| |
| |
| |
Benelux en de Katholieken
De culturele betrekkingen tussen de katholieken van Nederlandse taalgemeenschap.
door Mgr Prof. Dr K.L. Bellon
1. - De Beneluxgedachte
ONder den indruk van de catastrophe, die Nederland en België had neergeslagen, waren onze staatslieden te Londen zich bewust geworden van de zwakheid onzer landen en van de noodzakelijkheid ener nauwere samenwerking tussen België, Nederland en Luxemburg. In het gemeenschappelijk leed traden de verschillen op economisch, cultureel en religieus gebied minder scherp naar voren. Bij de bevrijding onzer landen werd de gedachte aan een nauwe samenwerking tussen de Lage Landen met grote instemming begroet. Maar het kon niet uitblijven dat, naarmate de verschillende landen weer hun oude economische en politieke zelfstandigheid terugvonden, de eigen belangen op de voorgrond traden en het geloof in de voortreffelijkheid van de eigen nationale instellingen op politiek en cultureel gebied zich deed gelden.
Zonder twijfel bleef iedereen overtuigd van de noodzakelijkheid der samenwerking. De regeringen der Beneluxlanden bleven met elkaar overleggen hoe de economische unie kon verwezenlijkt worden en namen zelfs allerlei maatregelen, die de Beneluxgedachte van de theorie overbrachten naar de practijk. Culturele overeenkomsten en verdragen werden gesloten. Beneluxcomités ter bevordering van de wederkerige kennis van beide landen werden overal opgericht. Het valt niet te ontkennen, dat dit alles de vriendschappelijke verhoudingen tussen de bevolking van Nederland en België heeft bevorderd. Maar desniettegenstaande moet worden toegegeven, dat de Beneluxgedachte, vooral op economisch gebied een crisis doormaakt, een crisis, die men zonder propheet te zijn, gemakkelijk kon voorzien.
Reeds in 1946 wees ik in de vergadering van Drakenburgh, waar de Gezelle-Thymvereniging geboren werd, op de moeilijkheden waarop een samenwerking op zuiver economisch gebied noodzakelijk moest stoten. Economen rekenen en berekenen en deze rekeningen en berekeningen moesten noodzakelijk hierop uitkomen dat de economische unie voordelig was voor bepaalde economische groepen in
| |
| |
dit land, nadelig daarentegen voor andere in dat land. Bovendien waar de economische politiek van het éne land verschilde van die in het andere, zouden weer andere moeilijkheden oprijzen. En deze moeilijkheden zouden onoverwinnelijk zijn, indien niet de vaste wil bestond ze te overwinnen. Deze wil kan zonder twijfel geboren worden uit het bewustzijn, dat onze landen ieder afzonderlijk te zwak zijn om de economische strijd met succes te voeren in de internationale wereld, maar hij kan ook gebroken worden door de mening dat het éne land er voordeel bij heeft zich aan te sluiten bij een economisch blok, het andere bij een ander. Is de huidige crisis niet grotendeels te wijten aan de neiging van Nederland tot het sterlingblok, die van België naar het dollarblok?
Daarom moet deze vaste wil een weg te vinden voor de economische samenwerking gesteund worden door de overtuiging dat onze landen niet alleen economisch maar ook cultureel bij elkaar horen.
Onze historici hebben reeds gewezen op de eenheid onzer geschiedenis, eenheid die steunt op den gemeenschappelijken oorsprong onzer volkeren en bevestigd werd door de gemeenschappelijkheid hunner lotgevallen. Het kan zijn, dat in bepaalde perioden deze gemeenschap uit elkaar is gevallen in tegenstellingen, maar de gebeurtenissen van dezen wereldoorlog hebben nog eens op een treffende, zij het dan ook tragische wijze, onze gemeenschappelijke lotsbestemming bevestigd.
De bestendige en steeds groeiende bijval der wetenschappelijke congressen, waar Vlamingen en Nederlanders van alle gezindheid elkaar in de beste verstandhouding ontmoetten om wetenschappelijke en culturele vraagstukken te bespreken, bevestigden telkens opnieuw de culturele eenheid van Nederland en Vlaanderen.
De literaire bewegingen van het éne land vonden en vinden steeds hun weerklank in het andere land. Welke Vlaming heeft niet gedweept met de Tachtigers? Welke Nederlander niet met Gezelle, Streuvels of Timmermans? Misschien blijkt dit minder duidelijk op andere kunstgebieden. Maar het is een onbetwistbaar feit, dat de kunstuitingen van enige betekenis aan de éne zijde van onze grenzen, gretig door de andere zijde aanvaard werden.
De politieke scheiding kan de culturele eenheid niet uitwissen en wij achten ons gelukkig omdat de gedachten heden een zó gelukkige wending hebben genomen dat de ijver voor culturele toenadering niet meer werd beschouwd als ijver voor de politieke eenmaking met haar gevaren voor nationalistische strevingen.
Wij, d.w.z. zowel de regeerders als de beoefenaars van weten- | |
| |
schap en kunst, begrijpen nu beter dan voorheen, dat wat het gevolg is van de eeuwenlange werking van historische factoren niet met een slag kan worden ongedaan gemaakt en dat dit ook niet hoeft om de diepere culturele eenheid, die steeds is blijven bestaan, te erkennen en te bevorderen.
In het voortbestaan van die diepere culturele eenheid hebben de katholieke volksdelen van Vlaanderen zowel als van Nederland een rol van betekenis vervuld en wij zijn overtuigd, dat zij tot het voortbestaan en de versterking van die culturele eenheid nog steeds een belangrijke bijdrage kunnen leveren. Daarom ook mag de betekenis van de christelijke cultuur voor de ontwikkeling van de Belgisch-Nederlandse-Luxemburgse samenwerking niet worden onderschat.
Zonder de mogelijke bijdrage van de humanistisch gerichte krachten te ontkennen of te minimaliseren kunnen wij toch de nadruk leggen op de noodzakelijkheid ener erkenning door onze beide regeringen van de betekenis der christelijke cultuur van Vlaanderen en Nederland voor de verwezenlijking van een werkelijke samenwerking op alle gebieden van het menselijk leven, samenwerking, die alleen, indien zij universeel is naar haar inhoud zal stand houden.
| |
2. - De Gezelle-Thymvereniging
Zo komen wij van zelf tot de Gezelle-Thymvereniging.
