| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
IN Duitsland is het probleem aan de orde gesteld, welke houding dient aangenomen te worden ten opzichte van de geallieerden. Adenauer, de kanselier, op wie de verantwoordelijkheid ligt, is van mening, dat de eerste vereiste om het wantrouwen, vooral van Frankrijk te overwinnen, is concessies te doen om aldus tot een betere gelijkwaardige samenwerking te komen. Daarom heeft hij zich bij 'de Grote Drie', Acheson, Schuman en Bevin, die begin November te Parijs vergaderden, bereid verklaard, 't Saargebied onbesproken latend, het Roer-statuut te erkennen, een beperkte ontmanteling der Duitse werkelijke of vermeende oorlogsindustrie te aanvaarden. Schumacher, vijand van Adenauer en leider der socialisten, denkt niet meer aan hetgeen Duitsland jegens Europa misdreven heeft en stelde zich op 'nationaal' standpunt, overtuigd, dat in de huidige crisis West-Duitsland van zoveel betekenis is voor de geallieerden, dat het in plaats van concessies te doen eisen kan stellen. Hiertegen verdedigde Adenauer in de Bondsdag zijn beleid. Schumacher was echter niet tot rede te brengen en naast andere beledigende uitdrukkingen noemde hij Adenauer: 'De federale kanselier van de geallieerden'. Het kostte hem een tijdelijke schorsing. Zijn partijgenoten verlieten, eensgezind met de communisten, de vergaderzaal.
Wat de Drie Groten te Parijs besloten hadden, kwam eerst definitief vast te staan, nadat de Franse Kamer de politiek van Schuman had goedgekeurd. Intussen bracht Acheson een bezoek aan Bonn, waar hij zich ook met Schumacher onderhield, en daarna aan Berlijn. De ontvangst der Berlijnse bevolking was hartelijk. Acheson prees haar tegenstand tegen het communisme als een 'buitengewone prestatie' en verzekerde, dat zowel de Amerikanen als de andere westerse bezettingsmogendheden hun steun niet zouden onthouden. Hij waagde zich zelfs aan een rondrit achter het 'IJzeren Gordijn' en ontving op zijn receptie een oude kennis en dus 'vriend' generaal Tjoeikof, waarmee hij zich uiterst vriendschappelijk onderhield.
24 November werd bekend gemaakt wat Adenauer van de geallieerden verkregen heeft. Vooreerst mag West-Duitsland toetreden tot de Raad van Europa als 'toegevoegd' lid. De ontmanteling van verschillende fabrieken te Berlijn werd stopgezet, terwijl in het Roergebied 15 ondernemingen gespaard blijven. West-Duitsland zal 6 vrachtschepen van meer dan 7000 ton mogen bouwen. Wegens de afzijdigheid van de Sovjet-Unie kon de staat van oorlog niet officieel worden beëindigd, maar beide partijen erkenden, dat de geest van de gesloten overeenkomst het tegendeel is van een staat van oorlog. Door een motie van vertrouwen, aangenomen met 334 tegen 248 stemmen, heeft de Franse Assemblée deze concessies goedgekeurd. Ter verduidelijking bevatte echter deze motie de waarschuwing aan de regering om 'waakzaam te blijven ten aanzien van Duitslands industrieel potentieel, te
| |
| |
voorkomen dat de industrieën van het Roergebied worden teruggegeven aan de voormalige eigenaars (de Kartels), handhaving van de internationalisatie van het Roergebied als waarborg voor de veiligheid van Europa'. Bovenal mag op Duits grondgebied absoluut geen gewapende macht gevormd worden en dientengevolge kan Duitsland geen deel uitmaken van het Atlantisch Pact. De V. St., die voor de bewapening van West-Duitsland wel iets voelden, opdat dit strategisch vacuum geen Sovjet-aanval zou aantrekken, zijn voorlopig voor deze Franse eisen gezwicht. Bij zijn bezoek aan Frankfort verklaarde generaal Bradley, ook namens de aanwezige minister van defensie, Johnson, dat er geen plannen bestonden voor een herbewapening van Duitsland. Over een eventuele herbewapening moest later door de ondertekenaars van het Atlantisch Pact een definitief besluit genomen worden.
