| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
HET was te verwachten, dat Moskou zich niet werkeloos bij de vorming van de West-Duitse Republiek zou neerleggen. Na eerst scherp geprotesteerd te hebben tegen deze 'schending van de verdragen van Potsdam en van Parijs', liet Stalin op 7 October de 'Duitse Volksrepubliek' op ondemocratische wijze tot stand komen. Niettegenstaande het aandringen der burgerlijke partijen, de liberalen en de christelijken, op regelmatige vrije verkiezingen voor de samenstelling van de nieuwe volksvertegenwoordiging, waardoor deze partijen zonder twijfel de meerderheid zouden verkregen hebben, vond het Sovjet-bestuur het beter de stemming tot een 'rustige periode' (October 1950) uit te stellen. Zo kon het gebeuren, dat de bestaande Volksraad onder de naam van 'Volkskamer' zich de politieke macht toeeigende, zichzelf legaliseerde en 14 ministeries instelde. Enkele dagen later hadden in de 5 Länder van de Russische zone (Mecklenburg, Brandenburg, Thüringen, Saksen en Saksen-Anhalt) de verkiezingen plaats voor hun afzonderlijke parlementen, die gezamenlijk de 'Länderkamer', een soort Eerste Kamer met alleen opschortende bevoegdheid, van de nieuwe Republiek vormen. Deze beide Kamers kwamen 11 October bijeen om over te gaan tot de keuze van een staatspresident. Ook hier zijn de burgerlijke partijen voor de druk der S.E.D. (de communistische eenheidspartij) gezwicht en hebben mee hun stem uitgebracht op de beruchte communist Wilhelm Pieck, die zijn intrek nam in het paleis van de Hohenzollern. Als bewijs voor de zelfstandigheid van deze satellietstaat heeft de Sovjet meegedeeld, dat de Sovjet-administratie zich zal beperken tot een contrôle-commissie, met de belofte, dat de bezetting het land zal verlaten. Tot minister-president is benoemd Grotewohl, die de portefeuilles verdeelde en enkele van de minst belangrijke en tevens de meest gevaarlijke aan de
burgerlijke partijen toewierp. De erkenning door de overige satellietstaten liet niet lang op zich wachten.
De devaluatie heeft in Frankrijk politieke gevolgen gehad. De ministerpresident Henri Queuilie wenste de prijzen te blijven drukken en de lonen der arbeiders niet te verhogen. De socialistische ministers van zijn kabinet, met name de minister van arbeid, Daniël Mayer, die onder de invloed staan van de communistisch georiënteerde vakbonden, voelden zich verplicht de loonstop op te heffen. Dit zou de staatsfinanciën nog meer in de war sturen. Queuille wilde de verantwoording daarvoor niet dragen en bood de president Auriol zijn ontslag aan. Aanvankelijk scheen het geschil met de socialisten te overbruggen, doordat, op verzoek van Auriol, Queuille toestemde in een verhoging der laagste lonen. De socialisten bleken achteraf met deze concessie niet tevreden. Queuille, die sinds de wereldoorlog met het meest langdurig ministerie - meer dan twaalf maanden - het record had geslagen trok zich toen terug en de socialist Jules Moch, kreeg de opdracht een regering te
| |
| |
vormen. Na vele informele besprekingen met de verschillende partijen meende hij geslaagd te zijn en vroeg, volgens de grondwet, aan de Kamer zijn investituur. Het werd een stormachtige nachtzitting. Moch stelde prijsverlaging, vrije loonovereenkomsten en verhoging der laagste lonen in het vooruitzicht, waardoor hij de tegenstanders van inflatie in het harnas joeg. De communist Dudos, die Moch de handhaving van de orde tegen communistische relletjes nog niet had vergeven, ging zich te buiten aan invectieven, die de hele Kamer op stelten zetten. Toen men bij het ochtendgloren eindelijk tot stemming overging werden ook de afwezige Kamerleden, zoals het reglement toelaat, in staat gesteld hun stem uit te brengen. Dit gaf verwarring en onzekerheid. Na zorgvuldig onderzoek door een daarvoor aangewezen commissie, werd als uitslag bekend gemaakt, dat Moch tot minister-president was gekozen met 311 stemmen, zijnde één stem meer dan de volgens de grondwet vereiste meerderheid. Met de hakken over de sloot durfde Moch, die eerzuchtig genoeg is, het aan een ministerie te vormen. Maar de M.R.P., die zich bereid had verklaard de twee hachelijke portefeuilles van financiën en van economie te aanvaarden, kwam hierop terug, omdat 'de sfeer van vertrouwen niet aanwezig' was. Moch legde, zij het ongaarne, zijn taak neer. Daarop vertrouwde de president aan de radicaal René Mayer, oud-minister van financiën, een nieuwe opdracht toe. Deze onderhandelde op zijn beurt met de partijen, maar de socialisten stelden zulke hoge eisen voor hun medewerking, dat René Mayer zich terugtrok. Daarop kwam de leider van de M.R.P., Georges Bidault, naar voren en slaagde er in een einde aan dit langdurig schimmenspel (25 dagen) te maken. Hij bracht de drie partijen wederom bijeen op een program, dat na zijn investituur door de Kamer zou bekend gemaakt worden. Bidault behaalde 367 stemmen tegen 183 (hoofdzakelijk communisten). Ofschoon
zijn program niet veel afweek van dat van René Mayer, is het slagen van de eerste na het falen van de tweede toe te schrijven aan de welsprekendheid, het zelfvertrouwen en de diplomatieke vorm van de regeringsverklaring door Bidault afgelegd.
