Streven. Jaargang 3
(1949-1950)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 453]
| |
Christelijke vooruitzichten in Japan
| |
Geestelijke verwarringJapan heeft niet enkel honger naar brood, doch ook naar sympathie en begrip. Zeker, het draagt de verantwoordelijkheid voor Pearl Harbour, en de militairen durfden dit waagstuk aan omdat ze konden rekenen op de gedweeë stemming, zo al niet op de enthousiaste instemming, van het volk. En hier blijkt nu juist de fundamentele zwakheid van dit volk te liggen: zijn tekort aan een critisch en onafhankelijk oordeel, aan krachtige persoonlijke reactie tegenover goede of slechte leiders. Zo begon het volk met eerst de oorlog te aanvaarden: na de aanvankelijke schitterende overwinningen ging het houden van de oorlog, want het hoopte dat een Japanse expansie over Azië en tot in Australië de uitweg zou verschaffen voor zijn industrie zonder welke het land niet leven kon. Die droom verzwond op de dag van de capitulatie, doch het probleem bleef. Ontwaakt uit de fantastische droomtoestand waarin de officiële propaganda hen gebracht had, zien de Japanners nu uit naar contact in plaats van naar verovering. Ze merken nu dat de wereld vijftien jaar voortgeleefd heeft zonder hen, en dat het waarachtige uitzicht van diezelfde wereld merkelijk verschilt van de caricatuur die men er hun van heeft getoond. Zij zijn er op uit om te leren; iedere bezoeker merkt dat onmiddellijk. Studenten die met je meereizen in propvolle treinen proberen bij je te komen, en brengen er al hun pas verworven Engelse kennis aan te pas om je vragen te stellen over alles en nog wat, vanaf de voedselcrisis in Europa | |
[pagina 454]
| |
tot de coëducatie in Amerika. Zij wensen in het buitenland te studeren, en laten zich niet afschrikken door taalmoeilijkheden. De professoren verschillen hierin niet van de studenten. Een van hen, die vroeger in Italië en in België gestudeerd had, toonde mij zijn collectie buitenlandsche bladen; ongelukkig had hij de laatste tien jaar niets meer kunnen krijgen, en hij was blij dat hij nu weer kon doorgaan. Een ander vroeg uitleg over de politieke systemen en over de laatste sociale wetgeving in West-Europa; nog een ander had het over moderne Franse literatuur. Maar alweer ligt het tekort aan critische beoordeling voor de hand. De oppervlakkigheid van het Japanse denken blijkt uit hun kranten. Daarin komen alle systemen tot uiting die in Europa een halve eeuw of meer geleden opgeld deden: materialisme, determinisme, dogmatisch positivisme; en daarnaast allermodernste existentialistische verklaringen... In zake politiek schijnt de democratie het universele geneesmiddel te zijn, maar niemand zegt waarin die bestaat. Iedereen beroept er zich op, meer dan op om het even wat, en toch is het zeer de vraag of er velen iets van begrijpen. Het is makkelijk te zien hoevelen er verraad tegen plegen, zoals in het laatste financieel-politiek schandaal waardoor het kabinet moest aftreden en het parlement ontbonden werd. Vanuit het Noorden dringen communistische geschriften door, die hun weg vinden naar de overkant van de Amerikaans-Russische demarcatielijn. Niet zelden ziet men in de handen van de werklui bladen met hamer en sikkel, waarin de oude rotte democratieën het moeten ontgelden en het Marxisme opgehemeld wordt. Deze geestelijke verwarring zoals ze ons toespreekt uit de ca. 200 bladen en tijdschriften - en dit volk heeft bijna geen ongeletterden - is een van de meest treffende kenmerken van het moderne Japan. Iets dergelijks geldt ook op godsdienstig terrein. | |
