Streven. Jaargang 3
(1949-1950)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 310]
| |
ForumTheorie en praktijk der opvoeding
| |
[pagina 311]
| |
geestelijken, vooral wanneer zij daarbij nog de natuurlijke paedagogische begaafdheid misten, voor een opgave stonden, waartegen zij niet waren opgewassen. We voegen hieraan toe, dat nu, sinds enkele jaren, paedagogiek, didactiek en reeds eerder catechetiek voor de toekomstige priester verplichte leervakken zijn. De rest en verreweg het grootste gedeelte van dit werk is aan de zedelijke, lichamelijke en verstandelijke vorming gewijd en is dus practische paedagogiek. De zedelijke opvoeding (de lichamelijke vorming incl.) wordt zowel aan een analytische als aan een synthetische beschouwing onderworpen. Hierbij is uitvoerige aandacht besteed aan de voor de practische opvoeder meest belangrijke problemen. De analyse (blz. 135-200) geeft een heldere kijk op verschillende opvoedingsmiddelen, zoals gewenning resp. gewoonte, voorbeeld, spel, arbeid, sport, toezicht, voorlichting van de wil (gebod, verbod, vermaning, waarschuwing, instructie), beloning en straf. In de synthese (blz. 201-280) komen in systematische volgorde de kleuter- en kinderopvoeding, de gezins- en schoolopvoeding, de zelfvorming en de puberteitsopvoeding aan de beurt. Ook aan de verstandelijke vorming (blz. 281-386) wordt in dit boek de nodige aandacht besteed. Prof. Schneider geeft vakkundige voorlichting, o.a. over terminologie, wezen, verdeling en doel van de didactiek, over algemene leerbeginselen, over indeling van het leerplan en verdeling van de leerstof, over zelfwerkzaamheid (arbeidsschool, Dalton-plan, Winnetka-plan, Jena-plan) en over verstandelijke zelfvorming. Hiermee hebben we de rijke inhoud van dit werk summier weergegeven. Er zij aan toegevoegd dat men zich nauwelijks een actueel paedagogisch probleem kan indenken of het wordt door de schrijver op beknopte maar verantwoorde wijze besproken. Hij licht de lezer in over bijv. sexuele opvoeding en voorlichting, coëducatie, education for leisure, selfgovernment enz. De samenvatting van theorie en praktijk verraadt het meesterschap van deze auteur als paedagogicus en paedagoog beide. Het zij ons vergund dit in het kort met een enkel voorbeeld te onderstrepen nl. door de wijze waarop hij de sport in de opvoeding inschakelt. De opvoedkundige waarde van de sport wordt nu door de meeste volken erkend en heeft inmiddels in een of andere vorm ook in de school ingang gevonden. Dit is grotendeels te danken, zegt Prof. Schneider, aan het voorbeeld der Engelsen. In Engeland werd vanouds, in tegenstelling met de meeste continentale landen, de karaktervorming der leerlingen als eerste taak van de school beschouwd. We stippen hierbij aan dat vooral de Nederlandse school- en college-opvoeding een overdreven intellectualistische neiging vertoont.Ga naar voetnoot1) In Engeland, daarentegen was en is niet het onderwijs de voornaamste opvoedkundige factor. Maar dat is, naast de schoolgeest (school spirit) en de persoonlijkheid van de leraar en de vrije omgang tussen leerlingen en leraren, de sport, vooral het sport-team en zijn captain. De Engelsman acht de sport hoog, omdat zij voor hem een lichamelijke tucht met zich brengt, omdat zij de inzetting van grote lichamelijke en geestelijke kracht van hem eist, omdat zij een aanwinst betekent voor zijn zelfbe- | |
[pagina 312]
| |
heersing en volhardingsvermogen. Hij waardeert zijn sport bovenal om de sociale eigenschappen die zij aankweekt. De meest populaire sport is voor hem 't gemeenschapsspel (rugby, voetbal, cricket, roeien). In het gemeenschapsspel, in het team, komen de kenmerkende karaktereigenschappen van de gentleman het best tot ontwikkeling. Daar leert de jonge Engelsman het gemeenschapsleven, zich tot het uiterste in te spannen en te volharden, maar ook steeds fair te blijven, op waardige wijze over de tegenstander te zegevieren en een nederlaag sportief en met mannelijke zelfbeheersing te incasseren. In het team groeit bovendien de captain op tot een toekomstig leider in het openbaar leven. Ondanks de positieve resultaten in het Engelse opvoedingssysteem kan de sport natuurlijk ook gevaren opleveren voor een gezonde ontwikkeling der jeugd. Zo vloeit uit overdrijving van de sport noodzakelijk een verwaarlozen der studies voort en leidt op