Alsof boven de wet niet het gewetensrecht stond heeft de Tsjechoslowaakse regering haar vervolgingsmaatregelen tegen de Kerk, in twee wetten samengevat, door de Nationale Vergadering doen 'legaliseren'. Bij eenvoudig handopsteken werden de wetten aanvaard, waarbij kerkelijke benoemingen en financiële en administratieve aangelegenheden der Kerk onder toezicht van de Staat zijn gesteld. De priesters moeten de eed van trouw zweren aan de 'volksdemocratische regering'. In een herderlijk schrijven, dat ondergronds verspreid werd, heeft het episcopaat deze wetten veroordeeld, de priesters bevolen geen salarisverhoging aan te nemen, nu zovelen om het geloof gebrek lijden en voorgeschreven, dat zij alleen trouw mogen beloven aan 'de republiek en het welzijn van het volk'.
Spoedig echter kwam het episcopaat op deze strakke houding terug. Onder zeker voorbehoud stond het toe, dat de geestelijkheid de salarissen mocht aanvaarden en de loyaliteits-eed mocht afleggen, met de beperking, dat zij 'niet in strijd komt met de wetten van God en van de
| |
| |
Kerk en met de natuurlijke rechten van de mens'. De bisschoppen zelf zullen het salaris weigeren.
Het eeuwige Rome, dat al zoveel vervolgingen heeft zien mislukken, maakte enkele uren na de aanneming der kerkwetten bekend, dat tot hulpbisschop van Mgr Matocha van Olomouc benoemd was Mgr Frantisek Tomasek. De vervolging beperkt zich niet alleen tot de Kerk, waarvan reeds 300 priesters zijn gevangen gezet, zij woedt ook tegen allen, die als niet zuiver in de leer van het Stalinisme worden verdacht. Razzia's op grote schaal hebben tienduizenden van alle rang en stand, vanaf de hoge regeringskringen tot de kleine middenstand, uit hun woningen gesleurd en, hetzij in concentratie voor 'heropvoeding', hetzij in de mijnen te werk gesteld, de nabestaanden van deze slachtoffers in vertwijfelde onwetendheid omtrent verblijf en lot latend. In de V.N. is door de Nederlandse vertegenwoordiger, die wees op de protestactie in ons land en ook elders gevoerd, tegen de overtreding der mensenrechten in Bulgarije en Hongarije, volkomen in strijd met het Charter der V.N., deze kwestie aanhangig gemaakt.
Gedurende de maand October hebben drie stemmingen de aandacht getrokken. De minst bevredigende was die voor de vertegenwoordiging in Oostenrijk, waar de coalitie van de christen-democraten en socialisten niet onbelangrijke achteruitgang boekte, ten voordele van het Verbond van Onafhankelijke kiezers, eigenlijk Nazi-gezinden, dat 16 zetels bezette. De christen-democraten werden van 85 op 77 en de socialisten van 76 op 65 teruggebracht. Zelfs de communisten gingen van 4 op 5 vooruit. De regering van kanselier L. Figl is echter met deze uitslag niet in de minderheid gebracht en zal derhalve voortgezet worden.