Religieuze onrustDit land heeft juist een zeer hevige godsdienstcrisis doorgemaakt. Zijn traditionele godsdienst van het Shintoïsme, met het fundamentele geloof aan de goddelijkheid van de keizer, van diens onderdanen en van het land, dit alles gefundeerd op mooie maar louter legendarische cosmogonieën. De Japanners beschouwen zich als verschillend van en uitstekend boven alle andere rassen; om wille van deze vermeende superioriteit meenden ze geboren te zijn om te leiden, en die zending inzonderheid te moeten uitoefenen over Azië; ze | |
[pagina 455]
| |
dachten dat ze onoverwinnelijk waren, een nogal candiede overtuiging waarin ze gesterkt werden door hun overwinning op China, Rusland en Duitsland in de eerste wereldoorlog, en door hun tijdelijk succes tegenover de Geallieerden in de tweede. Gedurende vele jaren nam dit geëxalteerde nationalisme de plaats in van een echte godsdienst. Plechtigheden werden gehouden tot verheerlijking van de keizer, van het leger, van Groter Japan. De ganse zedenwet werd opgebouwd rondom de fundamentele plicht van blinde en onvoorwaardelijke toewijding aan het heilige vaderland. Zijn nood aan expansie en grootheid werden verheven tot zedelijke norm van alle individuele daden. De gehele opvoeding werd in diezelfde richting gestuwd: van de jeugd het makke instrument te maken in de dienst van fanatieke militaristen. De capitulatie deed dit alles in duigen storten. Zo onverwacht kwam ze dat menig Japanner het amper kon geloven; het duurde dagen vooraleer de officieren van de zeebasis te Yokosuka zichzelf konden overtuigen dat de radioboodschap van de keizer geen bedrog was. Geloofwaardige getuigen zeggen dat er in dit jaar 1949 sommige Japanse uitwijkelingen in Brazilië nog steeds niet aan de nederlaag van hun vaderland geloven. We moeten ons goed in het hoofd prenten dat dit éne feit met één slag een eind maakt aan het dogma van de Japanse onoverwinnelijkheid, van zijn wereldzending, van zijn rassuperioriteit, en zelfs van de goddelijkheid van de keizer. Meteen betekent het de ineenstorting van de zedelijke normen en van de basis van de opvoeding. Dit volk ziet geen uitweg. Door traditie en door psychologische instelling heeft het een neiging naar klaar en eenvoudig geloof, naar een vast omschreven gedragslijn, en het kijkt vruchteloos uit naar iets van dien aard. Aldus bestaat er in Japan, naast een economische en geestelijke crisis, een enorm religieus probleem, vaag beseft door de massa, doch helder gevat door een kleine élite uit de leidende kringen, de intellectuelen en de studenten. Hun invloed zal voortaan van groot belang zijn. Waar zoeken zij een oplossing? | |
Valse religieuze oplossingenHet Shintoïsme heeft niet langer het voordeel staatsgodsdienst te zijn, en krijgt daarom ook de subsidies niet meer die het in zijn vroegere hoedanigheid genoot. Van deze harde slag is het nog niet bekomen. Ofschoon de subsidies verdwenen, de tempels staan er | |
[pagina 456]
| |
nog, en worden onderhouden door aalmoezen of door het verkopen van hun grondeigendom. Wel is het nationalistisch credo verdwenen, maar - zo werd ons verteld - de hoofden van de voornaamste heiligdommen kwamen bijeen om een nieuwe geloofsregel op te stellen. Ook heeft het volk zijn diepe eerbied voor de keizer niet verloren; te Tokyo komen weer steeds meer en meer pelgrims naar het heiligdom van Meiji (stichter van de moderne periode), dat onmiddelijk na de capitulatie bijna verlaten was. Het Shintoïsme heeft dus niet helemaal afgedaan, doch het schijnt niet meer in staat om een echt religieuze rol te vervullen in het Japanse leven. Zal het Boeddhisme dat kunnen? Sommige sekten zijn zeer