Streven. Jaargang 3
(1949-1950)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 617]
| |
Sociale Geneeskunde
| |
Naar een bepalingAl is het vraagstuk honderd jaar oud, toch schijnen de begrippen | |
[pagina 618]
| |
nog niet helder omlijnd. Het gaat met de sociale geneeskunde, zoals met alle dingen die groeien mét en uit het leven: de levende werkelijkheid is zeer gecompliceerd en het is niet gemakkelijk de steeds wisselende elementen te definiëren. Men aanvaardt geredelijk dat het gaat over de geneeskunde in de volle zin van het woord, als de kunst om te voorkomen (hygiëne en preventieve geneeskunde) en te genezen (curatieve geneeskunde), zowel in haar wetenschappelijke grondslag als in haar technische toepassing. Maar waarom heet ze sociaal? Men antwoordt dat ze een sociaal standpunt inneemt. En om dat sociale standpunt te verduidelijken, zegt men dat ze zich inlaat met de betrekkingen die bestaan tussen de gezondheid en de bestaansvoorwaarden in de gemeenschap. Wellicht komen we tot meer inzicht door dat sociaal standpunt nader te analyseren. Want sociale toestanden en levensvoorwaarden verwijzen ons naar het bredere plan van het sociale vraagstuk, waarin de sociale geneeskunde haar plaats zou hebben en waarmee ze dan ook zou evolueren. Maar dan dient men de sociale kwestie in haar gehele omvang te beschouwen. Veel te gemakkelijk denkt men in dit verband uitsluitend aan de belangen van de arbeidersstand, - ze zijn inderdaad niet te onderschatten, - alsof het sociale niet alle standen betreft. Het is de vraag van de hele sociale ordening: de gemeenschap moet in deze richting uitgroeien, dat de lasten zoveel mogelijk proportioneel over alle leden verdeeld worden en dat de voordelen van het gemeenschapsleven zoveel mogelijk aan allen toekomen volgens hun werkelijke behoeften. Laten we dat even toepassen op het domein van het Staatsleven. De Staat heeft als doel de volledige vervolmaking van zijn burgers in de tijdelijke orde. Dat betekent, op materieel gebied, dat het economisch leven zó dient te worden geordend, dat alle burgers zoveel mogelijk kunnen beschikken over wat werkelijk nodig is om behoorlijk hun levenstaak met alle verantwoordelijkheden te kunnen vervullen. Waar de communisten zeggen: aan ieder volgens zijn behoeften, brengen ze niets nieuws, tenzij de formulering. Sprak reeds Sint Thomas niet over het necessarium secundum conditionem? En is het niet klaar dat bij hem de conditio niets te maken heeft met het statisch begrip van stand, zoals het liberalisme het ziet, maar dat hij de stand dynamisch opvat en voor ieder eist wat nodig is om werkelijk zijn aanleg ten volle te kunnen beleven en zijn taak op individueel en sociaal plan ten volle te vervullen? Daar we ingebouwd zijn in de stof, is dat necessarium secundum conditionem de basis van een volwaardig menselijk leven en een normale voorwaarde, - aldus nog Sint Thomas, - om deugdzaam te kunnen leven. De Staat is de gemeenschap van alle burgers en hij moet | |
[pagina 619]
| |
dus economisch zo ingericht worden, dat allen zoveel mogelijk die noodzakelijke materiële welstand kunnen bereiken. Op die materiële basis moet de cultuur van de hele persoon worden uitgebouwd, op elk terrein en - in zover ze tot de tijdelijke orde behoort - is ze een doel dat in de Staatsgemeenschap moet worden beveiligd en bevorderd. De Staat moet er voor zorgen de vereiste voorwaarden te scheppen om de geestelijke cultuurwaarden zoveel mogelijk voor allen bereikbaar te maken, om allen in staat te stellen hun gezinsleven, hun zedelijkheid en hun godsdienstbeleving degelijk te ontwikkelen. Zo komt in de Staat de sociale kwestie neer op de vraag hoe het gemeenschapsleven geordend dient te worden, opdat al de leden zo adequaat mogelijk hun stoffelijke en geestelijke vervolmaking kunnen nastreven. De Staat moet gericht zijn naar het algemeen