onwaardige wijze en met slechte makkers beoefende sport tot verwildering en verruwing in plaats van tot verbetering der zeden. Ook in Engeland werd over een en ander wel eens geklaagd. Toch, zo meent Prof. Schneider, stonden daar de schaduwzijden der sport achter bij de positieve resultaten. De sport is immers geen geïsoleerd opvoedingsmiddel, maar wordt ingeschakeld in de totale opvoeding. De Engelse universiteitsstudent leeft niet alleen in een sportsteer, maar ook in een sfeer van vriendschap, wilskracht, vaderlandsliefde en indien hij wil van wetenschap. Bovendien kunnen de excessen der sport, waar zij zich voordoen, vrij gemakkelijk bestreden worden. Na zijn theoretische uiteenzetting trekt Prof. Schneider enkele voor de opvoeder practische conclusies. De opvoeder moet weten dat sportbeoefening een waardevolle bijdrage kan leveren voor de zedelijke zelfvorming. Hij moet de sport dus enerzijds niet onderschatten en nog minder verachten. De sportverachters, zegt de auteur, vindt men nog onder de geesteswetenschappers en onder de geestelijken, vooral die van de oudere generatie. Het zijn meestal mensen, die zelf nooit aan sport deden en bijgevolg haar positieve resultaten niet uit eigen ervaring kennen. Ook voor de toekomstige priester is sportbeoefening en een zekere kennis van de sport een vereiste. Systematische beoefening van de sport is even noodzakelijk voor theologanten als voor aanstaande lekenleraren. Men kan niet volstaan met de opmerking dat de katholieke kerk geen verachting heeft voor het lichaam. Juist de priester moet dat door passende hygiëne en training, die het lichaam een veerkracht en souplesse geven en het dienstbaar maken aan zijn ziel, waar maken. Hij zal dan ook de geestdrift der jeugd voor de sport beter begrijpen, gemakkelijker toegang tot die jeugd hebben en uitwassen met meer succes bestrijden. De opvoeder moet er zich anderzijds van bewust blijven dat overdreven sportbeoefening de karaktervorming in gevaar brengt, daar zij de ziel een gevangene van het lichaam maakt. Hij is verplicht zich te houden aan de hiërarchie der waarden. De geestelijke waarden zijn van een hogere orde dan de vitale en de geestelijke gezondheid primeert die van het lichaam. Nooit mag dus de vorming en training van het lichaam geschieden in een mate, dat de geestelijke, zedelijke, godsdienstige opvoeding er onder lijden moet. De christelijke opvoeder moet zich wellicht in bijzondere mate het lot | |
[pagina 313]
| |
van hen aantrekken, die om hun lichamelijke constitutie niet aan sport kunnen doen of daarin weinig presteren, want dat doet geen afbreuk aan de menselijke waardigheid. Het voorafgaande voorbeeld illustreert hoe Prof. Schneider bij het behandelen der paedagogische problemen van de theorie naar de praktijk gaat. De veelzijdige waarde van dit boek wordt nog verhoogd doordat de schrijver de problemen tegen hun historische achtergrond plaatst en meer dan eens zijn blik op andere landen richt, vooral op Amerika, Engeland, Frankrijk en soms zelfs op Rusland. Dat komt de concretisering der probleemstelling ten goede en werkt verhelderend op de oplossing. Vanzelfsprekend valt er op dit werk hier of daar wel iets aan te merken, doch dat doet zo weinig afbreuk aan zijn talrijke en grote verdiensten, dat we er verder geen melding van maken. Ook zal wellicht niet iedere man van de praktijk alle paedagogische maatregelen van Prof. Schneider onderschrijven. In een practische wetenschap kan men nu eenmaal moeilijk één beginsel aangeven, waarnaar de concrete daad zich onfeilbaar moet richten: daarvoor is het concrete te gecompliceerd. Hoe dieper men, zegt Thomas van Aquino, tot meer concrete gevallen afdaalt, des te meer schiet het algemeen beginsel te kort. Evenals in de politiek zo is ook in de paedagogiek het 'sic vel aliter bene fit - het kan zus en ook zo' van toepassing. Een en hetzelfde doel kan soms langs geheel verschillende wegen bereikt worden. Tot slot zij vermeld, dat Prof. Schneiders boek ons zeer geschikt lijkt als handboek bij de paedagogische opleiding van priesters zowel als leken. Een ieder, die met opvoedingsarbeid belast is, zal het met vreugde en dankbaarheid bestuderen. Moge de goed geordende literatuur aan het einde van het boek, waarvan de eerste druk zo spoedig uitverkocht was, voor velen een aansporing tot verdere studie zijn.
