| |
| |
| |
De moderne mens en de Goddelijke Persoonlijkheden
door M. Brauns S.J.
HET is een gemeenplaats geworden te klagen over de verwording en de verzwakking van het religieus beleven. Behalve de vele zedelijke en andere redenen is er toch ook wel deze dat uit gebrek aan intellectuele, aan geestelijke levendigheid en durf en zelfoprechtheid zowel bij geestelijken als bij leken het godsdienstig leven is vervlakt. Giovanni Papini in zijn 'Brieven van Paus Celestinus VI' laat die denkbeeldige paus aan de priesters schrijven: 'Houdt een tijd op met de ontelbare devoties waarin de nog half heidense massa's opgaan, devoties die gij met te veel toegeeflijkheid duldt en aldus aanwakkert en opvoert. Niemand vereert meer dan ik de Moeder Gods, de opperste dienstmaagd van de Koning der koningen, die boven alle vrouwen verheven is. Maar gedraagt u niet zo, dat gij bij de kwaadwillige leek de schijn wekt dat het katholicisme, zelfs in het eenvoudigste devotie-leven van het volk, meer verering is der heilige Maagd dan aanbidding der heilige Drieëenheid. Gij vestigt weinig de aandacht op de Vader, nog minder op de Heilige Geest. Waren er het Onze Vader en het Credo niet, wellicht zou er minder herinnerd worden aan de Schepper van hemel en aarde en aan de Trooster die de apostelen doopte in vuur, dan aan Maria en aan de heiligen'.
Misschien heeft Papini hier een meer Zuidelijk of Italiaans katholicisme op het oog en men zou eigenlijk nog dieper kunnen zeggen: Onze Lieve Vrouw en alle heiligen zouden beslist aan alle leden van de nog op aarde strijdende Kerk laten horen: gaat, als het kan, wat meer op in de belangstelling voor de Oneindige en Goddelijke Persoonlijkheden, dan zult ge ook beter beseffen, wat thans de stralende ziel en belangstelling en het leven van ons diepste hart en persoonlijkheid is, dan zult ge ons begrijpen, en dus waarlijk waarderen en vereren.
Eigenlijk brengt een juiste heiligenverering en de hogere verering voor Onze Lieve Vrouw ons in hun heilige sfeer van aanbidding der Hoge Drievuldigheid en ook van één der diepste - indien we zo mogen spreken -, of menselijkerwijze gezien één der beminnelijkste wezenstrekken van de Goddelijke Persoonlijkheden: de Goddelijke eerbied van Vader, Zoon en Geest voor de menselijke en de geschapen persoonlijkheden die Zij schiepen naar beeld en gelijkenis van Hun eigen wezens- en levensgemeenschap. Want in feite zou de waardering en
| |
| |
verering en liefde voor de heiligen, evenals de liefde voor alle mensen trouwens, een nabeelden moeten zijn, een uitklinken als het ware in onze geschapen geest en liefde van de eerbied en liefde die de Goddelijke Persoonlijkheden voor heiligen en alle mensen hebben. Is er een heerlijker heiligenverering en Mariaverering denkbaar dan die gebouwd is op het besef dat we de Goddelijke eerbied voor Maria en de heiligen en voor elkaar moeten navolgen en nabeelden?
Maar natuurlijk veronderstelt dit dat we het geheel van de geloofsmysteries, van de geheimzinnige en Goddelijke werkelijkheid gaan overschouwen, m.a.w. dat we proberen volledig, synthetisch en juist te zijn.
