| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Chanoine CARDOLLE, Et toi, connais-tu le Christ vie de ton âme? Extraits choisis de l'oeuvre de Dom Columba Marmion. - Desclée, De Brouwer, 1949, XX-276 blz., Fr. 54.
Het is wel goed het klassieke boek van Dom Marmion voor een ruimer publiek toegankelijk te maken; de bewerking mag echter het bewerkte niet eenvoudig vervangen. Daarom hopen we dat de arbeid van Kanunnik Cardolle niet alleen de gestructureerde lezing van de meester maar ook zijn integraal getuigenis ruimer zal verspreiden, dieper doen doordringen.
Hij werkte eerbiedig en nauwgezet. In een schema dat alles samenvat en samenhoudt, bracht hij veel teksten onder. En schema en voorstelling - negentien nauwkeurig ingedeelde voordrachten over: Christus in het midden van Gods barmhartige raadsbesluiten (I-VI), het christelijk leven in het midden van zijn Heilige Kerk (I-XIII) - verenigen bevattelijke bruikbaarheid met peilen en uitdiepen; zodat ons een eerste-rangswerktuig wordt aangeboden om edelmoedige zielen tot bij Gods geheim te voeren.
En vanzelf neme men dan, naar de wens van de auteur zelf, het integrale traktaat ter hand, zoveel veiliger begrepen, zoveel inniger gesmaakt.
Em. Janssen
Dr P.M. TIMP O.P., De Verlosser. K.K.-reeks 5. - Uitg. Het Spectrum, Utrecht, 1949, 176 pp., ing. f 1,90, geb. in linnen f 2,90.
Met dit werkje is de veertigdelige reeks, onder de titel 'de Katholieke Kerk' gepubliceerd, voltooid. Sint Thomas' traktaat over de Verlossing in de theologische Summa volgt de schrijver op de voet, zodat ook het plan van dit boekje geheel daarmee overeenstemt.
Wegens de beperkte plaatsruimte verwachte men geen volledig uitgewerkte Christologie. Toch wordt bij deze vrij beknopte behandeling over het algemeen een heldere uiteenzetting van de voornaamste punten uit de Verlossingsleer geboden. Daardoor vindt de intellectuele lezer over deze uitgebreide en zware stof een kort resumé, dat als geheel wel geslaagd mag heten.
Een enkele keer stoot de voet van de wandelaar op een klein obstakel b.v. op blz. 24, waar met een beroep op de H. Schrift en de traditie als hoofddoel van de menswording enkel de verlossing van het mensdom wordt vermeld; blz. 69 de uitdrukking 'oneindig in getal' en blz. 79 noot 1) de woordverklaring theandrisch 'van het griekse Theos = God en andros = man'.
Overigens toont zich de schrijver een betrouwbare gids op een moeilijk terrein.
P. Ploumen
E. JANSSEN S.J. De Moeder Gods. K.K.-reeks 7. - Uitg. Het Spectrum, Utrecht, 1949, 163 pp., ing. f 1,90, geb. f 2,90.
In dit werk beoogt de schrijver ten behoeve van intellectuelen de Maria-logie systematisch samen te vatten. Daarbij is hij niet alleen bij vaktheologen te rade gegaan, maar in zfc'n samenvatting heeft hij ook met de hedendaagse religieus- en psychologisch-culturele stromingen rekening' gehouden. Aldus is rondom de kern van Maria's Moederschap een geheel ontstaan, dat twee delen bevat. In het eerste wordt Maria beschouwd als Moeder van God, welk moederschap door de volheid van genade en haar gave maagdelijkheid werd voorbereid. In het tweede gedeelte wordt ons Maria als Moeder der mensen en
| |
| |
daarom als Nieuwe Eva, Middelares van alle genaden en Hemelkoningin voorgesteld. In deze synthese dient men elk onderdeel in functie van het geheel te beschouwen.
Al heeft dit werkje niet de pretentie van een gedegen theologisch traktaat, toch is het doorgaans ook theologisch goed verantwoord. Dat echter Maria's heiligheid (zie blz. 34) door niets dan door de perken zelf der menselijke natuur is beperkt, is theologisch toch wel meer dan een vrome overdrijving te noemen.
Zoals van deze schrijver verwacht kan worden, is de stijl goed verzorgd. Soms zou men, ook voor ontwikkelde leken, de formulering wat eenvoudiger wensen.
P. Ploumen
Werken van de H. Teresia, uit het Spaans vertaald door Dr Titus Brandsma, Dr Athanasius van Rijswijck, herzien door Mr Dr Thomas Keulemans, van de Orde der Broeders van O.L. Vrouw van den Berg Carmel, Deel II, bevattende alle tot nog toe bekende Brieven en fragmenten van Brieven. - Uitgeverij Paul Brand, Bussum, 1949, 1268 pp.
Brieven leggen de meest verborgen schuilhoeken bloot van het menselijke hart. De uitgave van déze Brieven werpt een nieuw en verrassend licht op de persoonlijkheid van de grote Carmel-hervormster. In verhandelingen als de Weg der Volmaaktheid en het Kasteel der Ziel leren wij haar kennen als de heilige, in deze gebeurlijkheden van het dagelijkse leven als de zéér menselijke vrouw. En men mene niet dat er tussen beide bronnen van kennis een tegenstelling bestaat! Haar persoonlijkheid krijgt scherpere contouren, diepere facetten. Onze bewondering stijgt voor deze natuurlijk en bovennatuurlijk rijk begenadigde vrouw. De vertaling van P. Keulemans is zeer verzorgd. De interpunctie had misschien iets consequenter kunnen zijn. De vele historische notities aanvaarden we als een welkome verduidelijking van de tekst. Zo bereikt deze kostbare uitgave haar voltooiing.
Dr M. Smits v.W.
Hildegard WAACH, Theresia von Avila - Leben und Werken. - Wien, Herder, 1949, 496 blz., DM. 13.20.
Moeder Theresia staat tegenwoordig in het middelpunt van de geestelijke belangstelling. Haar geschriften worden opnieuw uitgegeven of vertaald en verschillende levensbeschrijvingen zijn er de laatste jaren reeds verschenen om de Heilige dichter bij ons te brengen. Terecht! Want de grote H. Theresia heeft ons nog altijd veel te leren, omdat ze ondanks de hoge begenadigingen zo echt menselijk is gebleven. Dit heerlijke harmonische geeft ons Zuster Waach weer. Als religieuse kan ze de Heilige nader tot ons brengen in heel haar opgang naar God. Door haar psychologische opleiding weet ze ook het menselijke goed te schilderen. Hoewel het werk steunt op goede bronnen, brengt het niet direct nieuwe gegevens. Maar dat is hier bijzaak, omdat de schrijfster erin geslaagd is een heiligenleven te schrijven, dat men met oprechte geestdrift leest. In de tweede helft van het werk geeft zij een kort overzicht van de leer van de Heilige, vooral aan de hand van het 'Kasteel der ziel'.
P. Grootens
Dom Isidoor LAMBRECHT, Abt der St.-Pietersabdij, Dom Modestus van Assche 1891-1945. - St.-Pietersabdij, Steenbrugge, Standaardboekhandel, Antwerpen, 1948, 70 blz.
Dit fraaie boekje, waarin het leven, de loopbaan en het smartelijk einde van wijlen Dom van Assche summier en sereen zijn voorgesteld, behoeft slechts een bekendmaking Het is een piëteitsvolle verklaring van saamhorigheid vanwege de opvolger tegenover zijn voorganger; het is, vanwege de gehele Benediktijnerfamilie, een publiek betuigen van eerbied en trouw. En wanneer in de overste allen zijn beproefd geweest, dan mogen allen, door zijn offer, een rijker zegen verwachten.
E. Janssen
| |
| |
| |
Wijsbegeerte
Dr R.F. BEERLING, Onsocratische gesprekken. - J.M. Meulenhoff Amsterdam, 1949, 134 blz.
In een gedialogeerde proloog over de dialoog in de wijsbegeerte, gevolgd door vijf dialogen geeft prof. Beerling zijn kritische kijk op de philosophie en op vele hedendaagse problemen. 'Een krachtmeting met deze tijd, een afbakening van de positie, waarin de mens zich thans bevindt', zo lezen wij op de omslag.