Dr W. van Hout S.M.A. | |
De 73ste Duitse Katholiekendag te BochumPlaats, tijd en onderwerp van deze grootse manifestatie van het Duitse katholicisme droegen elk bij om aan de gebeurtenis een bijzondere betekenis te geven. Na afloop van de eerste na-oorlogse katholiekendag, verleden jaar te Mainz, had men reeds het onderwerp voor dit jaar bekend gemaakt, namelijk: het sociale vraagstuk, waarvoor men de officiële slagzin 'Rechtvaardigheid schept vrede' gekozen had. Onder dit motto waren dus te Bochum van 31 Augustus tot 4 September j.l. ongeveer 60.000 mensen bijeen, een machtig aantal, dat bij de massale slotbijeenkomst op Zondag 4 September in de namiddag tot het zevenvoud, namelijk meer dan 400.000 aangroeide. De buitengewone betekenis van het onderwerp werd nog onderstreept en als het ware ad oculos gedemonstreerd door de plaats, die men voor dit congres gekozen had. Bochum ligt in het hart van het Roergebied, enkele kilometers van Essen, omringd door mijnen en staalfabrieken. Als grote feesthal fungeerde een grote montagehal van de Bochumer-Verein (staalbedrijf), welke de dag ná het congres definitief gedemonteerd werd. De keuze van onderwerp en plaats van het congres lag in hemden van het Centraal Comité van de | |
[pagina 314]
| |
Duitse Katholiekendagen, onder leiding van Karl Erfprins zu Löwenstein. Van betekenis was de toevalligheid, dat enkele dagen na het congres te Bochum de christendemocraten te Bonn de eerste Westduitse regering zouden gaan vormen en dat zij daarom juist in deze dagen een regeringsprogram opstelden en een cabinet formeerden. Dit gaf aan het congres een sterke actualiteit, die men inderdaad in alle discussies en toespraken kon beluisteren. Het blijkt uit de grote slotresolutie van de Katholiekendag, dat de competente kringen zich van deze situatie volkomen bewust waren en de sociale principen in een vastomlijnde vorm naar voren brachten om de verwezenlijking te bespoedigen. Of het aan de resolutie ten grondslag liggend studiewerk van het congres bevredigend is, zullen we later zien. Vanzelfsprekend ligt de meest in het oog vallende waarde van een dergelijk congres in de manifestatie van het katholicisme als zodanig, in de 'demonstratio christiana'. In dit opzicht was deze Katholiekendag een vooruitgang vergeleken met die te Mainz in 1948: in plaats van 200.000 te Mainz waren er in Bochum bijna een half millioen katholieken bij elkaar. Ook uit de aard van de manifestatie kon men vaststellen dat het Duitse katholicisme zich in de eerste vier na-oorlogse jaren iets meer geconsolideerd heeft, dat het zekere vaste vormen heeft gevonden, waarin het zich kan bewegen; we bedoelen daarmede ook organisaties, die inmiddels stabieler geworden zijn. Het Duitse katholicisme is zich als het ware meer van zijn betekenis bewust geworden, waartoe klaarblijkelijk de algemene economische vooruitgang sinds de geldzuivering en de goede uitslag van de verkiezingen hebben bijgedragen. Het gehele congres bestond uit een reeks publieke gebeurtenissen en toespraken, religieuze plechtigheden, tentoonstellingen etc. en uit het interne studiewerk van 11 secties, in elk waarvan 50 tot 100 vertegenwoordigers uit alle organisaties, kringen en streken, en inleiders van verschillende nationaliteit en verschillend niveau de talrijke aspecten van het sociale vraagstuk behandelden en resoluties opstelden. Deze resoluties werden dan door een algemene redactie-commissie, met leden uit elke sectie, tot een grote slotresolutie verwerkt. De stad Bochum had haar best gedaan om door vlaggen, dennengroen, grote opschriften, kraampjes en grote tenten, waar gegeten kon worden, de sombere indruk van het puin te doen vergeten, hetgeen begrijpelijkerwijs slechts ten dele gelukte. Soms echter werd ook, door de tegenstelling tussen de feestelijke façade en de droevige achtergrond, het tegendeel bereikt en voelde men in het verwarrende beeld van het schijnbaar normale leven en de ietwat romantische versiering van de kapotte huizen, des te scherper de karakteristieke atmosfeer van het huidige Duitsland. Het congres werd geopend met een pontificale Hoogmis, opgedragen door de Aartsbisschop van Paderborn, voor de schoolgaande jeugd, waarbij 30.000 jongeren tegenwoordig waren. Na de officiële opening sprak op dezelfde avond Prof. P. Hirschmann S.J. over het onderwerp: 'Unser Weg - Kirche im Volk'. Pater Hirschmann is een van de meest begaafden onder de jongere katholieke leiders en had met zijn vurig en soms rhetorisch zeer goed verzorgd betoog veel succes. Hg vond zeer verstandige woorden om de Duitse katholieken aan te sporen | |