Deze heeft zich een doel gesteld, dat zonder twijfel bescheidener maar daarentegen breder is dan dat der Benelux. Haar doel is immers de culturele betrekkingen tussen de katholieken van Nederlandse taalgemeenschap te bevorderen.
Juist omdat zij zich richt tot de katholieken, is het vanzelfsprekend, dat zij de samenwerking onmiddellijk op een hoger plan plaatst dan het zuiver nationale of zelfs dan het plan der Benelux.
Wij weten wel dat ook de Benelux zich ziet als een stadium in de verwezenlijking van een hogere Europese eenheid, maar haar nadruk op de economische unie brengt noodzakelijk met zich mee dat de engere economische belangen van de Beneluxlanden als de eerste belangen beschouwd worden die te verzorgen zijn.
Daarmee is haar basis noodzakelijk enger. De Gezelle-Thymvereniging beschikt natuurlijk noch over het gezag noch de machtsmiddelen, waarover de Benelux-autoriteiten beschikken. Zij is hiervan zelfs in geen enkel opzicht voorzien en tot nog toe heeft zij geleefd van de goede wil en opofferingszin van haar leden. Maar haar ideaal, de bevordering van de culturele betrekkingen tussen de katholieken van Nederlandse taalgemeenschap, hoe bescheiden ook in zijn pretenties,
| |
| |
deelt toch in het grootse idealisme van het Christendom. Zij wil naar de mate van haar bescheiden middelen en kunnen bijdragen tot de vernieuwing van de Christelijke cultuur op de eerste plaats in onze landen maar daarmee ook in Europa. Zij ziet terug naar hetgeen de christelijke cultuur eens in West-Europa was, en naar het aandeel, dat onze gewesten er in hadden, om met vertrouwen de katholieken van Nederlandse taalgemeenschap op te roepen met hernieuwd vertrouwen hun bijdrage te leveren tot een nieuwe bloei van de christelijke cultuur in Europa.
Zij wordt gedreven door de overtuiging van de cultuurscheppende kracht van het Christendom maar tevens door het inzicht, dat de kracht van het Christendom juist ligt in de heiliging van de krachten, die God aan ieder volk heeft geschonken. Daarom juist meent zij zowel in het kader van de Benelux als in het bredere, universele kader van het Christendom een taak te kunnen vervullen.
Haar doelstelling is dus geenszins nationalistisch, ook niet humanistisch in den engen zin die aan dit woord soms gegeven wordt. Zij is, zeer eenvoudig, christelijk. Maar omdat zij weet dat eenieder aan de christelijke cultuur slechts kan medewerken binnen het kader, dat hij kan beheersen, zo stelt de Gezelle-Thymvereniging zich op de allereerste plaats tot doel de culturele betrekkingen tussen de katholieken van Nederlandse taalgemeenschap te bundelen.
Zij is overtuigd, dat de basis voor een innige samenleving op cultureel gebied tussen de katholieken van Noord en Zuid aanwezig is. Haar doel is daarom alleen te stimuleren, te helpen in het samenbrengen van culturele verenigingen aan beide zijden. Zij richt daarom bijeenkomsten in waar vertegenwoordigers van de grote culturele verenigingen elkaar ontmoeten en met elkaar bespreken wat zij gemeenschappelijk op cultureel gebied kunnen verwezenlijken. Zij heeft bovendien twee secretariaten, één voor Vlaanderen en één voor Nederland, die tot taak hebben de nodige documentatie over de bestaande culturele verenigingen te verzamelen, deze ter beschikking te stellen van de belanghebbenden. Zo hebben deze secretariaten reeds een lijst opgesteld van sprekers uit Vlaanderen en Nederland, met opgave van het onderwerp hunner lezing en hopen zij ook een Vade-Mecum te kunnen publiceren, waarin de verschillende culturele verenigingen met aanduiding van hun bestuur, hun doelstelling en inrichting zijn opgegeven.
Wil zij echter haar werkzaamheid kunnen voortzetten, dan moet zij gesteund worden niet alleen door de onmisbare sympathie maar ook door de onmisbare financiële steun van de culturele verenigingen
| |
| |
uit Vlaanderen en Nederland. Daarom spreekt zij de wens uit, dat de culturele verenigingen, waaronder ook begrepen zijn de culturele afdelingen der standsorganisaties en vakverenigingen, zich bij haar zouden aansluiten en zo hun financiële middelen het toelaten een bijdrage zouden storten, voor Nederland van f. 30, voor Vlaanderen van fr. 500. Reeds hebben verschillende verenigingen dit gedaan maar wil de Gezelle-Thymvereniging werkelijk haar doel bereiken, dan mag het niet blijven bij de nu reeds aangesloten verenigingen. Dat de besturen die reeds een uitnodiging tot toetreding ontvangen hebben, zich nog eens beraden en degenen, die deze nog zullen ontvangen, de uitnodiging niet achteloos in de papiermand gooien.
Naast de culturele verenigingen worden ook uitgenodigd individuele personen, die willen werken voor de bevordering van de christelijke cultuur in de Lage Landen. Van hen wordt op de allereerste plaats een actieve medewerking gevraagd, meer in het bijzonder door het bijwonen onzer bijeenkomsten. Deze zijn niet al te talrijk. Hoogstens tweemaal per jaar, nu eens in Nederland, dan in België. Zij worden steeds aangekondigd in de voornaamste kranten.
| |
3. - De katholieke Nederlanders en de katholieke Vlamingen
A. - Het volksbewustzijn van de katholieken in Nederland en Vlaanderen
Het christelijk cultuurideaal, dat de Gezelle-Thymvereniging zich tot doel stelt te verwezenlijken, stoot natuurlijk in de practijk op moeilijkheden. Katholieke Vlamingen en katholieke Nederlanders oordelen vaak over elkaar op een wijze die niet bevorderlijk is voor een enthousiaste medewerking aan een gemeenschappelijke christelijke cultuur. Misverstand en wanbegrip, meestal geboren uit onbekendheid met de eigenaardigheid der volkskarakters, zijn vaak de oorzaak van deze verkeerde beoordelingen aan beide zijden.