welzijn (finis qui). Maar hoe zou men van algemeen welzijn kunnen spreken als het niet bestemd was voor de algemeenheid, dus voor alle burgers in Staatsverband (finis cui)? In de inhoud van dat algemeen welzijn, - de stoffelijke en geestelijke vervolmaking van de burgers, bonum perfectum humanum, - heeft de geneeskunde natuurlijk een bevoorrecht aandeel. Hoe men ze ook omschrijve, ze is in elk geval dienstbaarheid aan de gezondheid. Zo heeft ze tegelijk betrekking op het lichamelijk en op het geestelijk goed van de mensen, want wat de gezonde toestand van ons stoffelijk lichaam bevordert, waarborgt meteen onze menselijke activiteit en onze geestelijke vervolmaking: mens sana in corpore sano: een gave geest in een gave leest. Dat het hier gaat over wezenlijke belangen, behoeft niet eens te worden gezegd. We moeten onszelf vervolmaken, alles doen wat vereist wordt door onze lichamelijke en geestelijke ontwikkeling en door de objectieve relaties die ons binden aan de wereld, aan de evenmens, aan de gemeenschap en aan God. Dat is onze persoonlijke bestemming. Om deze te bereiken, beschikken we over ons persoonlijk initiatief, onze eigen vrije activiteit, die natuurlijk innerlijk afhankelijk is van de evenwichtige toestand van het organisme die men gezondheid noemt. De gezondheid is dan ook een essentieel belang van ieder en allen. Ze is een integrerend bestanddeel van het algemeen welzijn en het behoort tot de taak van de Staat er voor te zorgen dat de middelen, waarover hij beschikt om de gezondheid te bewaren en te herstellen, zo adequaat mogelijk aan alle burgers ten goede komen. Welnu, die dienstbaarheid aan de gezondheid is de eigen taak van de geneesheren, een functie waarop zij alleen door hun vorming voorbereid zijn. Dus komt het er op aan dat in een bepaalde Staat het corps van de geneesheren effectief dienstbaar is aan de gezondheid van de hele bevolking met al de | |
[pagina 620]
| |
middelen waarover de geneeskunde op een bepaald moment beschikt. Met andere woorden, het gaat hier om een sociale functie, die slechts sociaal is als ze zó wordt ingericht, dat werkelijk de mogelijkheden van haar tussenkomst voor allen toegankelijk zijn. Meteen wordt het mogelijk de sociale geneeskunde naar haar inhoud te bepalen: ze omvat alles wat voor de ontwikkeling van de medische functie nodig is om de geneeskunde met haar weten en kunnen, - dus als wetenschap en als techniek, - zo volledig mogelijk dienstbaar te maken aan de gezondheid van allen. Maar hoe kan ze allen bereiken? Het antwoord op die vraag wordt natuurlijk bepaald door de wisselwerking, waarover we reeds spraken, nl. door de wederzijdse invloed van het sociale leven op de geneeskunde en van de geneeskunde op het sociale leven. En de elementen van die wisselwerking zullen afhangen van de concrete omstandigheden, daar ze voortkomen uit de ontwikkeling van het sociale leven en uit de eigen evolutie van de geneeskunde op wetenschappelijk en technisch gebied. Men denke b.v. aan de taak van een plattelandsdokter voor honderd jaar. Hij had de zorg voor de hele bevolking van zijn streek, voor rijken en armen. Van de bemiddelden ontving hij een honorarium. De armen behandelde hij gratis. De primitieve middelen, waarover de geneeskunde toen beschikte, waren niet zo duur. Daarom kon de geneesheer de last van een kosteloze behandeling wel dragen en zijn weten en kunnen in ruime mate ten dienste stellen aan armen en rijken. Alles werd dus opgelost door de verhouding van geneesheer en zieke, zodat de individuele geneeskunde tevens sociaal was, in dienst kon staan van allen. Sindsdien zijn de toestanden totaal veranderd. De ontwikkeling van de medische wetenschap en techniek heeft sociale initiatieven gewekt, die op hun beurt de beoefening van de geneeskunde beïnvloedden. In die evolutie kunnen we hoofdzakelijk drie elementen onderscheiden. | |