[pagina 315]
| |
in een vruchtbare relatie tussen hiërarchie en leek het sociale werk concreet te beginnen. Want na 1918 was men in dit streven niet erg gelukkig en had men zich vaak, b.v. in de sacramentaal-liturgische beweging, aan deze sociale verplichting onttrokken. Dezelfde avond laat begon de nachtelijke aanbidding in de oude Probsteikerk, waar tot 5 uur 's morgens heilige missen gelezen werden. Van kilometers ver uit de omtrek waren mannen, na hun werk, in zwijgende tocht naar de kerk getrokken, om aan deze plechtigheid deel te nemen. De volgende twee publieke redevoeringen in de grote feesthal werden gehouden door Prof. Dr H. Schuberth, directeur (nu Bondsminister) van de P.T.T. in Westduitsland en Minister-president Arnold. In de rede van Dr Schuberth kon men zeer duidelijk merken met welk een ernst een echt christelijke sociale politiek geëist en tegelijk tegen een te ver gaande accumulatie van de macht in de handen van de staat gewaarschuwd werd, terwijl Arnold een pleidooi hield voor de nationale en internationale vrede op de basis van de sociale rechtvaardigheid. Opvallend was met welk een klem hij het nationalisme als ongezonde factor in de samenleving verwierp - en welk applaus hij hierbij verwierf. In hoeverre het de katholieken zal gelukken zich aan dit traditionele aspect van de Duitse politiek te ontworstelen zal de nieuwe Westduitse staat wel spoedig laten zien.
Door enkele tentoonstellingen werden culturele en wetenschappelijke prestaties van Duitse katholieken toegankelijk gemaakt: Westduitse middeleeuwse kunst was door zeer goede stukken van regionale betekenis vertegenwoordigd, de moderne christelijke kunst bewoog zich sterk tussen een ietwat star traditionalisme en een gedurfd expressionisme, een boekententoonstelling gaf een summier overzicht van de Duitse katholieke literatuur op het sociaal-economisch terrein.
De eigenlijke kern van de Katholiekendag was echter het werk, dat in de 11 secties verricht werd. Hier werden de volgende onderwerpen behandeld: vluchtelingen en wederopbouw, arbeider en ondernemer, eigendom, huisvesting en herziening van het grondbezit, vrouwelijk werk, jeugd, sociale verzekering, 'Berufsständische Ordnung', taak en grens van de macht van de staat, onderwijs in dienst van de sociale vernieuwing, sociaal werk in en met het buitenland. Meer dan 100 inleidingen werd gehouden en in discussies besproken. Het is natuurlijk niet mogelijk hier op al hetgeen gezegd werd in te gaan. Vrij algemeen kan men zeggen, dat het peil van de inleidingen en discussies soms erg kon verschillen, dat het meeste werk aan de intellectuelen en geestelijken werd overgelaten en dat de arbeiders hun stem niet altijd en niet overal konden doen horen, wat echter het sociale accent van de slotresolutie niet zwakker maakte. Zoals niet einders te verwachten was, bleef men vaak in theoretische beschouwingen steken, niet alleen door de bijzondere aanleg van de Duitsers, maar ook omdat men ondanks de nood en ondanks het nijpende probleem der vluchtelingen op bepaalde gebieden nog ver verwijderd is van een sociale politiek die b.v. in Nederland reeds op concrete resultaten kan wijzen. Hier werd duidelijk, dat de christelijke sociale beweging in Duitsland nog steeds te lijden heeft van de 15 jaar | |
[pagina 316]
| |