Na de scherpzinnige vroegere publicaties verwacht men veel van deze wijsgeer, vooral als een werk zo wordt aangekondigd als hier het geval is. Dit boekje zal echter menigeen in deze hoge verwachting teleurstellen. Ongetwijfeld vindt men goede gedachten en spitse opmerkingen over verschillende vraagstukken, maar het lijkt er veel op, of ook voor de schrijver, zoals voor een der sprekers: Emergius 'de vertroosting der filosofie heden ten dage definitief in de troosteloosheid van het filosoferen is omgeslage' (p. 11). Zou dit niet zijn oorzaak hierin kunnen vinden, dat het kritisch-sceptisch standpunt van de schrijver door hem te snel als dé waarheid wordt aangenomen, zonder nóg kritischer door te denken tot het fundament?
J.N.
De Positivistische Geesteshouding Verslag van de 14e Alg. Vergadering van de Ver. voor Thomistische Wijsbegeerte, Prof. Dr R. FEYS, Prof. Dr P.H. van LAER, Prof. Dr A.G.M. van MELSEN. - Het Spectrum, Utrecht-Brussel, 1949.
Deze uitgave bevat de 3 voordrachten en besprekingen van de 14e algemene vergadering van de Vereniging voor Thomistische Wijsbegeerte.
Daar o.a. het gehele natuurwetenschappelijke onderricht aan de Nederlandse Universiteiten en Hogescholen doortrokken is van het positivisme, is een meer actueel onderwerp nauwelijks denkbaar. De academisch-gevormde echter, die positivist is zonder het te weten, omdat hij zich nooit de inspanning getroostte van een bezinning op de grondslagen van zijn vak, zal ook niet ontvankelijk zijn voor deze vakkundige bespreking van de positivistische leer.
H. van Waesberghe
F.G.M. GEVERS, Missionaris van Scheut, De Materiële Logica. Opvoedkundige Brochurenreeks, nr. 143. - R.K. Jongensweeshuis Tilburg, 1949, 96 pp., f 2.
Nadat reeds in 1947 van de hand van Drs F.P.A. Senden C.I.C.M. een zeer aanbevelenswaardig werkje verscheen over de Formele Logica (nr. 132 van dezelfde Brochurenreeks), wordt ons nu een niet minder te prijzen uiteenzetting geboden over het probleem van de waarheidswaarde en werkelijkheidswaarde van onze kennis. Het boekje biedt zich aan als een eenvoudige propaedeuse voor verdere studie. De frisse stijl, de rustige gedachtengang, de verstandige keuze der onderwerpen en evenwichtige uitwerking, waardoor de schrijver trouw blijft aan zijn opzet, de perspectieven die gegeven worden, zullen het lezen van dit werkje zeer aangenaam en vruchtbaar maken. Wie van philosophische vraagstukken op de hoogte wil komen, grijpe gerust naar dit boekje. Hij zal worden bevredigd en tevens op de hoogte gebracht van het moderne zoeken naar de meest adaequate oplossing voor het waarheidsprobleem.
H. Geurtsen
| |
Taal- en letterkunde
Ben TERVOORT en Dr Ph. A. LANSBERG, Carillon. - Tjeenk Willink, Zwolle, 1949, 147 pp.
Een bloemlezing voor school en huis, die een goede keuze bevat uit voornamelijk moderne gedichten, welke geschikt zijn om gedeclameerd te worden. Het laatste gedeelte bevat een reeks meer populaire verzen, waaronder er ook zijn, die voor jeugdiger artisten zijn bedoeld.
B.v.M.
| |
| |
SOPHOCLES, Antigone, vertaald en ingeleid door Dr Frans Cluytens. - De Kinkhoren, Brugge, 1947, 89 blz., ingen. Fr. 28, geb. Fr. 45.
Van de vele recente vertalingen van klassieke teksten in onze taal is deze ongetwijfeld een van de allerbeste. De inleiding behandelt het Griekse drama in het algemeen, bespreekt dan de Thebaanse sage, Sophocles' leven en werk, en vooral de 'zaak' Antigone, zoals de dichter ze zag en zoals ze zich aan de mens van onze tijd voordoet. Deze heldere en gedachtenrijke bladzijden getuigen van een diep en juist inzicht in de geest van de attische literatuur en in de grondmotieven van de sophocleïsche dramaturgie. Ook daar waar ik de verhoudingen iets anders zie dan Dr Cluytens (nl. in de vraag naar de 'schuld' van Antigone), moet ik erkennen dat zijn voorstelling ervan veel bijdraagt tot een juist begrip van het stuk.
De vertaling van de gedialogeerde delen is eenvoudig meesterlijk; ze paart duidelijkheid en eenvoud aan krachtige gedrongenheid en aan een tactvolle conventionaliteit. Niet alleen geeft ze nauwkeurig de inhoud, maar ook, en met verbazende soepelheid, de toon en de beweging van het oorspronkelijke weer. Nooit heb ik in een moderne taal zulk een trouwe weerspiegeling van de stijl van Sophocles ontmoet. Ook de koren zijn uitstekend vertaald; het is echter m.i. een vergissing, ze 'in de versmaat van het oorspronkelijke' te willen weergeven. Over de scansie van verschillende liederen wordt onder geleerden getwist; maar ook daar waar eensgezindheid bestaat, spreken deze ingewikkelde rhytmische schema's niet tot ons oor. Het komt me ook voor, dat Dr. Cl. de metrische structuur van enkele stukken, inz. de dochmische delen van de exodos, niet juist heeft gevat; hetzelfde moet gezegd van verschillende anapestische systemen. Verder acht ik het met het Nederlandse taalgevoel strijdig, dat men in eigennamen de klemtoon legt op de plaats van het Griekse accent en Oidipoes, Teiresias, Menoikeus, Eurudike zegt in plaats van Oidipoes, Teiresias, Menoikeus, Eurudike, enz. Ten slotte ware het nuttig geweest, de verzen te nummeren.
Dit zijn kleinigheden, die geen afbreuk kunnen doen aan de uitzonderlijke hoedanigheden van deze vertaling. We hopen stellig dat Dr Cluytens het niet bij deze eerste vertaling laten zal.
E. de Strycker
EURIPIDES, Iphigeneia in Tauris, vertaald en ingeleid door Dr J. Humblé, 2de verbeterde druk. - 'Klassieke galerij', nr 1, De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1947, 90 blz., Fr. 20.
EURIPIDES, Elektra, vertaald door Dr J. Humblé. - 'Klassieke galerij', nr. 35. De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1948, 79 blz., Fr. 25.
De eerste druk van deze prozavertaling der Iphigeneia werd besproken in Streven, 10 (1942-43), p. 67. Zij werd door een aantal vergissingen ontsierd, waarvan enkele nogal ernstig waren. De meeste zijn nu verbeterd; andere echter bleven staan (b.v. vers 8, 34, 132, 248, 287, 342....). De stijl is niet gewijzigd; hij mist beweging, rhytme, suggestieve kracht, zodat de schoonheid van het oorspronkelijke bijna volkomen verloren gaat. Waarschijnlijk heeft Dr Humblé ons geen nadichting willen geven, die tot de poëtische atmosfeer van het kunstwerk inleidt, maar eenvoudig een hulpmiddel bij de studie van de Griekse tekst.
De vertaling van de Elektra is naar dezelfde geest en methode gemaakt. Er is echter vordering: de taal is vaster dan in de Iphigeneia, en de weergave van het oorspronkelijke doorgaans nauwkeuriger. Maar ook hier zoeken we bijna tevergeefs naar de poëzie van het model. De onmisbare gegevens over de behandelde legende vindt de lezer in de lijst der mythologische namen. Een inleiding ontbreekt; dit valt te betreuren, want zonder vergelijking met de Offerplengsters van Aeschylus en de Elektra van Sophocles kan men moeilijk begrijpen wat Euripides met dit in menig opzicht bevreemdende stuk eigenlijk bedoelde. Een paar storende zetfouten: v. 210 i.p.v. verdwijn, lees verkwijn; v. 596 i.p.v. smeek, lees smaak.
