Streven. Jaargang 3
(1949-1950)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
[1950, nummer 8]Onszelf zijnDOOR zijn principiële houding tegenover het goddeloos communisme heeft het katholicisme heden ten dage de sympathie ook van vele andersdenkenden verworven. Het geval Mindszenty is voor velen het symbool geworden van de geestelijke weerstand van het menselijk geweten tegen de dwingelandij van een atheïstisch en daardoor onmenselijk staatsabsolutisme. Deze sympathie is nog onlangs aan de dag getreden in een schrijven van een 'special correspondent' aan de Londense Times, dat gevolgd werd door een groot aantal ingezonden en gepubliceerde brieven van katholieken en anglicanenGa naar voetnoot1). 'Het lijden van de katholieken in Oost-Europa, zo schrijft de correspondent van The Times, heeft de sympathie en de verontwaardiging opgewekt van velen buiten hun geloofsgenoten. Geen onbevooroordeeld toeschouwer kan nog geloven, dat de strijd, die daar wordt uitgevochten, er een is tussen reactionnair clericalisme en de machten van de vooruitgang. Fundamenteel is het een conflict tussen degenen, die de realiteit van de geestelijke waarden bevestigen, en de anderen, die ze negeren. Voor de marxisten is de katholieke Kerk vijand nummer één. Vandaar zal de macht door Rome uitgeoefend waarschijnlijk meer en meer aan deze en aan gene zijde van het ijzeren gordijn de aandacht op zich trekken van mensen, die niet allen zullen beweren, dat hun voornaamste zorg is gericht op de godsdienst of op de dingen van de geest'Ga naar voetnoot2). Wanneer we de zaak objectief beschouwen, dan moeten we erkennen dat in deze strijd de katholieke Kerk ongeveer alleen staat en dat de protestantse secten in de Oost-Europese staten, alhoewel aarzelend, toch de vlag gestreken hebben en zich aan de eisen van de communistische regeringen hebben onderworpen. We kunnen niet weten, hoe het geweten van de individuele protestanten tegenover het communisme reageert, maar de officiële houding van hun leiders kan niet vergeleken worden met de duidelijke stellingname van de katholieke hiërarchie. Zo heeft de Lutherse kerk van Hongarije zich neergelegd bij al de eisen van de communistische staat en er in berust, dat in al de scholen een atheïstisch-marxistisch onderricht zal gegeven worden, dat de 'bedienaren van de eredienst' als staatsbeambten worden beschouwd, dat elke maatschappelijke en caritatieve activiteit aan de kerkgenoot- | |
[pagina 114]
| |
schappen is verboden. De communistische leiders vragen natuurlijk niets meer dan deze berusting van de Lutherse kerk, in de overtuiging dat deze vanzelf zal uitsterven, daar ze voor hen niets anders kan zijn dan een deel van de uitgeholde superstructuur van de vroegere kapitalistische staat. Door haar toegevende houding is de Lutherse kerk van Hongarije in conflict gekomen met haar zusterkerk van Amerika. Deze heeft onlangs de beslissing getroffen, voortaan geen geldelijke steun meer te verlenen aan de Hongaren, daar zij niet weet welk gebruik van deze fondsen wordt gemaaktsGa naar voetnoot3). We staan dus voor het feit dat de katholieke Kerk zo goed als alleen staat in de openbare geestelijke strijd tegen het atheïstisch communisme. Wanneer we de oorzaken van dit feit opsporen, dan zal wellicht bij velen het internationaal karakter van de Kerk als de voornaamste factor worden beschouwd. En het lijdt geen twijfel, dat de protestantse secten sedert hun ontstaan, zodra ze zich van de éne universele Kerk hebben afgescheurd, staatskerken zijn geworden en gedwee de richtlijnen van de profane regeringen hebben aanvaard. Evenals de orthodoxe kerken maken de