En willen we oprecht zijn, dan moeten we bekennen dat dit een zekere denkinspanning vereist, een overwegende aandacht, die door de intellectuele luiheid van de mensen, ook van de christenmensen, nu eemaal liever niet wordt aangepakt. Want als Papini priesters en theologen te lijf gaat, zou men ook de leken, zelfs vele 'intellectuele' leken de volle lading mogen meegeven, dat ze door hun gebrek aan belangstelling heel weinig inspiratief inwerken op de talloze predikanten en schrijvers die voor hen de geloofswaarheden pogen te ontvouwen.
| |
Een kleine diagnose
In de eerste plaats moeten we dan vaststellen, dat de moderne mens zich bijster weinig interesseert voor de Goddelijke Persoonlijkheden hoezeer hij ook belang stelt in politieke en min of meer beroemde menselijke persoonlijkheden. Want dat is het paradoxale feit van onze huidige geestesbeschaving dat er zoveel wijsgerig gepraat wordt en geschermd met de rechten van de persoonlijkheid, dat de woorden personalistisch e.d. niet van de lucht zijn en dat het mysterie der hoogheilige Drievuldigheid, dat niet een personalistisch mysterie is, maar het Oneindige en Al-belangrijke Geheim der persoonlijkheid, zo ver van de denkeinder verwijderd blijft.
Misschien zou dit verholpen worden door contact te zoeken met de grote wijsgerige en personalistisch-humanistische gedachtenstromingen van de vooruitgaande en onrustige wijsgerige mens. Men is nu al een halve eeuw bezig met phenomenologie, en zeker een kwart eeuw met personalistiek en existentialisme en wellicht zou men van de verworvenheden der huidige geestesbeschaving gebruik kunnen maken om de openbaring der Goddelijke Persoonlijkheden als het belangrijkste personalistische feit van het concrete mensen- en mensheidsleven naar voren te brengen, om oude en eerbiedwaardige begrippen met een
| |
| |
nieuw leven te vullen en te bezielen en de nieuwere aanwinsten van de denkende en aanvoelende geest te benutten. Nemen we alleen al maar het woord 'persoonlijkheid'. Dit woord is heel wat rijker geworden dan het woord dat bij de dogmatische definities van het mysterie der Goddelijke Personen wordt gebruikt, heel wat rijker dan het woord 'persoon'. Persoonlijkheid zegt de geniale, sterke, oorspronkelijke, markante persoon en is dus veel beter geschikt om te suggereren wie Vader, Zoon en Geest zijn dan het klassieke katechismuswoord: persoon. Want indien ooit personen geniaal, machtig, oorspronkelijk en markant zijn, dan zijn het wel de Oneindige Persoonlijkheden. En aldus is er dadelijk een contactmogelijkheid om voor de begaafden, de denkenden onder de moderne mensen de belangrijkheid te doen uitschijnen van het Drievuldigheidsmysterie: het gaat hier om de meest eigenlijke, de absolute, de allesgrondende en scheppende persoonlijkheden. Dus die persoonlijkheden waarmee elke persoonlijkheid in de grond en de geheimzinnigheid van haar wezen en leven uiteindelijk te maken heeft en te doen krijgt en die daarenboven de enige zijn die in de grond alle belangstelling en overgave verdienen.
Want het Drievuldigheidsmysterie benadrukt allereerst die levens-zijde van de Goddelijke Persoonlijkheden waardoor ze belangrijk, erkenningswaard en aanbiddingswaard zijn in Zichzelf en voor Elkaar, en niet allereerst voor de mensen. Al volgt het vanzelf dat wanneer de absolute persoonlijkheden zich verwaardigen Hun intiem-zijn voor de mensen te onthullen, dit meteen de meest wezensomwentelende gebeurtenis van de mensheidsgeschiedenis betekent, veel aangrijpender dan om het even welke oorlog of vrede of beschavingsevolutie en veel aangrijpender dan in het particuliere leven die ingrijpende gebeurtenissen die liefde of vriendschap kunnen zijn. Maar hoe boeiend ook voor de mens, is het rijk van de Goddelijke Persoonlijkheden allereerst boeiend in Zich. Maar misschien vinden we daar weer een reden van de huidige afzijdigheid tegenover het Drievuldigheidsmysterie.