Wanneer het Kremlin vriendelijke en beleefde taal gebruikt, kan men er zeker van zijn, dat het elders zijn slag slaat. Toen Visjinski in de V. St. te kennen gaf, dat de vriendschap tussen de V. St. en de Sovjet-unie, die vooral 'hecht was in de laatste oorlog', weer zou opbloeien, omdat 'banden van vriendschap sterker zijn dan die van haat', werd aan de Poolse bevolking de smaad aangedaan, dat tot bevelhebber van het Poolse leger maarschalk Rokossovsky werd benoemd, de man, die indertijd, op bevel van Stalin, de heldhaftige opstand van Warschau door zijn opzettelijk talmen had doen mislukken en de hoofdstad overliet aan de wraakzucht der Duitsers. Visjinski verklaarde, dat de atoomenergie in de Sovjet uitsluitend voor vredesdoeleinden werd gebruikt: men verzette er bergen mee, maakte woestijnen vruchtbaar en de wereld behoefde zich over het vredelievend gebruik van deze atomen niet ongerust te maken. Dit sprookje was te mooi om waar te zijn. Wetenschappelijke kringen beschouwden deze uitlatingen als sovjet-propaganda. Daarna bood Visjinski in de politieke commissie der V.N. zijn 'namaak-olijftak met doornen' aan. Er moesten practische maatregelen genomen worden voor een onvoorwaardelijk verbod van de atoombom en instelling van een strenge internationale controle. Wanneer men zich herinnert, dat Moskou dergelijke maatregelen consequent heeft gesaboteerd, dan kan men de verontwaardiging begrijpen van de betrokken mogendheden, toen zij bovendien nog beschuldigd werden van 'voorbereidingen voor een nieuwe oorlog, in het bijzonder door Engeland en de Verenigde Staten getroffen'. Het viel de Amerikaan, Austin, niet moeilijk deze aantijgingen te weerleggen met een verwijzing naar de plundering van Mandsjoerije, de gedwongen deling van Korea, de actie tegen Yougo-Slavië, de guerilla tegen Griekenland, de bedreiging van Turkije, de onderdrukking in Tsjecho-Slowakije, de vernietiging der
democratie in de overige satellietstaten. 'Haal uw 'ijzeren gordijn' op en u zult de vrede versterken'. De voorgestelde 'vredes-resolutie', feitelijk een aanval op de twee 'Angelsaksische' mogendheden, werd dan ook, behalve door het Sovjet-blok, door al de overige leden verworpen.
De voortdurende successen der communisten in China, die zelfs in Tsjoenking doordrongen, hebben in de V.N. geleid tot een Sovjet- | |
| |
voorstel de nationalistische vertegenwoordiger niet meer te erkennen. In de partij zelf is een scheuring veroorzaakt. Tsjang Kai Sjek heeft bij velen de sympathie verspeeld en de waarnemende president Li Tsjoeng Jen poogt buiten hem om de leiding van de partij in handen te krijgen. De vooruitzichten op strategische successen werden echter met de dag minder.
Intussen blaast Moskou verzamelen.
12 November hielden te Peking communistische afgevaardigden uit 20 landen een congres om de volksstrijd in Oost-Azië tegen het 'imperialisme' te organiseren.
