Streven. Jaargang 3
(1949-1950)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 225]
| |
[1949, nummer 3]Het Prayer Book: een teken van tegenspraak (1549-1949)
| |
[pagina 226]
| |
kracht van wet kreeg, eindelijk een einde werd gemaakt aan een eeuwenlange superstitieuze eredienst. Dit is ontegenzeglijk een minder stotende vieringsformule. Er zijn evenwel zoveel schakeringen van opinies in de Engelse Kerk, dat het nog te bezien staat hoevelen voldoende waarheid in deze zeer protestants klinkende formule zullen vinden om geestdriftig te worden bij het horen van een slagwoord als: 1549, einde van de superstitieuze eredienst in ons vaderland, gaudeamus igitur. De vieringsvreugde is trouwens zeer matig geweest. Waarin hebben de herdenkingsfeestelijkheden eigenlijk bestaan? Er is weinig gebeurd. Kort na Pasen hebben de aartsbisschoppen van Canterbury en York medegedeeld dat de eerste Zondag na Drievuldig-heidszondag als officiële herdenkingsdag gekozen was; op die dag mocht men in de kerkelijke diensten bepaalde wijzigingen aanbrengen die herinnerden aan de ritus van 1549. Feitelijk werden in Sint Paulus' kathedraal (en ook op enkele andere plaatsen) de diensten gehouden overeenkomstig het Prayer Book van 1549, eigenlijk een strafbare, deloyale plechtigheid. De bisschoppen in synodale vergadering hebben een herdenkingsplechtigheid gevierd, en ook kerkelijke groeperingen als de Church Union e.d., doch in vele parochies is niets gebeurd. In ieder geval, er is nergens iets geweest wat geleek op volkstoeloop of geestdrift, iets dat aan een nationale viering deed denken, veeleer was er apathie en zelfs een gevoel van onbehaaglijkheidGa naar voetnoot2). Ook de pers, zowel de meer ernstige als de sensatiebeluste, heeft niet meer dan één of twee artikels aan de zaak gewijd. Kortom de Prayer Book-viering is misluktGa naar voetnoot3). En toch, zo lijkt het op het eerste gezicht, had men er iets groots van kunnen maken, zowel nationaal als kerkelijk. In Londen werd dit jaar een algemene missie gehouden; waarom dat niet gecombineerd met de Prayer Book-herdenking? Men heeft zich daar wel voor gewacht. Het Prayer Book is een wonde plek, wellicht dé wonde plek in de Engelse Kerk. De hiërarchie kan wel zeggen: wij zullen het Prayer Book vieren, doch ze moet verder zeer behoedzaam zijn. Op dit punt bestaat er een zo ingewikkelde problematiek dat de anglikaanse hiërarchie, de regels der menselijke wijsheid en voorzichtigheid in acht nemend, zich gedwongen ziet de viering te houden op een ruim platform, zo ruim dat niemand het | |
[pagina 227]
| |
geheel misplaatst zal vinden daar ook een plaatsje in te nemen. Wat natuurlijk alle enthousiasme uitsluit. Deze problematiek wil ik hier in het kort behandelen. Want zo er in 1949 geen geestdrift gevonden wordt voor een Prayer Book-viering, er is belangstelling en prikkelbaarheid te over voor de Prayer Book-problematiek en -discussie. Dit boek brengt geen vrede in de Engelse Kerk doch het zwaard. Het spreekt vanzelf dat deze problematiek niet bestaat voor ons, katholieken: het Prayer Book is een ketters boek. Men kan natuurlijk zeggen: laat de doden hun doden begraven; dat alles is onbelangrijk voor ons, aangezien er maar één oplossing bestaat voor de anglikanen, nl. te verbranden wat zij aanbeden hebben. Precies dát interesseert ons, of die dag wellicht nadert, waarop ze bereid zullen zijn te verbranden wat zij aanbeden hebben, de dag nl. waarop ze gaan inzien dat alle verdere herziening en moeizame heraanpassing van het Prayer Book slechts hierin kan bestaan dat men het katholiek maakt. | |
Inhoud en oorsprong van het Prayer BookWat is het Prayer Book? Een boek dat alles bevat voor de openbare eredienst in de anglikaanse geloofsgemeenschap welke, volgens Gregory DixGa naar voetnoot4), in het geheel een 20.000.000 zielen telt waarvan ongeveer 5.000.000 praktiseren. Het valt uiteen in vier secties: 1. Het gemeenschappelijk gebed (Common Prayer), beantwoordend in sterk vereenvoudigde vorm aan ons kerkelijk officie of breviergebed. Dit omvat de Metten als morgengebed, de Evensong - een vervangstuk voor de Completen - als avondgebed, de litanie en enkele gelegenheids-gebeden. De benaming Common wijst er op dat het bedoeld is voor alle gelovigen, zowel leken als geestelijken. 2. Het Sacramentarium, bevattende de orde van toediening der sacramenten Doopsel en Eucharistie, de twee evangelische en bijgevolg eigenlijke sacramenten. Na het Doopsel-ritueel is de catechismus opgenomen bij wijze van aanhangsel. 3. Het rituale met de ceremoniën van het Vormsel, het Huwelijk, het kerkelijk Bezoek der zieken (zonder H. Oliesel wel te verstaan), de plechtigheden van de Kerkgang en de Uitvaart. 4. Het ordinale waarin de wijdingsplechtigheden van bisschoppen, priesters en diakens zijn opgenomen. Naderhand zijn daar nog de XXXIX geloofsartikelen bijgevoegd, die bij het eerste verschijnen van het Prayer Book nog niet bestonden, en die daar eigenlijk niets mee te maken hebben, aangezien | |
[pagina 228]
| |