1. Evolutie van de curatieve geneeskundeDaar is eerst de vooruitgang van de geneeskunde op het gebied van wetenschappelijke en technische uitrusting. Tegenover de primitieve middelen van vroeger, staat de huidige dikwijls zeer ingewikkelde en kostbare behandeling der gevallen. Sommige geneesmiddelen zijn zeer duur en kunnen nochtans onmisbaar zijn om bepaalde ziekten te behandelen. Naast de algemene geneeskunde, komt het ingrijpen van specialisten en chirurgen, dat krachtens de nodige voorbereiding en techni- | |
[pagina 621]
| |
sche uitrusting hoge kosten met zich meebrengt. Verder moeten dikwijls de grote onkosten gedragen worden van weken- of soms maandenlange behandeling in klinieken, preventoria en sanatoria. Zou er nu nog enkel de verhouding bestaan van de medicus tot zijn patiënt, dan ware het reeds voor de geneesheer onmogelijk de kosten te dragen van alle gevallen van mensen, die zulk een tussenkomst niet kunnen vergoeden en zou er noodzakelijk een dubbele geneeskunde ontstaan: één die alle middelen van de huidige medische wetenschap en techniek ten dienste stelt aan hen die kunnen betalen en een andere, die enkel die behandelingen zou verrichten welke aan behoeftigen kosteloos of tegen een geringe vergoeding kunnen worden gegeven. Maar dan staat de volledige geneeskunde niet meer adequaat in dienst van allen en is ze dus niet meer sociaal. De evolutie van de geneeskunde heeft haar weerslag doen voelen op het sociale leven, dat de nodige aanpassing heeft gevonden in de organisatie van de mutualiteiten. In wederzijds hulpbetoon, mutuum adiutorium, - dragen alle leden iets bij, om de behandeling van de gevallen die bij mensen van hun vereniging voorkomen, te bekostigen. Het principe is uitstekend om de geneeskunde effectief sociaal te maken. Het is het goed recht van de mensen aansluiting te zoeken bij elkaar om ieders en aller welzijn te verzekeren. Het is een zegen voor de geneesheren dat er instellingen bestaan die het hun mogelijk maken hun verantwoordelijkheid ten volle na te komen tegenover alle patiënten, terwijl ze enkel op eigen krachten onmogelijk voor allen alle middelen van hun medisch beroep beschikbaar zouden kunnen stellen. Het dient te worden onderlijnd dat het principe van de mutualiteiten een kostbare hulp is voor de medici om effectief de geneesheren te kunnen zijn voor allen, om de geneeskunde werkelijk sociaal te maken. Het is tevens een weldaad voor de Staat dat uit het vrij initiatief van zijn burgers verenigingen ontstaan, die daadwerkelijk meehelpen om het algemeen welzijn te bevorderen, want zijn taak is essentieel ordenend en hij mag zich niet het initiatief toeëigenen dat behoorlijk door enkelingen of kleinere groeperingen in handen genomen kan worden. Zo zijn de ziekenfondsen een natuurlijke uiting van de wisselwerking tussen medische en sociale evolutie, een belangrijk element in de uitbouw van de sociale geneeskunde. | |
2. Ontwikkeling van de hygiëneEen tweede element is de vooruitgang van de hygiëne. De medische wetenschap krijgt een steeds groeiend inzicht in de voorwaarden en | |
[pagina 622]
| |
voorzorgen, die nodig en nuttig zijn om de gezondheid te bewaren. Zo heeft ze haar woord mee te spreken op terreinen, die eigenlijk tot andere bevoegdheden behoren, maar waarin ze indirect tussenbeide kan komen krachtens haar eigen zending: dienstbaarheid aan de gezondheid. Krachtens de eisen van de hygiëne kan ze richtlijnen geven voor de bouw en inrichting van woningen, werkplaatsen, scholen, enz. Ze kan meespreken over de noodzakelijke ingrediënten in het voedsel. Ze kan bemiddelen in de kwestie van de economische activiteit: de vraag van de arbeidsduur aangepast aan menselijke krachten, het probleem van voorzorgen die bij de arbeid nodig zijn om beroepsziekten te voorkomen, de kwestie van de arbeid van zwangere vrouwen, van kinderen, enz. Daar