| |
| |
| |
Magnetisme, Geneeskunde en Kwakzalverij
Hernieuwde belangstelling voor de hypnose
door J.M.L. Peters
HOnderdvijftig jaar geleden ontdekte de Weense arts Franz Mesmer het zgn. 'dierlijke magnetisme'. Honderd jaar heeft de wetenschap nodig gehad om te ontdekken dat er van een geneeskrachtige stroom, een geestelijk fluïdum dat er van het menselijk lichaam zou uitgaan, geen sprake is. Maar talloze zich zo noemende 'magnetiseurs' of kwakzalvers beoefenen nog heden ten dage het magnetisme en... met succes, met groot succes dikwijls. De bijzondere belangstelling die de mensheid heeft voor vreemde verschijnselen als spiritisme, helderziendheid, gedachtenoverdracht en ook voor het magnetisme schijnt weinig bij te dragen tot een verheldering van het inzicht in de aard van deze verschijnselen. Maar wat zou men het den leek kwalijk nemen dat hij nog steeds gelooft aan de 'sterke wil' van den magnetiseur of aan de genezende kracht die er van zijn handen uitstroomt, indien de wetenschap - na zoveel tijd nodig gehad te hebben om de waarheid te ontdekken - dit wonderbaar lijke geneesmiddel nagenoeg volkomen overlaat aan kwakzalvers en varieté-artisten? Want wonderbaarlijk blijft het, dit verschijnsel, dat men nu vrij algemeen met de naam suggestie is gaan betitelen. Wie ooit een magnetiseur of hypnotiseur heeft bezig gezien, moet wel verrast zijn over de resultaten die zij bereiken. Meen niet dat de vele kwakzalvers-magnetiseurs - wie heeft er nooit gehoord van het 'boerke van Winssen', het 'vrouwtje van Gemert' en de vele andere 'boerkes'? - hun enorme toeloop van patienten te danken hebben aan een bijzondere capaciteit om mensen voor de gek te houden. Zij brengen wel degelijk talrijke genezingen tot stand, van hoofdpijnen, rheumatiek, asthma, nervositeit, maagstoornissen, ekzeem, chronische verkoudheid enz. En men zou daar bewondering voor kunnen hebben, indien men niet af en toe zijn hart moest vasthouden voor de wijze waarop en de
middelen waarmee de 'geneeskundige' praktijk werd uitgeoefend. Want doorgaans hebben deze mensen wat men hun 'gave' belieft te noemen als bij toeval
| |
| |
ontdekt en hebben ze geen flauw besef van de werkelijke oorzaken en gevolgen van de 'kracht' waarover zij beschikken.
Laten we echter - voor we verder gaan met de beschrijving van de praktijken der magnetiseurs - allereerst trachten onze lezers 'een flauw besef' van het wezen van het magnetisme of de suggestie bij te brengen.
| |
Van tovenaar tot neuroloog
Dat Mesmer (die zelf eigenlijk weer teruggreep op de ideeën van Paracelsus in de zestiende eeuw) het door hem zo genoemde magnetisme ontdekte, is eigenlijk teveel gezegd. Hij gaf voor een bekend verschijnsel alleen een verklaring, een onjuiste overigens, zoals later bleek. In primitieve en antieke culturen werd het verschijnsel door sommigen al als geneesmiddel of -methode toegepast. Het effect der bezweringen en amuletten der primitieve tovenaars, het wonderbaarlijke lichamelijke weerstandsvermogen der fakirs, de genezing brengende tempelslaap der Griekse priesters, dat alles berust op geen ander verschijnsel dan dat der suggestie. Toen ik als kind eens hevige kiespijn had op een tijdstip dat de tandarts onbereikbaar was, bracht een buurvrouw mij een soort medaille: een zinken plaatje met in het midden een stukje koper er op gesoldeerd, dat met een touwtje om de hals kon worden gehangen. Wanneer men deze 'amulet' een tijdlang op het blote lichaam droeg, zou de kiespijn vanzelf overgaan. Zij althans, de buurvrouw, had er steeds baat bij gevonden. Inderdaad verdween de kiespijn na enige tijd. Ik begreep toen nog niet dat de wonderlijke medaille daar niet de oorzaak van kon zijn, maar dat alleen het geloof in de werking ervan de genezing tot stand bracht. Mesmer echter en anderen dachten inderdaad dat het de magnetische stroom van bepaalde metalen of van een levend organisme was die de genezing bewerkte. Verschillende academies van wetenschappen in Europa lieten een onderzoek instellen naar de waargenomen verschijnselen, maar tot een absolute verwerping van Mesmer's theorie kwam het vooreerst nog niet.