de geloofsbelijdenis die in de openbare eredienst werd geïncorporeerd het zogenaamde Niceense Credo is. Waar komt het Prayer Book vandaan? F.E. BrightmanGa naar voetnoot5) heeft dat alles nauwkeurig onderzocht; op enkele details na, door studies van jongere datum vastgesteld, geeft zijn werk volledige opheldering aangaande zijn bronnen. Het berust in hoofdzaak op de Sarum-liturgie, d.w.z. een liturgie van het Romeinse en niet van het Keltische of Gallikaanse type, die, uitgaande van Salisbury, bij het begin der 16e eeuw het meest algemeen in Engeland werd gebruikt. Uiterlijk gezien is het een vertaling en aanpassing ervan, met dien verstande dat het de eredienst enerzijds grotelijks vereenvoudigde, eenvormiger en meer toegankelijk maakte zowel voor de gewone leken als voor de clerus, en anderzijds veel meer baseerde op de H. Schrift. Dit alles onder invloed van het continentale protestantisme. De man die er verantwoordelijk voor moet worden gesteld is Thomas Cranmer, aartsbisschop van Canterbury (1533-1556), naar het woord van Gregory Dix 'een tragische en ironische figuur'Ga naar voetnoot6). Zijn meesterschap over de Engelse taal, zijn fijne liturgische zin, zijn taaie volharding hebben de anglikanen altijd geprezen. Deze hoedanigheden liggen geobjectiveerd in zijn werk. Niet alleen schrijft Cranmer een ongeëvenaard sober, vast en tegelijk zalvend Engels, hij heeft daarenboven aan het geloofsleven een authentiek rituele structuur weten te geven, m.a.w. hij bezat de gave om de openbaring, die tegelijkertijd gegeven is in een min of meer abstract mentale en een concreet practische vorm, harmonisch uit te drukken in een concrete, volmenselijke gemeenschapsdaad. Vergeleken met de nieuwe liturgieën der continentale protestanten is Cranmers liturgie een meesterwerkGa naar voetnoot7). Anderzijds verzwijgt men thans ook de tekorten en de minder goede hoedanigheden van deze man niét meer: zijn dubbelhartigheid (zijn huwelijk met Osianders nicht heeft hij altijd zorgvuldig verborgen gehouden voor Hendrik VIII), zijn gewetenloos opportunisme (niet zodra was Hendrik VIII, die van geen verdere verandering in de godsdienst wilde weten, gestorven en opgevolgd door de negenjarige Edward VI, of Cranmer misbruikte de onwetendheid van dit kind, zowel als de eerzucht van diens Protector om zijn hervormingsplannen te verwezenlijken), zijn hardvochtigheid (tientallen, honderdtallen van zijn medewerkers en vrienden heeft hij naar het schavot zien leiden zonder een vinger te bewegen), tenslotte zijn grondige oneerlijkheid (van den | |
[pagina 229]
| |
beginne af lag het in zijn bedoeling de Engelse Kerk de wegen der hervorming te doen opgaan en met opzet gebruikte hij dubbelzinnige formules om de eenvoudigen te misleiden). Wie zal er zich dan over verwonderen, wanneer de auteur van het Prayer Book een zo tegenstrijdige persoonlijkheid was, dat ook zijn werk een teken van tegenspraak is in de anglikaanse Kerk? De Engelsman heeft niet veel belangstelling voor theoretische problemen; wat opinies betreft is hij zeer verdraagzaam en hij vindt het heel gewoon helemaal geen eigen opinie te hebben in kwesties van speculatieve aard. In het concrete leven daarentegen wenst hij een welbepaalde verantwoorde gedragslijn te kunnen volgen. Maar hij is schuchter en daarom vertonen zijn gedragingen in het openbaar een sterk formalistische inslag. Daar houdt hij van. Vandaar, in zijn godsdienstig leven, het belang der liturgie, die openbare, gemeenschappelijke, vormgevangene veruiterlijking van het geloofsleven. De XXXIX artikelen van de geloofsleer liggen meestal buiten zijn interessesfeer, maar het Prayer Book, dat raakt hem van dichtbij. Van meet af aan heeft het grote moeilijkheden meegebracht en het is treffend hoe in de geschiedenis van het anglikanisme de grote interne moeilijkheden zich telkens weer kristalliseren rondom de liturgie en het Prayer Book. Denk maar aan de Oxford Beweging en het Ritualisme. Thans meer dan ooit is het weer een teken van tegenspraak geworden; en deze aanstotelijkheid, die de herdenking van zijn eerste verschijnen vertroebeld heeft, houdt verband met drie problemen, nl. het gezag van het Prayer Book, de bedoeling van Cranmer (welke doorslaggevend is voor de intrinsieke intentie van het Prayer Book zelf), de herziening en heraanpassing van het Prayer Book. Zoals reeds werd aangestipt, zal hier enkel gehandeld worden over de betekenis en de zin die deze problemen thans hebben voor de anglikanen. Vandaar dat wij ons om zo te zeggen uitsluitend zullen beroepen op anglikaanse literatuur. | |
Het gezag van het Prayer BookDe nieuwe liturgie werd officieel van kracht op Pinksterdag 1549. Ze was gesanctionneerd door een strafwetgeving. Een geestelijke, en vanaf 1552 ook een leek, kon deze straffen - levenslange gevangenschap bij een derde veroordeling - belopen niet alleen door de liturgie niet te gebruiken, maar eenvoudig door haar te becritiseren. Hij kon veroordeeld worden hetzij door een verdict van 12 man, hetzij door spontane bekentenis, hetzij 'by notorious evidence of the fact', door algemene bekendheid van het feit. In 1949 hebben wij, helaas, niet veel | |
[pagina 230]
| |