E. de Strycker
| |
| |
Dr C.G.N. de VOOYS, Conrad Busten Huet. - D.A. Daamen, Den Haag, 1949, 244 pag., gen. f 8, geb. f 9,75.
Prof. de Vooys schreef een degelijke biografie van Huet, die een uitstekende inleiding geeft op de studie van diens leven en werk. Ondanks het zakelijk karakter van het boek wist de schrijver ons de lectuur er van boeiend te maken door zijn eenvoudige, prettige stijl.
Bern van Meurs
PLATOON, De Staat (Politeia), uit het grieks vertaald door Dra H.M. Boissevain. - Wereldbibliotheek, Amsterdam-Antwerpen, 1948, 242 blz., geb. Fr. 75.
De Staat bevat prachtige brokken: het hele 1e boek, de allegorie van de holbewoners en de mythe van Er de Pamphyliër. Toch ligt het belang van dit werk niet zo zeer in zijn artistieke schoonheid als wel in zijn philosophische inhoud. In rijkdom en diepte van gedachte wordt De Staat door geen andere platonische dialoog geëvenaard. Het was dus een gelukkige gedachte deze eerste grote studie over wezen en ideaal der gemeenschap voor het Nederlandse publiek toegankelijk te maken. Dra Boissevain heeft echter gemeend dat het oorspronkelijke op vele plaatsen voor de moderne lezer te omslachtig was; daarom heeft ze de tekst slechts voor iets minder dan de helft vertaald, terwijl ze voor de rest een, trouwens uitvoerige, samenvatting biedt. Zeker heeft ze heel wat ijver en liefde aan deze zware arbeid besteed. Maar het resultaat kan bezwaarlijk bevredigend heten. Het magere voorwoord volstaat niet om de lezer in te leiden tot inzicht in een werk, dat voor onze mentaliteit in menig opzicht zeer bevreemdend is. De vertaling is zeer letterlijk; hierdoor is ze zwaar en meermalen duister; echte misvattingen komen veelvuldig voor. Er is nauwelijks iets bewaard van de zwier van de platonische stijl. We missen ook de noodzakelijke eenheid van toon: naast woorden en uitdrukkingen uit de stijfste schrijftaal staan er andere die gemeenzaam klinken, en in dezelfde alinea, ja soms in dezelfde volzin wordt dezelfde persoon nu eens met jij, dan weer met gij aangesproken. Het valt ook te betreuren dat de paginatie van Stephanus, die nu overal voor verwijzingen naar platonische teksten dient, in margine niet werd aangebracht; dit maakt het nazoeken van een passage in deze vertaling erg moeilijk.
Van de 'Wereldbibliotheek' meenden we iets beters te mogen verwachten.
E. de Strycker
ELIOT T.S., Moord in de Kathedraal. Uit het Engels vertaald door A. Frans Kern S.J. Geïllustreerd. - 'Opbouwen', De Kinkhoren, Brugge, Brussel, Amsterdam, 1948, 92 pp., Frs 50.
Met zijn apocalyptische visioenen van angst en walg, gereciteerd door het koor der vrouwen, en met de vierdubbele bekoring van de aartsbisschop, ligt het accent in dit toneelstuk klaarblijkelijk meer op het religieuze moment dan op de dramatische spanning. Daarmee wordt geenszins bedoeld, dat in dit stuk geen spanning heerst: waar Thomas aan de vierde verleider deze radeloze vraag stelt: 'Wie zijt ge, dat met mijn eigen begeren, gij mij jaagt?', bereikt het spel een zeldzame hoogte. De wonderbare zelfverdediging van de vier moordenaars brengt in het stuk een ongewone tegenstelling, vooral door de zakelijke, profane en moderne toon, die zo merkwaardig detoneert tegen de haast hiëratische kleur van de overige delen van dit werk.
De vertaler, die goed werk leverde, had een paar fouten tegen het Nederlands kunnen vermijden.
A. Boone
Derek PATMORE, The Life and Times of Coventry Patmore. - Constable, London, 1949, 250 blz., sh. 15.
Na Sir Edmund Gosse's zeer persoonlijke schets en Basil Champney's twee-delige biographie van Coventry Patmore (1823-1896) was er inderdaad plaats voor een meer overzichtelijke levensbeschrijving. Mr Derek
| |
| |
Patmore heeft het leven van zijn overgrootvader oorspronkelijk gepubliceerd in 1935 onder de titel: 'Portrait of my Family'. Hoewel er talrijke veranderingen in zijn aangebracht, rechtvaardigt de inhoud van deze herziene uitgave toch nauwelijks de nieuwere wijdse titel: 'The Life and Times of Coventry Patmore'. Over de tijd en stromingen krijgen wij weinig te horen, ofschoon de bekering van Patmore en zijn contacten met representatieve figuren van zeer uiteenlopende geestesrichtingen toch ruimschoots gelegenheid hiertoe boden.
Niettegenstaande deze lacunes heeft deze nieuwe uitgave toch ontegenzeggelijke waarde. Wij vinden hier tot nu toe niet gepubliceerde portretten en photo's, maar wij missen helaas het wel besproken portret van Patmore door Sargent. Onder de brieven van Hopkins, Gosse en Bridges zijn er ook, die hier voor het eerst in druk verschijnen. Mr Patmore behoorde echter aan te geven voor welke tussen haakjes geplaatste woorden in de brieven hij zelf verantwoordelijk is. Over de relaties van Patmore met Tennyson en Alice Meynell en hun tragische beëindiging ligt nog een waas van geheimzinnigheid, maar we vinden in het boek interessante beschrijvingen van Patmore's vader, van zijn lievelingsdochter, 'The Bride of Heaven', en vooral ook van het origineel van 'The Angel in the House'. Haar laatste opvolgster als Coventry Patmore's vrouw wordt hier wel te veel voorgesteld als een Becky Sharp type, gezien het begrip en de toewijding die zij haar man toonde in zijn laatste moeizame jaren.
J.v.d. Poel
| |
Kunst
Werner von MATTHEY, Russische Kunst, mit 85 Bildern auf 48 Tafeln. - Verlagsanstalt Benziger & Co, Einsiedeln-Zurich, 1948, 20 x 13 cm, 114 + 48 blz.
Rusland staat wél in het centrum van de belangstelling; de grootheid van zijn cultuur- en kunstverleden blijft echter zo goed als onbekend. Voor wie de grote werken van een Grabar, Alpatov, Brunov en Wulff niet kan bereiken, geeft Von Matthey, die zelf lang in Rusland verbleef en er de kunst van dichtbij leerde kennen, ons hier een beknopt overzicht. Geen vlot 'leesboek', maar een knappe studie. Hij beschrijft ons niet alleen de verschillende werken, maar geeft ook aan de hand van deze de eigen stijl-evolutie van de Russische kunst, zo verschillend van onze Westerse.
Hoewel het boek voorzien is van 85 buitentekstplaten, beklaagt S. zich er over, dat hij de lezer niet meer illustraties kon bieden: en inderdaad zijn er nog te weinig. Vooraleer de lezer de beschrijving van een bepaald kunstwerk kan volgen, moet hij minstens de grote trekken er van voor ogen of in zijn geheugen hebben, wat voor de Russische kunst bij onze lezers nauwelijks kan worden verondersteld.
A. Deblaere
Just HAVELAAR, Vincent van Gogh. - Wereldbibliotheek, Amsterdam-Antwerpen, 1948, 38 blz., 44 buitentekstplaten, waarvan 4 in kleur, 26 x 19,5 cm.
Deze vijfde druk spreekt op zichzelf reeds voor het verdiende succes van J. Havelaars essay. Geen tweede kon als hij, in een schitterende taal, zwaar aan ernst en doorleefde ervaring, ons laten doordringen tot het grootse en tragische mysterie van de mens en kunstenaar van Gogh. Elke bladzijde, elke zin van dit boek, verdient overweging en bezinning; want met diepe sympathie en oprechtheid voert het ons binnen tot in de kern van Van Goghs wezen van deze 'hartstochtelijk, hevig en groot levende'; in dit leven, dat 'is geleefd in deemoed, in ernst en in offervaardigheid'. Een document humain dat getuigenis aflegt van een grootheid, in contact waarmee ook onze kleinheid groeien moet.