Inderdaad is de huidige geestesbeschaving niet alleen humanistisch en mensgericht, tegenover een meer cosmologisch en theologisch gerichte van vroeger eeuwen, onze beschaving is in de mens bedolven. Men zou zelfs mogen zeggen, met een soort verwoede en beginselvaste wellust in de mens bedolven. Het goddeloos marxisme en existentialisme zijn, het ene meer collectief, het andere meer individueel, een soort stelselmatige halsstarrigheid om het geheim der Oneindigen weg te denken, en mens en mensheid uitsluitend te verheerlijken, om te verzinken en te verdrinken in de ervaarbare, aardse mens. Zelfs indien God bestaat is het beter daar niet aan te denken, zo redeneert men
| |
| |
half- of onderbewust, want dit leidt onze aandacht en zorg af van de albelangrijke mens. God, indien Hij bestaat, is machtig genoeg om voor Zichzelf te zorgen, maar niemand zorgt voor ons als wijzelf het niet doen. Aldus klinkt die ietwat wrokkige agnostische stem van het moderne, Godwegwerend gemoed.
De religieuze mens, die de Goddelijke Persoonlijkheden wel uit geloof en ervarend vermoeden, uit aanbiddend en nabeeldend liefde-weten kent, zou met een milde en glimlachende meewarigheid antwoorden dat God wel veel beter voor onszelf zorgt dan wij het kunnen en dat niemand zozeer de mens naar waarde schat en mint als dei Oneindigen en Al-minnenden. Dieper nog zou hij er bij voegen, dat de mens eigenlijk pas ten volle mens begint te worden in die uitleving van zijn diepste levensmogelijkheid: op te gaan en mee te leven in het geheime leven der Oneindigen. Dat de mens eigenlijk dan pas zijn volle ruimte en grootheid bereikt, wanneer hij als een grootogig kind kijkt en staart en zichzelf haast vergeet in dat fascinerend geheim van de, Elkaar doorlevende Oneindige Persoonlijkheden, dat geheimzinnig Elkaar-zijn en Elkaar beleven van Vader, Zoon en Geest.
Alleen klinken dergelijke woorden welhaast als vreemde stemmen uit een lang vergeten tijd, als de stem van een Ruusbroec, die men nog wel even als een genie uit de verte begroet maar in de heimelijkste waardering toch zowat als een buiten onze tijd geboren en getogen Middeleeuwer beschouwt. Zelfs geestelijkerwijze gezien hebben de wetenschappen zo'n massa materiaal bezorgd dat men al werk genoeg heeft en tijd tekort om dat enigszins te verwerken. De historische- en geesteswetenschappen, ook de natuurwetenschappen als bruikbaarmaking van de stofkrachten op menselijk vlak, hebben het mensheidsbeeld en de belangstelling in het menselijk lot en de menselijke inspanning op aarde ongelofelijk verhevigd en verhoogd. De wijsbegeerte vanaf de kenkritiek tot aan de mensenkundige peilingen van phenomenologie en existentialisme, zowel als kunst en literatuur, die de mens en de psychologische, mensenscheppende en mensenpeilende dichters, dramaturgen en romanschrijvers op verheerlijkte en bewonderende voorgrond brachten, staan allen in het teken van die drukke zelfbelangstelling en zelfverheerlijking van de mensheid door en in zichzelf. Misschien heeft de uitbreiding van de anthropologische wetenschappen de individuele mens enigszins bescheidener gemaakt, hem een grondiger kijk gegeven op het geringe van eigen individueel verschijnen in het heelal der mensheid, maar het lijkt wel alsof hij overstelpt is geraakt door de grootheid van het mensdom en ook door de kostbare belangrijkheid en verwikkelingen van eigen geheimzinnig en verborgen gemoed. De
| |
| |
psychologie en de dieptepsychologie hebben zijn aandacht geboeid op de nauwkeuriger en aanhoudender studie van eigen drijfveren en verborgen roerselen. En de religieuze mens die het wagen zou te zeggen: in de grond ware het wellicht beter wat minder aan onszelf en onze kunstmatig opgedreven verwikkeling en wat meer aan God te denken, zou al vlug als een verguizer van een kostbaar neo-humanisme en als een kultuurvergeten Beotiër worden aangezien.