In Noorwegen, waar het socialistisch ministerie-Gerhartsen een zekere populariteit geniet, is deze partij aanzienlijk vooruitgegaan, hetgeen voor een deel ook toe te schrijven is aan de eigenaardige verkiezingsmethode, waardoor het mogelijk was dat de burgerlijke partijen, ofschoon zij gezamenlijk meer stemmen hadden verworven, toch minder zetels in het Storting behielden. De betekenis van deze verkiezing is hoofdzakelijk gelegen in het feit, dat de 11 communistische zetels zonder uitzondering verloren zijn gegaan, ondanks de 100.000 stemmen, die er op waren uitgebracht. Onmiddellijk is de communistische partij tot de gebruikelijke 'zuivering' overgegaan.
De meest spannende stemming speelde zich af in de Veiligheidsraad. Op 31 December a.s. zijn van de niet-permanente leden van de V. Raad aan de beurt van aftreden: Argentinie, Canada en Oekraine. De twee eerstgenoemde landen werden zo goed als eenstemmig vervangen door Ecuador en India. Visjinski had als vervanger van Joego-Slavie Tsjechoslowakije aangewezen in bewoordingen die niet van pressie en bedreigingen vrij waren. Beducht waarschijnlijk voor hetgeen Moskou, wanneer zijn candidaat viel, zou doen, schonk de V.R. aan Zuid-Slavie bij de eerste geheime stemming niet de vereiste meerderheid van tweederde. Het kreeg er 37, terwijl 39 stemmen nodig waren. Bij de herstemming waren twee leden omgezwaaid en zo behaalde Tito het vereiste aantal en bleef de trouwe satellietstaat met 19 stemmen achter. Visjinski protesteerde heftig, noemde deze verkiezing een schending
| |
| |
van het handvest en verklaarde, dat de Sovjet-unie Zuid-Slavie niet zal erkennen als lid van de V.R., die een werktuig is in handen van het Anglo-Amerikaanse blok. Wat de werkelijke gevolgen zullen zijn, is bij de onberekenbare politiek van het Kremlin niet te voorzien.
| |
Nederland
De tweede uittocht van de Ronde-Tafel-Conferentie, ditmaal naar 'De Vuursche', is met minder succes bekroond dan die naar Namen. Begrijpelijk, want het ging thans om de dubbeltjes. Van Nederlandse zijde was berekend, dat de republiek Indonesie, na haar erkenning, een schuld had te dragen van 6,3 milliard, verdeeld in 3,3 milliard externe en 3 milliard interne schuld. Zij was echter bereid er heel wat af te doen en verschillende faciliteiten te verlenen. De Indonesische partij bracht daartegenover de 'arithmétique hollandaise' van wijlen Koning Willem I in toepassing en kwam tot het resultaat, dat verre van iets aan Nederland schuldig te zijn, de R.I.S. een vordering van 1700 millioen op Nederland had. Hoe zwak zij daarmee stond, bewees wel haar poging om die schuldenkwestie uit te stellen tot na de souvereiniteitsoverdracht. Waartegen de Nederlandse delegatie inbracht, dat als men het huis overneemt, men ook de hypotheek overneemt of aflost, maar dat in elk geval dit verband niet mag en kan worden verbroken. Gedurende bijna twee weken stokten de besprekingen. Men was op het dode punt geraakt. Eindelijk verklaarden de Indonesische delegaties, dat zij vasthoudend aan hun oude berekening, bereid waren tot een practische regeling te komen. In hoeverre de auspicierende U.N.C.I. op dit besluit van invloed is geweest, blijft onbekend. Men was zelfs genegen het vraagstuk voor te leggen aan een neutrale commissie, waarvoor de heren Hirschfeld, Djuanda en Cochran werden aangewezen. Met dien verstande nochtans, dat de uitslag van de commissie niet automatisch bindend zou zijn, doch door de delegaties en de Centrale Commissie moest worden goedgekeurd.