In de tweede helft van November had ergens in Hongarije een soortgelijke bijeenkomst plaats van het Kremlin, de satellietstaten en van de vijfde colonnes, eveneens 'voor de wereldvrede' en tegen het 'imperialisme'. Er werden enige resoluties aanvaard en aan de openbaarheid prijsgegeven. De kern ervan was: De rechtse socialisten, als Beving Spaak, Schumacher, Saragat en andere kopstukken zijn verraders van de arbeidende klasse en deze pseudo-socialisten worden veroordeeld. Speciale aandacht moet aan de katholieke arbeiders besteed worden, want godsdienstige overtuigingen behoeven niet als hinderpalen beschouwd te worden. De derde resolutie constateert, dat de Yougo-Slavische communistische partij in de macht is van moordenaars en spionnen, die naar het imperialistische kamp zijn overgelopen.
| |
Nederland
De gewichtige beslissingen, die 2 November 1949 in de Ridderzaal ondertekend werden, sluiten niet alleen een tijdperk - het koloniale - af, maar vormen het beginpunt van een nieuwe tijd in de wereldverhoudingen, waarvan de ontwikkeling ten goede of ten kwade nog hoogst onzeker is. Nederland heeft aan de 'Merdeka'-drang te langzaam en te voorzichtig gehoor willen geven, maar is door de V. St., die in de oplossing van wereldproblemen - getuige China - niet altijd een gelukkige hand hebben, tot meer overijlde en radicale stappen gedrongen dan aanvankelijk in de bedoeling lag. De resultaten van de langdurige en aanvankelijk met wederzijdse achterdocht en wantrouwen gevoerde onderhandelingen hebben geleid tot een eind-accoord. waarin zeven voorname punten zijn vastgelegd.
Omdat deze punten van blijvend belang zijn, geven we de inhoud ervan in het kort weer.
1. | De volledige souvereiniteit over Indonesië wordt on voorwaardelijk en onherroepelijk aan de R.I.S. overgedragen. |
2. | Er wordt een Unie gevormd tussen beide souvereine landen. Het Hoofd der Unie is H.M. Koningin Juliana. Zij heeft echter geen bestuursmacht, want, volgens de tekst van het statuut, 'verwezenlijkt het Hoofd der Unie de idee van vrijwillige en duurzame samenwerking'. Het doel van de Unie is de gemeenschappelijke belangen te behartigen op het gebied van buitenlandse betrekkingen, defensie en financiën. Tot dit doel komen minstens tweemaal jaarlijks drie ministers van elk der deelgenoten ter bespreking bij- |
| |
| |
| een. Hoge Commissarissen met de rang van ambassadeur zullen de belangen van de deelgenoten in elkanders rechtsgebied behartigen. Ter oplossing van rechtsgeschillen wordt een Unie-Hof van Arbitrage opgericht. |
3. | In Nieuw-Guinea wordt de status quo gehandhaafd tot een jaar na de datum van overdracht der souvereiniteit, dus tot 27 December 1950. Wederzijdse onderhandelingen zullen binnen die tijd de kwestie moeten opgelost hebben. |
4. | De R.I.S. erkent de economische rechten, concessies en vergunningen die eertijds rechtmatig zijn verleend en, voorzover deze verloren zijn gegaan, aan de rechthebbenden zullen worden teruggegeven. Zij behoudt zich echter het recht voor zodanige maatregelen tej nemen als nodig zijn ter bescherming van de nationale belangen of ter bescherming van economisch zwakke groepen. Wat de financiën betreft is een transfer-overeenkomst getroffen, waarvan de uitvoering niet eenvoudig zal zijn. Verder erkent de R.I.S. een groot deel van de externe en interne schulden, waarbij de Nederlandse regering een bedrag van 2 milliard heeft kwijtgescholden. |
