een onderneming in de strikte betekenis van het woord een recht zouden verwerven op die onderneming, op de eigendom van de productiemiddelen die zij beheren of hanteren, of althans op de winsten van de onderneming. De Paus noemt dit een dwaling. Zulk een leer gaat uit van het beginsel, dat elke onderneming tot de sfeer van het publiek recht behoort (zoals de Staat, of een gemeente, waar al de ingezetenen in een zekere zin mede-eigenaars van het gemeentelijke eigendom kunnen genoemd worden). Maar dat beginsel is niet juist. De private onderneming, onder welke rechtsvorm zij ook opgericht moge zijn, behoort tot de sfeer van het privaat recht, waar de onderlinge betrekkingen niet door de regels van de verdelende rechtvaardigheid maar door die van de ruilrechtvaardigheid beheerst worden. De rechtmatige eigenaar van een onderneming is dus eigenaar in de volle betekenis van het woord. Hij hoeft zijn eigendom niet te beschouwen als verdeeld tussen zichzelf en zijn medewerkers. En zijn gezag ook niet. 'De eigenaar van de productiemiddelen, wie hij ook weze,... moet steeds binnen de grenzen van het publiek recht der economie meester blijven van zijn economische beslissingen.'
Deze verklaring is dus zeer kordaat; zij is niet voor dubbelzinnige interpretatie vatbaar. Maar indien hierdoor een onhoudbare overdrijving afgewezen wordt, zo blijft toch de traditionele leer van de Kerk geheel onaangetast. De betrekkingen tussen werkgever en werknemer zijn niet uitsluitend juridische verhoudingen met scherp omlijnde en strikt afgewogen wederzijdse rechten die eventueel voor het gerecht kunnen opgevorderd worden. Het blijven op de allereerste plaats verhoudingen tussen personen die aanspraak kunnen maken, zoals we het zoëven zeiden, op een statuut dat hun persoonlijkheid niet kortwiekt of verlamt. Hetgeen zeer duidelijk inhoudt, dat niet alleen op het plan van de nationale economie maar ook op het plan van de individuele onderneming moet gestreefd worden naar 'betrekkingen van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid', zoals de Paus ze in zijn toespraak noemt.
Als grondslag van die verhoudingen mag zeker het looncontract blijven bestaan, dat op zichzelf niet onrechtvaardig is. Maar dat contract moet op zulk een wijze beleefd worden, dat de arbeider niet tot een louter passief instrument van de werkgever verlaagd wordt; de arbeider is in werkelijkheid een medewerker, die samen met zijn lichamelijke werkkracht ook zijn geestelijke eigenschappen, zijn initiatief en zijn verantwoordelijkheid inzet, en daarom dient het looncontract, zoals Quadragesimo Anno het zo voortreffelijk zeide, 'verzacht te worden door elementen ontleend aan het contract van maatschap'.
Dan zal volledig verwezenlijkt en beleefd worden wat de Paus in het begin van zijn toespraak naar voren bracht, dat ondernemingshoofden en werklieden samen de gezamenlijke winst van de nationale economie tot stand brengen en onder elkaar verdelen - dat zij 'om zo te zeggen samen aan dezelfde tafel eten'.
De christelijke sociale leer blijft steeds aan zichzelf gelijk. Zij wordt soms in nieuwe bewoordingen uitgedrukt, zij wordt scherper omlijnd naarmate nieuwe concrete verwezenlijkingen mogelijk worden of nieuwe dwalingen oprijzen. Vooral wordt zij steeds bezield door dezelfde bekommernis, dat alle mensen, die broeders in Christus zijn, ook werkelijk