verbeelding nodig om ons dit voor te stellen. En deze strafwetgeving is telkens vernieuwd bij het van kracht worden der volgende Prayer Books in 1552, 1559, 1604 en 1662; theoretisch blijft zij nog bestaan, doch vanaf de XVIIIe eeuw is haar toepassing practisch onmogelijk geworden. Het feit alleen dat het Prayer Book van een dergelijke strafwetgeving blijkt voorzien te zijn, is van die aard dat vanzelf de gezagskwestie wordt gesteld. Vanaf de voorgaande eeuw is men begonnen daar ernstig op in te gaan en de kwestie neemt ook thans nog nieuwe aspecten aan. Er zijn twee problemen. Voor het Prayer Book van 1549 schijnt de zaak thans uitgemaakt te zijn. Er bestaat natuurlijk geen twijfel aangaande de goedkeuring door het wereldlijk gezag, Koning en Parlement. De vraag is of het ook kerkwettelijk is, m.a.w. of het goedgekeurd werd door de Convocaties of synodale vergaderingen der bisschoppen, aan wie Hendrik VIII en zijn opvolgers, bij overname der pauselijke suprematie, nooit formeel het kerkelijk gezag ontnomen hebben waarover ze beschikten. Al zijn de officiële oorkonden der XVIe eeuw verloren gegaan in de grote brand van Londen (1666), en hoewel de synodale goedkeuring van het eerste Prayer Book nergens uitdrukkelijk bevestigd wordt vóór 1713, toch meenden Procter en Frere in hun groot werk A new History of the Book of Common Prayer (1901) te mogen besluiten tot die goedkeuring. Zij beroepen zich o.a. op een brief van Edward VI, waarin hij schrijft dat het Prayer Book uitgevaardigd was met instemming van 'de bisschoppen in het parlement en al de andere geleerde mannen van dit rijk in hun provinciale synoden en convocaties'Ga naar voetnoot8). Reeds in 1890 hadden Gasquet en BishopGa naar voetnoot9), op grond van hetzelfde historisch materiaal besloten in tegenovergestelde zin, dat er nl. nauwelijks aan te twijfelen viel of het Prayer Book was nooit voorgelegd aan de convocaties. De jongste geschiedschrijving stelt deze katholieke historici in het gelijk en Prof. Powicke schrijft dat 'men het er algemeen over eens is dat het eerste Prayer Book van Edward VI nooit is voorgelegd aan de convocaties'Ga naar voetnoot10). G. Dix sluit zich daarbij aan en noteert daarenboven dat hetzelfde moet gezegd worden van het tweede Prayer BookGa naar voetnoot11). Dat is ernstig. Want, aangezien het Prayer Book van Elisabeth (1559) en ook dat van Jacob I (1604) niets anders zijn dan nieuwe staatswettelijke uitvaardigingen van het boek van 1552, volgt hieruit | |
[pagina 231]
| |
dat geen enkel Prayer Book vóór 1662 volledige kerkelijke goedkeuring bezat. Natuurlijk had de Koning, Hoofd der Kerk, zijn goedkeuring gegeven, evenzo een commissie van bisschoppen en degenen onder hen die in het Parlement zetelden, doch ook de anglikanen denken er thans niet meer aan om dit te beschouwen als een bezegeling met eigenlijk kerkelijk gezag. Het tweede probleem betreffende het Prayer Book van 1662, het definitieve, is enigszins anders gelegen. Het is onbetwistbaar dat de convocaties er een goedkeuring aan gehecht hebben, doch de anglikanen zelf stellen zich hier de vraag, welke waarde kan gehecht worden aan dit gezag, een vraag die men uit historisch, ofwel mede uit kerkrechtelijk en dogmatisch oogpunt kan bekijken. Gregory Dix beschouwt de zaak eerder historisch. Drie instanties hadden medezeggenschap bij de herziening van 1661-1662. De Geheime Raad, die de macht van de Koning vertegenwoordigde, het Parlement en de convocaties of kerkelijke synoden. Doch sedert de dagen van Cranmer en Somerset had de verhouding tussen deze machten zich sterk ontwikkeld: zij hadden afstand genomen tegenover elkaar en het Parlement in het bijzonder was ten overstaan van de Koning sterk en onafhankelijk geworden. De convocaties kregen aanvankelijk volle vrijheid om het Prayer Book te herzien, doch Geheime Raad en Parlement oefenden weldra druk uit op de bisschoppen en tenslotte gaf het Parlement duidelijk te verstaan dat het geen Prayer Book zou aanvaarden met ernstige afwijkingen van dat van 1559. De betekenis van deze feiten is dubbel: enerzijds werd het gezag van de convocaties ontkracht, anderzijds werd de goedkeuring van de koning ontledigd van haar eigenlijk kerkelijke gezagsexponent. Dix wijst er nadrukkelijk op dat de convocaties in deze omstandigheden geen vrij, onafhankelijk en dus echt gezag vermochten te doen gelden. Ze hebben, zo schrijft hij, zowat gefungeerd als een commissie om een wet te ontwerpen voor het ParlementGa naar voetnoot12). En wat de goedkeuring van de koning aangaat, de opzet van de Geheime Raad en het Parlement werd gedreven door dezelfde geest en dezelfde idee die Cranmer een eeuw tevoren bezield hadden. De gehele zaak was niets anders dan 'een ware poging om weer eens dat alomvattend systeem van staatscontrole over de gewetens te herstellen, waar Cromwell en Cranmer van gedroomd hadden, en dat Laud, tot razernij van zijn tegenstrevers, een generatie tevoren had ingevoerd'Ga naar voetnoot13). Dit is zeer juist gezien. Het lijdt immers geen twijfel of de Koning heeft de kerkelijke synoden eenvoudig geïgnoreerd | |
[pagina 232]
| |
