Het meest opmerkelijke is echter in ons verband het gebruik van de term frustration; het komt mij voor, dat hier een oude waarheid in een verrassend nieuw kleed is gestoken.
In de Latijnse tekst (Vulgaat) staat er: Vanitati enim creatura subjecta est; naast vanitas (ijdelheid) wordt in het volgende vers de term corruptio (bederf) gebruikt; in de Canisiusvertaling worden beide woorden vertaald als vergankelijkheid. Men zou de Engelse tekst wellicht ook eenvoudigweg kunnen vertalen met: de (menselijke) natuur is tot mislukking gedoemd. De term frustration heeft echter een rijkere inhoud dan alleen maar opzettelijke mislukking.
In de boven weergegeven psychologische en paedogogische betekenis van het woord zou men ook hier kunnen denken: niet aan een wrok oproepend tekort doen, maar aan die vruchtbare inperking, die noodzakelijk is om te groeien.
Het is m.i. niet nodig, de tekst daartoe enkel in zogenaamd toegepaste of geaccommodeerde zin te verstaan (zoals de Liturgie soms doet). Deze opvatting vindt nl. ook steun in de hele context van deze vertaling, die, in tegenstelling tot de gangbare vertalingen, doortrokken is van een dwingende logica. Men zou kunnen spreken van een levensles over de moeilijkheden op de weg naar de Heerlijkheid.
Het zijn de verzen 18 t/m 27 (Nature, frustrated by the Fall, sighs for Redemption):
18. Not that I count these present sufferings as the measure of that glory wich is to be revealed in us.
19. If creation is full of expectancy, that is because it is waiting for the sons of God to be made known.
20. Created nature has been condemned to frustration; not for some deliberate fault of its own, but for the sake of hun who so condemned it,
21. with a hope to look forward to; namely, that nature in its turn will be set free from the tyranny of corruption, to share in the glorious freedom of God's sons.
22. The whole of nature, as we know, groans in a common travail all the while.
23. And not only do we see that, but we ourselves do the same, we ourselves, although we have already begun to reap our spiritual harvest, groan in our hearts, waiting for that adoption which is the ransoming of our bodies from their slavery.
24. It must be so, since our salvation is founded upon the hope of something. Hope would not be hope at all if its object were in view; how could a man still hope for something, which he sees?