Daarom meenden wij, dat het niet zonder nut zou zijn, indien wij onze kennis van het karakter der katholieke Vlamingen en onze ervaring van de katholieke Nederlanders hier aan de lezers van dit tijdschrift meedeelden. Wij hebben dit reeds vroeger gedaan in een lezing voor het Davidsfonds. De Gelderlander heeft deze lezing gedeeltelijk gepubliceerd. Op aanmoediging van collega's en vrienden, zowel Nederlanders en Vlamingen, wagen wij het onze indrukken aan een nog breder lezerspubliek voor te leggen.
Een vergelijking als deze: katholieke Vlamingen en katholieke Nederlanders brengt haar eigenaardige moeilijkheden mee, zeker wanneer men de oorsprong van de gelijkenissen en de verschillen zou
| |
| |
willen opsporen. Zoals er Fransen zijn die naar aard en karakter meer gelijken op sommige Duitsers dan op sommigen hunner Franse landgenoten, zo zijn er ook Nederlandse katholieken en zelfs bepaalde groepen van katholieken, die meer op Vlaamse katholieken gelijken dan op hun Nederlandse geloofsbroeders. Zodanige gelijkenissen hebben een toevallig karakter en kunnen natuurlijk niet de basis vormen van een onderzoek, dat tot algemene besluiten zou kunnen leiden.
Een andere moeilijkheid ligt in het katholiek zijn van de Vlamingen en Noord-Nederlanders, waarop onze vergelijking slaat. Het is immers a priori zeker, dat de katholieke invloed zowel bij de katholieke Noord-Nederlanders als bij de katholieke Vlamingen een algemene zielsgesteltenis heeft verwekt, die wij overal terugvinden, waar katholieken zijn. Niemand ondervindt dit beter dan de priester, die met mensen van verschillende landaard in aanraking komt, in het bijzonder in de biechtstoel. Men spreekt soms van de sensus catholicus, d.w.z. het bewustzijn van den katholiek wat hij als katholiek te houden, te doen en te laten heeft. Welnu dit is het juist wat iedere katholiek eigen is. Zelfs bij minder vurige katholieken is dit waar te nemen. Het laat toe ze te onderscheiden niet alleen van Mohammedanen of andere aanhangers van niet-christelijke godsdiensten maar zelfs van niet-katholieke christenen. Zonder twijfel kunnen wij dit algemeen katholiek karakter in ons onderzoek niet terzijde laten, maar het gaat hier meer om hetgeen de katholieke Vlaming en de katholieke Nederlander op de eerste plaats in hun katholiek zijn maar ook in ander opzicht eigen is.
Wanneer wij nu de vraag stellen welke punten van vergelijking met de katholieke Vlaming wij in de katholieke Nederlander vinden, dan stoten wij op meer specifieke moeilijkheden. Op de eerste plaats, kunnen wij de katholieke Nederlanders als geheel plaatsen tegenover de katholieke Vlamingen als geheel?
1. Het is een onbetwistbaar feit, dat er 'n groter verschil bestaat tussen de Limburgers en Noord-Brabanders enerzijds en de katholieken van boven de Moerdijk anderzijds dan b.v. tussen de West-Vlamingen en de Belgische Limburgers.
De grote oorzaken van dit verschil liggen zonder twijfel in de protestantse invloeden in het Noorden. Er zijn wel ernstige verschillen in aard en karakter aan te wijzen die vóór het protestantisme liggen, verschillen, die zowel aan rasinvloeden als aan de verschillende geographische, economische en historische omstandigheden toe te schrijven zijn, waarin de verschillende volksdelen zich ontwikkeld hebben,
| |
| |
maar deze hebben een meer diepgaand karakter gekregen, toen het protestantisme samen met de geweldige opbloei van de handel in het Noorden aan Holland de leidende rol in Noord-Nederland heeft gegeven.
Het ligt niet in onze bedoeling dit verder te ontwikkelen. De historici van Noord en Zuid zouden dit trouwens beter kunnen dan wij.
Onze bedoeling is alleen te waarschuwen tegen een al te strenge opvatting van de eenheid naar geest en karakter van de Noord-Nederlanders. Slechts een punt wil ik nog nader onderstrepen. De katholieken van boven de Moerdijk, die feitelijk talrijker zijn dan die van beneden de Moerdijk, hebben vooral een grote betekenis in de grote steden zoals Amsterdam, Haarlem, Den Haag, Rotterdam, Utrecht. Als zodanig zouden zij te vergelijken zijn met de katholieken van Antwerpen of Brussel. Daarnaast zijn er in het Noorden enkele landelijke streken, waar het katholicisme zich wist te handhaven, andere waar de katholieken slechts een kleine groep, een soort diaspora tussen de protestanten vormen.
Het is vooral in de steden, dat zij een invloed hebben ondergaan, die hen niet alleen als stedelingen van de plattelandse bevolking, maar ook als katholieken onderscheidt van de katholieke stedelingen uit het Zuiden, b.v. van de Bosschenaars en de Maastrichtenaars.
Een andere lijn van onderscheid, die vooral merkbaar is bij de geestelijkheid, loopt langs de verschillende bisdommen. Zo is mij steeds opgevallen de grote gelijkenis in levenshouding tussen de geestelijkheid van Den Bosch en die van Utrecht, gelijkenis die zich ook uitstrekt naar de geestelijkheid van het Aartsbisdom Mechelen en waarschijnlijk haar oorsprong vindt in het feit, dat Mgr Zwijsen bij de heroprichting van het Bisdom den Bosch en het Aartsbisdom Utrecht de Mechelse Statuten heeft ingevoerd. Limburg bleef meer georiënteerd naar het Luikse. Breda heeft een meer gescheiden karakter doordat West-Brabant en Zeeuws Vlaanderen er bij behoren. De geestelijke overheid erkende echter zelf de grote overeenkomst met het Mechelse, daar zij haar overtollige jonge priesters liever naar het Mechelse dan naar het Haarlemse bisdom stuurde. De geestelijkheid van het Bisdom Haarlem onderscheidde zich hoofdzakelijk van die der andere Noord-Nederlandse bisdommen door het feit, dat zij haar apostolaat hoofdzakelijk in de grote steden moet uitoefenen en zij hoofdzakelijk ook uit deze grote centra afkomstig is.