Ook de godsdienst begint in functie van de mens beschouwd te worden. Zachtjesaan is men tot de overtuiging gekomen dat godsdienst misschien wel wat beter dan opium, een soort versterkend en gezondmakend drankje voor het volk, voor de natie zou kunnen zijn. In Engeland bijvoorbeeld om de vloed der echtscheidingen in te dijken ging men raadgevende commissies overwegen waarin vertegenwoordigers van de godsdienstige belijdenissen de malcontente echtgenoten met religieuze zalving tot bedaren en overeenkomst zouden stemmen. En zo komt het ook al dat de West-Europeanen ineens tot de wondere en eloquentieprikkelende ontdekking kwamen dat de West-Europese beschaving in de grond christelijk is. Godsdienst en christendom zijn nog altijd goed genoeg om de put te vullen als het politiek en sociologisch kalf bijna verdronken is! Het is natuurlijk nooit te laat om goed te doen, al zal het voor velen wel een beetje laat zijn geworden om hun brein en hoofd te breken op zulke buitensporigheden en schaakspelen voor theologische bonzen als dogma's en dergelijke!
Men mag zich echter ook wel de ondeugende vraag stellen of heel wat katholieke geestelijken en leken niet een tikje verlegen zitten met zo'n nutteloze ballast als die mysteries, waar je toch niet uit wijs wordt en waar je practisch niets mee kunt aanvangen. Dit zijn dan bij uitstek practische en zakelijke mensen, vaak hoogborstig en kroonhalzend van zakelijkheid en die, zonder het eigenlijk wel te durven zeggen - dat zegt men nu eenmaal niet - vinden dat de Goddelijke wijsheid het voor de mensen toch nodeloos ingewikkeld heeft gemaakt, en dat zij, hadden ze God een bescheiden raad mogen geven, de schrapping van al die mysteries zouden hebben geadviseerd! Om te beginnen het mysterie der Heilige Drievuldigheid! Dat er één God is die alles schiep en goed en kwaad loont of straft, dat we door de geboden zouden weten wat we moeten doen en laten en dat er dan nog sacramenten zijn om je op die moeizame weg naar de hemel op de been te houden of te helpen, daarmee weet een mens toch practisch genoeg om te leven en de hemel te winnen. Voor zulke lieden is de godsdienst een methode om de mensen tot het geluk te helpen op de betrouwbaarste wijze: namelijk doordat God openbaarde wat ze moesten doen om er te geraken: een
| |
| |
soort levensregels met de daarbij horende voedings- en geneesmiddelen. Het verschil met de marxisten ware dan dat het hier gaat om het eeuwig geluk en niet om het tijdelijk geluk. Maar in feite blijft in dergelijke we herhalen onbewuste of onuitgesproken - levenshouding de mens zelf het middelpunt van de belangstelling. Zelfs de aanbidding van God verschijnt dan niet als een doel op zichzelf maar als een door Hem bevolen middel om tot het eeuwig geluk te geraken. En het gebed dat eigenlijk de diepste ontplooiing en de hoogste opvlucht en bevrijding is van de mens als ziel en geest, als intiemste persoonlijkheid in de geheimzinnige Almacht en Beminnenswaardigheid van de Oneindige Personen, het hoogste levensmoment waar zijn nietigheid opgaat en opvaart in het Goddelijk Al-zijn van de Oneindig-Rijken, verliest zijn eigenlijkste zin om alleen maar een soort hulp op de weg te worden.