In Parijs had Mesmer het zo druk, dat hij zijn patiënten, waaronder vele lijders aan hysterie, in een grote zaal liet samenkomen, waarna hij hen één voor één aanraakte met een gemagnetiseerde ijzeren staaf of hen in de ogen keek. Soms ook streek hij met zijn hand over hun lichaam. Vele patiënten genazen op die manier. Zijn praktijk werd tenslotte zo uitgebreid, dat hij zijn patiënten alleen nog maar groepsgewijze kon behandelen en zelfs ging hij er toe over een
| |
| |
boom te magnetiseren, waaraan de zieken zich lieten vastbinden om op die manier van hun kwalen af te komen.
In Nancy vestigde zich een eeuw later de arts Liébault. Om onderzoekingen te kunnen instellen naar het magnetisme en om daarvoor voldoende proefpersonen te krijgen, beloofde hij gratis behandeling aan de zieken die met de nieuwe methode (nl. die van het magnetisme) wilden geholpen worden. Na de behandeling namen de patiënten nog een flesje gemagnetiseerd water mee naar huis, dat de genezing zou bespoedigen. Zij putten dat water uit een grote fles die Liébault in de wachtkamer had opgesteld en waarop het etiket 'Eau magnétisée' prijkte. Op zekere dag, toen de fles opnieuw gevuld was, had Liébault vergeten het water te magnetiseren. De mensen die dat niet gemagnetiseerde water mee naar huis hadden genomen, vonden er echter toch evenveel baat bij, wat tot gevolg had dat Liébault Mesmer's hypothese moest laten vallen.
Ondertussen had ook de Engelsman Braid de fluïdum-theorie al verlaten. In Parijs kwam de beroemde neuropatholoog Charcot en in Nancy de internist Bernheim eveneens tot de conclusie, dat de kracht die de voorstelling van een genezing omzette in een daadwerkelijke genezing, in de psyche van den patiënt zelf school.
| |
De methode Coué
Met de apotheker Coué, eveneens uit Nancy, kreeg deze theorie een zekere populariteit. Voor Coué is alle suggestie autosuggestie. Wanneer ik denk (of wanneer een ander mij doet denken) dat ik beter word, dan word ik ook beter, mits ik er maar vast vertrouwen in heb. Wanneer ik mij verbeeld (d.w.z. wanneer ik mij de voorstelling in de geest haal) dat ik op een of andere plaats door een mug gestoken ben, dan is er alle kans dat ik inderdaad jeuk ga gevoelen. Als student nam ik met enige vrienden wel eens de volgende proef. Wij zaten op de voorste, benedenste rij van een circus en begonnen ons te gedragen alsof we door een bekend insect werden lastig gevallen. Het duurde daarna geen kwartier, of we konden, ons omdraaiend, constateren dat men met de algemene imitatie van onze gedragingen al aan de bovenste rij toe was.
Wanneer ik mij sterk voorstel dat mijn ogen zullen gaan knipperen, dan gaan ze na enige tijd werkelijk knipperen. De lezer neme deze proef voor zichzelf. Het duidelijkste voorbeeld van (auto)suggestie geeft ons echter de proef met het zogenaamde Pendulum van Chevreul, een proef die de lezer eveneens gemakkelijk kan herhalen en die altijd, zeker na enige oefening, lukt. Men tekene daartoe op een vel
| |
| |
papier een circel van 15 tot 20 cm. doorsnee en trekke door het middelpunt een horizontale en een verticale middellijn. Vervolgens make men van een potlood en een draad van ongeveer 20 cm. een soort hengel en bevestige aan het vrije uiteinde van de draad een kraal, een ring of een ander klein, niet te licht en niet te zwaar voorwerp. Men houdt nu de 'hengel' zó boven de circel, dat de kraal of ring rustig boven het middelpunt zweeft. Stelt men zich nu voor dat de kraal een circelvormige beweging zal gaan maken, met de wijzers van de klok mee of in tegengestelde richting, dan zal men, tot zijn verbazing, inderdaad zien gebeuren wat men zich voorstelt. Denkt men zich vervolgens in dat de kraal zich zal gaan bewegen langs een van de middellijnen, ook dan zal de voorstelling zich verwezenlijken. De voorstelling van de beweging is al voldoende om onze hand, buiten onze wil om, in beweging te brengen.