aktief; enkele volgen het voorbeeld van het caritatief werk van de christelijke missie. Eén bepaalde sekte vormt nog steeds een bloeiende gemeente in Kyoto met een belangrijke universiteit, een pers- en propagandabureau. Niettemin maakt het geheel eerder een indruk van verval, van gemis aan levens- en veroveringskracht. Veel tempels kunnen met moeite hun bestaan rekken; hun monniken verminderen in aantal en in kwaliteit, het traditionele celibaat wordt vaker overtreden, wat hun prestige in het gedrang brengt. De waarachtig vrome volgelingen, die je nog steeds ziet gebogen liggen vóór Amida of enig ander verguld beeld, zijn meestal mensen van een zekere leeftijd. De jongeren kijken er medelijdend op neer; die brengen nog wel een bezoek aan de kloostertuinen omwille van de romantische stemming, of om er te picknicken in de schaduw van cryptomeria's. Ook het Boeddhisme heeft geen toekomst in Japan. En het protestantisme? Het had en heeft nog tamelijk veel succes.Ga naar voetnoot1) Het beschikt over talrijke en ijverige zendelingen, en geniet nu een bijzonder prestige als zijnde de godsdienst van de bezettende autoriteit. Zo we echter goed ingelichte personen mogen geloven, schijnt het de Japanners niet geheel naar de zin. Ze constateren zowel het individualistisch karakter ervan als zijn doctrinaire onstandvastigheid; en hun eigen jongste en ongelukkige ervaringen met een nationalistische godsdienst vervult hen met wantrouwen tegenover elke vorm van nationale kerk. Hun neiging naar duidelijk omlijnde ideeën en hun gedisciplineerde mentaliteit vinden hun gading | |
[pagina 457]
| |
niet in een geloofsvorm waar vrij onderzoek en persoonlijk interpretatie door geen enkel leergezag worden besnoeid. | |
Rechts en links materialismeHet zal niemand verwonderen dat vele mensen te midden van zulke verwarring sceptici en materialisten worden. De Amerikanen dragen hiervan voor een groot deel de schuld. Gedreven door een geest van slecht begrepen neutraliteit, willen ze niet tussenkomen in problemen die, laat staan nog de godsdienst, dan toch het meest elementaire morele gedrag raken. Zo werd enige tijd geleden, wegens het sterke geboortecijfer in een overbevolkt land, propaganda gevoerd voor birth-control. De Amerikanen hebben niet alleen niets gedaan om andere oplossingen bekend te maken - zoals de uitwijking, meer doorgevoerde industralisatie, en, gezien vanuit het individuele standpunt, het religieuze leven, zedelijk onthouding... - maar men heeft soms de indruk gekregen dat de S.C.A.P. deze propaganda steunde. En de onhandige uitleg die achteraf volgde heeft die slechte indruk niet helemaal verdreven. Op een ander gebied hebben de Amerikanen een even grote flater begaan, al lijkt het niet zo opvallend: n.l. door de vroegere scholen af te schaffen waarin jongens en meisjes gescheiden waren, en ze te vervangen door inrichtingen waar beide groepen samen worden opgevoed. De slechte gevolgen hiervan zullen niet lang op zich laten wachten. Bovendien zijn de Amerikaanse en Engelse films niet enkel een weerspiegeling van deze geestelijke verwarring, maar voegen daar vaak nog hun volslagen gemis aan geestelijke inhoud aan toe, en vertonen bepaald immorele scènes. Het praktisch materialisme van een aantal levensopvattingen, ten onrechte als 'democratisch' bestempeld, komt tenslotte tot hetzelfde resultaat als het dialectisch materialisme van het communisme. Intussen blijft dit laatste de heftigste bestrijder van alle spiritualistische godsdienst, en komt daar openlijk voor uit. Zijn streng dogmatisme en zijn radicale eisen doen het voorkomen alsof het zelf een soort godsdienst was. Ik heb zijn inrichtingen gezien, zijn vaandels en zijn brochures. Professoren en studenten hebben mij verzekerd dat geen gering deel van de Japanse jeugd de U.R.S.S. volgt. En katholieke studenten deden hun beklag dat ze niet uitgerust waren om de marxistische propaganda te bestrijden, dat ze te weinig helder omlijnde ideeën hadden, te weinig boeken en eenvoudige brochures over de sociale leer van de Kerk en haar positie tegenover de politiek. Ander- | |