onderbreking door het nationaal-socialisme. Er moet veel worden ingehaald en men kreeg zeer sterk de indruk, dat concrete voorlichting uit het buitenland nodig is en ook geapprecieerd wordt. Een taak voor de katholieke standsorganisaties in de landen buiten Duitsland. In de elfde sectie, 'sociaal werk in en met het buitenland', hebben enkele buitenlandse inleiders dit reeds trachten te doen: achter elkaar spraken een Italiaan, een Fransman, een Amerikaan, een Engelsman en een Nederlander, Pater Dr A. Gerats M.S.C., geestelijk adviseur van de K.A.B. in Limburg, over het sociale werk in hun respectieve landen. Maar daaruit konden de Duitsers nauwelijks meer winnen dan een vluchtige indruk van al hetgeen buiten Duitsland door katholieken is gedaan. Het was daarom waardevol dat Prof. Dr Beel, in een plechtige slotbijeenkomst van deze sectie, het Nederlandse regeringsbeleid met het oog op de sociale politiek tussen 1945 en 1949 uitvoeriger toelichtte. Van de overige 'Arbeitsgemeinschaften' vermelden we op de eerste plaats de tweede, waar 'arbeider en ondernemer' elkaar ontmoetten, want hier werd het centrale punt van elke sociale activiteit geraakt; op grond van verschillende referaten van werknemers- en werkgeverszijde kon men in deze sectie tot een resolutie komen, waarvan de nieuwe president van de Duitse Katholiekendag, Josef Gockeln, in zijn slotrede op Zondag gewag maakte: er werd namelijk uitdrukkelijk de medezeggenschap van de arbeider in het bedrijf als recht van de arbeider erkend en vastlegging daarvan in een wet geëist. Er wordt een commissie van 10 arbeiders en 10 werkgevers gekozen, die de gehele sociale politiek moet bestuderen, aanbevelingen uitwerken en de verwezenlijking daarvan stimuleren. Op deze resolutie had het referaat vein Dr Kuss, de directeur van de Duisburger Kupferhütte, sterk ingewerkt. Dr Kuss heeft namelijk in zijn bedrijf de medezeggenschap van de arbeiders reeds ingevoerd en een veel besproken voorbeeld van samenwerking tussen arbeider en werkgever geleverd. In de derde sectie 'Neuordnung des Eigentums', waar het referaat van Prof. Höffner, Trier, veel belangstelling vond, was het moeilijk tussen de theoretische overwegingen en de practische eisen door tot een degelijke resolutie te komen. Hier spiegelde zich ook enigszins de situatie van Duitsland af, waar in het Westen de ondernemer op de oude manier economische vooruitgang wil en gedeeltelijk reeds kan bereiken, terwijl ten Oosten van de Rijn de haveloze vluchtelingen een rechtvaardige verdeling van het bezit eisen. Hierop had reeds Prof. Hirschmann in zijn referaat gewezen: 'Wanneer eensklaps de eigendomsverhoudingen zo veranderd zijn, dat milioenen niets meer hebben en anderen nog bijna alles, dan wordt het een misdaad tegenover het geheel, als diegenen, die gespaard bleven, de bestaande verdeling van de eigendom wensen te handhaven'. In de gezamenlijke slotresolutie van de secties vindt men deze gedachte terug in de verklaring, dat de tegenwoordige verdeling van de eigendom indruist tegen de sociale rechtvaardigheid. Uitdrukkelijk keert men zich daarbij tegen socialisatie" en belastingwetten, die de macht van de staat te groot doen worden en tenslotte op 'onteigening' neerkomen. In de andere secties voelde men soms zeer sterk, dat inleidingen en discussies in onvruchtbare theorie verloren gingen, dat een concrete en | |
[pagina 317]
| |
doelbewuste activiteit nog te zeer ontbrak, en dat de tegenstellingen niet stimulerend, maar remmend werkten. Nuttig waren wel nauwkeurige uiteenzettingen van vluchtelingenpastoors over hun werk in de diasporagebieden. Ondanks alle publicaties en informaties maakt men zich nog altijd geen juiste voorstelling van de nood, die de Kerk daar moet lijden. Niet minder vruchtbaar was op haar manier de uitstekende inleiding van Prof. Richard Egenter uit München, die over de liefde en het sociale geweten sprak, om vanuit opvoeding, onderwijs en zielzorg de christelijke verplichting tegenover de naaste en de maatschappij te doen uitkomen, een theoretisch en theologisch betoog, dat hier echter geheel op zijn plaats was - als men tenminste op het practische terrein iets practischer ware geweest - De inleiding van Dr Eugen Kogon had van alle spreekbeurten, ook naar buiten, de meeste belangstelling en ondervond grote weerklank. Het was een nuchter en helder pleidooi voor de actieve inzet der christenen bij de opbouw van een nieuw Europa, vol meedogenloze critiek en toch ook van een echt enthousiasme voor de eigenlijke, bovennatuurlijke waarden, die op het spel staan.