5. | De Nederlandse strijdkrachten ter zee, te land en in de lucht worden binnen een jaar teruggeroepen en de marinebasis Surabaja wordt tegelijk met de souvereiniteitsoverdracht marinebasis van de R.I.S. Overigens is de Nederlandse regering bereid op verzoek der R.I.S. hulp te verlenen bij de opbouw der republikeinse strijdkrachten. |
6. | De burgerlijke ambtenaren worden door de R.I.S. met hun rechten en plichten voor twee jaar overgenomen. Wensen deze af te vloeien, dan ontvangen zij gedurende een bepaalde tijd een evenredig wachtgeld. |
7. | De culturele betrekkingen tussen beide landen zullen bevorderd worden door middel van radio, film, pers, bibliotheken, lectuurverspreiding, onderwijs en kunstmanifestaties. Men zal trachten hoogleraren, leraren en deskundigen wederzijds uit te wisselen. |
Bij onze vrienden, de V. St. en Engeland, bestond grote instemming met dit accoord. In het binnenland waren de opinies er over zeer uiteenlopend. Die 'koloniaal' dachten, zeiden: 'wij hebben Indië verloren', alsof land en volk een bezit was van elke Nederlander afzonderlijk. De P. v.d. Arbeid juichte, dat zij vrijheid en democratie aan de bruine broeders had mogen schenken. Professor Romme sprak namens een groot deel van de katholieke bevolking als zijn oordeel uit: 'De vorm van samenwerking tussen Indonesië en Nederland als resultaat van de R.T.C. is niet de beste om de belangen van ons volk hier en overzee het gunstigst te dienen. In de talrijke punten van samenwerking, die aangestipt zijn en in de bewerktuiging van de Ned.-Indonesische Unie, zitten echter zoveel kiemen van mogelijke groei, dat iemand, die in een wezenlijke Unie gelooft, de moed niet behoeft te verliezen'. Een of ander scepticus zal hierop antwoorden met het woord van; Goethe: 'Mir fehlt der Glaube'.
Na enige wijzigingen door minister Lieftink, op verzoek der Tweede
| |
| |
Kamer in zijn wetsontwerp aangebracht, is de steun en schadevergoeding voor de oorlogsgetroffenen volgens vaste lijnen vastgesteld. Integrale vergoeding op basis van volledig herstel heeft men niet verkregen. Vele wensen zijn met een beroep op de berooide schatkist afgewezen en tenslotte is een compromis tot stand gekomen, dat tien vogels in de lucht liet vliegen en zich met één vogel in de hand vergenoegde.
Een kleine politieke rommeling werd veroorzaakt door de grieven, die de P.v.d.A. tegen de K.V.P. meende te moeten uiten. Op verschillende punten constateerde de P.v.d.A. bij de katholieken ongedurigheid en veranderingszucht. Haar grote vrees was, dat door de opneming in het kabinet van een christelijk-historisch en een vrijzinnig-democratische minister op een kwade dag de P.v.d.A. aan de deur zou worden gezet. Professor Romme heeft getracht de socialisten gerust te stellen, met de verzekering, dat hij gaarne een 'progressieve' politiek gezamenlijk bleef voeren, maar dat hij ook voor de samenwerking in het parlement de voorkeur bleef geven aan een kabinet met brede basis met als kernen de K.V.P. en de P.v.d.A. 'Vrij Nederland', het socialistisch weekblad, polste daarop verschillende vooraanstaande figuren uit beide kampen. In het algemeen bleek uit deze bijdragen, dat de katholieken meer vertrouwen hebben gehouden in hun partner dan dat deze het aangeboren wantrouwen jegens hen had afgelegd.
1-12-'49
K.J.D.
| |
Belgie
Drie grote gebeurtenissen hebben het politieke leven in de loop van de voorbije maand beheerst: het congres der B.S.P., 'sous le signe de l'inquiétude' - aldus de 'Nation Belge' - op 5 en 6 November, en dat der C.V.P., in het teken van werkelijkheid en durf - aldus 'De Nieuwe Gids' - op 26 en 27 November, eindelijk de werkzaamheden van de parlementaire commissie voor de volksraadpleging.