A. Deblaere
| |
| |
Prof. Dr P.J. De WAELE en J. De KEYZER, Kunstgeschiedenis. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1947, 480 blz., ing. Fr. 185, geb. Fr. 225, 24 x 15,5 cm., schooluitgave Fr. 130.
De talrijke herdrukken van dit handboek bewijzen, hoe onmisbaar het is geworden voor een eerste, maar niettemin solide kennismaking met de kunstgeschiedenis. Zijn kwaliteiten, vooral zijn helderheid en overzichtelijkheid, zijn reeds bekend. In deze vijfde druk werd het grotendeels nieuwe platenmateriaal doelmatiger volgens de vergelijkingsmethode gerangschikt, terwijl voortaan bij elke plaat een korte uitleg de aandacht vestigt op het karakteristieke van het voorgestelde kunstwerk, - iets waarvan het nut niet te onderschatten valt, en dat de lezer helpt bepaalde vormeigenschappen van een stijl of periode te zien en te onthouden. De antieke kunst werd vrij kort behandeld; voor de Griekse kunst werd er aan verzaakt, een uitvoerig illustratiemateriaal voor te leggen en terecht verondersteld, dat alwie er belang in stelt, minstens een Zadoks of een andere platenatlas bij de hand heeft.
Doch ook een zeer degelijk handboek dreigt bij herhaalde drukken te verouderen: zo het niet grondig wordt bijgehouden op alle gebieden, loopt het gevaar reeds verlaten theorieën te geven. Over de moeilijke kwestie van het ontstaan der christelijke basiliek b.v. wordt geen rekening gehouden met de recente en ophefmakende studies van Dyggve, Crowfoot, Klauser en Grabar. De datering van vroeg-christelijke schilderingen dient thans grondig gewijzigd, hetzij verjongd (in de catacomben), hetzij verouderd (in S. Clemente!). Bij de indeling van de middeleeuwse architectuur in scholen, laat S. zich nog steeds leiden door Dehio's thans nog moeilijk te verdedigen principe van de bedekking. Bij de bespreking van de Franse schilderkunst van de 17e eeuw krijgen de 'officiële' meesters hun plaats, terwijl de eigenlijk grootsten, G. de la Tour en de 'peintres de la réalité' totaal achterwege blijven, wat moeilijk valt te verantwoorden sedert het werk van Voss, Jamot en Erlanger, dat ze in hun juiste licht plaatste.
Deze enkele punten, waarin het handboek niet helemaal bijgehouden schijnt, verminderen echter niet de rijkdom en wetenschappelijk-paedagogische waarde van het geheel.
A. Deblaere
Frans HELLENS, Henri Evenepoel, Monographieën over Belgische Kunst. - De Sikkel, Antwerpen, 1948, 15 blz. en 22 reproducties, 24,5 x 18 cm., geb. fr. 60.
Op een gelukkig initiatief van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, verschijnen een reeks monographieën over grote Belgische kunstenaars. De eerste van de reeks is gewijd aan H. Evenepoel, de zo sympathieke en al te jong gestorven schilder, die niet alleen een belangrijke rol speelde in de bevrijding van de Franse school uit vals idealisme en academisme, maar tevens, vooral in zijn totaal oprechte, eenvoudige en kleurige kinderportretten, een echt en waardevol vertegenwoordiger is van de herlevende Vlaamse schilderkunst. Bert de Corte zorgde voor een Nederlandse vertaling van Hellens' essay.
A. Deblaere
Noëlle MAURICE-DENIS et Robert BOULET, Romée ou le pélerin moderne à Rome. - 2e druk. Desclée de Brouwer, Brugge, 1948, 982 + 60 blz., fr. 275.
Wie de Eeuwige Stad vluchtig bezoekt en zoveel mogelijk wil zien, op zijn Amerikaans, neme een Baedeker ter hand; wie echter zich met kennis en piëteit wil verdiepen in het verleden der Heilige Stad, en, in het aanschouwen van de oude resten of van de grootse tempels, de sporen van de heiligen, die er eens leefden en van de hele Roomse Kerk terugvinden, heeft hier een kostbare, een onontbeerlijke handleiding. Gedurende ons lang verblijf in Rome hebben wij steeds met de grootste voldoening de zeldzaam geworden eerste uitgave van dit werk gebruikt. De auteurs leiden ons van de vroegste sporen van het Christendom en het graf van St. Pieter - sinds de opgravingen in 1941 begonnen, in het brandpunt der belangstelling - langs de Katakomben en
| |
| |
de oude martelaarsgraven, naar de grote kerken en basilieken van latere tijden; telkens geven zij het ontstaan en de geschiedenis aan, de kunstwaarde en de betekenis in het leven der Kerk. Talrijke kaarten, reproducties en grondplannen van oude heiligdommen helpen de lezer. Wie werkelijk Rome met het vrome gemoed van een Middeleeuwse pelgrim en met de wetenschappelijke nieuwsgierigheid van de moderne mens bezoeken wil, heeft hier het boek gevonden. Iets dergelijks bestaat in geen enkele taal. En is hg bij zijn bezoek werkelijk haastig, dan zal de annexe 'Rome chrétienne et profane en cinq jours' (60 blz.) hem uitstekende diensten bewijzen.
M. Dierickx
| |
Geschiedenis
Dr B. van BILSEN O.F.M. Het Schisma van Utrecht. Batavia-Sacra. - Het Spectrum, Utrecht-Brussel, 1949, 190 blz., met 16 foto-illustraties, f 4,25.
Dit boekje, het negende deel van de bekende reeks Batavia Sacra, geeft een beknopt maar goed overzicht van het Utrechtse Schisma in zijn ontstaan, ontwikkeling en algehele verzwakking, al beschikt de geleerde schrijver niet over een fraaie stijl. Hij treedt allereerst als kerkelijk rechtsgeleerde op, zodat belangrijke personen, die het Jansenisme krachtig bestreden hebben, niet worden genoemd. Zo mis ik b.v. de Augustijn en Leuvense hoogleraar pater Désirant, die in de strijd tegen Codde groot gezag te Rome had en de Minderbroeder Louis Hennepin krijgt slechts enige regels. Is het Breve Memoriale van Louis Doucin S.J.? Ik meen tot dusverre dat het een navolging is van Doucins Mémorial Abrégé. Codde meende, dat de al te heftige pastoor A. van Wijck de schrijver was, bijgestaan door de Goudse Franciscaan Maille en enige Jezuïeten. In enkele brieven klaagde hij over dit 'pamflet' door de genoemde personen geschreven. Bovendien zijn er nog twee Memorialia tegen Godde gericht, zoals uit het rijke Archief der Oud Bisschoppelijke Cleresie blijkt. Dit archief is door Pater van Bilsen echter niet geraadpleegd
Over de pogingen tot het herstel der kerkelijke hiërarchie onder Koning Willem I en zijn houding, alsook die van De Pélichy tegenover de Jansenisten had ik graag verwezen gezien naar archiefstukken. De schrijver put uit Albers, Kleyntjens en andere bekende auteurs, zodat wij eigenlijk niets nieuws vernemen en anderen verder dienen te vorsen. Hg geeft een duidelijk en goed overzicht, maar meer niet.
Terecht wijst hij op de steeds grotere afwending van de Katholieke Leer, welke wij bij de z.g. Oud-Katholieken bespeuren. Zullen zij, als de Capucijn en vriend van Codde, pater Cyprianus, tenslotte via het Jansenisme bij een of andere vorm van het Protestantisme belanden?
Zo dit gebeurt, behoeft men niet verbaasd te staan, want zij werken steeds meer met allerlei niet-Katholieke secten samen en sympathiseren met de Oecumenische Beweging onzer Protestantse broeders.
Mr D. van Deurne
Jhr R. GROENINCX Van ZOELEN, Leopold III. Opperbevelhebber, Staatsman, Diplomaat. - Lannoo, Tielt, 61 pp., 25 Fr.