het hier gaat om belangen die alle burgers raken, zal een degelijke Staatsinrichting op het gebied van hygiëne voor een wetgeving zorgen die de hele bevolking bindt. Zulk een wetgeving is een middel om de hygiëne sociaal te maken, nl. weldadig voor allen. Maar het is evident dat de geneeskundige wetenschap hierin een hoofdrol te vervullen heeft en op dit terrein een van haar schoonste sociale activiteiten vindt: door die wetgeving te inspireren, bereikt ze de hele bevolking. Feitelijk blijven wetten een dode letter, zo hun geest en inhoud niet doordringen in het volksleven: quid leges sine moribus? Hygiëne is dus ook een kwestie van volksopvoeding, om werkelijk met haar resultaten allen te bereiken. Het is nog eens te meer duidelijk, dat die opvoeding de leiding en de stuwkracht van de geneeskunde behoeft. De invloed van de medische wetenschap op de wetgeving en de volksopvoeding is een sociale functie, die de weldaad van de hygiëne voor allen openstelt, dus een kwestie van sociale geneeskunde. | |
3. Opkomst van de preventieve geneeskundeAls men spreekt over geneeskunde, denkt men spontaan aan ziekte en lijden. Het object van de geneeskunde is nochtans niet de ziekte, al staat onze sanitaire organisatie in het teken van die misvatting. Het is overigens begrijpelijk, daar de pathologie noodzakelijk een groot gedeelte vormt van de medische studie. De ziekte is een accident, dat geweerd en vooral voorkomen dient te worden. Het eigen object van de geneeskunde is de gezondheid, in zover ze kan bewaard worden (hygiëne), hersteld (curatieve geneeskunde) en bewaakt (preventieve geneeskunde). De belangstelling voor de preventieve geneeskunde is een derde en zeer gewichtig element in de huidige evolutie. Ze bedoelt | |
[pagina 623]
| |
de ziekte zoveel mogelijk te voorkomen en positief de gezondheid te bewaken en te bevorderen. De laatste jaren is het aantal gevallen van miskraam en moeder - sterfte bij de bevalling sterk geslonken en toch geeft elke geneesheer graag toe, dat het onderzoek van zwangere vrouwen nog heel wat rampen zou kunnen voorkomen. Wat de kindersterfte betreft staat België nog achter bij andere Europese landen; het schijnt in dit opzicht de dertiende plaats in te nemen; ook dit is een kwestie van preventieve geneeskunde door een regelmatige controle der zuigelingenGa naar voetnoot1). Heel wat mislukkingen kunnen vermeden worden als bij de beroepskeuze een medisch onderzoek als ernstig element mag meetellen. Niemand ontkent nog voor bepaalde gevallen de zegen van het praenuptiaal onderzoek. Deze enkele voorbeelden kunnen volstaan, om het onmiddellijk belang van de preventieve geneeskunde aan te tonen, in zover ze bewaakt en voorkomt. Haar volle betekenis zal ze pas krijgen, zodra elke burger naast zijn identiteitskaart ook zijn gezondheidsboekje zal hebben, waarin de uitslagen van alle onderzoeken vanaf de geboorte langs de verdere levensontwikkeling zijn opgetekend: zuigelingen- en kleuteronderzoek, onderzoek op de school, voor het beoefenen van sport, bij de beroepsoriëntatie, bij de arbeid, voor het huwelijk, enz. Het bestaan van zulk een boekje druist niet in tegen het beroepsgeheim van de geneesheer, zo het eerst onder de bewaking blijft van de ouders en later aan de betrokken persoon zelf wordt ter hand gesteld. Op geneeskundig gebied, - nl. in verband met de gezondheid, - zou zo'n boekje onvervangbare diensten kunnen bewijzen: de aangetekende resultaten van vorige onderzoeken zouden de volgende preventieve onderzoekingen vergemakkelijken en in geval van een ziekte zouden ze voor de curatieve geneeskunde van soms onschatbaar belang zijn voor het vaststellen van diagnose en behandeling. Daar de gezondheid voor elke mens een fundamenteel goed is, is het een kwestie van algemeen welzijn dat de hulpmiddelen van de preventieve geneeskunde zo effectief mogelijk dienstbaar worden gemaakt voor allen en iedereen. Wat betrekking heeft op het algemeen welzijn, betreft de Staat. Hij heeft hier dus een rol te vervullen. Maar welke? Sommigen menen dat de opkomst van de preventieve geneeskunde de nationalisatie van de geneeskunde wenselijk of zelfs wellicht onafwendbaar maakt. De Staat zou, minstens reeds op het gebied van de preventieve geneeskunde, zelf voor de nodige instellingen en technische | |