Evenwel, niettegenstaande deze verschillen, voelen de Noord-Nederlanders zich als één volk, in bewuste tegenstelling niet alleen tot België maar ook tot Vlaanderen en dit bewustzijn bestaat zowel
| |
| |
bij de katholieken als bij de protestanten en vrijzinnigen. Ofschoon dit bewustzijn scherper is boven de Moerdijk, voelen ook de Brabander en de Limburger zich als leden van het Nederlandse volk. De mooie phrasen over een Midden-Nederland hebben meer een letterkundige dan een practische waarde. In sommige ogenblikken van misnoegdheid tegen Den Haag en de Haagse bureaucratie kunnen de Brabanders en de Limburgers misschien enige bitterheid leggen in hun gemopper maar feitelijk blijft die misnoegdheid aan de oppervlakte. Zij gaat zeker niet zó diep dat zij separatistische neigingen zou doen geboren worden.
Vragen wij ons af, welke de componenten zijn van dit bewustzijn, dan is het antwoord niet zó eenvoudig. Een grote betekenis voor de versteviging van dit bewustzijn heeft zonder twijfel de eerste wereldoorlog gehad, niet alleen omdat hij gedurende vier jaar Brabant en Limburg geheel heeft afgezonderd van België maar bovendien ook omdat hij een welvaart heeft geschapen, die het Noord-Nederlandse levenspeil ver boven het Belgische verhief.
De Noord-Nederlander zag met een zekere geringschatting neer op de Belg en die geringschatting gold niet in het minst de Vlaming. Zijn mentaliteit was die van de rijkgeworden neutrale, die het zichzelf als een verdienste toeschrijft, dat hij buiten het conflict gebleven is en er zelf rijk bij is geworden en wij kunnen de Nederlanders niet dankbaar genoeg zijn om de liefdadigheid die zij de Belgische vluchtelingen in de vorige wereldoorlog hebben betoond. Menige vriendschap is trouwens toen gesloten en blijven voortbestaan. Maar dit neemt niet weg, dat uit dit alles een mentaliteit was gegroeid, die menige Vlaming en in het bijzonder menige Vlaamse intellectueel als vernederend of zelfs als grievend heeft aangevoeld.
Maar een bewustzijn kan niet worden versterkt, indien het niet reeds bestaat. Van af de scheiding van 1830 tot 1914 had zich zonder twijfel een Noord-Nederlands nationaal gevoel gevormd, dat de Brabanders en Limburgers, zij het misschen in mindere mate of met andere nuances dan de katholieken van boven de Moerdijk, deelden. De gevoelens tegenover het huis van Oranje speelden hierin een onmiskenbare rol. De economische oriëntering bracht het hare bij om het Zuiden langzamerhand met het Noorden te verbinden. De intellectuele en geestelijke emancipatie der katholieken onder de politieke leiding van Schaepman verzoende de katholieken van het Zuiden zowel als die van het Noorden steeds meer en meer met de nationale Nederlandse leiding.
Een factor, die naar mijn overtuiging van grote betekenis is ge- | |
| |
weest, was de schepping van een algemene Nederlandse cultuurtaal. De Maastrichtenaar zowel als de Tilburger houdt ervan voor vol-Nederlands door te gaan en is steeds min of meer gepikeerd, wanneer iemand uit het Noorden hem, zelfs met de beste bedoelingen, laat voelen dat zijn Nederlands nog niet helemaal zuiver van klank is.
Niettegenstaande alle Limburgs of Brabants particularisme overheerst het Nederlands als de richting- en leidinggevende taal en voor iedere Noord-Nederlander hetzij hij van beneden of boven de Moerdijk is, is het spreken van zuiver Nederlands een teken van ontwikkeling en cultuur. De slordigheid van den Vlaming in zijn taalgebruik draagt voor een niet gering gedeelte bij tot de geringschatting waarmee de Noord-Nederlander vaak op hem neerziet en versterkt anderzijds het bewustzijn van hun eenheid bij de Noord-Nederlanders in hun tegenstelling tot de Vlamingen. De Noord-Nederlander vindt de Vlaamse taal leuk. Hij verkneukelt zich in Timmermans en zijn Liers maar voelt zich zeer voldaan, al spreekt hij zelf met een Gronings of Tukkers accent, dat in elk woord te horen is, over zijn Nederlands.
Hij gelooft ook graag alle verhaaltjes over 'Arm Vlaanderen' en klopt dan zelfvoldaan op zijn borst Onze Lieve Heer dankend dat hij niet is zoals die arme Vlamingen.
Dit komt voor een groot deel voort uit het feit, dat hij weinig afweet van de Vlaamse cultuurstrijd en deze, op enkele gelukkige uitzonderingen na, niet begrijpt. Zelden heb ik iemand ontmoet, die werkelijk doorgedrongen was tot de diepere betekenis van de strijd die de Vlamingen te strijden hadden en nog hebben om hun cultuur haar Vlaams karakter te doen behouden.
De Vlamingen verwonderen er zich vaak over, dat de Nederlanders zo graag Frans spreken als zij in België komen. Zij mogen echter niet vergeten dat de Nederlanders hun cultuur in geen enkel opzicht bedreigd gevoelen en dat met uitzondering van de Vlaamse letterkunde hun cultuurscheppingen, in het bijzonder hun wetenschap, tot de Nederlanders kwamen in een Frans kleed. De Nederlanders van de betere stand kwamen bovendien in België steeds in aanraking met de Frans-sprekende betere standen en zelfs wanneer deze probeerden Nederlands te spreken, deden zij dit op een zó gebrekkige wijze dat de Nederlanders er gemakkelijk toe overgingen Frans te spreken, een Frans dat zeker ook niet volmaakt was maar in ieder geval beter dan het plompe Vlaams van hun gasten.