Het wekt verwondering, dat de grote staatsman W. Churchill op 4 Juni 1940 Koning Leopold III heeft belasterd, en nog meer, dat hij deze laster in zijn Mémoires heeft gehandhaafd. Deze brochure brengt de oplossing van het raadsel. Aan de hand van weinig bekende diplomatieke stukken, door de Portugezen, de Russen en de weduwe van admiraal Keyes uitgegeven, toont de Noordnederlandse auteur aan, dat Leopold III zich Engeland tot vijand maakte, toen hij in Jan. 1940 en weer in Jan. 1944 de integriteit en het behoud van Belgisch Kongo eiste. Ondanks de gewrongen stijl en zwakke compositie, is dit een zeer interessante brochure.
M. Dierickx
| |
| |
Dr G. GORRIS S.J. J.G. le Sage ten Broek en de eerste faze van de emancipatie der Katholieken. Tweede deel. - Urbi et Orbi, Amsterdam, 1949, 399 blz.
De schrijver van dit boek is kort na het voltooien van zijn werk overleden op 28 Januari 1948. Als student te Leiden had hij grote verwachtingen gewekt door zijn biografie van Nuyens en zijn gedegen proefschrift over Denkbeelden over vrede en oorlog in de elfde eeuw. Na een kort leraarschap te Amsterdam volgde hij pater P. Albers op te Maastricht als professor der Kerkgeschiedenis, totdat in 1934 een beroep gedaan werd op zijn ervaring en kunde om de leiding over te nemen van de Katholieke Encyclopedie, die reeds twee hoofdredacteuren had zien sneuvelen voor het derde deel gereed was. Na de voltooiing ervan heeft Dr Gorris het reeds vroeger door hem enige tijd waargenomen hoofdredacteurschap van Studiën weer opgenomen, totdat de bezetter een eind maakte aan het bestaan van het tijdschrift. Nu vatte Gorris weer de draad op van een welhaast dertig jaar te voren begonnen werk en verdiepte zich in zijn talloze aantekeningen over Le Sage. Verwonderlijk snel componeerde hij de twee delen, die thans voor ons liggen, maar nu wachtte hem een nieuwe beproeving. Het huis, waarin hij onderdak had gevonden, werd in brand gestoken en het vrijwel voltooide handschrift ging mede in vlammen op. Op dat moment werd de schrijver door een beroerte getroffen en moest hij uit het brandend gebouw gedragen worden. Gelukkig had hij een zijner medebroeders een doorslag van het manuscript ter inzage gegeven. Zo kon de schrijver, na gedeeltelijk hersteld te zijn, zijn laatste krachten wijden aan de afwerking van zijn boek, waarvan hij echter het tweede deel niet meer heeft mogen zien verschijnen.
Voor zijn vrienden is het echter een des te groter voldoening dat dit levenswerk toch nog voltooid werd. Vaak had het de schijn, dat het vele andere werk dat pater Gorris te verrichten kreeg, en bovenal zijn nooit aflatende en door tallozen benutte en uitgebuite hulpvaardigheid, een onoverkomelijk beletsel daartoe vormen zouden. Dit boek is een monument geworden, niet enkel van Le Sage, maar ook van de schrijver, wiens uitstekende kwaliteiten als mens en historicus uit iedere bladzijde stralen. Erudiet en scherpzinnig beschrijft hij na zeer omvangrijk onderzoek de tweede, Brabantse, levensperiode van die geestdriftige en begeesterende mens, die de voorman der Katholieke emancipatie in ons land is geweest. Misschien zullen sommigen door de rustige verhaaltrant wat gedesillusioneerd zijn. Gorris was een oerdegelijk geleerde, maar geen sprankelend schrijver, die, in paradox of pikante zet, geschiedenis in de tweede dimensie schrijft, als tenminste bij dit procédé nog wel ten volle van geschiedenis mag gesproken worden. Wat daarvan zij, dit bezonnen en rustige boek zal in evenwichtigere tijden van klassieke allure blijken.
J. Tesser
Dr F.F. BLOK, Nicolaas Heinsius in Dienst van Christina van Zweden. - Ursulapers, Delft, 1949, 340 pp., ing. f 7,50, geb. f 9.
Dit werk heeft alle allures van een dissertatie. Daarom kunnen we er slechts een enkel woord aan wijden. Het behandelt het tijdperk 1648-1655, gedurende welke jaren N. Heinsius in dienst was van de koningin van Zweden, meer als diplomaat dan als philoloog. Zoals in dergelijke proefschriften gebruikelijk is, worden ons geen bijzonderheden gespaard. Wanneer de schrijver de gelegenheid zal hebben zijn ideaal, een volledige biografie van zijn held, te verwezenlijken, hopen we, dat hij deze voorstudie, die nochtans van veel eruditie getuigt, in beknopter en levendiger vorm zal benutten.
K.J.D.
David MATHEW, Catholicism in England. - Eyre & Spottiswoode, London, 1948, 295 pp.
Dit is de tweede uitgave (de eerste
| |
| |
verscheen in 1936) van een werk, dat sinds met twee hoofdstukken aangevuld, een boeiende en belangwekkende beschrijving geeft van de toestand der Katholieken sinds de scheuring van Hendrik VIII. De lotgevallen der Katholieke Kerk in Engeland tijdens deze periode van onderdrukking zijn van geheel andere aard dan die der Katholieken in Nederland, gedurende dezelfde eeuwen. Er waren tijden van bloedige vervolging en martelaarschap, die ten onzent niet voorkwamen. Er waren echter ook meermalen tijdperken, waarin de Katholieken, vooral die van de adellijke stand, een rol speelden in het hof- en het openbare leven, die hier ondenkbaar zou zijn. Ook de Engelse Katholieken hebben hun onderlinge verschillen en twisten gehad, zonder dat dit op een scheuring uitliep. De emancipatie heeft in Engeland een andere weg gevolgd dan in Nederland en heeft zich moeilijker kunnen doorzetten. Het numerieke en culturele verschil met de heersende Kerk, de verdeelde zienswijze in de hiërarchie waren lastig te overwinnen beletselen. Uit alles blijkt echter, dat het Katholicisme in alle rangen en standen zo diep geworteld was, dat een definitieve uitroeiing wel moest mislukken. Door een pakkende karakterbeschrijving, door de inlassing van markante bijzonderheden weet de schrijver tot het einde toe de spanning gaande te houden. Wie met een doorlopende geschiedenis van het Katholicisme in Engeland wenst kennis te maken, zal door de lezing van dit boek niet bedrogen uitkomen. Integendeel.
K.J.D.
Jacques-Robert LECONTE, La formation historique de l'armée belge. Les officiers étrangers au service de la Belgique (1830-1835). Préface de M. Léon Van der Essen. Reeks 'Evénements et personnages de notre histoire nationale (Anciens Pays-Bas et Belgique)'. - Editions Universitaires, Brussel-Parijs, 1949, XXIX-277 pp., 12 buitentekstplaten, Fr. 150.
Dit boek - waarvan de titel niet volledig geslaagd is - zal voor vele Belgen een revelatie zijn. In een eerste hoofdstuk (pp. 1-67) zet de auteur de invloed van de vreemdelingen op het ontstaan en het verloop der Belgische Omwenteling in 1830-31 uiteen. Hieruit blijkt zonneklaar, dat het oproer sinds lang door Franse agenten was voorbereid met het doel het voor Frankrijk vernederend verdrag van Weenen in 1815 ongedaan te maken en de Zuidelijke Nederlanden bij 'la mère patrie' in te lijven. De Septemberdagen hadden de Belgen overmoedig gemaakt, maar de 'Tiendaagse Veldtocht' van Aug. 1831 toonde maar al te goed de zwakheid van het Belgische leger: geen officieren en geen tucht. Door de weigering van Koning Willem I om zich aan de Conferentie van Londen te onderwerpen, bleef de oorlogstoestand tot 1839 voortduren. Aan Koning Leopold I komt de eer toe, de kortzichtige en chauvinistische drijverijen der Belgische politici te hebben overwonnen en, dank zij hoofdzakelijk Franse officieren, een echt Belgisch leger, die naam waardig, te hebben gevormd. Hst. II (pp. 69-180) handelt over de Franse officieren, die in 1840-'41 meest alle werden ontslagen, en Hst. III (pp. 181-235) over de Poolse en andere vreemde officieren. Het bondig résumé (pp. 237-256) legt nog eens de nadruk op de verdiensten van Koning Leopold I, die, door België een flink leger te schenken, dit land voor oorlog en voor opslorping door Frankrijk wist te behoeden.