om steun en sterkte te vinden bij een dreigend Parlement. Bedenkt men nu dat zijn opperste kerkelijk gezag, ook van anglikaans standpunt, geen zin kan hebben tenzij hij het juist beoefent in aansluiting bij de kerkelijke convocaties, dan wordt het duidelijk dat het gezag, waarmede hij het Prayer Book gedekt heeft, het tegenovergestelde geweest is van een kerkelijk gezag: in de plaats van een aan de gewetens dienstbaar gezag in de zin van het Servus servorum Dei, was het een eenvoudige verkrachting der gewetens. Anderen zoals A.H. Baverstock en D. HoleGa naar voetnoot14) beschouwen de kwestie nog nadrukkelijker vanuit een meer kerkrechtelijke en dogmatische gezichtshoek. Kerkrechtelijk leggen zij grote nadruk op het onderscheid tussen sanctionneren en tot wet verheffen. Evenmin als dat vroeger ooit geschied was. hebben de convocaties van 1661-1662 de in Engeland sinds eeuwen gebruikte en van volledig kerkelijk gezag voorziene Rooms-Westerse liturgie afgeschaft. Ze hebben ook geen nieuwe goedgekeurd. Doch in 1663 vaardigden zij een canon uit, waarbij elk bedienaar van de eredienst beloven moest de openbare eredienst uitsluitend uit te oefenen volgens het Prayer Book. Daarmee is, volgens Baverstock en Hole, het Prayer Book van authentiek kerkelijk gezag voorzien. Dit gezag is evenwel beperkt en zeer onvolmaakt. Inderdaad, bij het decreteren van deze disciplinaire sanctie hebben de convocaties slechts onvolledig gebruik gemaakt van hun geestelijke macht: de canon ressorteerde slechts onder hun jurisdictionele macht. Er is een andere macht, veel belangrijker dan de vorige, die zij nooit uitgeoefend hebben, ook niet ten overstaan van het Prayer Book van 1662, nl. de macht die de dogmatische leerstellingen en de dogmatische feiten vastlegt, de macht die wij, met het oog vooral op haar leerstellig karakter, 't magisterium heten. Eerst wanneer, met gebruik van deze macht, dogmatisch gezag gehecht was aan het Prayer Book, zou men kunnen zeggen dat het kerkelijk niet alleen gesanctionneerd doch ook tot wet verheven en met het volledig geestelijk gezag der Kerk gedekt was. Niet alleen is dit nooit geschied doch, volgens de dogmatische positie der auteurs, kon dit toen en kan dit ook thans nog niet plaats hebben. Want in tegenstelling met het disciplinaire kan het magisteriële gezag in geen Kerkprovincie uitgeoefend worden, tenzij in afhankelijkheid van de gehele Kerk, en in bewuste aanvaarding van het primaatschap van de Heilige Stoel. Buiten Rome om, zo besluiten zij nogal paradoxaal, is er geen gezag voor het Prayer Book. Ondertussen kan nochtans elk bedienaar van de eredienst aan het ontbreken van authentiek kerkelijk | |
[pagina 233]
| |
gezag verhelpen op een dubbele manier. Hij kan ófwel gewoon terugkeren tot de praereformatorische liturgie der Westerse Kerk, hetzij in het Engels, hetzij in het Latijn, ófwel het Prayer Book wijzigen en aanvullen, zodat het substantieel harmonieert met de huidige Roomse liturgie, aldus impliciet het gezag dier liturgie erkennend. Ook zijn canonieke eed laat dit toe, aangezien sinds 1865 de formule daarvan gewijzigd werd in die zin, dat hij van het Prayer Book mag afwijken inzoverre het wettelijk gezag dit voorschrijft. Het wettelijk gezag nu, aldus de extreem rechtse anglikanen, (wat het Parlement daarmee ook mag bedoeld hebben - intentio legislatoris non intvat in legem -) kan alleen het volledig gezag der universele en katholieke Kerk zijn, waarvan de Engelse Kerk een tak is. | |
De intentie van CranmerDe anglikaanse Kerk heeft nooit gezegd wat zij met het Prayer Book bedoelt. In haar bewuste, reflexieve eenheid, d.w.z. als gezag heeft zij de intentie van haar liturgie nooit bepaald. Nu zich de anglikanen daarvan bewust worden, dringt zich bij hen de vraag naar de intrinsieke, objectieve intentie van het Prayer Book meer en meer op. Wat wil dat boek eigenlijk? De gevoelige punten in dit opzicht zijn de heilige Wijdingen en de Eucharistie. Welke is de intrinsieke zin van de eucharistische handeling volgens het Prayer Book? Is zij een objectief, sacramenteel sacrificie? Een subjectief psychologisch herdenkingsmaal? Wordt Christus er reëel tegenwoordig gesteld? Is haar essentie gelegen in de consecratie, in de offerande, in de communie? Concreet komt de vraag hierop neer: wanneer een bedienaar van de eredienst het avondmaal celebreert volgens het Prayer Book, wat gebeurt er? Voor ons, katholieken is het antwoord eenvoudig: sinds Leo XIII, in 1896, uitspraak gedaan heeft over de anglikaanse Wijdingen, weten wij dat de celebrant geen priester is en dat er bijgevolg in geen geval sprake kan zijn van een sacramenteel misoffer. Doch de anglikanen zijn het er over eens om deze pauselijke uitspraak te verwerpen, en bijgevolg blijft voor hen het Eucharistie-probleem bestaan. Ik bedoel niet het Eucharistie-probleem in zichzelf, doch dat der betekenis van de eucharistische handeling volgens het Prayer Book. De eerste persoon die zij terzake moeten ondervragen is natuurlijk Cranmer. Welke waren uwe inzichten bij het opstellen der eucharistische liturgie? Welke betekenis hebt gij gehecht aan de door u overgenomen of nieuw gekozen struktuur en formulering van de ritus? Ziedaar een onderwerp dat thans veel inkt doet vloeien, tot ergernis | |
