie in haar mémoires van 1878, 'de Schone Vrouw zette zich neer op ons Paradijs zonder het in elkaar te doen storten!' Welk een heilige naïviteit, die zich alleen maar erover verwondert dat het kinderlijk bouwsel niet onder het 'gewicht' van de Verschijning in elkaar zakt, en zich er in het geheel niet van bewust is, dat de | |
[pagina 130]
| |
Vrouwe hier op ontroerende wijze blijk gaf van haar behagen in dit onschuldig kinderspel: 'En Ik vermaakte mij ten allen tijde, spelende op de aardbodem telken dage, spelende voor Zijn Aanschijn: en mijn vermaak is het te zijn met de kinderen der mensen'Ga naar voetnoot12). Het Hemels Paradijs daalde neder op het paradijs der kinderen. En wat voor kinderen! 'Toe', zegde Maximin, 'pak je stok', als Zij ons aanraakt, zal ik er haar eens flink mee gooien!' Uit die enkele opmerking blijkt wel zonneklaar, dat althans Maximin niet bepaald een hemelse verschijning verwachtte.... Mélanie, van nature meer ingetogen, laat echter haar stok vallen en voelt zich onweerstaanbaar aangetrokken tot de Schone Vrouw, die zich op het 'paradijs' heeft neergezet; terwijl de tranen uit haar ogen stromen, zegt deze: 'Komt dichter bij, mijn kinderen, weest niet bang; Ik ben hier om jullie groot nieuws te verkondigen!' En terwijl de kinderen nader treden, begint de Vrouwe haar toespraak, eerst in het Frans, daarna haar woorden herhalend in het dialect van de Dauphiné: 'Als mijn volk zich niet wil onderwerpen, ben Ik genoodzaakt om de arm van mijn Zoon te laten gaan; hij is zó zwaar en zó drukkend, dat Ik hem niet meer kan tegenhouden. De schreiende Vrouwe op de berg. Aangrijpende her-beleving van dat weedom op die andere berg, waar vóór 18 eeuwen 'lacrymosa stabat Mater dolorosa'; wonderbaarlijke concretisering van de verschijning uit 1830, waarin de medaille getoond werd met het hart, door een zwaard doorstoken, overeenkomstig de profetie van Zacharias: 'en ook uw eigen ziel zal een zwaard doorboren'Ga naar voetnoot13). En wat roept de toorn van de Zoon zo onherroepelijk af? Maria zegt het zeer concreet: | |
[pagina 131]
| |
'Zes dagen heb Ik u gegeven om te werken; de zevende dag heb Ik voor Mijzelf gereserveerd, maar gij wilt Mij die niet geven' Ontheiliging van de Zondag1; ontheiliging van de Naam Gods: zonden tegen de eerste der Geboden, die ééns op de berg Sinaï werden afgekondigd. Sinaï, Golgotha, Salette; drie bergen, éénzelfde mysterie.... De Vrouwe komt haar volk eraan herinneren, dat 's mensen eerste taak blijft: God te loven en te verheerlijken, tezamen met de lofzang van al de hemelgeesten, en met het zwijgend lied van heel de stoffelijke kosmos. De afval van de nieuwe tijd, die van geen erfzonde wil weten, is er tenslotte een van hoogmoed: men wil zélf God zijn, zichzelf de zevende dag en alle dagen voorbehouden. De Zondag is een wekelijks monumentum, een wekelijks voorspel van die zevende dag der parousie, waarin de onrust der schepping tot rust zal zijn gekomen; doch voor de mens van de 'vooruitgang' is de gedachte aan een definitieve afloop, een zevende dag en een Eeuwig Rijk ondragelijk. Vandaar dat krampachtig pogen om ook die Zondag te ontheiligen, ófwel door een werkweek van zeven dagen, óf door getier in de sportarena's en verstandsverdoving in de bioscopen. En dan maakt de Vrouwe haar geheim bekend: 'Mélanie, wat Ik nu ga zeggen, zal niet altijd geheim blijven; ge kunt het in 1858 bekend maken'. Waarom 1858? Volgens Bloy 'wilde de H. Maagd dat Mélanie van haar geheim ontheven zou worden, onmiddellijk na haar verschijning te Lourdes'. In Lourdes zou Zij zich openbaren op een wijze, die héél Frankrijk en héél de wereld tot Haar zou trekken met millioenen per jaar. Dan zou men Haar erkennen, en aan haar toespraak te Salette meer dan ooit geloof kunnen hechten. En inderdaad, wie haar Schoonheid en Macht in Lourdes heeft leren kennen, zal door kunnen dringen tot de essentie van dat Geheim, dat - voorwerp van tegenspraak! - een reeks van rampen aankondigt als sinds de profeten van het Oude Verbond niet meer geschiedde tot op die 19e September 1846. Wie oren heeft om te horen, hij hore. Slechts één enkele passage: 'De bozen zullen al hun geslepenheid ontplooien; men zal | |