M. Dierickx
Floris PRIMS. Antwerpiensia 1948. - De Vlijt, Antwerpen, 1949, 351 pp., Fr. 125.
De onvermoeibare Antwerpse erestadsarchivaris bundelt hier 56 korte artikels met allerlei wetenswaardigheden over het groot verleden van de bloeiende Scheldestad. Voor de Sinjoren moet het een genoegen zijn hierin te grasduinen.
M. Dierickx
| |
| |
| |
Sociologie en economie
Herstel en Nieuwbouw. Verslag der XXXe Sociale Week, Leuven, 1948. - A.C.W., Brussel, 1949, 207 pp., Frs 75.
De Verslagen die ons hier aangeboden worden munten uit door zakelijkheid en degelijkheid. Ze behandelen vraagstukken van algemene aard, die iedereen moeten interesseren, zoals: Volkscultuur en Volksopvoeding (Z.E.H. De Smet), De economische Structuur van België (Prof. Dr R. Vandeputte), De Ombouw van het Kapitalisme (Dr R. Hulpiau), De Grondslagen van de sociale veiligheid (Z.E.H. Kan. A. Janssen). De laatste twee studies zullen velen helpen zich duidelijk rekenschap te geven van de leidende beginselen, die deze twee vraagstukken, die tegenwoordig in het middelpunt der belangstelling staan en meermaals aanleiding geven tot eenzijdige oordelen, moeten beheersen.
K. du Bois
Paul MAHIEU, De administratieve Organisatie der Onderneming. - Wetenschappelijke Bedrijfsorganisatie, III, Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1948, 267 pp.
Dit werk is op de eerste plaats bedoeld voor de vorming van bedrijfsleiders. Het behandelt in een eerste hoofdstuk de organisatie van het kantoorwerk, om daarna in nadere bijzonderheden te treden over het secretariaat, de correspondentie, de boekhouding, de juridische zaken, het studiebureau, de controle. Alles wordt duidelijk, methodisch en met bijna angstvallige nauwkeurigheid uiteengezet.
K. du Bois
X.X.X. België in 1948. - De Gids op maatschappelijk Gebied, Maart-April 1949, p. 251-520, Frs 75, (Arbeidspers, Brussel, p.c.r 83701).
De Gids bood aan haar abonnés een aangename verrassing in de vorm van een dubbel nummer, dat uitgroeide tot een lijvig boekdeel en een overzicht geeft van België in 1948: godsdienstig, economisch, sociaal en politiek. We mochten verwachten dat de economische en sociale aspecten hier het leeuwenaandeel zouden krijgen: het Overzicht van het economisch Leven beslaat, met een studie over de Demographische Toestand 10 hoofdstukken (pp. 275-418); over het Wel en Wee uit het Sociaal Leven worden we omstandig door dr. R. Hulpiau ingelicht (pp. 419-466).
De Gids stelt zich, althans sedert de laatste jaren tot taak in wijde kringen belangstelling te wekken voor het maatschappelijke leven en te laten uitkomen welke eisen de christelijke levensopvatting op dat gebied stelt. Ook deze publicatie streeft dat doel na en bereikt het op een wijze, die én de redacteurs en de aangeworven eerste-rangs medewerkers tot eer strekt. Al wie, zonder een specialist te zijn, verlangt naar een uitvoerig en verantwoord overzicht van ons economisch en sociaal leven, vindt hier zijn gading. Moge dit nummer wijd verspreid worden en bij zijn lezers de waardering oogsten, die het ten volle verdient.
K. du Bois
Prof. Dr PINXTEN, De Tuinbouw-economie in België. - Leuvense Bijdragen tot de Rechts- en Staatswetenschappen, Standaard-Boekhandel, Anwerpen, 1949, 123 pp., Frs 85.
Prof. Pinxten bieds ons hier een zeer gedetailleerde beschrijving aan van onze tuinbouw, die velen zal interesseren. Die beschrijving is voor hem echter een uitgangspunt: hij wil doen uitkomen welke eisen onze tuinbouw stelt, wat er geschieden moet om hem tot hogere bloei op te voeren, en vooral wat vereist wordt om hem in een nabije toekomst grote moeilijkheden te besparen. Want een ernstige inspanning is dringend nodig. Deze inspanning mag niet alleen van de betrokkenen uitgaan, ook de staatsmacht moet hier hare taak vervullen: 'in het bestel van de na tionale volkshuishouding en van de internationale ruileconomie is een
| |
| |
door de overheid georiënteerde landen tuinbouweconomie te verkiezen boven een teugelloze vrijheid'. Dit staatsingrijpen, door Prof. Pinxten voorgestaan, eist een kentering in onze economische politiek, die niet onverdeeld aller instemming zal dragen. Een nuchter beschouwen van de beweegredenen die de S. er toe aanzetten om aan de vrijheid der concurrenten perken te stellen en de jammervolle zorgeloosheid der producenten te verhinderen, zal, hopen wij, van overdreven economisch liberalisme doen afzien.
K. du Bois
| |
Romans en vertellingen
G.W. van VIERSEN TRIP, De gelaarsde Kat. Vertelling van een merkwaardige strafzaak. - H. Leopolds Uitgeversmij. Den Haag, 1949, 138 pp., f 4,50.
Hebt u ooit kunnen vermoeden, dat de Markies van Carabas een ontzettende oplichter zou kunnen zijn? Lees dan dit boekje en huiver. Maar wees gerust, het loopt goed af en intussen hebt u genoten van fijne humor en een goedmoedige hekeling van taal en stijl der rechtspleging.
B.v.M.
F. BORDEWIJK, Het Eiberschild. - Uitg. Nijgh en van Ditmar N.V., Rotterdam, 's Gravenhage, 1949, 286 pp., geb. f 5,90.
Het Eiberschild is het wapen van Den Haag, de stad waarin deze korte verhalen spelen.
Gedeeltelijk zijn ze gehouden in de trant van de 'Fantastische Vertellingen', gedeeltelijk zijn ze meer realistisch, al dient men dit woord niet te verstaan in de geijkte betekenis, die het in de literatuur heeft. Realist in de zin van fotograaf van het dagelijks leven is Bordewijk nooit. Het gaat bij hem om het karakter der dingen, niet om hun uiterlijke verschijning.
Hij heeft er plezier in om een schijnbaar eenvoudige maar in werkelijkheid uiterst geraffineerde stijl te schrijven, die dor en stroef aandoet, maar waarmee hij raak en zuiver weet te zeggen, wat hij bedoelt. Men krijgt de indruk, dat het schrijven voor hem meer spel is dan een uiting van bevlogenheid. Hij experimenteert met zijn personen als een naturalist. Maar hij is geen naturalist. Hij tekent bizarre karakters in een bizarre omgeving. Zijn helden staan buiten het leven, althans zij houden ons niet de spiegel voor, waarin wij onszelf met deugden en gebreken herkennen. Daarom zijn Bordewijks boeken meer knap dan levenswarm.
Het best is hij, als hij het oude, onbekende Den Haag tekent. Dan voelen we onder de beheerste zinnen iets gloeien van liefde voor de oude stad. Hij leidt ons door de achterbuurtjes en stille wijken, waar hij een sfeer schept van geestelijke ontreddering die slechts lichtelijk gezuiverd wordt door de nauwelijks uitgesproken maar onmiskenbare humor, waardoor de 'knappe' schrijver zijn overigens zorgvuldig verborgen gehouden hartelijkheid verraadt.
Het Eiberschild is weer zo'n wonderlijke mengeling van zakelijkheid en romantiek, waardoor Bordewijk zijn eigen plaats heeft in de literatuur van onze dagen.
Bern. van Meurs
Lloyd C. DOUGLAS, Geef het leven een kans. Uit het Engels door C. Kroesen. - J. Philip Krusemans Uitgeversmij N.V., Den Haag, 1949, 292 pp., f 4,65 en f 5,90.
De bewonderaars van 'Het groene licht' zullen in deze nieuwe roman van Douglas dezelfde hoofdfiguur Dean Harcourt, tegen dezelfde achtergrond, de kathedraal van Chicago, terugvinden. Deze wijze en vrome man is geestig en geenszins oppervlakkig. Zijn wijze woorden, zowel in de preek als in persoonlijk onderhoud doen ontzaglijk veel goed.