protestantse secten al de lotgevallen van de staat mee. De katholieke Kerk daarentegen, staat als dusdanig buiten en boven elk staatsverband, en de supranationale, geestelijke band die bestaat tussen de bisschoppen van alle nationaliteiten en de Paus als opperhoofd van de Kerk is er waarborg voor, dat de religieuze waarden in het katholicisme verankerd, nooit met de wisselvalligheden van het staatsgebeuren zullen samenvallen. Het is dan ook geen wonder, dat de communistische machthebbers, in de onmogelijkheid gesteld om die geestelijke band te verbreken, alles doen wat ze kunnen om de uiterlijke, juridische vormen, waarin deze geestelijke eenheid wordt geconcretiseerd, te vernietigen. Ze menen, dat, met de pauselijke nuntii naar Rome terug te sturen en met nationale pseudo-katholieke secten in het leven te roepen, de weerstand van de katholieken zal worden gebroken. De ware oorsprong van die weerstand ligt echter dieper dan het loutere feit van de universaliteit van de katholieke Kerk. Deze universaliteit zelf is gefundeerd in de eenheid van het geloof. Het is omdat wij allen hetzelfde geloven, dat wij een ware universele Kerk vormen, en een centraal punt van dit geloof is juist dat Christus éne Kerk heeft gewild en haar van den beginne af een leergezag heeft geschonken dat Zijn openbaring gaaf zou bewaren tot aan het einde der tijden. Ons geloof draagt in zichzelf zijn intrinsieke universaliteit, door het dogma | |
[pagina 115]
| |
van de onfeilbaarheid der universele Kerk in haar totaliteit en in haar zichtbaar opperhoofd. Hierdoor wordt de sectevorming in de katholieke Kerk onmogelijk en meteen de vorming van staatskerken, die het vrije christelijk geweten in het keurslijf van een officiële staatsideologie trachten te persen. Tussen het katholiek geloof en een staat, die, buiten zijn functies tredend, een bepaalde en vooral een goddeloze ideologie wil opdringen is geen blijvend compromis mogelijk. Toen Napoleon in al de glorie van zijn macht meende wetten te mogen stellen, die het geweten der burgers aan banden legden, was de vergadering van de Franse bisschoppen het enige openbaar lichaam, dat zich tegen de dwingeland durfde verzetten. Ook zij hadden veel te lijden omwille van deze harde plichtsvervulling, maar hun stem en hun lijden zijn voor de latere geschiedenis niet vruchteloos gebleken. Wat ons katholieken dus sterk maakt in de strijd voor de vrijheid van de geest is ons geloof, niet een persoonlijk geloof gebaseerd op een vermeende inspiratie van de H. Geest, maar het universeel geloof van de Kerk, dat wij door een vrije act van aanvaarding delen. Omdat we in en door de Kerk weten wat we geloven, vinden we ook in historische ogenblikken in die Kerk de richtlijn voor ons handelen en de kracht om ons tegen diegenen te verzetten, die het menselijk geweten pogen te onderdrukken. Deze principiële houding dwingt in deze historische tijd de bewondering en de sympathie af van al wie zich enigszins bekommert om de hoogste menselijke waarden. Hieruit kunnen we besluiten, dat het middel om die diepe, ware sympathie te behouden niet gelegen is in compromissen, maar eerst en vooral in een dieper en bewuster geloof, in een stijgende zorg om onszelf te zijn: katholieke gelovigen, d.w.z. overtuigde en consequente leden van de éne, universele Kerk. Het is in sommige kringen een soort mode geworden naar alles wat niet katholiek is zo zeer op te zien, dat de overtuiging en de fierheid van het eigen-katholiek-zijn, het bewustzijn van het absolute waarheidsbezit in een zeker indifferentisme dreigt over te gaan. In deze kringen is men er steeds toe bereid op de borst te