Coué zag in, dat ieder mens tienmaal per dag bloot staat aan de inwerking van een suggestie. Men leest een krant en neemt er een of andere mening uit over zonder er over na te denken en zonder achteraf nog te beseffen dat het niet de eigen mening is. Men staat 's morgens op met de melodie van een of andere bekende 'schlager' in de geest en men raakt die melodie de eerste tijd niet kwijt, hoeveel moeite men daar ook toe doet. Men zit aan tafel, onze buurman maakt een of andere onsmakelijke opmerking over het eten en de eetlust is voorlopig voorbij. Men heeft een ware hartstocht voor roken of drinken en men zou daar wel graag van af komen. Na enige vergeefse pogingen om het roken of drinken te laten groeit echter de vaste overtuiging dat men het niet kan laten en nu kan met het inderdaad niet meer laten.
Uit deze en andere voorbeelden laat zich nu gemakkelijk afleiden wat we precies onder suggestie moeten verstaan: Wanneer een of andere voorstelling zich aan de geest opdringt, heeft die voorstelling uit zichzelf de neiging om zich te verwezenlijken. Coué moest echter een speciale methode ontwerpen om schadelijke suggesties tegen te gaan en om gunstige suggesties te bevorderen. Want het bleek niet gemakkelijk te zijn zich zo maar een of andere idee op te dringen. Komt de voorstelling niet spontaan, dan kost het enige wilsinspanning en deze nu werkt dikwijls juist averechts. Toen we pas hadden leren fietsen b.v. overkwam het ons wel dat we ons onverhoeds voor een obstakel gesteld zagen: midden op onze weg lag, laten we zeggen, een grote steen. Hoe meer moeite we nu deden om die steen te ontwijken, des te zekerder was het dat we er tegen op zouden rijden. De onverstandige vader die zijn huilend kind gebiedt dat het onmid- | |
| |
dellijk dat geblèr moet staken op straffe van een draai om de oren, zal doorgaans weinig succes boeken; hoe meer het kind zich inspant om op te houden met huilen, met des te meer aandrang komen de tranen te voorschijn.
Wil men zich nu toch opzettelijk iets suggereren, dan is het zaak zich in een dusdanige toestand te brengen, dat de te verwezenlijken voorstelling zonder de minste wilsinspanning in onze geest komt. Men moet dan de geest als het ware leeg maken, tot een vacuum maken, dat zich nu vanzelf onmiddellijk geheel met de betreffende voorstelling vult, zodra deze maar een ogenblik en met geringe kracht komt opzetten. De vraag is maar, hoe dat vacuum ontstaan kan.
Wanneer men luistert naar een eentonige stem of naar een eentonige melodie, loopt men de kans dat men in slaap valt. De vermoeide zakenman die door zijn vrouw mee naar een concert wordt gesleept, overkomt het wel eens dat hij na afloop van het concert geen flauwe notie heeft van wat er ten gehore is gebracht. Het concert fungeerde voor hem als een uitgebreid slaapliedje. Kinderen tellen soms tot honderd als ze niet in slaap kunnen komen. Vlak voor het in slaap vallen nu is onze geest zo trefbaar (want zo 'leeg'), dat elke prikkel van buiten onmiddellijk onze volle aandacht heeft. Schiet mij b.v. op dat moment de gedachte te binnen dat ik morgen vroeg om zes uur wakker moet zijn, dan zal die wens zich autosuggestief verwerkelijken. Maak ik nu zelf van de te suggereren idee zulk een eentonige melodie, herhaal ik bij mijzelf voortdurend datgene wat ik langs suggestieve weg tot stand wil brengen, bij wijze van slaapliedje, dan is mijn geest dus eigenlijk voortdurend bezig met die idee zonder dat mij dat bewuste inspanning kost. Op die manier, zegt Coué, kan men zich alles suggereren wat men wenst, vooral als men de suggestie, die men zichzelf aldus geeft, voortdurend herhaalt.