Er worden in dit boek echte karakters getekend, er wordt aardig verteld en tevens is de inhoud waarlijk nobel en verheffend. We bevelen het boek gaarne aan.
J.W.K.
| |
| |
Jacques SCHREURS M.S.C., Kleine Vertellingen. - De Boekerij, Baarn, 1949, 136 pp., geb. f 4,90.
In trant en stijl doen deze vertellingen denken aan de 'Herinneringen van een dommen Jongen' van Arthur van Schendel. Maar de sfeer is anders: simpeler, meer in de geest van het volksverhaal en sprookje. De waarde der onderscheiden verhalen en gedichten is ongelijk, maar alles bij elkaar vormen ze een verzameling, die gelezen kan worden.
Bern. van Meurs
Dick OUWENDIJK, De Man, die God werd. - C.H. Winants, Heerlen, 1949, 148 pp.
Een onbenullig mannetje wordt zich, in een dronken bui, bewust, van een soort 'profetische' roeping. Derhalve stelt hij zich krankzinnig aan en als een hartpatiënt toevallig sterft op het ogenblik, dat de profeet 'sterf' tegen hem zegt, ontdekt onze held tot zijn schrik, dat hij God is.
Het is een onevenwichtig verhaal, een lugubere grappigheid, die aan het slot nog diepzinnig wil schijnen. Het komieke wordt nooit humoristisch, omdat de charge te sterk is om nog te kunnen overtuigen.
Ouwendijks verteltrant lijkt ons hier vlotter en frisser dan in zijn serieus werk. Daardoor kan men het boekje nog uitlezen ondanks alle bezwaren; dan legt men het ook definitief op zij.
B.v.M.
Per NILSSON-TANNER, Niemand keert terug. Uit het Zweeds vertaald door M.J. Molanus-Stamperius. - De Nederl. Uitg., Baarn, 1948, 289 blz., geb. f 5,90.
Een Zweeds boerendorp wordt langzamerhand de prooi van de industrie. De rijke boer Niklas ziet zijn bedrijf ineenschrompelen en wordt gedwongen zijn hoeve te verkopen. Hij bezwijkt er aan. Intussen speelt zich temidden van deze sociale omwenteling de liefdesgeschiedenis af van zijn dochter Vendla en een arme jongen, die van boerenknecht industrie-arbeider geworden is en in de industrie vooruitgaat,
Rustig, zonder sensatie of sentimentaliteit, wordt de geschiedenis verhaald. Geen somberheid, maar een rustig vertrouwen in de toekomst: dat is de stemming, waarmee deze jongelui het leven tegemoet gaan. Het religieuze element speelt een ondergeschikte rol in het verhaal, of liever blijft op de achtergrond en de invloed ervan wordt meer gesuggereerd dan uitdrukkelijk vermeld.
Een boek voor rijpere lezers.
Bern. van Meur
Jehan KUYPERS, Zot Café die Waerelt. - Uitg. Veldeke, Maastricht, 1949, 103 pp., geb. f 5,90.
De zeven hoofdzonden trekken rond en hebben geen succes bij Salia, een half idioot mensje, die hier fungeert als een, overigens onnozele, Job-figuur in de strijd tussen God en Satan.
Een allegorie, die nauwelijks een verhaal is. Men mist de inspiratie, die het cerebrale geheel aannemelijk zou kunnen maken. De stijl is dor ondanks de weelderige beeldspraak. Geen schijnbare humor kan ons de milde glimlach ontlokken, die zachte spot en diep medelijden tegelijk vertolkt. Geen quasi-profetische taal is in staat ons de indruk van wijsheid te geven, geen apocalyptisch décor suggereert ons een bovennatuurlijke werkelijkheid.
Men heeft de indruk, dat de schrijver hier niet zichzelf is. Minder philosopheren en meer vertellen zal zijn werk ten goede komen.
Bern. van Meurs
Rie van IPENBURG, En toch schijnt de zon. - Urbi et orbi, Amsterdam, 1948, 182 blz., f 4,25.
Herinnert u zich nog dat gezellige genre familieromans uit de goede oude tijd van de Katholieke Illustratie? Hier hebt u er zo een, in gemoderniseerde vorm. Een populair verhaal van brave mensen, die financieel achteruit zijn gegaan en toch zich er doorheen slaan; een engel van een meisje en een kraan van een jongen; een heleboel levenswijsheid in a nutshell, vlot verteld, goede lectuur voor de huiskamer.
| |
| |
De heldin van het verhaal, zelf schrijfster, zegt ergens: 'Het ontbreekt juist aan andere, ik bedoel boeken voor het doorsnee-publiek'. Nu, en dit is nu zo'n boek. Het zal in de geschiedenis der Nederlandse Letteren niet vereeuwigd worden, maar het zal niet nalaten goed te doen in volksbibliotheken.
B.v.M.
| |
Varia
Longinus DE MUNTER O.F.M., Portretfotografie en Kleinbeeld. - St. Franciscus-drukkerij, Mechelen, 1949, 156 blz., Fr. 85.
Dat de Fotografie in het moderne leven burgerrecht heeft verkregen, en zelfs 'tamquam auctoritatem habens' een woord kan meespreken over waarheid en schoonheid, hoeft niet meer bewezen te worden.
De waarde van het kleinbeeld echter wordt nog niet zo algemeen aanvaard.
Hier komt nu P. De Munter met een geestdriftig pleidooi voor het kleinbeeld, en wel bepaald in de portretkunst, 'het Heilige der Heiligen van de Fotografie'.
Als onderlegd technicus en ervaren amateur bespreekt hij voor alle portret-fotografen de beginselproblemen en de vele bij-kwesties (retouche, tegenlicht-opname, soft of scherp, de handen in het portret) en biedt zelfs, om ook praktisch te zijn, een rijke garve aan van beproefde recepten.
Als fijn psycholoog en kunstenaar geeft hij zo rake raadgevingen dat we echt van finesse mogen spreken.
Een keur van portretten illustreert het boek: portretten van kinderen, van jongens en meisjes, van volwassenen en ouderen, alle met diep innerlijk leven.
L. De Smedt
J. MELKMAN, Israël, - Elsevier, Amsterdam-Brussel, 1949, 378 pp.
In de eerste vijftig bladzijden behandelt de schrijver het anti-semitisme, dat hij onuitroeibaar acht. Men heeft zich nu eenmaal een beeld van de 'Jood' gevormd, dat door geen feiten of statistieken te verwrikken is: 'het beeld van de Jood was eens en voor altijd vastgelegd en de ontkerstening van de massa had zelfs een ongunstig effect. Het Joodse volk in ballingschap kan het antisemitisme nimmer ontlopen'. Van uit deze gedachte is het duidelijk, dat het streven naar een eigen tehuis opkwam. Na vele jaren van moeizaam streven, soms gesteund en soms tegengewerkt door de politiek der grote mogendheden, is eindelijk het doel bereikt. In de volgende 300 bladzijden geeft de schrijver een uitvoerige uiteenzetting van het verloop en de peripetieën van deze Zionistische verwachtingen, die in de staat 'Israël' haar bekroning vonden. Onbevredigend in dit boek is, dat van het probleem der H. Plaatsen nergens gewag wordt gemaakt, ofschoon paus Pius XII, en ook anderen, op de belangrijkheid van een voor de christenen gunstige oplossing met klem gewezen hebben. De schrijver behoort zeker niet tot de categorie der 'gelovige' Joden, want het verhaal van Jacobs strijd met de onbekende simplificeert hij heel eenvoudig met de woorden: 'De aartsvader Jacob ontving de naam Israël als beloning voor zijn moedige strijd tegen een vreemde macht, die hem plotseling overviel'.
K.J.D.
Dr W.G.N. van der SLEEN, Zuid-Afrika. - P. Vink, Antwerpen, 1948, 319 pp., Frs 150.