Op het congres der B.S.P. werden alarmkreten geslaakt: onder meer door de heren Spinoy (Mechelen), Collard (Borinage) en Leburton (Huy-Waremme). Met verontrusting werd vastgesteld, enerzijds, dat het socialisme in de arbeidersklasse én door het A.C.W. (Christelijke syndicaten) én door het communisme in de verdediging is gedrongen: terwijl het, anderzijds, omwille van de engheid van zijn doctrinalei grondslag en van de eenzijdige gerichtheid van zijn werkmethodes bij: de standen der boeren, burgers en intellectuelen geen ingang kon vinden. De heer Spinoy aarzelde bovendien niet, de achteruitgang van de B.S.P. in arbeiderskringen ten dele toe te schrijven aan haar anticlericalisme; vermanend riep hij uit: 'Huysmans heeft de zaak zeer goed begrepen, toen hij het beginsel in toepassing bracht (waar en wanneer? Schr.) volgens hetwelk wij meer moeten strijden voor het staatsonderwijs dan tegen het vrije onderwijs' (Le Peuple 8-11-'49). Zonder veel omhaal van woorden werden de nieuwlichters evenwel door de heer M. Buset in de volgende termen afgewezen: 'Men heeft ooit kunnen dromen van een grote partij van de arbeid. Die is onmogelijk gebleken in een land als het onze waar één enkele, imperialistische,
| |
| |
kerk bestaat' (Le Peuple 8-11-'49). Zulk een stellingname laat voortaan aan de B.S.P. als enige mogelijkheid over, een strijdmotief buiten haar doctrine te zoeken, en verzamelen te blazen rond de vlag van het anti-Leopoldisme. Dit is geschied door de zorgen van de heer P.H. Spaak, die voornamelijk twee argumenten ontwikkelde, één van internationaal-politieke en één van constitutionele aard: 'Indien de Koning de meerderheid zoals sommigen wensen, behaalt, bedenkt dan wel dat men in het buitenland zal geloven, dat de meerderheid in België verzaakt aan zijn eer, en aan de trouw aan zijn bondgenoten'. - 'Zolang een koning in België niet inbreuk had gemaakt op de grondwet, zou er geen sprake geweest zijn van een koningskwestie' (Le Peuple 8-11-'49). Onnodig de aandacht te vestigen op de zeer zware verantwoordelijkheid van een gewezen Eerste-Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, die zich er toe leent, om redenen van partijpolitieken aard, ten overstaan van de wereldopinie stellingen te verdedigen die het Land ongetwijfeld zullen schaden.
Voor het congres van de C.V.P. was de weg geëffend door het 16de congres van de Federatie der Christelijke Syndicaten, gesloten op 30 October j.l., en door dat van de Christelijke Middenstand, op 5 en 6 November.
De Christelijke syndicaten hebben het genoegen beleefd, voor de eerste maal sinds de bevrijding hun congres bijgewoond te zien door een Minister van Arbeid die uit de schoot van hun organisaties is opgeklommen, namelijk de heer Oscar Behogne. Een paar passages uit de rede van de Minister onderlijnden de geweldige opgang door de Christelijke werkliedenbeweging gemaakt: de eerste, een jubelkreet met betrekking tot het ledental (ruim 500.000) en de tweede, een zegekreet wegens de verzekerde toekomst: 'Als gij het met ons eens zijt, dan laten wij het Departement van Arbeid en van Sociale Zaken niet meer los'. Niet minder betekenisvol was op dit zelfde congres de aanwezigheid van de heer Masa, secretaris van het Congolees Christelijk Syndicaat. Dit verheugende feit deed de voorzitter van het A.C.W. vaststellen, dat in de kolonie de Katholieken met hun sociale activiteit niet te laat gekomen zijn.
Het congres van de Christelijke Middenstand wettigt de hoop, dat ditmaal de grondslag is gelegd voor het opbouwen van een steviger doctrine, en het plan is geschetst voor een meer adequate organisatie. De ernst van de voorgelezen referaten wijst er op, dat de crisis van de vormingsjaren thans wel voor goed achter de rug zullen zijn.