| |
'Christian Science'
De praktijk en de leer van de zogenaamde Christian Science-beweging berust op hetzelfde principe. De aanhangers van deze beweging gaan uit van de stelling dat de mens, geschapen als hij is naar Gods beeld en gelijkenis, niets in zich kan hebben wat niet Gods wezen weerspiegelt. De zonde en de ziekte zijn niet van God en dus niet werkelijk. Zij berusten op inbeelding, op valse voorstellingen die den mens voortdurend suggestief beïnvloeden. Zolang de mens gelooft in de werkelijkheid van zijn ziekte, is hij daarvan het slachtoffer. Genezing kan pas intreden door zich bewust te
| |
| |
worden van de onwaarheid en onwerkelijkheid der suggestief werkende voorstellingen.
| |
De hypnose
Niet alleen bij de opzettelijke autosuggestie, waarbij men zichzelf als het ware in slaap wiegt met behulp van de te suggereren gedachte, maar ook bij de spontane autosuggestie, die ons ondanks werkt, is er sprake van een verlaagd bewustzijn. Min of meer is ons critisch vermogen bij elke suggestie uitgeschakeld: men moet in het slagen van de suggestie zonder meer geloven, anders lukt ze niet.
Een dergelijke verlaging van het bewustzijn wordt in sterke mate bereikt in de hypnose, een soort van slaaptoestand, waarbij het zelfstandig denken en oordelen geheel of gedeeltelijk opgeheven is. In die toestand heeft de suggestie een veel sterkere uitwerking, ook al omdat er hier sprake is van hetero-suggestie (suggestie door een ander), waarbij de persoon die gesuggereerd wordt zelf geen moeite hoeft te doen om zich een voorstelling in de geest te halen. De hypnose is dan ook niets anders dan een gunstige voorwaarde voor de suggestie en evenmin als de suggestie een abnormaal verschijnsel. Bovendien komt de hypnotische toestand vaak door suggestie tot stand. Wie wel eens een toneelhypnotiseur heeft zien werken, kan wel-licht verstomd hebben gestaan over de grote 'macht' die deze over andere mensen kan uitoefenen, maar hij dient te weten dat hijzelf en ieder ander in beginsel die macht eveneens bezit, zij het dan ook dat een zekere aanleg, studie en ervaring groot gewicht in de schaal leggen. Laten we maar eens nagaan wat zo'n toneelhypnotiseur precies doet.
Omdat de ene mens bevattelijker is voor suggestie dan de ander ('suggestibeler' is; dat hangt samen met allerlei facetten van zijn persoonlijkheid), zal de handige hypnotiseur beginnen met uit zijn publiek de meest suggestibele personen uit te kiezen voor zijn experimenten. Hij kan dat op verschillende manieren doen. Een veel gebruikte methode is de volgende: De hypnotiseur nodigt zijn proefpersonen uit de handen samen te vouwen en hem vervolgens strak in de ogen te kijken. Op zijn bevel drukken zij hun handen steeds vaster ineen, vaster en vaster, totdat hun vingers er pijn van gaan doen. Tenslotte verzekert de hypnotiseur hen met nadruk dat hun handen nu zó vast aan elkaar zitten, dat zij ze niet meer los kunnen krijgen. En hoe wonderbaarlijk het ook lijkt: bij ongeveer 20 procent van alle proefpersonen zitten de handen onwrikbaar aan
| |
| |
elkaar vast en pas op het bevel 'los' van den hypnotiseur kan men ze weer los maken. In feite is dit niets bijzonders. Eenieder die over voldoende proefpersonen kan beschikken en die daarover enige autoriteit heeft, zal een dergelijke proef met succes kunnen ondernemen.