Het hoogtepunt van de publieke manifestaties werd in de tweede helft van de Katholiekendag bereikt: na een Pontificale Hoogmis, opgedragen door Kardinaal Frings op Vrijdag 2 September, een grote jeugdbijeenkomst waar o.a. ook Mgr Cardijn verscheen, op Zaterdag 3 September kwamen op de laatste dag, Zondag 4 September, met meer dan 100 extra treinen en bussen en in lange optochten de vier à vijf honderdduizend katholieken uit alle richtingen, niet weinigen zelfs van achter het IJzeren Gordijn en uit Berlijn, naar het grote feestterrein, waar 's morgens de Pauselijke Visitator in Duitsland, Bisschop Muench uit Amerika, een H. Mis opdroeg, en in de namiddag de slotredevoeringen werden uitgesproken, door o.a. Josef Gockeln, een Duitse en een Franse arbeider, een ondernemer en Mgr Muench. Het einde van de indrukwekkende gebeurtenis vormde een langere, via de radio overgebrachte toespraak van de Paus, die eindigde met de pauselijke zegen. In deze rede van de Paus werd het sociale motief nog eens naar voren gebracht, waarbij twee punten in het bijzonder de aandacht trekken. Ten eerste, dat de Paus voor het eerst het decreet over de excommunicatie der communisten aanhaalde, ten tweede dat Zijne Heiligheid de christelijke sociale politiek onscheidbaar verbonden noemde met de christelijke culturele politiek. Dit is een waarheid, nuttig voor al degenen, die telkens alleen één van deze aspecten willen verwezenlijken en het andere veronachtzamen.
Wil men het 'resultaat' van deze Katholiekendag in enkele woorden samenvatten dan zou men de waarde van de grote religieuze plechtigheden allereerst moeten noemen, dan de intensieve deelneming van zovele Duitse katholieken, waardoor het katholieke element zichzelf en anderen als een belangrijke factor bewust werd, en tenslotte het voornemen van de leidende kringen der katholieken, de sociale taak in christelijke geest te willen uitvoeren, Dit is voor de verdere toekomst van het Duitse katholicisme en voor de regeringspolitiek der christen-democraten in Westduitsland in de naaste toekomst van grote betekenis. Dr K.J. Hahn | |
[pagina 318]
| |
Tsjecho-Slowakije in de brandingNa Oekraïne, Joego-Slavië, Hongarije, Roemenië is op dit ogenblik in Tsjecho-Slowakije de kerkvervolging in een acuut stadium getreden. Een kerkvervolging, behendig gedoseerd en volgens alle regels van de kunst geënsceneerd, waarbij men er vooral op uit is toch maar geen publieke martelaars te maken en de openbare mening in binnen- en buitenland te misleiden en anderzijds zo behendig in elkaar gezet, zo krachtig door alle machtsmiddelen, waarover een moderne staat beschikken kan, ondersteund, dat, menselijkerwijze gesproken, dit maal,.... zoals reeds zo dikwijls in het verleden, de slag tegen de Kerk definitief moet worden gewonnen. Hoe symptomatisch ook voor de algemene godsdienstige toestand in de landen 'achter het ijzeren gordijn', toch vertoont de vervolging, zoals ze zich in Tsjecho-Slowakije openbaart, een geheel eigen karakter door de nieuwe methode, die erbij gebezigd wordt en daarom verdient ze dan ook op speciale wijze onze aandacht. Het is de officiële vertegenwoordiger van de Kominform te Praag, een zekere Germinder, door Stalin afgevaardigd, die er de strijd tegen de Kerk leidt. Toen de schismatieke Russische Kerk zich voor het communisme gewonnen had gegeven en een willig instrument was geworden in de handen van de communistische bewindvoerders om ook die bevolkingslagen, welke te achterlijk of te oud zijn voor de nieuwe ideologie, met het regiem te verzoenen, werd een nieuwe godsdienstpolitiek ingezet. In Rusland zelf werd de Kerk voortaan geduld, ja zelfs in zekere mate ondersteund, hoewel alle propaganda naar buiten en het geloofsonderricht aan niet-volwassenen streng verboden bleef. In de satelliet-staten werden de verschillende schismatieke nationale Kerken op dezelfde leest als de Russische geschoeid, en werd op de Rooms-Katholieken van Oosterse ritus druk uitgeoefend