De officiële Nederlandse instanties op hun beurt stonden in België voor een situatie, die bijna met noodzakelijkheid hun gedragingen
| |
| |
op het gebied van het taalgebruik bepaalde. In hun officiële betrekkingen met België gebruikten zij de erkende diplomatentaal, het Frans, dat bovendien de omgangstaal was van de meeste hunner Belgische collega's. Indien zij zich niet wilden mengen in den strijd, die door de Belgische autoriteiten als een binnenlandse aangelegenheid beschouwd werd, konden zij moeilijk hun Nederlands opdringen. De schuld lag hier niet bij de Nederlanders maar bij de Belgen en zelfs bij de Vlamingen. Zij zijn het die zich moeten doen gelden en hun aandeel opeisen in 's lands bestuur zoals de katholieken in Nederland hebben gedaan.
2. Laten we ons echter nog niet verleiden tot bijzonderheden en gaan we nu over tot karakterisering van de tweede term onzer vergelijking: de katholieke Vlamingen.
Het is duidelijk dat de plaats van de katholieke Vlamingen in het staatsbestel een andere is dan die der katholieke Nederlanders ofschoon er parallelismen zijn aan te wijzen, waarop we nog moeten terugkomen. Kunnen wij, niettegenstaande alle verschillen, spreken van de katholieke Nederlanders als een geheel, dan kunnen wij dit niet in dezelfde mate van de Belgische katholieken. Zonder twijfel vormen dezen éne eenheid, die vooral tot uitdrukking komt in de politieke strijd ter handhaving of versterking van hun godsdienstige rechten tegenover een opdringend anticlericalisme maar anderzijds staan de katholieke Vlamingen en de katholieke Franssprekenden vaak tegenover elkaar in den strijd om de taalrechten en het daarmee verbonden culturele overwicht.
Het nationale bewustzijn van de katholieke Vlamingen verschilt zonder twijfel van het nationale bewustzijn der katholieke Nederlanders. De Belgische Staat wordt heden ten dage wel door de meeste Vlamingen aanvaard als de beste voor het ogenblik geldende waarborg van het volkswelzijn maar hij roept bij de meeste Vlamingen geen vurige gevoelens op. Hun aanvaarding van de Belgische Staat is eerder beredeneerd. Hiervoor zijn allerlei historische oorzaken aan te wijzen en wel op de eerste plaats de pogingen die onmiddellijk na 1830 werden aangewend om het Vlaams als een minderwaardig dialect te behandelen en als Belgische bestuurstaal uit te sluiten. Deze pogingen vonden langen tijd steun in de hogere katholieke standen van Vlaanderen. Midden tussen de Vlaamse bevolking rezen de kastelen op van de verfranste adel, die nochtans de pretentie had dit volk in het parlement als kamerlid of senator te vertegenwoordigen, aan het hoofd te staan van Vlaamse arrondissementen en provincies. De adel werd gevolgd door de hogere burgerij en persoonlijk heb ik
| |
| |
nog bijgewoond, dat een kandidaat-kamerlid van ons arrondissement kiespropaganda kwam maken met enkele stotterend uitgesproken Vlaamse zinnen, die hij op een briefje in zijn hoed vóór zich had liggen. Het Middelbaar en het Hoger Onderwijs was Frans. Gelukkig bleef de lagere school van die verfransing gespaard, hoezeer dit ook onze Vlaamse jongens achteruitzette, die hogere studies wilden doen. Zelf heb ik nog Latijn, Grieks, wiskunde, geschiedenis, aardrijkskunde moeten studeren in een taal, die ik maar gebrekkig beheerste, in het Frans.
Weinig Nederlanders begrijpen welke aanslag er toen op het wezen van het Vlaamse volk is gepleegd, hoe de Vlaamse cultuur tot in haar diepste gronden werd aangetast. Het getuigt voor de vitaliteit van het Vlaamse volk, dat het zich door de Vlaamse beweging heeft weten op te richten. Naast Guido Gezelle, Hugo Verriest, Albrecht Rodenbach, de levenwekkers uit West-Vlaanderen, wier roepstem in andere Vlaamse gouwen werd opgevangen en geestdriftig werd voortgedragen door leiders als Lodewijk Dosfel, Frans Van Cauwelaert e.a., verdienen de Vlaamse studenten van onze colleges, van de Universiteit van Leuven, de seminaristen en 'petits vicaires' hier een eresaluut. Zij zijn alle de wekkers geweest van het Vlaamse volksbewustzijn, dat van aan de Noordzee tot aan de Limburgse Maas zich uitte in het 'Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Christus', en trots alle misverstand en tegenkanting de Vlamingen weer maakte tot dragers en scheppers van een christelijk Vlaams cultuurleven.
Stuk voor stuk moesten de Vlamingen hun vanzelfsprekende rechten veroveren: een eigen Vlaams hoger onderwijs, een eigen Vlaams middelbaar onderwijs, een eigen Vlaams gerecht, Vlaams in het bestuur, Vlaams in het leger. Dit alles moest letterlijk afgedwongen worden, zodat velen twijfelden of de Belgische Staat wel ooit de nodige voorwaarden zou bieden voor de verwezenlijking van een eigen Vlaams cultuurleven. De Groot-Nederlandse gedachte, ofschoon wortelend in de herinnering aan de eens verwezenlijkte politieke eenheid van 1815-1830, vond in deze twijfel een voedzame bodem. Evenzo het activisme van de vorige wereldoorlog, dat trouwens grotendeels gedragen werd door Groot-Nederlanders. Hiervan is echter de Frontbeweging te onderscheiden. Zij was het gevolg van de tragedie der IJzersoldaten, van wie gevraagd werd dat zij hun bloed gaven voor België maar die miskend en gehoond werden in hun Vlaamse overtuiging en met Franse bevelen in den dood werden gestuurd. Uit de Frontbeweging groeide het Vlaams nationalisme, dat echter ook gevoed werd door de franskiljonse reactie na
| |
| |
den oorlog tegen het activisme. De Vlamingen voelden te goed, dat niet op de eerste plaats de medewerkers van de Duitse bezetters werden gestraft maar dat het de bedoeling was de Vlaamse beweging de kop in te drukken. De eclatante overwinning van Borms op zijn liberale tegenstrever in een tussentijdse verkiezing te Antwerpen gaf uitdrukking aan dit Vlaamse gevoelen. Niet het activisme werd hierdoor goedgekeurd; wel werd de anti-Vlaamse hetze aan de kaak gesteld.