[pagina 234]
| |
van menig goedgelovig anglikaan. Men wist sinds lang dat de man die Hendrik VIII gesteund had tegen Rome en de gehele Engelse hervorming tenslotte in beweging had gebracht, connecties had met de continentale protestanten en dat hij o.m. ook de hervormde liturgie van Hermann van Keulen had gebruikt. Men wist dat de censura van het eerste Prayer Book door de protestantse theoloog Bucer, die Cranmer een leerstoel in de theologie had bezorgd te Cambridge, een zekere invloed had gehad op het tweede Prayer BookGa naar voetnoot15). Doch daarmee was nog niet uitgemaakt in welke mate en vooral in welke zin Cranmers werk gespijsd was met beslist heterodoxe leerstellingen. Zolang men geloofde dat het Prayer Book van volledig kerkelijk gezag voorzien was, bleven deze kwesties trouwens van ondergeschikt belang. Men kon zijn liturgie, zijn Eucharistie-liturgie in het bijzonder, aanvaarden volgens kerkelijke intentie en betekenis. Nu dat gezag er niet is, wordt de intentie van zijn auteur, en de intentie die spreekt uit zijn struktuur en bewoordingen zelf veel belangrijker. Ook is men nader gaan toezien. Eminente historici als F.M. Powicke, T.G. Jalland, gezaghebbende theologen als E. Mascall, en bovenal de uitmuntende liturgist Gregory Dix, hebben niet alleen de eigenlijke bedoelingen, en de doctrinale gezindheid van Cranmer, doch ook de ganse innerlijke structuur van zijn Eucharistie-ritus nauwkeurig onderzocht en hun besluiten gaan alle in dezelfde richting. Ziehier enkele conclusies van G. Dix. Het is onbetwijfelbaar, zo schrijft hij, dat de man die de mis bestempelde als een 'abominatie voor het aanschijn Gods' zijn Eucharistie-liturgie niet bedoelde als een vertaling of aanpassing van die abominatie, doch als iets radikaal verschillend daarvan, iets essentieel in overeenstemming met de leer der rechtvaardigmaking door het geloof alleenGa naar voetnoot16). Vanaf 1547, - d.w.z. twee jaar vóór het eerste Prayer Book - heeft hij een welbepaalde opvatting der Eucharistie, welke hij niet meer gewijzigd heeft. Hij ziet haar buiten elk sacramenteel perspectief als een herdenkingsmaal, waarin de christen het vlees des Heren eet en Zijn bloed drinkt, d.w.z. dat hij het rituele brood etend en | |
[pagina 235]
| |
de rituele wijn drinkend, een levende akte van geloof stelt in de historische zoendood van onze goddelijke Zaligmaker op het kruis. Het centrum van de ritus is de communie, onmiddellijk volgend op de consecratie; daarin ligt zijn enig zingevend doel. De Eucharistie wordt gecelebreerd om te communiceren; waar de aanwezigen dit niet doen, daar blijft zij een ijdel gebaar. Het brood en de wijn liggen weliswaar op het altaar bij de offerande, doch worden niet geofferd, en de instellingswoorden der consecratie betekenen niet dat deze gaven geheiligd worden met de supreme heiliging, waardoor zij geheel overgaan in de Heilige - overgang die wij transsubstantiatie heten. Wat geofferd wordt in de offerande is niets anders dan de erkenning, de lof en de dank der aanwezigen, en wat geschiedt in de consecratie is alleen, dat dit voorbehoudene, in de ritus fungerende brood en wijn, zoals de gehele ritus trouwens, van nature symbolisch blijven, d.w.z. voor elk aanwezige een zichtbaar doch louter subjectief en dus strict psychologisch teken van zijn rechtvaardigmakend geloof in Christus. In dit rituele gebeuren staat de priester op dezelfde voet als de overige aanwezigen: hij is een gelovige onder de gelovigen en daar is maar één geloof. Hij kent de ritus, hij is de voorganger en daarbij is hij door koninklijk gezag aangesteld als bedienaar van de eredienst, maar deze aanstelling van een kerkelijke bedienaar verschilt in niets van die van een burgerlijk staatsambtenaar. Reeds in 1540 schreef Cranmer dat 'in het Nieuwe Testament hij die benoemd is tot bisschop of priester geen wijding behoeft krachtens de Heilige Schrift, want verkiezing of benoeming als dusdanig is voldoende'Ga naar voetnoot17). Ook de koning kan, zo nodig, bisschoppen makenGa naar voetnoot18). Alles samenvattend kan men zeggen: de eucharistische actie is een herdenking, geen sacrificie, zuiver gedachtelijk en psychologisch, niet objectief en sacramenteel, individueel en niet corporatief, zodat zij 'in plaats van de actie te zijn die de eenheid van de Kerk als het Lichaam van Christus schept, datgene is geworden waardoor de Kerk ontbonden wordt tot afzonderlijke enkelingen'Ga naar voetnoot19). Ziedaar dan, volgens zijn auteur, de substantie van de eucharistische liturgie. Zuiver ZwinglianismeGa naar voetnoot20). En niet alleen zag hij het zo, doch hij wist het ook zo uit te drukken, zodat de ritus van 1549 en veel meer nog die van 1552, in structuur en bewoordingen objectief Zwingliaans zijn. Nu is het waar dat het Prayer Book van 1559 en 1662 beide reageren tegen deze uiterst protestantse eucharistische leer, doch tot in | |
[pagina 236]
| |