Wellicht is er nog een andere en meer subtiele vorm waardoor de mens zijn eigen belangrijkheid op religieus gebied heeft opgedrongen: namelijk door een zekere opportunistische toegeeflijkheid van het religieuze denken dat de Godsproblemen is gaan verwaarlozen om zich te uitsluitend en dus onvolkomen bezig te houden met de psychologische of sociale problemen van de mens. Natuurlijk kan men ook hierin een leiding van de Heilige Geest erkennen die de denkers in de Kerk doet buigen over de mensheidsvragen met iets van die Goddelijke eerbied en liefdebelangstelling waarmee Hij, de Geest van Liefde, de mensen doormint en beschouwt. Doch wederom is het pas vanuit die bezonnenheid uit God, van dit doordrenkt en gevoed zijn met Goddelijke eerbied uit een leven in het mysterie van Vader en Zoon, waarin hun Geest ons inwijdt, dat dit denkend neerbuigen over de mensheid zijn rechtvaardiging put en erkent dat de diepste hulde en eerbied van de Oneindige Persoonlijkheden voor de mensen hierin ligt dat Zij de mensen bekwaam achten en maakten om, was het ook maar enigszins, boven eigen menszijn uit te stijgen en op te gaan in Hun Alovertreffende en inpalmende, zelfheerlijke geheimzinnigheid van eigen Goddelijk personalistisch leven.
| |
Het actuele, verlossende mysterie
Er is een grote gronddeugd bij de moderne mens in zijn kordaat en edelst wezen gegroeid: een soort zakelijke en grimmige beslistheid om te breken met alle burgerlijke conventies en recht naar het wezenlijke, naar de kern te gaan. Is het Drievuldigheidsmysterie ja dan neen de kern van de christelijke religie? Is het wezensrijk en leven der Godde- | |
| |
lijke Persoonlijkheden waarlijk het diepste en heiligste en volstrekte? Is het leven der mensen, der menselijke persoonlijkheden, het enig-belangrijke, of zijn de Goddelijke Persoonlijkheden de enig-belangrijken? Het is die brandende honger en opstandigheid van de moderne mens om naar de kern van het religieuze geheim, van het levensgeheim te gaan wat vlammende taal werd in Papini's werk en oplaaide in vrij onmalse eisen: zwijg mij over het bijkomstige en spreek over de Heilige Drievuldigheid en toon aan hoe dit mysterieuze leven ons leven aanzuigt. De actualiteit van dit grondgeheim kan men trouwens aan minder vulcanische maar even besliste verschijnselen, van een stille beslistheid bemerken: de liturgische beweging bijvoorbeeld legt meer dan de ietwat dorre ascetische herhalingen van uitstekende maar vervelende goede raadgevingen de nadruk op het beleven van de aanbidding van Vader, Zoon en Geest, op de bouw van het liturgisch gebed die veel meer dan de jongere particuliere gebeden trinitarisch is. En de jongste geloofsverantwoording en theologische belangstelling ging weer de weg van de innerlijke geloofsverdieping op en van het besef der belangrijkheid en betekenis van het dogma voor het leven; en de God, die door de loutere rede kan worden bereikt en bewezen, wordt weer meer en meer beleefd zoals Hij zich openbaarde als Vader, door de Zoon, in het licht van de Heilige Geest. Ook het heropleven van de belangstelling voor de mystieke schrijvers gaat die richting uit: de hele Middelnederlandse mystiek die de voornaamste bespiegelende mysticus der christenheid omvat: Ruusbroec, is een
Drieëenheids-mystiek.
Aldus komt het geheim der hoge Drievuldigheid niet alleen als. eeuwig actueel, maar als nu uiterst actueel naar voren en werkt de geheimzinnige Drievuldigheid haar bevrijdende kracht uit op de moderne mensheid. Dit geheime Leven der Oneindige Persoonlijkheden fascineert als de hoogste en enige realiteit een begaafde mensheid die kordaat naar de kern der zaken wil. Dit werkt echt bevrijdend, echt verlossend in op de besten, op hen die het meest doortrokken zijn van de radicale geest van hun tijdsgewricht. En aldus oefent dit mysterieuze Leven van Vader, Zoon en Geest zijn religieuze verlossingskracht uit.