In het Vlaamse nationalisme lag echter een gevaar voor het katholieke Vlaamse volksbewustzijn, een gevaar ook voor scheuring in de katholieke gelederen. Meer dan ooit was de eenheid der katholieken een eis. Het gevaar van een liberaal-socialistisch bestuur, dat de godsdienstige vrijheden en rechten bedreigde, dwong de bisschoppen tot herhaalde oproepen tot eenheid onder de katholieken. Het moet echter gezegd, dat de Franssprekende geloofsgenoten meer dan eens misbruik hebben gemaakt van de bisschoppelijke verklaringen om hun anti-vlaamse houding te rechtvaardigen. Dit verleidde vele katholieke Vlamingen tot volharding in hun nationalistisch separatisme, dat sommigen onder hen ook tot een prooi zou maken van de nationaal-socialistische ideeën van den tweeden wereldoorlog.
Gelukkig heeft de grote massa van het katholieke Vlaanderen, dank zij haar katholieke geloofsovertuiging, weerstand weten te bieden aan deze verleiding, maar weer probeerden reactionnaire machten, dezen keer vooral links georiënteerde machten, de katholieke Vlaamse leiders te treffen. Vele Fransgezinden, verblind door hun haat tegen al wat maar enigszins scheen te sympathiseren met de nationaal-socialistische bezetter zagen niet hoe de communisten in troebel water probeerden te vissen. Liberalen en socialisten, verleid door hun anticlericalisme, sloten een verbond met dezelfde communisten, hielden den koning buiten het land en voerden een 'repressie' of zuivering, die zó veel mogelijk de linksen spaarde en de katholieke Vlamingen, die maar enigszins verdacht waren, zó hard mogelijk strafte.
Dit alles heeft zijn sporen nagelaten in het volksbewustzijn van de katholieke Vlamingen. Sommigen, nog verdwaasd door het leed door de nationaal-socialistische bezetter over hun familie gebracht, hebben een ogenblik meegeroepen om wraak. Anderen, even zwaar getroffen door de zuiveringsmaniakken, vormden een verbitterde groep.
Maar beide vormen een kleine minderheid. De katholieke Vlaamse intellectuelen staan in Vlaanderen aan de leiding van een steeds machtiger wordende sociale en culturele beweging, die wel geweste- | |
| |
lijke particularismen kent en erkent, maar geheel het katholieke Vlaanderen omvat, dat trouw aan zijn koning en zijn Kerk bereid is zijn krachten te wijden aan de schepping van een christelijke cultuur.
| |
B. - Enige punten van vergelijking
Hoe staan nu de twee volksgroepen, die wij in een vluchtige schets getracht hebben te karakteriseren tegenover elkaar.?
De Noord-Nederlander is zich bewust van de hoge standing zijner cultuur. Een zekere zelfingenomenheid valt hierin niet te miskennen. Dit blijkt zelfs uit de verwondering waarmee sommige Nederlandse geleerden kennis maakten met de beoefening der wetenschap aan onze Vlaamse universiteiten van Leuven en van Gent. Maar de vreugde, waarmee zij de opbloei van de wetenschap in Vlaanderen begroetten, is een verheugend teken van hun verlangen om met de Vlamingen samen te werken op wetenschappelijk en cultureel gebied.
Dit verlangen, hoe sterk ook in andersdenkende kringen, is wel het sterkst onder de katholieken. Het moet evenwel gezegd, dat de meeste Noord-Nederlandse katholieken slechts een vaag begrip hebben van de betekenis der Leuvense universiteit voor de Vlaamse katholieken. Zij beseffen niet voldoende, dat de Vlamingen in de Leuvense universiteit een katholiek cultuurcentrum bezitten, dat zowel door zijn wetenschappelijke als door zijn culturele invloed hoog verheven staat boven alles wat zij in Nederland bezitten. Er zijn hierop natuurlijk gelukkige uitzonderingen en deze vindt men vooral in de kringen van de Nijmeegse universiteit en de Tilburgse economische hogeschool. Nijmegen heeft thans zijn 25-jarig bestaan gevierd. Met een grote voldoening kan het terugzien op het reeds afgelegde werk. Met grote hoop op de toekomst kan het de voltooiing verwachten van wat begonnen werd. Maar terzelfdertijd moet worden vastgesteld, dat de katholieke Nederlanders nog niet voldoende de noodzakelijkheid van een katholieke universiteit beseffen. Zij doen dit misschien wel in theorie maar zeker niet in de practijk. Dit blijkt uit het al te grote getal katholieke studenten die nog steeds de voorkeur geven aan een andere universiteit.
Er is hier een eigenaardig contrast vast te stellen. Waar de katholieke Nederlanders zeer principiëel zijn met betrekking tot de werkliedenorganisaties, de sportverenigingen, de gemengde huwelijken en dergelijke dingen meer, waar tegenover zij veel strenger staan dan de katholieken in België, zien zij over het algemeen weinig bezwaren tegen het studeren aan een neutrale universiteit.
Hiervoor zijn zonder twijfel veel verklaringen, niet het minst his- | |
| |
torische, aan te geven, maar het is niettemin typerend voor het Nederlandse katholieke leven, dat sterk en diep wortelt in de katholieke volksmassa maar naar mijn bescheiden ervaring in de betere standen over het algemeen op een tamelijk enge en oppervlakkige basis rust.
Dank zij Nijmegen wordt die basis steeds breder en steviger, maar zij blijft al te zeer steunen op het katholieke Zuiden, zodat Nijmegen niet geheel zonder reden wel eens meer de universiteit van het katholieke Zuiden dan van katholiek Nederland wordt genoemd.
Dit komt trouwens ook tot uitdrukking in het aan de universiteit van Utrecht bestaande streven, dat vooral zijn centrum heeft in de katholieke studentenvereniging Veritas, allerlei leerstoelen in de philosophie en de theologie op te richten, die het de katholieke studenten mogelijk zouden maken daar te gaan studeren zonder gevaar voor hun katholieke geloofsovertuiging. Wij hoeven ons niet te mengen in het debat dat daaromtrent in de katholieke universitaire milieu's is ontstaan. Het is voor ons slechts van belang als typerend voor de mentaliteit van de katholieke intellectuelen van boven de Moerdijk en ook als teken van een zekere splitsing in het katholieke bewustzijn van Noord en Zuid.