het huidige Prayer Book blijven de gehele structuur en 95 procent der bewoordingen van Cranmers Eucharistie-ritus behoudenGa naar voetnoot21). En nu het probleem voor de anglikanen. Enerzijds staan zij daar met een Eucharistie-ritus objectief Zwingliaans in bewoordingen, in structuur, in bedoeling. Buiten de Modernistisch-gezinden kan hem niemand in deze, naar het schijnt zijn intrinsieke zin gebruiken. Anderzijds zijn zij niet bereid om het Prayer Book, ook niet op dit punt, te laten varen. Waar ligt de oplossing? Er zijn er nog velen die pogen zijn Zwingliaans karakter te negerenGa naar voetnoot22), en die't Prayer Book daarenboven blijven beschouwen als een officieel goedgekeurd boek en als zodanig gepromulgeerd en bekrachtigd door een Kerk die de Zwingliaanse leerstellingen inzake Eucharistie in geen geval voorstaat. De ene zowel als de andere, zo lijkt het ons, hebben de historische evidentie tegen zich: aan het Prayer Book werd geen eigenlijk kerkelijk gezag gehecht en zijn Eucharistie-ritus is Zwingliaans. Zij die deze feiten aanvaarden - en er zullen er meer en meer zijn - zoeken zich uit deze impasse te redden door een beroep op het gebruik. Van meet af aan, zo beweren zij, hebben clerus en gelovigen het Prayer Book en de Eucharistie-ritus in het bijzonder gebruikt tegen Cranmers intenties in, en door de vier eeuwen der anglikaanse kerkgeschiedenis heen kan men deze traditie volgen tot op onze dagen. En dat Prayer Book, gedragen door vier eeuwen gebruik en traditie, is het waar zij getrouw aan blijven. Natuurlijk moeten zij hun bewering met historische bewijzen staven. Het is niet moeilijk aan te tonen dat Cranmers opvattingen niet algemeen aanvaard werden en dat het gebruik steeds een andere betekenis heeft gegeven aan de Eucharistie-ritus, in deze zin dat er steeds enkelingen zijn geweest, of zelfs een stroming heeft bestaan om dit te doen. Het blijft echter veel moeilijker historisch uit te maken welke die andere betekenis was, of ze nl. protestants of katholiek was. Zolang dit niet tot klaarheid is gebracht, blijft ook dit Prayer Book van de levende Kerk een teken van tegenspraak. Wij, katholieken, kunnen het aan de anglikanen zelf overlaten om dit uit te maken. Doch ook als wij veronderstellen dat deze historische onderzoekingen tot de meest onwaarschijnlijke conclusie leiden, nl. tot de vaststelling dat men de Eucharistie volgens de Prayer Book-ritus steeds is blijven celebreren in katholieke zin, dan nog zullen wij de anglikanen op een onderscheid moeten wijzen nl. de distinctie tussen gebruik en traditie. Het begrip gebruik, uit zichzelf en zonder nadere specificatie is een historische, juridische categorie, traditie daarentegen een dogmatische en, helaas, | |
[pagina 237]
| |
het is al te gebruikelijk bij de anglikanen, deze twee te verwarren. Een gebruik schept gezag en recht: ex consuetudine fit ius; een traditie, in de dogmatische betekenis van dit woord, heeft het van meet af aan, ze berust er op. Nadat bewezen is dat het Prayer Book, tegen Cranmers bedoelingen in, gebruikt is in katholieke zin, zou nog moeten bewezen worden dat dit gebruik erkenning van het volle kerkelijk gezag insloot, m.a.w. dat het traditioneel aldus gebruikt werd. | |
De herziening van het Prayer BookDe herziening van het Prayer Book heeft een lange geschiedenis, doch niets zal de lezer meer interesseren dan de laatste episode ervan, nl. de herziening in het begin dezer eeuw. Het is een avontuurlijke geschiedenis van een kwarteeuw, met de meest onverwachte verwikkelingen en die bij hare ontknoping bleek in handen te zijn gevallen van de wraakgodinnen. Want het herziene Prayer Book werd tenslotte verworpen door toedoen van diegenen die de herziening veroorzaakt hadden. Randall Davidson was amper één maand aartsbisschop van Canterbury toen hij, in Maart 1903, een afvaardiging van meer dan 100 Parlementsleden moest ontvangen die er op aandrongen dat effectieve maatregelen zouden genomen worden tegen het ritualisme. Tot ergernis van de goede gemeente lieten al te veel geestelijken zich niets meer gelegen zijn aan de bepalingen van het Prayer Book betreffende de openbare eredienst. De tolerantie van het Parlement gedurende de XIX eeuw bleek dus een verkeerde uitwerking te hebben gehad. Er moesten maatregelen genomen worden. Nadat de aangelegenheid nog wat stof had opgejaagd in het Parlement, werd een koninklijke Commissie voor kerkelijke tucht ingesteld en, na onderzoek gaf dit orgaan opdracht aan de Convocaties de rubrieken en bestaande voorschriften in zake openbare eredienst te herzien met het oog op wettelijke goedkeuring door het Parlement. De herziening begon in 1906 en betrof vooral de liturgische gewaden, de reservatie van de eucharistische elementen, het gebruik van het Symbolum Athanasianum en nog enige andere punten van meer ondergeschikt belang, die niet van aard waren om de vrede te verstoren. Toen brak de eerste wereldoorlog uit; hij maakte de mensen nuchter, radikaal, hij plaatste hen voor het essentiële, de kern der zaak. Zo werd ook de geestelijkheid onweerstaanbaar gedreven naar het onvermijdelijke, naar datgene wat ze altijd had weten te ontwijken, het centrale vraagstuk der herziening nl. de Eucharistie, de ziel van het | |
[pagina 238]
| |