slaan, de vroegere fouten van de katholieke hiërarchie in het openbaar te belijden, en die van de andersdenkenden, welke men aldus denkt gunstig te stemmen, met alle mogelijke excuses te vergoelijken. Zo wordt de wissel verzet naar het bijkomstige en het essentiële wordt allicht verzwegen, nl. de trouw, door alle beproevingen en tekortkomingen heen, aan de waarheid. Het is overigens een illusie te menen, dat we door deze eenzijdige zelfbeschuldiging de sympathie van andersdenkenden zullen winnen. De feiten hebben reeds uitgewezen, hoe deze door een dergelijke houding van wellicht goedmenende katholieken gestijfd worden in hun | |
[pagina 116]
| |
mening, dat zij gelijk hadden zich van een Kerk af te scheuren, die zich aan dergelijke vergrijpen heeft schuldig gemaakt. We raken hier een zeer tere kwestie, en we zouden op onze beurt niet verkeerd willen begrepen worden, alsof we tegenover andersdenkenden een hooghartige houding zouden aanprijzen. Alleen menen wij, dat, willen wij met een vriendelijk, tegemoetkomend, ruim en open gemoed tot de andersdenkenden zonder gevaar voor misverstand toetreden, wij eerst en vooral het bewijs moeten geleverd hebben voor ons eigen geweten en voor de anderen, dat wij sterk staan in ons geloof, de katholieke leer grondig kennen, en voor eenieder duidelijk laten blijken, dat naar onze diepe overtuiging alleen de katholieke Kerk de ware Kerk van Christus is. Juist omdat in de Oost-Europese landen, de sterksten onzer broeders in het geloof voor dié overtuiging lijden en sterven, zien nu zoveel niet-katholieken naar ons op met een bewondering en een sympathie, die tenslotte een hulde is aan ons on voorwaardelijk geloof in hetgeen de enige ware universele Kerk ons leert.
'Wees eerst uzelf!': dit is overigens wat de katholieke Kerk door haar officiële organen tot ons zegt. We doelen hier op een recente Instructie van de H. Congregatie van het H. Officie over de houding der katholieken ten aanzien van de oecumenische bewegingGa naar voetnoot4). In deze richtlijnen voor de bisschoppen wordt er de nadruk op gelegd, dat alleen theologisch onderlegde en diep gelovige katholieken met vrucht kunnen deelnemen aan besprekingen met andersdenkenden, omdat zij alleen het nodige onderscheid kunnen maken tussen het essentiële - waarin we verschillen - en het accidentele, waarover kan worden geredetwist. Het H. Officie vraagt de bisschoppen er voor te waken 'dat niet onder het valse voorwendsel, dat men meer moet letten op datgene wat ons verbindt dan op datgene wat ons scheidt, een gevaarlijk indifferentisme in de hand wordt gewerkt, vooral bij diegenen, die minder theologisch onderlegd en minder in hun eigen godsdienst geoefend zijn. Men moet er zich immers voor hoeden, dat men niet, gedreven door de geest, die tegenwoordig “irenisch” wordt genoemd, door de vergelijkende studie en het ijdele verlangen naar een zeker progressief gelijk maken der verschillende geloofsbelijdenissen, de dogmata der Katholieke leer of datgene wat met het dogma samenhangt zodanig conformeert of op zekere wijze zo aanpast aan de leerstellin- | |
[pagina 117]
| |
gen der andersdenkenden, dat de zuiverheid van de katholieke leer schade ondervindt of haar echte en zekere zin verduisterd wordt'. Hoe meer we onszelf zullen zijn, d.w.z. hoe meer we in ons denken en ons handelen zullen leven van ons universeel, katholiek geloof, des te meer zullen we bijdragen tot het gezag, waarmee de Kerk in deze wereld de waarheid moet verkondigen, en des te meer ook zullen we in staat zijn, om persoonlijk met andersdenkenden een voor hen en voor ons waarlijk vruchtbaar gesprek te voeren. * * * |
|