om tot de nationaal schismatieke Kerk toe te treden. In dit licht gezien wordt het gebeuren in Tsjecho-Slowakije zeer begrijpelijk. Men wil nu in de reeds ingeslagen richting een stap verder gaan en ditmaal de RoomsKatholieken van Latijnse ritus inschakelen. Men hoopte in ieder van de satelliet-landen te komen tot het vormen van een Kerk van Latijnse ritus even onderworpen aan het staatsregiem als de Oosters schismatieke. Deze Kerk moet dan dienen, zoals in Rusland, om de Rooms-Katholieke bevolkingslagen, te verstard of nog niet voldoende voorbereid om in de dynamische communistische bevolkingsgroep opgenomen te kunnen worden, onschadelijk te maken door ze in een van staatswege volledig gecontroleerd kerkverband te groeperen en hun zo de schijn te geven niet enkel van volledige godsdienstvrijheid maar zelfs van een godsdienst, die door de staat wordt ondersteund. Het is echter al te evident dat iedere kans op welslagen ontbreekt zolang het Vaticaan zijn invloed kan doen gelden. Daarom mag in die landen de bestaande Katholieke Kerk, voorlopig althans, wel geduld worden, maar dan los van Rome en los van de bestaande hiërarchie, die het immers wel steeds met Rome zal blijven houden. Voor deze eerste proefneming leek Tsjecho-Slowakije het meest geschikt. Na de stichting van de Republiek in 1921 kende de protestants 'Evangelische Broederkerk' een nieuwe opleving en ontstond, jam- | |
[pagina 319]
| |
mer genoeg, bij de katholieken zelf een nationale, 'Tsjechoslovaakse Kerk', die vrijer wilde staan tegenover Rome, weldra openlijk in opstand kwam, zich van de Roomse eenheid afscheurde, doch met medewerking van de oud-katholieke bisschop van Utrecht bleef beschikken over een onwettig, maar geldig gewijde hiërarchie. Deze beide kerkgenootschappen groeperen respectievelijk ongeveer 15% en 10% van de totale bevolking Een tweede factor die gunstig bleek te zijn voor de communistische opzet was de algemene verzwakking van het Katholicisme ten gevolge der ondermijnende politiek van de Nazi-leiders, die sinds 1938 in het protectoraat Bohemen en Moravië het karakter droeg van een openlijke kerkvervolging, maar in het z.g. onafhankelijke doch politiek gecontroleerde Slowakije niet minder destructief is geweest. Mgr. Beran, de tegenwoordige aartsbisschop van Praag, was er zelf een der slachtoffers van en bracht de drie laatste oorlogsjaren door in Duitse gevangenschap, o.a. te Dachau. Noodzakelijk gevolg van dit alles was een verheidensing van het openbare leven, een achteruitgang van godsdienstkennis en godsdienstbeleving bij een deel van de gelovigen en een tijdelijke stilstand van de priester-roepingen samen met een te haastige en minder soliede vorming bij ten minste een gedeelte van de clerus. Een derde gunstige factor was .de steeds latente tegenstelling tussen de Tsjechen enerzijds en anderszijds de Slowaken, aan wie men gedurende de eerste wereldoorlog voor hun deelname aan de vrijmaking van het land autonomie had toegezegd, maar welke deze nooit verkregen hadden, totdat in 1938 Mgr. Tiso, men weet met welk gevolg, ze van de Duitsers bekwam. Deze tegenstelling moest wel het katholieke eenheidsfront verzwakken. De katholieke pers, tot de gereneotypeerde diocesane ambtsbulletins toe, werd opgeheven en door staatsuitgaven vervangen, de katholieke scholen werden genationaliseerd en met communistische directeuren en leerkrachten voorzien, aan alle theologische faculteiten en groot seminaries communistische commissarissen, met recht van toezicht op de studies, aangesteld, alle katholieke jeugdverenigingen ontbonden, de bijeenkomsten van kerkelijke verenigingen voor volwassenen tot de Maria-congregaties toe verboden, de retraitehuizen gesloten en de bewegingsvrijheid van de bisschoppen practisch onmogelijk gemaakt. Dan volgden de 'grote' maatregelen: een pseudo-Katholieke Actie werd van staatswege door een aantal priesters en gelovigen opgericht, om, in plaats van de reactionnaire hiërarchie, 'wel ke in