Prayer Book. De gehele atmosfeer veranderde en nog vóór de strijd met de wapens was uitgestreden, was ook de synodale geestelijkheid geestelijkerwijze op oorlogsvoet geraakt. In 1920 eindelijk werd een oplossing gevonden zodat na 14 jaar de herzieningsontwerpen konden medegedeeld worden aan de Koning en overgemaakt aan de Nationale Kerkvergadering (National Assembly of the Church of England, verkort Church Assembly). Dit was een controle-organisme (bestaande uit drie huizen: bisschoppen, clerus, leken, alles samen een 500 leden) door wiens bemiddeling de wetsontwerpen in kerkelijke aangelegenheden voor het Parlement moesten gebracht worden. Men herademde bij de gedachte dat wat nog volgen moest slechts een kwestie van formaliteiten zou zijn. Helaas nu zouden weer 7 vette discussie-jaren volgen in de nationale Kerkvergadering zowel als daarbuiten. De vooruitstrevende anglo-katholieken publiceerden een Groen Boek, de gematigden een Oranje Boek, de liberaalgezinden een Grijs Boek, en de regenboog werd aangevuld door honderden memories en nog honderden artikelen en brochuren, die natuurlijk alle per aangetekende post de bureau's en commissies van de Kerkvergadering bereikten. Waarlijk 7 jaar was niet te veel om al deze verklaringen, standpunten, verzekeringen, suggesties, raadgevingen, smekingen, bedreigingen, bezweringen, vervloekingen die de ijver voor het huis Gods en de vrijheid van het geweten had ingegeven, te doen harmoniëren in de zo dierbare 'comprehensiveness' van de sensus anglicanus. Eindelijk, in 1927, konden de aartsbisschoppen het ontworpen Prayer Book voorstellen aan hun respectieve convocaties. Het werd met een grote meerderheid goedgekeurd. Terwijl al de bisschoppen der York-provincie er voor stemden, waren er slechts 4 op 25 die tegen stemden in Canterbury. In het Lagere Huis der geestelijken stemden er 168 voor en 22 tegen te Canterbury, 68 voor en 10 tegen te York. Van hier ging het weer naar de Algemene Kerkvergadering die het eveneens aanvaardde niet zonder enige tegenstand nochtans. Van de bisschoppen stemden 34 voor, 4 tegen (1 op 9), van de clerus 253 voor en 37 tegen (1 op 8), van de leken 230 voor, 92 tegen (bijna 1 op 3). Om de Parlementsleden, wie de beslissende taak overbleef om het goed te keuren en aldus kracht van wet te geven, in staat te stellen er kennis van te nemen werd het nu officieel gedeponeerd bij de griffier van het Parlement; vandaar zijn bekende naam The Deposited Book of Common Prayer. Wat was deze vrucht van 21 jaar studie en discussie? De wijzigingen aangebracht aan het Prayer Book van 1662 waren voor een deel bedoeld als algemene aanpassing aan de moderne levensomstandigheden: de taal werd hier en daar verjongd en er werden allerlei nieuwe | |
[pagina 239]
| |
gebeden ingelast. Voor een ander deel echter waren de wijzigingen er op berekend om de officiële liturgie aanvaardbaar te maken voor alle doctrinale strekkingen. Zij hebben in hoofdzaak betrekking op het toedienen van Doopsel, Vormsel, Huwelijk, Communie der zieken, en het celebreren der Eucharistie. Wat deze wijzigingen betreft, moet men noteren dat ze alle zijn ingelast bij wijze van alternatieve ritus, d.w.z. dat men ze mag gebruiken in plaats van de oude ritus. Op details kan hier niet ingegaan worden, doch het blijkt duidelijk dat deze alternatieve riten bijna alle daartoe strekken om het Prayer Book van 1662 dichter bij dat van 1549 te brengen en wel met de bedoeling om het nader te doen aansluiten bij de praereformatorische liturgie. Het inlassen van alternatieve riten had het grote voordeel dat het boek van 1662, op woordelijke wijzigingen na, integraal kon behouden blijven in het Deposited Book.
Zo ging het naar het Parlement. In het Hoger Huis duurden de disputen 3 dagen: ze werden besloten met 241 stemmen vóór en 88 tegen. Daags daarop ging het naar het Lager Huis. Hier meer nog dan in het Hoger Huis was de belangstelling ongelooflijk groot. Het Parlementsgebouw was tot de nokken gevuld; zo iets had men sinds jaren niet meer gezien. De atmosfeer was geladen die namiddag van 15 December 1927, en de storm brak los, een storm van enkele uren slechts, die nog diezelfde avond het werk van 21 jaar geheel verijdelde. 205 leden stemden voor, 238 tegen. De katholieke Parlementsleden onthielden zich. Teken van tegenspraak, het Deposited Book werd vernietigd door de anti-Roomse bliksem der protestants-gezinden, - tot grote vreugde van allen die Rooms georiënteerd waren. Voor de anglikaanse hiërarchie was het een sensationele nederlaag. Ze gaven echter de moed niet op. Het herziene Prayer Book werd nog eens herzien. De voorwaarden voor reservatie van de eucharistische elementen werden strenger gemaakt, de beruchte Zwarte Rubriek werd aangebracht op het einde van de alternatieve Eucharistie-ritus. Met deze en enkele andere wijzigingen werd het, in 1928, opnieuw aan de goedkeuring der verscheidene instanties onderworpen: Convocaties, Kerkvergadering, Parlement. Deze laatste instantie gaf het weer de genadeslag met 266 stemmen tegen 220. De aartsbisschop van Canterbury zag in deze tweede mislukking een verdict van de natie, een irrationeel en zwaar affectgeladen verdict. Hij schreef: 'Ik veronderstel dat er geen kracht op aarde bestaat die zo beslist en zo onbuigzaam is als in Engeland de kracht van de roep: “No popery, geen paapsheid!”; daar moet niet de minste historische kennis achter zitten, alleen dat onbe- | |