De katholieke intellectueel van boven de Moerdijk denkt en voelt over het algemeen veel meer Hollands dan de Brabander en de Limburger. Dit heeft ook tot gevolg, dat hij graag het gesprek opneemt met zijn protestantse landgenoot. Het typische voorbeeld hiervan is Professor Brom, met zijn schitterend boek 'Katholiek en Protestant. Een gesprek met protestanten'.
Hoezeer ook een man als Professor Brom Vlaanderen genegen is en misschien wel het best onder de huidige Noord-Nederlandse katholieken de Vlaamse cultuurstrijd kent en begrijpt, is zijn houding anders genuanceerd dan die van een Brabander of Limburger zou zijn, omdat zijn belangstelling allereerst gaat naar zijn protestantse landgenoten en als het ware geconcentreerd is op de Noord-Nederlandse culturele eenheid. Typisch voor deze mentaliteit is ook het feit, dat de katholieke geleerde, die gesteld wordt voor de keus tussen een leerstoel te Leiden, Utrecht of Amsterdam en te Nijmegen, er doorgaans geen bezwaar in ziet de voorkeur te geven aan een der niet-katholieke universiteiten en zich dan zal beroepen op de noodzakelijkheid het katholieke prestige te verhogen.
Ik geloof niet, dat een Leuvens hoogleraar er aan zou denken Leuven te verlaten voor een staatsuniversiteit. Te Nijmegen is dit echter wel gebeurd en werd dit gemotiveerd op principiële gronden. Trou- | |
| |
wens financiële motieven konder er moeilijk zijn, daar het honorarium der leke-professoren geheel volgens de staatsregeling wordt uitbetaalt.
Hierin speelt zonder twijfel ook een soort minderwaardigheids-complex bij de katholieken een rol, een minderwaardigheids-complex dat, mutatis mutandis, een grote gelijkenis vertoont met het minderwaardigheids-complex, waarvan vele Vlamingen geleden hebben en nog steeds lijden.
Er is hier trouwens een merkwaardig parallelisme vast te stellen tussen de katholieke emancipatiestrijd en de strijd der Vlamingen voor hun culturele ontvoogding.
Wij kunnen dit het best illustreren door de vergelijking van de strijd die de Nederlandse katholieken gevoerd hebben voor een eigen universiteit en de Vlamingen voor de vervlaamsing van Gent en de splitsing van Leuven in een Vlaamse en Franse sectie.
Reeds Mgr Schrijnen had in zijn openingsrede van de R.K. Universiteit te Nijmegen op dit parallelisme gewezen.
De vereniging tot bevordering van de beoefening der wetenschap onder de katholieken van Nederland droeg in haar naam zelf de bekentenis, dat de katholieken over een vooroordeel, over een zekere angstvalligheid moesten heen geholpen worden om zich aan de wetenschap te wijden. Getuigde Professor Van Melsen in een artikel geschreven naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van de Nijmeegse Universiteit niet, dat de verbinding van katholiek en academicus in Nederland enigszins gewaagd leek?
De Vlamingen op hun beurt redden zich in de Katholieke Vlaamse Hogeschooluitbreiding, die zich tot doel stelde de katholieke academici ertoe te brengen de aan de Franse universiteit opgedane wetenschap opnieuw in het Nederlands te denken en aan het volk te brengen in zijn eigen taal.
Zoals de Vlamingen bestreden werden met het argument dat het Vlaams d.w.z. het Nederlands geen internationale taal was en dientengevolge niet geschikt als voertaal der wetenschap en daaraan nog werd toegevoegd dat een Vlaamse universiteit zich dientengevolge ook zou isoleren van het wetenschappelijke leven, zo werd ook aan de Nederlandse katholieken gezegd, dat zij door de stichting ener eigen universiteit zich zouden afzonderen van het wetenschappelijke leven in Nederland, een argument trouwens, dat heden weer gebruikt wordt tegen de Duitse katholieken, die ijveren voor een katholieke universiteit in Duitsland.
De feiten hebben echter het tegendeel bewezen. Gent en Leuven
| |
| |
nemen een ereplaats op wetenschappelijk gebied in onder de Belgische universiteiten en vormen in België zelf cultuurcentra, die zowel voor het hele land als voor Vlaanderen in het bijzonder van onschatbare waarde zijn. Op dezelfde wijze heeft Nijmegen gedurende zijn 25-jarig bestaan zich schitterend bevestigd als een wetenschappelijk en cultureel centrum en samen met Tilburg spreekt het zijn woord mee in het wetenschappelijk leven van Nederland, woord dat nog des te krachtiger zal klinken, wanneer zij met een medische en natuurwetenschappelijke faculteit zal voltooid zijn.
Deze feiten moeten de Vlamingen en de Nederlandse katholieken van hun nog niet geheel overwonnen minderwaardigheidscomplex genezen. Bewust van hun wetenschappelijke en culturele kracht moeten de katholieken van Nederlandse taalgemeenschap de handen in elkaar slaan en, zonder sectarisme, samen werken voor de grootse taak: de opbouw van een wetenschap en een cultuur, die geen andere inspiratie behoeven dan de diepe overtuiging van de waarheid van hun christelijk geloof.
Om deze samenwerking tussen katholieke Vlamingen en katholieke Nederlanders te doen slagen, moeten er nog wel enkele vooroordelen uit den weg worden geruimd.
De Vlaming verwijt de Nederlander graag een zekere zelfingenomenheid. Dit doet hij niet geheel ten onrechte. Het minderwaardigheidscomplex van den katholieken Nederlander tegenover zijn protestantse en vrijzinnige landgenoten verandert tegenover de Vlamingen vaak in een meerderwaardigheidscomplex.
De Nederlandse pastoor is overtuigd, dat zijn zielzorg ongeëvenaard is en aanhoort met een zekere zelfvoldaanheid zijn Vlaamse collega die zich beklaagt over geloofsafval en verslapping van de godsdienstige practijk. Meer dan eens heb ik Nederlandse collega's in het priesterschap de lage percentages voor het bijwonen der Zondagsmis die zij van hun Vlaamse collega's uit sommige Vlaamse steden hadden gehoord, horen aanhalen en met een zekere voldoening vergelijken met de godsdienstige practijk in hun eigen parochies. Dat deze voldoening niet geheel ongegrond is, moeten wij toegeven. Een opvallende eigenschap van de Nederlandse katholieken is zonder twijfel hun grote godsdienstzin, uitgedrukt in een levendige godsdienstige practijk.
