Rectificatie
In het Novembernummer van dit tijdschrift werd af gedrukt (blz. 165-173) een artikel: 'Magnetisme, Geneeskunde en Kwakzalverij' van J.M.L. Peters. Op verzoek van de schrijver laten wij hieronder een naschrift volgen, dat in het vorige nummer niet meer kon worden opgenomen.
Red.
Bovenvermeld artikel werd ongeveer vijf maanden geleden geschreven. Ondertussen zijn des schrijvers opvattingen over de identiteit van de zgn. magnetische en suggestieve kracht volkomen veranderd. Voordat ik echter de kans had om van die gewijzigde opvattingen in het artikel zelf nog blijk te geven - en dan had dat artikel eigenlijk voor tweederde herschreven moeten worden - was de onveranderde tekst al gedrukt. Na rijp beraad achtte ik het echter niet nodig het artikel in zijn geheel in te trekken. Want het representeert nog steeds het in de wetenschap heersende standpunt, zij het ook in een gepopulariseerde vertolking. Slechts een heel enkele keer, in de allernieuwste literatuur (zoals in het boekje van Professor van Rijnberk over 'Metapsychologie'), wordt heel voorzichtig de mogelijkheid geopperd, dat het magnetisme toch wel eens iets anders zou kunnen zijn dan het hypnotisme en de suggestie. De auteur F. Moser (die twee dikke delen schreef over 'Der Okkultismus') wijst er op, dat de wonderbaarlijke genezingen die de vroegere magnetiseurs wisten te bewerkstelligen wegbleven, zodra men mét de oude Mesriaanse theorie ook de oude methoden liet varen.
Deze enkele voorzichtig geformuleerde meningen - door een deskundige op het gebied der suggestie en hypnose als Berthold Stokvis nog kortelings belachelijk gemaakt - waren mij welbekend, toen ik de voorafgaande beschouwing schreef. Maar pas een persoonlijke ervaring bracht mij tenslotte zelf tot een andere mening. Een magnetiseur, tevens helderziende, in een van onze grote steden, met wie ik toevallig in aanraking kwam, beweerde dat ik zelf in vrij sterke mate 'magnetisch' moest zijn. En hoe sceptisch de mens in het algemeen ook staat tegenover het schijnbaar buitennatuurlijke, hij kan toch doorgaans niet nalaten er in het diepst van zijn wezen enig geloof aan te hechten. Zodat ook ik - hoe sceptisch ik tegenover het magnetisme stond bewijst mijn vorig artikel - op bescheiden schaal enkele experimenten aan mij zelf en met anderen verrichtte, die mij na enige tijd wel tot de overtuiging moesten brengen, dat er zich, indien men de magnetische methode (van bestrijking of bewegingen met de hand) toepast, een 'kracht' manifesteert, die in vele gevallen niet kan verklaard worden door een suggestieve werking. Ja, men gaat na dergelijke ervaringen zelf iets voelen voor de oude fluïdum-theorie, omdat ik zelf, evenals sommige 'gevoelige' personen met wie ik de experimenten ondernam, constateerde dat er bij het bewegen van mijn hand langs een lichaamsdeel van een ander soms iets gebeurde wat men met behulp van de taal niet beter kan aanduiden dan door het een uitstroming of uitstraling uit mijn hand in het lichaam van de ander te noemen. De hand of de arm of zelfs het hele lichaam van een 'gevoelig' persoon werd warm of koud of gevoelloos (als van een voet die 'slaapt') of er ontstond een tintelende stroming in, wanneer mijn hand het betreffende lichaam aanraakte of zelfs maar naderde, en dat zonder dat de proefpersoon van te voren wist wat het effect van mijn handeling zou kunnen
zijn.
De vrees dat de lezers van mijn artikel mij na de lezing van dit naschrift niet meer 'au sérieux' zouden kunnen nemen, moest, meen ik, wijken voor de oprechtheid, die gebiedt niet ddt als zijn overtuiging kenbaar te maken, wat men zelf na rijp beraad niet meer als de waarheid meent te kunnen beschouwen.
J.M.L. Peters