Want dit is weer een van die beseffingen die tot de moderne godsdienstbezinning zijn doorgedrongen: dat een mysterie van de godsdienst een bevrijdingskracht in zich draagt, dat het verlossend werkt, dat het mens en mensheid bevrijdt, loswerkt uit eigen geschapenheid en zondigheid om ze op te tillen en te bevrijden in Godheid en heiligheid. Het meest typisch is die bevrijdende kracht zichtbaar in het mysterie der Menswording van de Zoon, die, naar het liturgisch woord, mens
| |
| |
werd opdat de mens de Goddelijke natuur deelachtig zou worden, die stierf aan het kruis om de mensen te redden uit zonde en dood. Een mysterie is niet louter een te geloven feit, maar een bevrijdend feit. En zo zou men naar religieuze betekenis en de bevrijdende zin van elk mysterie van het geloof kunnen vragen.
Welk is dan de religieuze zin en bevrijdende kracht van dit zo in schijnbaar bovenmenselijke ongenaakbaarheid tronend mysterie der hoge Drievuldigheid? Aan het mysterie van Menswording en Kruisdood en Verrijzenis schijnt de arme, aardse, in leed, arbeid en zorg gedompelde mensheid toch wat te hebben, zelfs een bevrijdende hoop en kracht er in te ervaren, maar wat heeft ze aan dit heilige en onpeilbare mysterie der Goddelijke Persoonlijkheden?
De allerdiepste bevrijding: dat het niet meer over de mens gaat, dat het eindelijk eens uit moet zijn met dat klein en opdringerig verschijnsel dat mens heet, dat de mens uit zijn eigen begrensdheid en einders wordt losgerukt om zichzelf te vergeten in het eeuwig en oneindig belangrijke personenrijk der Goddelijke Persoonlijkheden, dat niet meer zijn eigen mensheidsroman, maar de oneindige roman der Oneindige Persoonlijkheden de aandacht en het leven moet gaan vullen. Van een bevrijding gesproken is dit wel een bevrijding: het volstrekt zelveloze, de eigen geschapenheid, de eigen vreugden en zorgen te vergeten door te baden in het Elkaar-beleven van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest naar dat diepe woord van de liturgie: gelijk het was in het begin en nu en altijd en in alle eeuwen der eeuwen. Of God, de eeuwige Vader, een heelal en mensheid en geesten geschapen had of niet, eeuwig en heerlijk zou dat volstrekte Elkaar beleven, dat Hij met Zoon en Geest doorleeft, in absolute en fascinerende eeuwigheid en rijkheid zijn doorgegaan. En dus niet omwille van de schepping en van onze verlossing, maar omwille van Hun eigen Goddelijke volstrekte heerlijkheid en onderling Elkaarzijn gaat de loftuiging op van het liturgisch Glorie zij de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
En tevens wordt wederom de verlossende kracht van de heerlijke Drievuldigheid en dat levensmysterie betoond voor de moderne mensheid. die zoveel dieper en aandachtiger, zoveel zelfbewuster en zelf-meewariger over zichzelf neerboog en dus zoveel meer behoefte heeft uit het eigen ik te worden losgerukt, uit haar zelfgecenterdheid te worden gehaald om op en weg te staren in de belangrijkheid Gods. Wat ia godsdienst? Is het dienst van God of dienst van de mensen? Heel zeker de grootste dienst aan de mensen maar allereerst de dienst niet van de mens maar van God. Niet de mens allereerst, maar God is interessant. En dit is voor de moderne mensheid het broodnodige besef. Haar zelf- | |
| |
aanbidding in een Godsaanbidding om te werpen en haar angstige zelfbekommerdheid in vertrouwen op en belangstelling voor God. En het mysterie der Heilige Drievuldigheid is bij uitstek dit mysterie van de Goddelijke Albelangrijkheid, van het aan Elkaar genoeg hebben en volheerlijkzijn der Oneindige Persoonlijkheden. En nu mag men wel, zoals de Goddelijke Persoonlijkheden ons zelf het voorbeeld gaven, de mensen tegemoetkomen met eerbied en aandachtige liefde, een ongeveinsde eerbied en liefde, waar geen zweem van godsdienstig opportunisme in aanwezig is. Men moet de mensen niet eerbiedigen en beminnen als met een soort sluwe vleierij om ze dan mee te tronen naar God; men moet de mensen beminnen met de Goddelijke belangeloze liefde en als een object van de eerbied en liefde der Goddelijke Personen.