Wie Zuid-Afrika wil leren kennen, leze dit boek. Al spreekt de auteur soms wat scherp over de Zuid-Afrikaanse politiek van het Britse Imperium, al verdoezelt hij (hoe objectief hij hierin overigens ook tracht te zijn) enigszins de mensonwaardige toestanden van de inboorlingen, toch blijft het boek boeien tot de laatste bladzijde. Economie, geschiedenis, poëzie, het naturrellenvraagstuk, onderwijs, sociale problemen, mijnbouw, immigratie, fauna en flora, land en zee: alles wat in de Unie interesseren kan, weet S. op vlotte en
| |
| |
boeiende wijze, speels soms, maar met onmiskenbare bevoegdheid te vertellen. En wat vooral in dit mooi geïllustreerd boek bevalt: het is de warme sympathie van de S. voor dat stoere broedervolk en zijn grote figuren. Daarom vergeven we hem graag zijn onverholen, maar toch enigszins objectief gehouden en beheerste partijdigheid.
A. Boone
Leon CEUNEN, Kongo, onze Kolonie. Ontdekking, verovering, groei - Standaard-Boekhandel, 1946, 186 pp., Frs. 105 en 120.
Oorspronkelijke Nederlandse werken die ons volk Kongo doen kennen en waarderen zijn al te zeldzaam. Des te verdienstelijker is de poging van Leon Ceunen, die dat doel bereikt. Zijn boek is zeer leesbaar en leerrijk, aangenaam om te lezen dank zij de verzorgde presentatie, het mooi papier en de keurige illustraties. In één woord, ondanks al de gebreken, eigen aan dat genre, een goed vulgarisatiewerk.
J. Van Wing
Het morele en juridische aspect van de repressie. - Uitgegeven door Hemieuwen-Uitgaven, Roeselaere, in opdracht van het Mannenverbond voor Katholieke Actie in het Bisdom Brugge.
Deze brochure werd met kennis van zaken opgesteld in een oprechte en doelbewuste wil om verzoening en vrede te stichten in ons land. De toon is sereen en bescheiden, voor sommigen wellicht al te bescheiden. Het doel is ook niet te overtuigen door betoog en gevoel, maar bij elke mens van goede wil die zedelijke katharsis te bewerken, waarin alleen een verantwoord zedelijk oordelen en handelen kan wortelen.
Op een concreet gehouden morele beginselverklaring volgt een nauwgezet toetsen van heel de wetgeving voor de repressie op haar grondwettelijke en morele rechtvaardigheid. In de vorm van besluit worden de voornaamste 'schaduwkanten' samengevat, en enkele suggesties gedaan voor onmiddellijke actie.
P. Fransen
Sven HEDIN. Mijn leven als ontdekker. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1948, 511 blz., ing. Fr. 110, geb. Fr. 140.
Dit boek bezet een waardige plaats in de reeks 'De Zilveren Karveel', onmiddellijk na het relaas van Columbus' grote ontdekkingsreis.
De auteur verhaalt zijn leven op verrassende en eenvoudige wijze. Onafgebroken volgen we zijn karavaan op de vele tochten door de woestijnen van Midden-Azië, de hoogvlakten van Tibet en de ijzige berggebieden van de Transhimalaia. Met nooit afnemende belangstelling zien we de woeste natuur, zoals een blanke ze voor het eerst zag, leven we mee met zeden, gebruiken en godsdienst van arme volkeren, die toch reeds sinds duizenden jaren een interessante kultuur bezitten. Wanneer de schrijver op het einde bescheiden van ons afscheid neemt, dan weten we niet wat we het meest bewonderen: zijn grootmenselijkheid, waarin goedheid en wilskracht tot één harmonieus levensgevoelen zijn samengegroeid, of de ontzaglijke wetenschappelijke prestatie, die voor ons een deel van de wereld - groter dan Europa - heeft bekend gemaakt en gewonnen.
A. Huyghe
Tom BOUWS, Het Boek van de Spoorwegen. - De Fontein, Utrecht, 1948, 219 blz.
Schrijver, die voor het bewerken van dit boek zelf 2½ jaar onafgebroken het bedrijf van de Nederlandse Spoorwegen bestudeerd heeft, laat als hoofdfiguur optreden een ongeneeslijk zieke jongen, Peter Hooft. Uit de kring van zijn lagere-schoolmakkers, die intussen in allerlei richtingen zijn uiteengegaan, Gymnasium, H.B.S. of Ambachtschool, vormt hij groepjes, die ieder op de beurt een onderdeel van het grote spoorwegbedrijf gaan bekijken en na afloop aan de club daarover hun bevindingen vertellen.
Zo ontstaat een serie van détail-onderwerpen, maar op vlotte en onderhoudende wijze gebonden tot een fris en origineel geheel, aantrekkelijk omdat het naast de technische ook de organisatorische, economische en
| |
| |
sociale zijde van deze onderneming doet kennen. Door zijn veelzijdigheid zal het boek daarom ook welkom zijn bij minder technisch-voelende jongelui.
H. Hoeck
J. De BROUWER, Geschiedenis van Hofstade (VI.). - Drukkerij Sacré, Merchtem, 1949, 176 pp. en 50 pp. buitentekstplaten, Fr. 150.
In dit luxueus uitgegeven boek heeft de ijverige onderpastoor E.H.J. De Brouwer een menigte interessante gegevens samengebracht over de geschiedenis van het Oostvlaams dorp Hofstade: de vondst van een massa Romeins vaatwerk uit de eerste eeuw na Christus, het kerkelijk en politiek bestuur, de organisatie van de ziel- en armenzorg, de economische ontwikkeling, het geloofsleven en het onderwijs. Er zijn uitvoerige lijsten bij van de pastoors en onderpastoors, van de burgemeesters en schepenen, ook lijsten van de geestelijken en kloosterzusters op Hofstade geboren, en dit alles rijkelijk met 50 bladzijden buitentekstplaten verlucht. Werkelijk een mijn van gegevens die vele historici zullen interesseren. De Hofstadenaren, voor wie het boek op de eerste plaats is geschreven, hadden wellicht een meer vertellende en beschrijvende trant verkozen en wat minder droge opsommingen
M. Dierickx
Hilarion THANS, Minderbroeder, Verduistering. - Sint-Franciscusdrukkerij, Mechelen, 1949, 421 blz., Fr. 60.
Na de voorgaande oorlog schreef Pater Hilarion Mijn oorlog; dit nieuwe boek mag eveneens zo heten. Hij bracht de beroerde Meidagen van '40 in Limburg door, bij de Maas en het Albert-Kanaal; daar leefde hij de eerste Duitse overrompeling mee, de eerste Belgische weerstand, de eerste gevechten, verwoestingen, wreedheden en verraad.
Het boek getuigt van heel veel talent, bonhomie, gezond verstand, koelbloedigheid, ja heldhaftigheid. Iets van zulk een oorlog hebben wij allen gekend; maar niemand van ons kan het zo vertellen. Bepaalde episoden daarbij, niet het minst het relaas omtrent de brug te Vroenhoven, hebben een niet te onderschatten documentaire waarde.
Em. Janssen
A. BEAUJEAN. Dictionnaire de la langue française. Abrégé du Dictionnaire de E. Littré de l'Académie française. - Nouvelle édition, Editions Universitaires s.a., 1294 blz.
Wij achten het heel verdienstelijk en nuttig het klassieke, nog steeds gezaghebbende Franse taalwoordenboek, zij het nog verkort, weer uit te geven. Het nieuwe werk is niet een verklarend woordenboek van de moderne Franse taal; maar wie ze zuiver wil spreken of schrijven kan zulk instrument, dat het traditionele Frans voorstelt gelijk het zich in de negentiende eeuw had gevormd, geenszins ontberen.
E.J.
GOETHE, Egmond en Oranje, Egmond en Alva. Twee dialogen uit de 'Egmond' van Goethe. - Wereldbibliotheek-Verenig., Amsterdam, Antwerpen. 1949, 31 bl.
In een getrouwe, soms ietwat stroeve vertaling, biedt de Wereldbibliotheek aan haar leden deze twee dialogen uit de Egmond van Goethe als Pinksterpremie aan. Dit kleine boekje, met zijn fijnzinnige illustratie en zo keurig voorkomen, kan wel op de grote verdienste aanspraak maken, dat het de lezer zal aanzetten opnieuw Gcethe's tekst zelf te lezen.
A. Boone
|
|