[pagina 132]
| |
elkander doden, men zal elkander vermoorden tot in de huizen toe.... Men zal denken dat alles verloren is' (zie Parijs 1830, zelfde terminologie!) 'men zal niets dan moorden zien, niets horen dan wapengeweld en godslasteringen. De rechtvaardigen zullen veel te verduren hebben. Hun gebeden, hun boetvaardigheid en hun tranen zullen ten hemel stijgen, en heel het volk Gods zal om vergiffenis en barmhartigheid smeken, en het zal mijn hulp en mijn bemiddeling inroepen. Dan zal Jezus Christus, door een daad van Zijn rechtvaardigheid en van Zijn grote Liefde voor de rechtvaardigen, aan Zijn engelen bevelen dat al Zijn vijanden ter dood gebracht zullen worden. Alle vervolgers van de Kerk van Jezus Christus en alle mensen die zich aan de zonde hebben overgegeven, zullen omkomen en de aarde zal als een woestijn worden....' Honderd jaar zijn verlopen, en de rampen voltrekken zich, onder onze ogen: wij staan er midden in, en niemand kan zich aan een dergelijke cumulatie van rampen onttrekken.... 'Men zal denken, dat alles verloren is'. Laten wij ons niet verwonderen: Maria heeft het ons voorspeld. Op de bergtop, maar nóg eens, in het dal van de regenboog, de Cova da Iria te Fatima in 1917. Wat heeft Nederland snel de devotie tot de Vrouwe van Fatima geleerd, in 1943 en 1944, toen ons land de ondergang nabij scheen. Zijn wij dat alles weer vergeten? Zegt het 'geheim' van Fatima ons niets meer? Het is identiek met dat van Salette, alleen nog duidelijker en concreter: 'Gij hebt de hel gezien, waarin de zielen van de arme zondaren hun einde vinden. Om hen te redden, wil God in de wereld de devotie tot mijn Onbevlekt Hart verspreid zien. Als men doet wat Ik u zal zeggen, zullen vele zielen gered worden, en zal er vrede zijn. De oorlog' (1917) 'raakt ten einde, maar als men niet ophoudt met God te beledigen, zal er onder het volgend Pontificaat' (Pius XII) 'een andere, nog grotere uitbreken. Wanneer gij de nacht door een onbekend licht verlicht zult zien' (Noorderlicht, 26 Januari 1938) 'weet dan dat dit het teken is, dat God u geeft, dat de bestraffing van de wereld door oorlog, hongersnood, en vervolging van de Kerk en van de Heilige Vader nabij is. Om dit te verhinderen, kom ik de toewijding van de wereld aan mijn Onbevlekt Hart vragen, en de eerherstellende H. Communie op de eerste Zaterdagen van | |
[pagina 133]
| |
de maand. Als men aan mijn verzoek gehoor geeft, zal Rusland zich bekeren, en zal er vrede zijn. Zo niet, dan zal het zijn dwalingen over de wereld verspreiden, die oorlogen en Kerkvervolging zullen veroorzaken; vele vromen zullen gemarteld worden, de H. Vader zal veel te lijden hebben; verschillende volken zullen worden uitgeroeid....' Nog heeft Fatima niet ten volle zijn geheim ontsluierd. In een verzegelde enveloppe, die niet vóór 1960 geopend mag worden, berust dat deel van Maria's toespraak, dat wij thans nog niet zouden kunnen verdragen. Doch hebben wij niet reeds genoeg gehoord? Reeds meer dan honderd jaar spreekt Maria tot de wereld; laat Zij aan de wereld zien, door welke zonden de steeds groter wordende catastrophen worden afgeroepen; en predikt Zij de weg, die tot vrede en geluk voor het gekwelde mensenkind leidt: de weg van nederigheid, onthechting, boete en barmhartigheid. Christus weende over Jerusalem. Maria weent over haar stad, die de wereld is. Mocht toch de christenheid, door de tranen van de Moeder bewogen, naar Haar luisteren, en doen wat Zij vraagt; dan 'zal tenslotte mijn Onbevlekt Hart triomferen; zal Rusland zich bekeren en aan de wereld een tijdperk van vrede geschonken worden'. Wij, christenen van 1950, moeten haar oproep tot bekering in praktijk brengen, en overal doen weerklinken, overeenkomstig haar te La Salette gegeven bevel: 'Welnu, kinderen, ge moet het aan heel mijn volk bekend maken!' |
|