[pagina 458]
| |
zijds werkt het schematisch voorgestelde sovjet-paradijs verlokkend op de jeugd, die vol enthousiasme is over zulke algemene ideeën, en nog niet de pijnlijke ervaring heeft meegemaakt van het wérkelijke communisme. De communistische partij werd in 1932 door de militaristische repressie buiten gevecht gesteld, maar stak weer het hoofd op in 1944 met de hulp van de Russen, onder de dekmantel van het vrijheidsprincipe. De vroegere leiders werden uit de gevangenis ontslagen en zetten hun taak voort. Zij hebben cellen gevormd in de syndicaten, in de raad der functionarissen, zij hebben hun dagbladen: Hara Hata (de rode vaan) en De Atheïst. Bij de laatste verkiezingen steeg hun aantal zetels van 4 op 35, d.i. 3.600.000 stemmen of tien procent. Daarmee staan ze even sterk als de socialisten. Hun propaganda weet op sluwe wijze munt te slaan uit de huidige toestand, en schrijft de ellende toe aan het hebzuchtig imperialisme van de U.S.A., terwijl deze feitelijk voortvloeit uit de demografische toestand en uit een internationale spanning waarvan Rusland zelf grotendeels de schuld draagt. Toch weet het communisme al de klachten van de werkende klasse te bundelen en te leiden, het organiseert stakingen... en slaagt vaak in zijn opzet. Het ondermijnt alle elementen die enige vastheid bieden: de godsdienst, de keizer, de vroegere partijen. Graag zou men de Japanners zelf meer weerstand zien bieden aan deze pogingen. Ellende is echter altijd een slechte raadgeefster geweest, en wie niets heeft probeert graag alle middelen om uit zijn miserie te geraken. Zo marcheert het communisme met het vaandel van een nieuw messianisme, en dit vals religieuze uitzicht betekent een allergrootste bedreiging. Zoals overal elders staan ook hier deze twee soorten mystiek als doodsvijanden tegenover elkaar: het christendom en het communisme. | |
De kans van de Katholieke KerkLaat mij vooreerst met enkele voorbeelden aantonen hoezeer het katholicisme de Japanse belangstelling opwekt. Ieder aspect van onze religieuze activiteit, de artistieke, de literaire, de sociale of de louter godsdienstige, maakt de Japanner nieuwsgierig en ontlokt hem zelfs een gunstige reactie. Een goed jaar geleden opende een missionaris te Hiroshima een school voor Japanse en Europese muziek; een driehonderd jongens en meisjes kwamen de lessen volgen, het nieuwe gebouw was spoe- | |
[pagina 459]
| |
dig te klein. Voor het einde van het jaar deden zestig hun aanvraag om onderwezen te worden in het geloof, en dertig ervan werden weldra gedoopt. Een acht maanden geleden begonnen enkele missionarissen samen met leken de publicatie van een Japanse katholieke Digest, vooral afhankelijk van de Amerikaanse. De eerste oplage van 40.000 ex. werd eerder als een waagstuk beschouwd, maar het succes was zo groot dat het Kerstnummer voor 1948 op 200.000 ex. kon gedrukt worden, terwijl Japan slechts slechts een 110.000 katholieken telt. Recente statistieken wijzen uit dat de Digest de vierde plaats inneemt onder de Japanse maandschriften, en vaak heb ik het in handen gezien van niet-katholieken. De universiteit van Tokyo heeft cursussen