De wegbereiders van het congres van de Volkspartij hebben er zodoende toe bijgedragen de deelnemers aan dit congres in een stemming van zelfverzekerdheid te brengen, die bij sommigen zelfs in overmoed dreigde over te slaan. De verheugende vaststelling van de doctrinale eensgezindheid verhoogde nog het gevoel van kracht dat reeds gewekt was door een terugblik op verwezenlijkte sociale programmapunten en door de tegenwoordigheid van een C.V.P.-Eerste-Minister en een C.V.P.-Minister van Arbeid en Sociale Zaken. Jammer, dat het vooruitzicht enigszins vertroebeld werd door ellenlange verwarde moties in verband met de doelstellingen. De slotvergadering was in elk
| |
| |
geval een ware triomf: de kaderleden waren talrijk opgekomen, er heerste een opgewekte stemming, en het was de Eerste-Minister zelf die in dit milieu nadrukkelijk mocht verkondigen dat practisch alle goede vruchten die door 's Lands beleid, zowel onder de vorige regering als thans, werden afgeworpen in den grond niets anders zijn dan de verwezenlijking van programmapunten der C.V.P.: 'De synthese der particuliere belangen vrijwillig ondergeschikt gemaakt aan het algemeen belang', die hij plaatste op gelijke afstand van liberalisme en socialisme 'het midden houdend tussen vrijheid en staatsdwang'. Het past hier hulde te brengen aan de heer De Schrijver, stichter en, bij deze gelegenheid aftredend voorzitter van de Volkspartij, onder wiens beleid zo schitterende resultaten werden geboekt.
De Bijzondere Kamercommissie voor de opstelling van het wetsontwerp van de volksraadpleging zal eerstdaags haar werkzaamheden beëindigd hebben. De zittingen werden voor het merendeel in beslag genomen door redevoeringen van de socialistische leden, die hun argumenten in den brede hebben ontwikkeld: terwijl de tactiek der C.V.P.-leden er in bestond, aandachtig toe te luisteren en zich te documenteren ter voorbereiding van het openbaar debat. Het verloop dezer zittingen is totaal verschillend van hetgeen in de Senaat is gebeurd, waar de socialisten over minder flinke voorvechters beschikken en verkozen hebben geen hopeloze strijd te leveren tegen de C.V.P.-meerderheid. Het ziet er niet naar uit, dat de gunstig gestemde liberalen zich zullen laten overhalen om zich aan de zijde der socialisten te scharen. Het openbaar debat wordt dan ook door het land met vertrouwen tegemoet gezien in de eerste dagen van Januari, waarna vermoedelijk in Februari de raadpleging zal kunnen gehouden worden.
Op 4 November 1949 werd door het Belgisch Episcopaat aan de gelovigen een herderlijk schrijven gericht om de aandacht te vestigen op het decreet van het Heilig Officie, houdende veroordeling van het communisme. Daarin werd o.m. er op gewezen, dat de getrouwheid aan de Kerk niet onberispelijk is indien men zich niet voortdurend gedraagt overeenkomstig de sociale leer van de Kerk. Kanunnik Cardijn, teruggekeerd van een rondreis in Afrika en Amerika, maakte daarvan een meer concrete toepassing, toen hij in een persgesprek als zijn mening te kennen gaf, dat de strijd tegen het communisme geen voorwendsel mag zijn om zich te verzetten tegen noodzakelijke sociale hervormingen. Minder gelukkig was het dat de verduidelijking welke de stichter van de K.A.J. op het oog had, door haar weergave in de pers min of meer herleid werd tot een verontrustende vereenvoudiging alsof de strijd tegen het communisme, in al de betekenissen van dat woord, zich enkel zou mogen bedienen van het geestelijk wapen ener 'authentieke arbeidersleer'. Deze laatste kan ongetwijfeld de communistische levensbeschouwing helpen verdringen, doch vermag niet het politiek communisme van antwoord te dienen, en evenmin het communistisch imperialisme, dat gewapend in het strijdperk treedt, zonder meer in bedwang te houden.
7-12-'49
Th. L.
|
|