Met diegenen nu met wie de proef gelukt is gaat de hypnotiseur verder experimenteren. Een der slachtoffers wordt uitgenodigd op een gemakkelijke stoel plaats te nemen. De hypnotiseur houdt een blinkend staafje (een toverstok, zegt hij) op enige afstand van de ogen van den proefpersoon en deze moet nu het uiteinde van dat staafje fixeren. Na enige tijd zegt de hypnotiseur dat hij het staafje dubbel ziet en vlak daarop gewoon weer enkel. De oncritische proefpersoon, die inderdaad ziet gebeuren wat de hypnotiseur hem gezegd heeft, zal menen dat het dubbel zien gebeurt door toedoen van den hypnotiseur en tengevolge daarvan hecht hij weer meer geloof aan hetgeen hem verder zal gesuggereerd worden. De waarheid is echter dat vrijwel iedereen een bepaald voorwerp dat hij enige tijd fixeert dubbel zal gaan zien. Dat is een zeer natuurlijk verschijnsel. Even natuurlijk als het feit dat er langzamerhand een branderig gevoel in de ogen gaat komen als het fixeren voortduurt. Maar ook dat accepteert de oncritische proefpersoon als een verwerkelijking van een suggestie van de hypnotiseur. Daarmee is de suggestibiliteit voorlopig groot genoeg om de volgende suggesties te doen slagen: De hypnotiseur zegt nu dat de ogen zullen gaan knipperen; hetgeen gebeurt. Dan verzekert hij den patient dat zijn ogen moe worden, en ze worden moe. Dat zijn ogen dicht vallen en inderdaad vallen ze dicht. En zo gaat het verder. Achtereenvolgens suggereert hij den proefpersoon een grote vermoeidheid in armen en benen en in zijn hoofd, een gevoel van steeds toenemende slaperigheid en tenslotte het wegzinken in een rustige en vaste slaap. Dat alles verwezenlijkt zich langs suggestieve weg. De hypnotiseur houdt echter een 'rapport' met den gehypnotiseerde en deze volgt nu elk bevel dat hem gegeven wordt slaafs op en alles wat de hypnotiseur zegt gebeurt prompt. Zegt hij dat hij zijn arm of been niet meer kan bewegen, hij zal het niet meer kunnen; laat hij hem een glas water drinken en
zegt hij dat het zuivere alcohol is, de patient zal gebaren alsof hij stomdronken is: geeft hij hem een houten trompet in de hand en beveelt hij hem daarop te spelen, hij zal doen wat hem gevraagd wordt en allerlei 'muzikale' klanken voortbrengen; zegt hij hem dat hij zijn eigen naam vergeten is, het slachtoffer zal deze niet meer kunnen zeggen.
Een aldus enige malen gehypnotiseerd persoon zal nu ook in
| |
| |
waaktoestand uitermate suggestibel blijken te zijn. Men hoeft hem maar te verzekeren dat hij, rechtop staande met gesloten ogen, op een gegeven ogenblik achterover zal vallen, om inderdaad te zien gebeuren wat er gezegd werd. Men kan deze proef trouwens gemakkelijk bij zichzelf nemen. Men sluite daartoe de ogen en stelle zich duidelijk voor dat men achterover gaat vallen. Men zal dan na enige tijd een sterke neiging voelen om achterover te hellen en zelfs te vallen. Wanneer een ander al maar door herhaalt dat ik achterover ga vallen, zal dat tenslotte ook gebeuren, al zal de een daar gevoeliger voor zijn dan de ander.