ingericht waar aan intellectuelen het christelijk standpunt wordt uiteengezet in de hedendaagse problemen, of waar gewoonweg practische lessen worden gegeven in Westerse talen. Het is een reuze succes geworden, dat machtig bijdraagt om de invloed van de universiteit uit te stralen. Ook de louter godsdienstige activiteit vond veel instemming. Een studente te Tokyo, de enige katholieke van de ganse school, vormde een studieclub, en bereikte daarin tweehonderd meisjes. Verscheidene daarvan vonden reeds de weg tot de Kerk. De kapel van de universiteit is te klein geworden; vroeger waren de tweehonderd stoelen nooit bezet, en nu moeten elke Zondag twee missen gelezen worden in de grote zaal. Eén van de twee missen wordt bijgewoond door meer dan tweehonderd man, meestal jonge lieden, uit alle hoeken van de stad. Wij willen deze opsomming niet langer maken... Het is opmerkenswaard dat de meerderheid van de neophieten gevonden wordt onder de studenten en de intellectuelen, dat ze meestal jong zijn, en dat het doopsel hen vaak tot echte apostelen maakt. Langen tijd bezat de Kerk in Japan geen elite, maar nu is deze aan het groeien, zodat het gemis aan kwantiteit goed gemaakt wordt door de kwaliteit. En wat is de oorzaak van deze beweging, die ofschoon niet zeer ruim, toch zeer diep gaat? Waardoor worden de mensen onophoudelijk tot de Kerk getrokken? Sommigen menen: uit opportunisme; het christendom is toevallig de godsdienst van de overwinnaars en van de bezettende macht, en de Japanners doen niets anders dan zichzelf aanpassen... Zulke verklaring kon gedeeltelijk waar zijn indien er sprake was van een massabekering, wanneer mensen zonder veel nadenken tot het geloof komen. Het aantal doopsels bedroeg in 1948 tien duizend, een zeer bescheiden getal; om te weten hoeveel | |
[pagina 460]
| |
bekeringen er hebben plaats gehad, moeten we van dat cijfer nog aftrekken al de doopsels van kinderen van katholieke ouders. Katholiek worden betekent geenszins een materieel voordeel; veeleer brengt het nieuwe verplichtingen met zich mee van godsdienstige, van morele, en zelfs van financiële aard, daar er moet bijgedragen worden tot het onderhoud van de parochie. Buiten enkele aparte gevallen kan men 'geïnteresseerde' bekeringen rustig als fictief beschouwen. Meer dan eens heb ik missionarissen, Japanse priesters en leken, vooral bekeerlingen, ondervraagd naar de echte oorzaak van deze geloofsbeweging. Boven en buiten alle individuele motieven en geneigdheden, schijnen de Japanners inzonderheid onder indruk te komen van de helderheid en de kracht van de leer en moraal enerzijds, van het eeuwig en universeel karakter der Kerk anderzijds. Eerst en vooral zien zij in de Kerk een grote sociale realiteit, een wijze en evenwichtige maatschappij, een lerares voor het praktische leven, de historische opvoedster van het Westen. Nauw contact openbaart hun veel onvermoede rijkdom: de leer omtrent God en de individuele ziel, iets waarover Japanners geen al te vaste ideeën blijken te hebben, Christus als Zaligmaker, de schat der sacramenten. Wanneer ze eenmaal zover staan maken de liturgie en de devotie-oefeningen op velen een grote indruk. Men moet gezien hebben hoe deze mensen lange tijd uitgestrekt neerliggend bidden, naar 's lands gebruik, om te kunnen vermoeden welke schatten van inwendig leven hier de Kerk te wachten staan. Het vierde eeuwfeest van Franciscus Xaverius' landing op Japan (15 Aug. 1549) was een bewijs te meer van de grote belangstelling die het katholicisme er gewonnen heeft. Vanuit Kagoshima in het Zuiden tot aan het Russisch gebied in het Noorden werd de arm van