Maar hogere eerbied en liefde, maar de fundamentele en algehele erkenning en liefde zijn de Goddelijke Personen zelf waard. En wil men waarlijk de religieuze taal spreken en de diepste godsdiensteis stellen zonder verbloeming of compromis dan moet men recht tegen de zelfgecenterdheid van vele moderne mensen ingaan en hun rechtaf inprenten dat godsdienst allereerst en wezenlijk aanbidding en erkenning is van God en dat niet de menselijke personen, of persoontjes, vergelijkenderwijze gesproken, maar de Oneindige, Goddelijke Persoonlijkheden het alles zijn en het alles van alle geschiedenis en werkelijkheid. En de diepste bedoeling van het menselijk leven en de mensheidsgeschiedenis, van alle mensenbedrijf en menselijke betrekkingen, de Goddelijke bedoeling is, dat de mens zou leren en ervaren in zijn menselijke sfeer wie en wat de Goddelijke Persoonlijkheden zijn en wat Hun onderlinge eerbied, Oneindige eerbied en geluk en liefde is. Zo krijgt pas het menselijk leven zijn volle zin. Door de eerbied die onze tijd weer zo beginselvast wil schenken aan de persoonlijkheid groeit de goedwillige, door een kiemende congenialiteit, op tot een beter besef hoe groot en oneindig de eerbied is die Vader, Zoon en Geest voor Elkaar zijn. Door de eerbied voor de oorspronkelijke, scheppingskrachtige persoonlijkheid, het genie, kan de moderne denkende mens weer beseffen en leren het aanvoelen van en de eerbied voor de Oneindig-krachtige en Geheimzinnige genialiteit die de Goddelijke, scheppende Persoonlijkheden zijn.
| |
De erkenning der Goddelijke Persoonlijkheid
Aldus komen we weer terug tot de wondere geschiktheid van onze beschavingstijd om het geheim der hoge Drievuldigheid te erkennen. Onze tijd is gevoelig voor de geniale en markante persoonlijkheid. Het
| |
| |
wordt schier een gemeenplaats te erkennen dat de materialistische vervlakking zelf de zucht verwekte om de verveelde en verslenste ziel te laven aan de geheimzinnige, fascinerende straling der bezielende, levenwekkende, hoop en geloof en liefdeuitlokkende persoonlijkheid. In politiek en kunst groeit de behoefte aan en de cultus van de persoonlijkheid, en zelfs de meest materialistische stromingen hangen de galerij op van hun helden, voorbeelden en bezielers. De politieke propaganda probeert ongeveer van alle volksleiders genieën te maken, en hoe meer totalitair en dus vervlakkender het regime is, des te meer worden die vereringsroes en dwang afgeperst. En zelfs het verzet tegen die psychologische dwang vereist en vraagt de beklemtoning der vrije, onbevooroordeelde, humanistische en sterke persoonlijkheid. Men vraagt naar mensen die zelfstandig en persoonlijk durven zijn, handelen en spreken en men bevecht of verheft en bewondert ze. En zoals we zeiden behoren de begrippen van genialiteit en persoonlijkheid in de betekenis die ze verwierven in de moderne kultuurtalen tot die aanwinsten van het wijsgerig denken die gemeengoed werden van de beschaafde wereld. We leven van de erkenning der geniale en vereerde persoonlijkheid.