[pagina 240]
| |
stemd gevoelen waarmede Engeland doordrongen is....'Ga naar voetnoot23). Zo is het officiële Prayer Book gebleven wat het was in 1662, onherzien; 1928 heeft evenwel één verandering meegebracht. Waar de anglikaanse clerus het latente verdict van een diep anti-Roomse christenheid sinds ongeveer een eeuw had afgekeurd, daar heeft de anglikaanse hiërarchie ditzelfde thans openbare verdict zonder uitdaging weliswaar doch daarom niet minder effectief getrotseerd. Zij hebben nl. verklaard dat het gebruik van het onwettige Deposited Prayer Book geen daad van deloyauteit is ten overstaan der nationale Kerk. Ondertussen blijft het Prayer Book meer dan ooit tevoren een teken van tegenspraak: het supreme hoofd der Engelse Kerk laat één Prayer Book toe, de hiërarchie laat er twee toe. De bisschop van Chichester, Dr. Bell, verklaart dat in zijn bisdom er geen enkele parochie is, waar het Staats-Prayer Book gebruikt wordt zoals de wet het voorschrijft, terwijl Gregory Dix schrijft dat er hoogstens 100 kerken zijn in geheel Engeland die zich houden aan dat van 1928Ga naar voetnoot24). Waarlijk de Engelse Kerk weet geen weg met haar Prayer Book. Wel zijn na 1928 weer anglikanen opgestaan die een nieuwe oplossing voorstellen. Zij heten Dix, Mascall, Baverstock; en er zijn er meer in de rangen der Hoog-anglikanen. Men moet, zo zeggen zij, de liturgie zich spontaan en vrijelijk laten ontwikkelen en de rol welke de bisschoppen daarbij spelen, moet ingegeven zijn niet door de opportunistische bekommernis om wettelijke loyauteit en kerkelijke discipline te handhaven, doch door een eigenlijk godsdienstige en christelijke bedoeling om de levende liturgische ontwikkeling te leiden naar aansluiting bij de oude prae-reformatorische liturgieën. Dat betekent: de weg terug over de hervorming heen. Doch wellicht is de Engelse Kerk in haar geheel er nog verre van af deze weg op te gaan. Haar vertegenwoordigers verklaren het ronduit: ze is te diep protestantsGa naar voetnoot25). Deze historische reden sluit echter in zich een nog diepere hinderpaal. Ik aarzel om haar uit te spreken en toch meen ik dat zij feitelijk aanwezig is: de Engelse Kerk geeft te weinig om de waarheid, de heldere, klare, scherpe waarheid. Af en toe hoort men, schuchter weg, ook vanwege anglikanen de oprechtheid in twijfel trekken van hen die de Engelse Kerk vertegenwoordigen. Dat is m.i. geheel onjuist. Doch ik zou wel willen spreken van een zekere onwaarachtigheid, een zekere onverschilligheid voor, een zekere afstandigheid van de waarheid. Het anglikanisme kent, dunkt me, geen brandende | |
[pagina 241]
| |
behoefte aan waarheid. In zijn levensbeschrijving van Davidson (blz. 195) citeert Dr Bell een passus uit Edmund Burke's Speech on the Act of Uniformity. 'Ik wil', zo sprak deze achttiende-eeuwse staatsman die niet van genie ontbloot was, 'op de kwestie niet ingaan in hoeverre de waarheid verkieslijk is boven de vrede. Wellicht is de waarheid veel beter. Doch gezien wij zelden of nooit even zeker zijn van de ene als van de andere, zou ik, tenzij de waarheid klaarblijkelijk was, vasthouden aan de vrede, die de caritas, de hoogste der deugden, tot zijn gezellin heeft'. Dit lijkt mij een typisch anglikaanse uitspraak te zijn: liever vrede dan waarheid. Alsof er vrede was zonder waarheid en men tussen beide kon kiezen. In de debatten der Prayer Book-herziening van 1927 heeft men een variant gehoord van datzelfde thema, toen Johnson Hicks, bisschop van Norwich uitriep: 'Het mag waar zijn dat het nieuwe ontwerp goed is. Het mag eveneens waar zijn dat de leerstellingen der Kerk van Rome juist zijn; doch het is geheel duidelijk dat de leerstellingen van de Kerk van Rome niet de leerstellingen zijn die door ons vastgelegd werden ten tijde der hervorming'Ga naar voetnoot26). In twee woorden: liever recht dan waarheid. Wie meent dat hij tussen deze twee moet kiezen veroordeelt zichzelf om in het Prayer Book voor eeuwig een teken van tegenspraak te zien. Ik heb mij afgevraagd, hoe een dergelijke geesteshouding zo wijd verspreid kan zijn in de Engelse Kerk. Ik breng dit in verband met het feit dat zij een gemeenschap is zonder echt gezag. Hebben wij niet gezien, en zien wij thans niet dat in de volksgemeenschappen, de cultus voor en de behoefte aan waarheid verdwijnen precies in dezelfde mate als het gezonde gezag verdwijnt? Waarheid en gezag gaan hand in hand. Er is in de Engelse Kerk wel een soort dialectische idee van het gezag, doch ze kan zich niet belichamen als uitvoerbaar idee, zodat ze een productief, een onaantastbaar en onbetwistbaar, een absoluut principe van handelen wordt. Daarom blijft de Engelse Kerk en het anglikanisme in het algemeen afstandig van de waarheid, die haar alleen redden kan. De tragiek van het Prayer Book, dat men niet heeft kunnen vieren in 1949, ligt hierin dat het geen waarheid bezit om van te getuigen, geen gezag vindt om het uit te dragen, en geen mens om het te ontvangen. |
|