Xaverius, begeleid door de pauselijke gezant Mgr Giboy, aartsbisschop van Sidney, en door Japanse vooraanstaande persoonlijkheden, in alle grote steden plechtig ontvangen; dagbladen, grote magazijnen, bioscopen, theaters werkten mee aan de bekendmaking en opluistering van de feestelijkheden. Toch mag men hier niet het begin in zien van een grote bekerings-beweging. Het lijkt wel een juist bericht dat de dagbladen met klem het profaan karakter van dit huldebetoon onderstreepten waar het niet-katholieken gold. Xaverius werd gehuldigd als een symbool van de geest van broederlijkheid en vreedzame samenwerking. Niettemin is deze grootse triomftocht, waarbij massa's van 30, 40 en 50.000 personen samenkwamen, hoofdzakelijk bestaande uit niet-katholieken, een machtige geloofsprediking geweest en een stimulans voor onze | |
[pagina 461]
| |
gelovigen. Er roert iets in Japan, er is een huivering over dit land gegaan, voorbode van onvermoede dingen. | |
De kans waarnemenZal deze geestelijke Lente blijven aanhouden? Is het geen voorbijgaande vlaag van enthousiasme te midden van een enorme catastrophe? Zal de publieke opinie deze stroming niet stuiten? Sommige missionarissen - te pessimistisch? - vrezen het. Zij wijzen op het sporadisch herlevend nationalisme en op de dreiging van het communisme bij sommige lagen van het volk. De Japanse priesters integendeel - en zij kennen hun mensen toch - voorspellen een Lente van vijftien à twintig jaar. Er wordt zo vlug mogelijk een groot aantal missionarissen vereist, bereid om door lange studie de moeilijke taal meester te worden, in staat om met veel tact dit zeer gevoelige volk te benaderen, - de persoonlijkheid zelf van degene die de boodschap brengt, heeft bij hen de allergrootste betekenis, missionarissen met degelijke kennis en paraat om met woord en daad de volheid en de hechtheid aan te tonen van de leer die zij verkondigen. Of het mogelijk is de domeinen nader te bepalen die het meest de aandacht zullen verdienen? Het wil ons voorkomen dat er in de volgende jaren een invloed moet uitgaan op de elite door het hoger onderwijs en de pers, en op de massa door de sociale werken. Eerst op de elite: niet alleen omdat wij ons moeten richten tot diegenen die op hun beurt het meest invloed uitoefenen, doch ook omdat de niet talrijke priesters op de massa weinig activiteit kunnen uitwerken zolang zij geen goede leke-helpers hebben gevormd. Moeilijke taak, ten eerste omdat er zo lastig beweging te krijgen is in die passieve arbeiderswereld, en ten tweede omdat het communisme, dat speculeert op de miserie, zeer remmend werkt. Anderzijds staat de syndicale inrichting en de syndicale mentaliteit nog in een beginstadium: het financieel leven van de trade-unions hangt af van de vrijgevigheid... van de patroons; van werkcontracten weten ze nog weinig af. Zodat de werkman erg afhankelijk is en te weinig beschermd. Nog veel moet er gebeuren om hem het (goede) klassebewustzijn te geven. De pers moet het dringendste werk aanpakken. Iedereen weet dat er in Japan bijna geen ongeletterden zijn, dat het volk veel leest, dat de grote dagbladen oplagen hebben van anderhalf millioen, dat er een twee duizend tijdschriften bestaan. En een groot deel van al | |
[pagina 462]
| |