Intussen meende de sultan van Djocja druk te moeten uitoefenen om de beraadslagingen van de R.T.C. ten nadele van Nederland te bespoedigen. Hij bracht een bezoek aan de H.V.K. Dr Lovink en deelde hem mee, dat de toestand in Oost-Java vol explosieve mogelijkheden was en dat daarom de Nederlandse troepen zich uit vele van hun posten moesten terugtrekken en zich onthouden van gevangenneming der geïnfiltreerde troepen. Dr Lovink heeft dit geweigerd en de Nederlandse regering heeft zijn standpunt goedgekeurd en was bereid daarvan de consequenties te dragen. Spoedig daarop werd van Nederlandse zijde meegedeeld, dat alle organen voorhanden zijn om de moeilijkheden bij te leggen en van republikeinse zijde, dat de sultan van Djocja de toestand veel en veel te somber inzag. Aldus was de rustige sfeer van de R.T.C. weer hersteld. De werkzaamheden werden versneld en de ene commissie na de andere kon haar rapport aan de centrale commissie voorleggen. Op 2 November had de plenaire zitting van de R.T.C. plaats en werden de afspraken publiek gemaakt. De resultaten, die van Nederlandse zijde bereikt werden zijn, materieel
| |
| |
beschouwd, gering. Op practisch alle punten heeft men van Nederlandse zijde bakzeil gehaald. Dit is toe te schrijven vooreerst aan de tijdnood en vervolgens aan de omstandigheid, dat het Nederlandse standpunt op internationaal niveau weinig of geen steun heeft gevonden. Van de ruim 6 milliard schuld, heeft de Indonesische delegatie 4,3 milliard erkend. Omtrent Nieuw-Guinea is voorlopig geen overeenstemming bereikt, de positie van Zuid-Asahan is nog zwevend. Wij weten nu hoe men zich de relaties denkt tussen beide partners in het Uniestatuut en hoe de voorlopige constitutie van de R.I.S. de macht en de verhoudingen tot de deelstaten regelt. Een definitief oordeel over dit alles zal eerst later gegeven kunnen worden.
Dichter bij huis blijvend, mogen we vermelden, dat de Tweede Kamer met 55 tegen 35 stemmen de P.B.O. heeft aanvaard. De Staatssecretaris van der Grinten heeft bij de behandeling van dit voorstel de vuurproef doorstaan. Dat alleen de regeringspartijen vóór stemden, komt niet hier vandaan, dat de overige partijen tegen de instelling van de P.B.O. waren, maar dat de regering op het standpunt stond, dat deze bedrijfsschappen niet door de wet behoeven te worden ingesteld, doch dat een K.B. daarvoor voldoende was. De overige partijen achtten deze interpretatie van het betreffende grondwetartikel strijdig met de letter van de grondwet. Daarom stemden zij tegen. De C.P.N. slechts uit oppositiezucht.
1-11-1949
K.J.D.
| |
Belgie
Terwijl het wetsvoorstel, behelzende de inrichting van een volksraadpleging, in de bevoegde commissie van de Senaat besproken werd, spaarde de heer Eyskens geen moeite, om een gentlemensagreement tot stand te brengen, en de goedkeuring in de beide kamers te waarborgen. De socialisten, die nochtans verklaren het Koningsprobleem te willen oplossen, verzetten zich om grondwettelijke redenen tegen de volksraadpleging, maar geven tevens de voorkeur aan een plebisciet - dat in elk geval ongrondwettelijk is - daar de Kamers, volgens hun opvatting, door een wettelijk-bepaalde twee-derde meerderheid zouden gebonden worden. Ten overstaan van de openbare mening heeft de heer Eyskens de socialistische argumentatie ontzenuwd met de nonchalante uitlating: 'dat de volksraadpleging er is, om de Kamers voor te lichten, niet om ze te kortwieken' (7-10-1949). Terzelfdertijd bracht hij met grote behendigheid de Liberalen aan het verstand, dat het de Socialisten te doen was, niet om het principe van de volksraadpleging - op welk punt ze bij de besprekingen over de regeringsvorming uitdrukkelijk hadden toegegeven - doch wel om de val te veroorzaken van de huidige regering en de argeloze Liberalen in de daaropvolgende te vervangen. Dat deze laatsten niet zo argeloos zijn, blijkt reeds uit de uitlating van Minister Devèze op de bijeenkomst van de Liberale Federatie van Brussel (24 October): 'Les socialistes ont rompu en apparence sur la question royale, mais ils ont accepté les 60 p.c. C'est une duperie! Ils veulent chasser les libéraux pour demain
| |
| |
prendre leur place et faire la consultation populaire avec le P.S.C.' (La Nation Belge 26-10-1949).
Aldus was het terrein voor de regeringspartners geëffend: het bleek weldra dat de goedkeuring van het wetsvoorstel-Struye verzekerd zou zijn, indien slechts de stemopneming gewestelijk zou geschieden, en de beide partijen het vooraf over een stemmenpercentage eens konden worden. Toen de besprekingen zo ver waren gevorderd, begaf de Eerste Minister zich naar Z.M. de Koning te Pregny. Blijkens het communiqué, dat op 18 October gezamenlijk door het Kabinet van de Eerste Minister en het Secretariaat van de Koning aan de pers is medegedeeld, werd een volledig accoord bereikt zowel over het principe als over de belangrijkste modaliteit, t.w. de gewestelijke stemopneming, en gaf de Vorst te kennen: 'dat hij er in geen geval aan dacht, de uitoefening van zijn prerogatieven weer op te nemen, indien het getal der gunstige stemmen niet ten minste 55 procent bedroeg van het totaal der geldig uitgebrachte stemmen'.