[pagina 624]
| |
uitrusting moeten zorgen en geneesheren benoemen, die hij als functionnarissen bezoldigt, om kosteloos voor allen de nodige (en dus dan ook verplicht gemaakte) preventieve onderzoeken te verzekeren: zo zou de geneeskunde met al haar middelen daadwerkelijk allen bereiken en dus volledig sociaal zijn. Mag de Staat hier tussenbeide komen en hoever reiken in deze zijn rechten en bevoegdheid? De Staat is de organisatie, die de verscheidenheid van enkelingen en groepen overkoepelt en ze zo ordent dat hun initiatieven elkaar niet belemmeren. Het zou tegen de sociale orde indruisen, als de Staat zich de initiatieven zou toeëigenen, die enkelingen of kleinere groeperingen behoorlijk kunnen uitwerken. Zo b.v. zou hij op het gebied van de preventieve geneeskunde zelf de organisatie ervan niet ter hand mogen nemen, indien het initiatief van onder af toereikend is. Er is nog meer. De staatsinstellingen en -inrichtingen moeten voor allen openstaan, of ze zouden niet beantwoorden aan de eisen van het algemeen welzijn, dat voor allen bestemd is. Dat brengt met zich mee dat een Staat, die een bevolking met een pluraliteit van levensbeschouwingen omvat, in zijn inrichtingen neutraal moet zijn, nl. dat hij geen stelling neemt in de uiteenlopende levensbeschouwingen. Welnu, op het gebied van preventieve geneeskunde is die neutraliteit uiteraard onmogelijk, omdat ze van zo nabij het leven raakt en dus ook de problemen van de levensbeschouwingen. De oplossing is hier: een stelsel van vrij pluralisme, van private initiatieven die aangepast zijn aan de onderscheidene levensbeschouwingen, die in het land bestaan. De Staat zal zich aan zijn ordenende taak te houden hebben, zodat hij door middel van hulpverlening en tqezicht de normale werking van de verschillende initiatieven steunt en harmonisch verbindt. Zo kunnen de private medisch-sociale organisaties, onder de hoede van een Staatsgezag dat aanmoedigt, steunt en ordent, de preventieve geneeskunde voor allen openstellen en dus sociaal maken. | |
Besluiten1. De sociale geneeskunde omvat alles (instellingen, wetgeving, volksopvoeding op hygiënisch gebied, technische uitrusting, enz.) wat voor de uitbouw van de medische functie nodig is om ze werkelijk dienstbaar te maken aan allen. Aan allen, dat betekent: aan al de leden van de gemeenschap, dus aan personen en aan al de personen. 'Sociaal' zegt uiteindelijk: dienstbaarheid aan menselijke personen. Voor de geneeskunde is dat vanzelfsprekend, omdat de gezondheid die | |
[pagina 625]
| |
ze dient een goed is van personen: de curatieve geneeskunde betreft steeds een bepaalde patiënt, preventieve onderzoeken gebeuren op concrete personen, de hygiënische voorschriften gelden voor allen, nl. voor al de personen in gemeenschapsverband. Dat klinkt op het eerste gezicht zeer simplistisch. Maar zo gemakkelijk vergeet men de menselijke personen als men van het sociale spreekt. Het is nog zo lang niet geleden, dat men van de gemeenschap sprak als van een eigen, zelfstandige realiteit, die over de geslachten verder leeft en eigen, immanente doeleinden heeft waaraan men een hele generatie zou mogen offeren. In zulk een opvatting zal de geneeskunde slechts sociaal zijn als ze rechtstreeks die 'sociale' doeleinden dient, zelfs ten koste van het welzijn en van de rechten der personen: sterilisatie voor ras-zuivering, toepassing van waarheidsserum om zelfbeschuldiging te bereiken, euthanasie om de gemeenschap te bevrijden van mensen die haar door hun activiteit niet meer kunnen dienen. Dat alles heeft met werkelijk sociale geneeskunde niets te maken. De geneeskunde is in haar wezen dienstbaarheid aan de gezondheid, die een persoonlijk goed is, en sociaal mag ze heten zo ze werkelijk haar wetenschappelijke en technische middelen binnen het bereik kan brengen van allen, nl. van alle personen. 