Zo werd de tijd rijp voor de erkenning van de persoonlijkheid van elke Goddelijke Persoon. Men zou misschien zelfs een ongelovige die het Drievuldigheidsmysterie als een van die vreemde en verouderde dogma's schouderophalend voorbijgaat tot nadenken kunnen stemmen door te zeggen: 'pas op, u loopt gevaar de overweldigendste en boeiendste persoonlijkheden te miskennen'. Inderdaad is de Heilige Drieeenheid geen formule waarin men geloven moet, maar Geheimzinnige Persoonlijkheden die men in geloof aanbidden moet. En elke vrijwillige en welbewuste erkenning of miskenning is een hulde of belediging.
En al zouden we die Goddelijke Persoonlijkheden alleen maar kunnen vermoeden uit de geheimzinnige en eenvoudige namen waarmee de mensgeworden Zoon zichzelf en de Vader en de Geest heeft genoemd, dat ware al genoeg om ons mijmerend te doen stilstaan voor die Oneindige, verborgen Persoonlijkheid van elk dier mysterieus genoemden met een ernst, verwachting en heilige weetgierigheid: die geheimzinnige Vader van wie Jezus gewaagt, en zijn eigen als God optredende machtige zelfverzekerdheid, en die geheimzinnige heilige Geest. En als we stilstaan bij Schrift en Kerk, bij dogma's en heilige tekenen, dan is het omdat we daarin een spoor en teken, een schemerend en ontzagwekkend vermoeden vinden van elks geheimzinnige en transcendente Persoonlijkheid en Hun onderlinge eenheid en ene Godheid. Omdat we
| |
| |
daarin een weg en levenshouding, een bezieling en levenskracht ontdekken door Hen geschonken en waarin we tot een edele en schromende intimiteit in tijd en eeuwigheid, tot een meeleven met Hen kunnen groeien, in de allerdiepste intimiteit met de Oneindige Persoonlijkheden: de liefdevolle aanbidding.
En hier ontmoeten de wijze en machtige beschikkingen van die Goddelijk Geheimzinnigen een hunkering van onze, door Hen geschapen en beminde tijdgeest: de behoefte om te ontsnappen aan de toevallige bekrompenheid van een beperkt bestaan en met een vereerd en machtig genie mee te leven. Wij worden er ons veel meer van bewust dat alle kennis tenslotte een volledige inzet van de persoonlijkheid is en dat men maar kent dengene met wie men meeleeft, zoveel mogelijk congeniaal en krachtig meeleeft. En dit stemt de grote themata aan van het beleven en meeleven met de Goddelijke Persoonlijkheden als leven en genade, als zoonwording met de mensgeworden Zoon, als doorwoond zijn van de Geest en verzuchten naar de Vaderlijke bronpersoonlijkheid.
En onze trotse tijd, door zovele schromend religieuze mensen om zijn opstandige durf en zijn achteloos voorbijzien van vroomheidspractijken gewantrouwd, zou dan wellicht in zijn beste en edelste vertegenwoordigers, even hartstochtelijk sterk en onbaatzuchtig bewonderend de moed der weetgierigheid, de moed der menslievende, kuise en rechtvaardige levenswaardigheid terugvinden om ten volle die Goddelijke transcendentie te aanbidden zoals de Goddelijke Persoonlijkheden Hun eigen leven leiden in de kracht van Hun zelfstandig en eeuwig Elkaarzijn en Elkaarleven, die innerlijke glorie van Vader, Zoon en Geest, waartegenover de mannelijk bewusten van onze tijd geheel hun nietigheid zouden erkennen en hunkeren om zichzelf in deze aanbidding der Enigmachtige Persoonlijkheden te vergeten.
|
|