Niettegenstaande de tegenstribbelingen van hun Brusselse federaties, aangevoerd door de kamerleden Charles Janssens en Vande Wiele, en die van hun Waalse vleugel, werd op 21 October door de Liberale groepen van Kamer en Senaat besloten, dat het de leden zou vrij staan naar eigen goeddunken te stemmen. Na een debat, waarin de heer P. Struye slechts in de heer P. Vermeylen een waardig, doch zeer hartstochtelijk tegenstander had gekregen, is het wetsvoorstel op 26 October, met 109 stemmen (w.o. 17 Liberalen) tegen 65 (w.o. 6 Liberalen) in de Senaat goedgekeurd. De regering bestaat slechts zes weken 'en reeds kan men zeggen' - met de Nieuwe Gids van 21-10-1949 - 'dat de volksraadpleging een gedane zaak is, dat de regering Eyskens het Koningsvraagstuk heeft opgelost, en dat het nu nog alleen van de bevolking afhangt of de Koning terugkomt of niet'.
De Socialisten hebben overigens reeds, bij monde van de heer P.H. Spaak - die in de oppositie tot zijn ware en geringe proporties verschrompelt - enkele thema's van hun propaganda aangesneden: het Socialistisch protest (op 18 October in de 2e Kamer) tegen de grondwettelijke gedraging van de Eerste Minister, die het Memorandum van Z.M. de Koning over de krijgsverrichtingen van Mei 1940 aan United Press had doen toekomen; het interview aan de neutrale (?) krant 'Le Soir', op 21 October, waarin de heer Spaak de waarheid op haar kop zet, wanneer hij verklaart, dat het de volksraadpleging is die de Koningskwestie veroorzaakt; de radiorede van 24 October, waarin de heer Spaak (een deel van) het 'Verzet' tegen de Koning, en de wens van de Verbondenen tegen de wil van de Natie uitspeelt; even zovele pogingen in extremis om op het gemoed van de bevolking in te werken, en aldus aan een pijnlijke afkeuring te ontsnappen.
Intussen staat de Regering voor de lastige taak, het kluwen van financiële en sociaal-economische problemen te ontwarren. Het herstel van het economisch leven en in verband daarmee de opslorping van de toenemende werkloosheid, eist vooral in een sterk geïndustrialiseerd land als België een verruiming van de handelsmarkt, d.i. de vrijmaking
| |
| |
van het internationaal goederenverkeer. De opzet van België, dat sinds de bevrijding voor eigen rekening, ten bate van zijn verarmde buren, een Marshall-politiek 'avant la lettre' heeft gevoerd, valt samen met die van de U.S.A. De ontstemming over de Engelse devaluatie, die niet door ruggespraak met de overige leden van de E.O.E.S. voorafgegaan was, en bijgevolg onvermijdelijk kettingreacties moest uitlokken, was zeer groot. De ontstemming nam nog toe, toen vastgesteld werd, dat Engeland niet terzelfdertijd maatregelen trof, om de vrije omwisselbaarheid der munten voor te bereiden. Omwille van het star vasthouden van de Engelsen aan het bilateralisme, moesten zelfs op 15 October de Engels-Belgisch-Luxemburgse economische en commerciële besprekingen, welke te Luxemburg gevoerd werden, geschorst worden. Sindsdien stelde Sir Stafford Cripps op de conferentie van de E.O.E.S. (2 November) voor, dat België, Zwitserland en West-Duitsland van de vrijmaking van 50 procent van de intereuropese handel, waarop de heer Hoffman had aangestuurd, zouden worden uitgesloten; hetgeen zou neerkomen op de negatie van het begrip herstel van de concurrentie in een naar vrijheid strevend Europa. Nopens de toedracht van de transactionele formule door de heer Van Zeeland voorgesteld, en die ten slotte door de leden van de adviserende raad van de E.O.E.S. werd aanvaard, tast men thans nog in het duister.