2. Zo staat de geneeskunde wezenlijk gericht naar het welzijn van personen. Beter nog, ze is een relatie van persoon tot persoon, van de persoon van de geneesheer tot de persoon van de patiënt. Meteen is het klaar dat niet enkel de persoonlijke waardigheid van de patiënt verdedigd dient te worden, maar ook de persoonlijke rechten van de geneesheer moeten worden beveiligd. Nu de bevolking de gezondheid practisch als een gemeenschappelijk belang behartigt in sociaal verband (mutualiteiten), hebben de geneesheren ook hun verbond nodig, om hun rechten en persoonlijke waardigheid te waarborgen. Hun orde, - of hoe men hun sociaal verband ook moge noemen, - moet een publiekrechtelijke instelling zijn, wil ze haar taak daadwerkelijk vervullen. Allereerst moet ze de professionele belangen van de geneeskunde naar buiten vertegenwoordigen en verdedigen. Zo zal ze met betrekking tot de Staat alle overdreven inmenging weren en de rechten van het medisch beroep voorstaan. Zo zal ze ook de verhoudingen van het geneeskundig corps met de mutualiteiten regelen: het past b.v. dat de bepaling van de tarieven voor de verschillende medische behandelingen samen door de organisatie der geneesheren en de ziekenfondsen wordt vastgesteld. Maar de organisatie zou tevens ook een disciplinaire functie naar | |
[pagina 626]
| |
binnen moeten uitoefenen. Ze moet zulk een innerlijke tucht tot stand brengen, dat de leden de professionele en sociale verplichtingen van hun ambt nakomen. Zo b.v. zou ze, na met de mutualiteiten degelijke bepalingen te hebben vastgelegd, er streng over moeten waken, dat de geneesheren zich werkelijk houden aan de vastgestelde tarieven. Inderdaad, als de medici aan de aangeslotenen meer vragen dan het ziekenfonds terugbetaalt, wordt het opnieuw voor de meesten onmogelijk een beroep te doen op al de middelen van de geneeskunde en is dus door het feit zelf de geneeskunde niet meer sociaal, nl. niet werkelijk toegankelijk voor allen. 3. Daar het hier gaat om de rechten en belangen van de personen, om hun initiatief en vrije activiteit, dient het principe geëerbiedigd te worden: zoveel vrijheid als mogelijk is, zoveel gebondenheid als nodig is. Dat betekent, dat de Staat zijn tussenkomst moet beperken tot het noodzakelijke, dat hij het gezond initiatief aan enkelingen en groepen niet mag ontnemen en dat dus zijn taak essentieel bestaat in helpen en ordenen. Zo zal de Staat zelf geen mutualiteit stichten, waar op dat terrein het privaat initiatief volstaat. Overigens kunnen wij enkel als het privaat initiatief hier zijn weg baant, ten volle zeggen dat de mutualiteiten zijn van de personen en vóór de personen. Van de personen, omdat ze uit hun werk en bijdrage groeien. Vóór de personen, omdat ze het effectieve middel zijn om de geneeskunde volledig ten dienste te stellen aan de gezondheid van allen. Hun wezenlijke zending bestaat er in, een onmisbaar middel te zijn om de geneeskunde sociaal te maken en dus zullen ze hun hulpverlening zo regelen, dat ook de duurste behandelingen van de geneeskunde voor hun leden mogelijk worden en dat weinig of niets worde uitbetaald voor kleine dingen, die geen financiële last betekenen. De sociale geneeskunde wordt werkelijkheid als geneesheren, ziekenfondsen en Staat, elk op eigen terrein en binnen de grenzen van hun eigen verantwoordelijkheid, ernstig en deugdelijk de vraag willen oplossen: Wat is er nodig opdat de hele geneeskunde voor allen zou kunnen zijn? |