Daarentegen staat echter een zeker formalisme, ook in het godsdienstig en zedelijk leven, dat wel enig gevaar van pharizeïsme of misschien juister en minder kwetsend van overdreven zelfvoldaanheid met zich meebrengt.
| |
| |
De Noord-Nederlandse katholiek heeft ook een grote zin voor organisatie en ordening. Dit brengt echter ook mee een vaak al te grote berekening, met als gevolg een zeker gebrek aan durf. Alles moet kant en klaar geordend zijn, alvorens hij durft vooruitgaan.
De Vlaming daarentegen ergert vaak den Nederlander door zijn slordigheid, door zijn al te groot vertrouwen in de improvisatie van het ogenblik en in godsdienstige zaken door zijn al te vertrouwelijke omgeving met Onze Lieve Heer en zijn heiligen.
Daardoor komt het, dat katholieke Vlamingen en katholieke Nederlanders elkaar vaak verkeerd beoordelen. De Vlaming beschouwt vaak de katholieke Noord-Nederlanders, vooral die van boven de Moerdijk, als koud en nuchter, als al te zeer tevreden met het inachtnemen van de uiterlijke vormen, wat echter bij een nadere kennismaking meestal niet juist blijkt te zijn. De Noord-Nederlandse katholiek daarentegen verwijt de katholieke Vlamingen een andere soort uiterlijkheid, in het bijzonder wanneer hij de processies en bedevaarten in het Vlaamse land gadeslaat, maar staat bij een nadere kennismaking verbaasd over het grote, diepe geloof dat in deze manifestaties tot uitdrukking komt. Een vriend getuigde mij diep getroffen te zijn geweest door de wijding, die over een Vlaams dorp hing, toen de processie ter gelegenheid van de kermis uittrok, wijding, die zonder twijfel in schril contrast stond met de vrolijke uitgelatenheid, waarmee daarna de kermis gevierd werd.
Ik zou aldus kunnen doorgaan met allerlei trekken van de Noord-Nederlandse en Vlaamse katholieken tegenover elkaar te plaatsen. Maar het reeds gezegde volstaat om te laten aanvoelen, dat er enerzijds merkelijke verschillen bestaan tussen geest en gemoed van de Noord-Nederlandse katholieken en de katholieke Vlamingen en anderzijds vele gelijkenissen. De verschillen geven zonder twijfel aan de Noord-Nederlandse katholieken, meer in het bijzonder aan die van boven de Moerdijk, een eigen karakter, dat vaak scherp te onderscheiden is van dat der Vlaamse katholieken. Maar, en dit wil ik scherp onderstrepen, niettegenstaande alle verschillen, ontbreekt een diepere verwantschap niet, een verwantschap die aan beide zijden sterk gevoeld wordt.
Was dit gevoel misschien sterk verzwakt door onze onderscheiden lotgevallen in de eerste wereldoorlog, waren er ook tussen de katholieken aan beide zijden van de grens misverstanden gerezen door zekere politieke en economische tegenstellingen, die dreigden al te scherpe vormen aan te nemen en van Vlaamse zijde ook aangewakkerd werden door sommige verbitterde nationalisten, het gemeen- | |
| |
schappelijk doorstane lijden in deze wereldoorlog heeft het gevoel van verwantschap weer verlevendigd en versterkt.
Uit het kwaad wordt steeds iets goeds geboren. Wij weten nu beter dan ooit, dat wij elkaar nodig hebben. De regerende instanties in beide landen streven naar een steeds inniger samenwerking op economisch, militair, politiek en cultureel gebied. De beoefenaars van wetenschap en kunst zoeken elkaar steeds meer en meer. Laten wij katholieken onze plaats opeisen in die innige culturele samenwerking.
Het is een feit, dat de katholieken van Noord en Zuid elkaar het gemakkelijkst vinden en begrijpen. Dit is telkens gebleken wanneer ze elkaar hebben ontmoet op de vergaderingen door de Gezelle-Thymvereniging gehouden. Maar laten wij in Noord-Nederland de pogingen, die door deze vereniging gedaan werden om tot inniger samenwerking te komen, b.v. op het gebied van katholieke volkslectuur, niet doen afstuiten op de al te enge doeleinden der vak- of standorganisaties. De Gezelle-Thymvereniging wil zich heus niet bemoeien met het werk dezer organisaties. Haar doel is zoals wij boven reeds zeiden, de culturele samenwerking te stimuleren en dit wel op de eerste plaats door betere wederkerige kennis.
Van Vlaamse zijde heb ik de vrees horen uitspreken, dat de Vlamingen in zekere zin onder de culturele heerschappij zouden vallen van de Nederlanders. Dit is een ongelukkige uiting van het minderwaardigheidscomplex van sommige Vlamingen, die een open en ruimhartige samenwerking in de weg staat. Zonder twijfel kunnen de Vlamingen veel leren van de Nederlanders, een zuiverder aanvoelen van het Nederlandse taaleigen, een grotere zin voor orde, een verfijndere omgang, m.a.w. een verfijning van de uiterlijke cultuurvormen, maar zowel op wetenschappelijk als letterkundig en artistiek gebied bezitten de Vlamingen een kracht en een onstuimigheid, die zich niet door uiterlijke vormen zal laten verstikken maar op haar beurt en haar wijze de Nederlandse cultuur zal versterken. De tijd van 'Arm Vlaanderen' moet voor de Vlamingen voorbij zijn. Vlaanderen is reeds rijk aan geleerden en kunstenaars. Katholiek Vlaanderen staat hier aan de spits en het is ten volle in staat zijn zelfstandige bijdrage te leveren tot de ontplooiing van de katholieke cultuur van Nederland.
Geve God, dat het christelijk cultuurideaal steeds sterker bezit neme van de katholieke Vlamingen en de katholieke Nederlanders. Alleen dan zullen zij in de volle maat hunner krachten bijdragen tot afweer van de anti-christelijke machten, die Europa bedreigen, en tot opbloei van een rijke werkelijk christelijke Europese beschaving.
|
|