Na al de ontgoochelingen die de U.S.A. voornamelijk in de laatste weken hebben opgelopen, en waaraan de heer Hoffman in een vermanende rede tot de E.O.E.S. uitdrukking heeft gegeven, blijft alleen nog de Benelux over, als bewijs van de wil in Europa, om de enge staatsgrenzen te doen springen en een economische unie tot stand te brengen. Welnu Benelux vordert zeer langzaam; de zogezegde prae-unie die te Luxemburg werd afgekondigd, is in de grond slechts een handelsverdrag, dat voorafgegaan werd door een tarief-unificatie, en dat vermoedelijk door de gelijkmaking van de accijnzen zal gevolgd worden.
Al is het streven van de Benelux-landen een bewijs voor het bestaan van een wil tot economische eenmaking in Europa, toch is zelfs hier de wil daartoe niet in die mate aanwezig, dat de Benelux-unie zou kunnen worden aangezien als reeds afgestemd op de uiteindelijk te verwezenlijken Europese unie. De Nederlandse onderhandelaars staren zich voorlopig nog blind op een, in het licht van professorale bespiegelingen, onmiddellijk te bereiken evenwicht wat betreft het verkeer van goederen en diensten tussen Nederland en België. Het Nederlandse evenwicht dat zij thans nastreven, met België als uitsluitende tegenhanger - dat overigens vroeger nooit heeft bestaan - dreigt een nodeloos verlies te veroorzaken van tijd en krachten; want het uiteindelijk te bereiken evenwicht is slechts denkbaar in het raam der algemene Europese unie. Wat het remmend geweeklaag van bepaalde, vooral industriële kringen in België betreft, daarvan kan niets anders gezegd worden dan dat het blijk geeft van een gebrek aan inzicht in het verder verloop van de bredere eenmaking. De huidige offers welke de prae-unie vergt, zijn als gering te bestempelen in verhouding tot die waartoe de Europese unie zal noodzaken. Het uitgangspunt van deze laatste zal
| |
| |
immers het gemiddelde welvaartspeil zijn, niet meer van de betrekkelijk voorspoedige Benelux-landen maar van een zeer verarmd Europa.
Dat er bij de verwezenlijking van Benelux met grote moeilijkheden te kampen valt is onloochenbaar. Wij zullen er een paar aanstippen.
In de eerste plaats is het een feit, dat de economie in Nederland en in België op een verschillende leest is geschoeid: de eerste, sinds 1919 hoofdzakelijk geleid, de tweede traditioneel liberaal. Verre van zich verleden jaar, in het 'Château des Ardennes', door de Belgen te hebben laten overtuigen, dat zij hun dirigisme moesten milderen en de subsidiëring afschaffen - ten einde zodoende de prijzen en de lonen te laten stijgen, om hun economie op hetzelfde peil als de Belgische te doen komen - hebben de Nederlanders thans in het vooruitzicht gesteld, hun geleide economie te handhaven en de subsidies aan de producent nog te verhogen. Voor België is het enkel in de sector van de landbouw dat zich de volstrekte noodzakelijkheid voordoet, zich voorlopig tegen een vrij verkeer te verzetten; daar Nederland de prijs van de landbouwproducten, door bescherming en subsidiëring, laag houdt, hetgeen in België niet het geval is. Tegelijkertijd dient echter toegegeven dat de Belgische landbouwer te duur produceert.
Een tweede feit nog levert moeilijkheden op van financieel-economische aard en wordt bovendien internationaal beïnvloed: Nederland is crediteur van ponden, die België niet kan aanvaarden als betaalmiddel vermits het zelf, voor zijn ingevoerde grondstoffen, debiteur is niet in ponden maar in dollars.
Het is de verdienste van de samenkomst te Luxemburg dat een aanvang werd gemaakt met een meer in de diepte werken aan het ophelderen en bestrijden van misverstand en onbegrip. De degelijkheid en de grondigheid die de werkwijze van de heer Van Zeeland kenmerken, hebben blijkbaar een nieuw tijdperk in de onderhandelingen ingeluid; zulks is niet enkel te Luxemburg aan het licht getreden, maar was ook merkbaar te Brussel, waar de vertegenwoordigers der Christelijk-sociale partijen in de Benelux-landen op 20 October zijn bijeengekomen. De dagorde van deze vergadering in de Belgische hoofdstad vermeldde: het bestuderen van de sociaal-economische en financiële problemen in de drie landen en van hun punten van overeenkomst en differentiatie, om tot een oplossing te geraken.
4-11-1949
Th. L.
|
|