haar onderhandelingen met de staat blijk had gegeven van een totaal onbegrip voor de werkelijke toestand', het werk van de verzoening tussen Kerk en Staat ter hand te nemen. Kerkelijke bezittingen werden systematisch onder staatscontrole gebracht, genationaliseerd of gewoonweg aangeslagen, zodat haast alle geestelijken op de rand van de uiterste armoede kwamen. In de daarop, nu onlangs aangenomen wetten belooft de Staat een salaris aan de bedienaars van alle godsdiensten zonder onderscheid, een salaris, dat de geestelijken grotere inkomsten verzekert dan de vroeger geldende regeling.... maar dit salaris zal enkel worden uitgekeerd aan degenen, die met toestemming van de staat tot hun bediening worden benoemd en die een verklaring van absolute loyauteit aan het nieuwe regiem willen onder- | |
[pagina 320]
| |
tekenen Als men anderzijds weet dat alle collecten, ook binnen de kerken, verboden zijn, begrijpt men dat de verleiding groot is. De 'Evangelische Broederkerk' en de 'Tsjechoslowaakse Kerk' betuigden onmiddellijk hun instemming met de nieuwe wet en ook 'n aantal, 'n absoluut en proportioneel klein aantal, katholieke priesters zijn bezweken zonder een beslissing van de bisschoppen af te wachten. Dit is in grote lijnen geschetst het verloop van de strijd, die in Tsjecho-Slowakije aan de gang is. Een strijd, welke met geen enkele in het verleden kan vergeleken worden. Ook een Jozef II, wiens noodlottige kerkpolitiek in de Donaulanden nog steeds in haar gevolgen merkbaar is, meende tenslotte met zijn staatsinmenging in de kerkelijke aangelegenheden de katholieke godsdienst uiteindelijk dienstig te zijn; hij was eerder anticlericaal dan antikerkelijk gericht. Ditmaal gaat het er om van de Kerk een medeplichtige en een propaganda-instrument te maken voor het verspreiden van een essentieel atheïstische ideologie. En die strijd wordt gevoerd met ongelijke wapenen. Het volle gewicht van een moderne, totalitaire staats-apparatuur tegen een eveneens totalitaire en georganiseerde, maar in wezen spirituele macht, welke om zich te verdedigen enkel over spirituele wapens beschikt. Nu blijkt het echter dat deze louter geestelijke wapens bestand zijn tegen de logge druk van materialistisch geweld. Een ex-communicatiedecreet van Rome blijkt bij machte om de zo groots opgezette en zo machtig ondersteunde pseudo-Katholieke Actie lam te leggen. Van verdeeldheid tussen Tsjechen en Slowaken in hun verzet is geen sprake. Ondanks dreigende armoede en vervolging zijn de geestelijke roepingen overvloedig. Nooit kende de Jezuïetenorde b.v. zoals nu een noviciaat met 32 novicen in Bohemen en meer dan 20 in Slowakije. En wat niet langer in het openbaar gebeuren kan, doet men in het verborgen, in de familiekring. De Kerk wenst geen strijd. Zij was de eerste om de wettige verkiezing van president Gottwald met een plechtig Te Deum te erkennen. Ook nu nog stuurt zij aan op verzoening, maar waar haar goddelijke zending wordt aangetast blijft zij onwrikbaar. Ook de katholieke bisschoppen hebben enkele dagen nadat de nieuwe wetten van kracht waren geworden hun priesters toegestaan de gevorderde loyauteitsverklaring te ondertekenen; mits toevoeging nochtans aan de eedsformule van de volgende woorden '....in zoverre dit niet in strijd is met de goddelijke en kerkelijke wetten en met de natuurlijke rechten van de mens'. Op dit punt heeft de Kerk nooit toegegeven en, wat er ook gebeuren moge, ze zal ook nooit toegeven in de toekomst en het getuigenis der eeuwen bevestigt dat uiteindelijk de zege blijft aan haar. Intussen staan onze katholieke broeders in Tsjecho-Slowakije voor de noodzakelijkheid op heldhaftige wijze te getuigen voor ons geloof. Indachtig het woord van Paulus, dat geen enkel lid van het Mystieke Lichaam van de Heer onverschillig kan blijven voor het lijden van een ander lidmaat zullen wij bidden, dat de Heer de vervolgde christenen moge bijstaan in de harde strijd, die hun te wachten staat. De Redactie |
|