deze publicaties is areligieus, materialistisch of immoreel, vooral de romans. De katholieken moeten een bres maken in deze papier-muur. De Japanners, christenen of niet-christenen, hebben behoefte aan boeken die op directe of indirecte wijze de christelijke levensbeschouwing voorstellen. Zo zijn er zeer weinig, doch het grote succes van de Japanse vertaling van 'La Prière de toutes les heures' is wel een klare aanduiding dat andere dergelijke boeken graag zouden gelezen worden. Onlangs werd de Japanse katholieke digest gesticht, die na één jaar een oplage van 200.000 ex. heeft bereikt! Bovendien is er een dagblad nodig, wat nog steeds de te geringe en te verspreide katholieke krachten te boven gaat, zowel kwestie van redacteuren als van financiën. Heden beschikt men reeds over 50.000 exemplaren van het Nieuwe Testament, over evenveel catechismussen en een nieuw gebedenboek; verder over een zestal tijdschriften met geringe oplage en verschillend van waarde (buiten de katholieke digest die een echt succes is); over enige boeken en enkele Japanse brochures. Daartoe heeft men slechts vijf drukkerijen, waarvan alleen de firma Enderle, een filiaal van Herder, een echte uitgeverszaak is die waardevolle werken op de markt brengt, ofschoon de oorlog veel schade had aangericht. De pers is niet alles; ze bereikt vooral de volwassenen. De kinderen hebben scholen nodig. Vòòr deze laatste oorlog werd de uitbreiding van de katholieke scholen ontzaglijk geremd, behalve door het verspreid wonen en de numerieke zwakheid van de katholieken, door de terughoudendheid vanwege de Staat tegenover alle instituten met te lauwe nationalistische geest. Dit hele werk is opnieuw aan te pakken. Er werd reeds een begin mee gemaakt. Buiten de universiteit van Tokyo, waarvan de invloed langzaam maar zeker toenam in de loop van deze moeilijke jaren, gaat de aandacht vooral naar het middelbaar onderwijs (high schools) voor jongens (de Jezuïeten te Yokosuka, te Rokko) en meisjes (de Dames van het Hart te Tokyo en nabij Kobé, enz.). Dit is een schuchter begin; er blijft onmetelijk veel te doen. Tenslotte de sociale werken. Wel bestaan er hier en daar Vincentius-verenigingen...., doch op het eigenlijke terrein is nog alles te verrichten. Eerst en vooral moet er onderwezen worden; de sociale leer van de Kerk, zoals we boven zeiden, is nog bijna niet bekend, omdat mensen noch boeken er over spreken. De ontdekking van de encyclieken doet soms verwonderd opkijken... maar men moet ze ook toepassen. | |
[pagina 463]
| |
De moeilijkheden die men ondervindt zijn groot omdat het individu gedurende de militaristische periode er op gericht is geweest om te gehoorzamen zonder tegenspraak, en gestraft werd wanneer hij werkelijk zijn leven als een vrij mens wilde inrichten. Anderzijds bestaat er in Japan die massa dagloners niet waardoor een krachtige werking mogelijk is alleen reeds door het massale aantal. Het werk zal dus in kwaliteit moeten uitmunten, door bekwame mensen te plaatsen op de leerstoelen, in alle organisaties waar de mentaliteit tot stand komt, waar de sociale verhoudingen ontstaan. Een onafzienbaar programma als men bedenkt dat de verantwoordelijkheid voor deze taak rust op circa 110.000 katholieken, meestal van geringe afkomst. De grootheid van de te vervullen taak maakt het des te meer noodzakelijk om aan deze kleine kudden goede herders te geven; Japan zelf, ofschoon er relatief veel roepingen zijn (1 seminarist op 1000 christenen en 1 kloosterzuster op 50 christenen) kan in zijn nood niet voorzien. De inlandse priesters zijn weinig in getal, minder dan tweehonderd. Daar wordt dus hulp van buiten vereist, en einde 1947 waren reeds driehonderd vijftig priesters, broeders en zusters aangekomen. Dit vertegenwoordigt nog bitter weinig in vergelijking met hetgeen gevraagd wordt; vier maal meer priesters-missionarissen, d.i. ruim duizend, zouden amper volstaan voor het werk. De toestand is ernstig. Wie zal het winnen: Rome of Moskou? |
|