| |
Hypnose in de geneeskundige praktijk
Of men nu met waaksuggesties of met hypnotische suggesties werkt, steeds is wezenlijk, dat een opgedrongen voorstelling zich verwerkelijkt tot de overtuiging, het gevoel, de handeling of de verandering in de lichamelijke toestand die men wenst te verwerkelijken. Op die manier kan men echter evengoed iemand van zijn hoofdpijn afhelpen als hem hoofdpijn bezorgen. Want ieder woord heeft, vooral in de hypnose, zijn uitwerking en een verkeerd verstaan of verkeerd gekozen woord kan funeste gevolgen hebben. Er schuilen trouwens nog wel andere gevaren in de hypnose. De patient die met een schok wakker wordt (gemaakt) uit de hypnotische slaap, behoudt soms lange tijd een gevoel van vermoeidheid of blijft dagen lang in een soort schemertoestand, waarbij zijn geest niet normaal functioneert. Het is daarom dat de ondeskundige toepassing van de hypnose door leken ten sterkste moet worden afgekeurd. Zelfs de waaksuggesties van sterk suggestieve persoonlijkheden als sommige kwakzalvers, die met handoplegging en gebedsformules zieken van allerlei kwalen genezen, kunnen om soortgelijke redenen gevaarlijk zijn. Aan leken de techniek van het hypnotiseren te leren verdient daarom allerminst aanbeveling. Als men niet alle oorzaken en gevolgen van het mechanisme der suggestie kent, niet op de hoogte is van de aard en het verloop van allerlei ziekten die men met de hypnotische methode kan genezen, en geen diep inzicht heeft in de persoonlijkheid van den patiënt, kan men de verantwoordelijkheid voor diens geestelijk of lichamelijk welzijn niet dragen. Bovendien kan er natuurlijk op allerlei manieren misbruik gemaakt worden van een hypnotische vaardigheid. In dit opzicht is het een gelukkige omstandigheid dat de kennis van de hypnose-techniek alleen lang niet altijd voldoende is om succes te garanderen. De persoonlijkheid van den hypnotiseur
| |
| |
speelt een grote rol en er zijn zelfs heel wat artsen die het in de kunst van het hypnotiseren niet ver brengen.
Van de andere kant valt het te betreuren dat er door de medici niet meer aandacht aan wordt besteed en dat de hypnotische behandeling zo weinig door bevoegden wordt toegepast, terwijl de 'magnetiseurs' honderden patiënten tellen. Er is echter op het ogenblik een stroming merkbaar om onze toekomstige neurologen toe te rusten met de kennis van de hypnose. In Amerika worden op het ogenblik weer vele onderzoekingen naar de mogelijkheden van dit geneesmiddel ingesteld, maar ook aan verschillende Nederlandse universiteiten worden tegenwoordig cursussen in de hypnotische therapie gegeven. Deze opleving schijnt een gevolg te zijn van de oorlog, die het aantal zenuwpatiënten verveelvoudigde. Want ook na de eerste wereldoorlog viel er een hernieuwde belangstelling voor de hypnose te constateren. Nog in 1939 echter beklaagde de zenuwarts Dr S. Koster zich in zijn 'Leerboek der hypnose' over het geringe aantal neurologen en psychiaters dat van de hypnose gebruik maakte. Het feit echter dat er van zijn boek kortgeleden een nieuwe druk verscheen, mag worden opgevat als een symptoom van een veranderde houding ten opzicht van de veelal nog als 'magische' praktijken opgevatte hypnotische geneesmethoden.
Toe te juichen valt de overwinning van deze afwijzende houding vooral omdat de resultaten met deze behandeling verkregen werkelijk verbluffend zijn. Dr Koster en andere auteurs noemen vele ziektegevallen die voor ongeneeslijk waren verklaard en die met behulp van hypnose werden gecureerd. Voor vele andere kwalen, slapeloosheid, functionele verlammingen, geheugenverlies, bedwateren, struma, huidziekten, sexuele stoornissen, minderwaardigheidsgevoelens (om er enkele te noemen) en ook organische ziekten, biedt de hypnose dikwijls sneller en beter uitkomst dan andere methodes. Het zijn dus niet alleen de 'ingebeelde ziekten' waarvoor de suggestieve behandeling genezing biedt. Of moeten we zeggen dat ook de ingebeelde ziekte een echte ziekte is en de lijder daaraan een echte lijder? Dat vele lichamelijke kwalen voortspruiten uit ziekten van de geest is langzamerhand wel een algemeen bekend feit geworden. Maar dan hoeft men het toch niet meer vreemd te vinden, dat men lichamelijke kwalen met een psychische methode tracht te genezen!
|
|