Streven. Jaargang 2
(1948-1949)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBelgieDe uitslag van de verkiezingen voor de Wetgevende Kamers is ongetwijfeld verrassend geweest in die zin, dat enerzijds de liberalen, niettegenstaande hun opzienbarende vooruitgang op 1946, niet hebben teruggewonnen wat ze destijds verloren hadden, dat anderzijds de socialisten, niettegenstaande de recuperatie van de helft van de communistische zetels, nochtans een gevoelige achteruitgang hebben geboekt. De Christelijke Volkspartij had op twee fronten te strijden: tegen de liberalen, die het als oppositiepartij wel zeer gemakkelijk hadden, en tegen de dissidenten, die tegen de C.V.P. de verbittering uitspeelden, veroorzaakt door de halsstarrigheid in zake repressie van haar socialistische regeringspartner. Zij verloor hierbij | |
[pagina 1213]
| |
het grootste deel van de liberale aanhang die zich in 1946 voor haar had uitgesproken, alsook de stem van velen die de mening zijn toegedaan, dat de repressie dient te verdwijnen. Dit verlies werd evenwel gecompenseerd door het vertrouwen dat de algemeenheid der christelijk gesyndiceerden haar eindelijk, omwille van de nauwgezette uitvoering van haar sociaal programma, geschonken heeft. Aldus is het te verklaren, dat de Christelijke Volkspartij het succes van 1946 wist te bevestigen: een lichte vooruitgang in het stemmenaantal die, ondanks het nieuw ingevoerd vrouwenstemrecht - dat ogenschijnlijk het politiek beeld van het land ternauwernood heeft gewijzigd - slechts 1% bedroeg, stelde haar in de mogelijkheid, ditmaal een getal zetels te veroveren die haar voorgaande keer, tengevolge van de grilligheden van het bestaand kiesrecht ontsnapt waren. De betrekkelijk geringe bijval van de dissidenten is, in de Vlaamse gewesten al thans, te wijten, zowel aan het traditioneel wantrouwen van de Belgen t.o.v. de kleine partijen, als aan het feit dat het 'incivisme' zich in 1940-1945 ook onder de vorm van politionele medewerking heeft geüit; zodat het veel minder dan het activisme van 1914-1918 voor idealisering vatbaar is, en bovendien - nogmaals in tegenstelling tot het activisme - niet is geweken voor het negeren van de eigen volksaard. De man uit de straat heeft wel het land aan de repressie; hij heeft echter geen sympathie voor noch vertrouwen in degenen die met het incivisme gloriëren. De voornaamste en meest verheugende gevolgen van de huidige verkiezingen zijn wel: internationaal, dat de communistische nederlaag voor België een verhoging van prestige betekent; nationaal, dat de vooruitgang van de C.V.P. in de Waalse arrondissementen het bedreigd evenwicht tussen het naar links neigend Wallonië en het meer naar rechts gericht Vlaanderen enigszins heeft hersteld. * * *
Tactisch beschouwd zal de huidige samenstelling van de Kamers tot grote moeilijkheden aanleiding geven: in de Senaat, waarvan de ene helft rechtstreeks verkozen wordt, de andere helft onrechtstreeks, hetzij door de provincieraden (provinciale senatoren), hetzij door coöptatie (gecoöpteerde senatoren), zal de C.V.P. over de absolute meerderheid beschikken; daar 5 provincies op de 9, waar de invloed van de C.V.P. overwegend is, uitsluitend christelijke senatoren zal afvaardigen; in de Tweede Kamer daarentegen, zijn het de linksen die over een broze meerderheid van één stem beschikken. Een nieuwe uitgave van het Volksfront, dat overigens onvermijdelijk in de ongenade zou delen waarin de communisten, zowel buiten- als binnenslands gevallen zijn, is daarom niet te vrezen. Alleen een drieledige of een tweeledige regering, onder de leiding van de C.V.P., zou in de beide Kamers door een comfortabele meerderheid gesteund worden. Zoals het past in een parlementaire democratie, is het uit de rangen van de grootste partij, in casu de C.V.P., dat de Prins-Regent een regeringsformateur koos; te weten de heer Paul Van Zeeland, Minister van State, een personaliteit van internationaal formaat, die sinds de bevrijding door de afgunst van velen naar de achtergrond verdrongen was. Van meet af aan gaf de heer Van Zeeland blijk van een zelfzekerheid die doorgaans, en | |
[pagina 1214]
| |
misschien ten onrechte, aan de C.V.P. wordt ontkend. 'Wij hebben de absolute meerderheid', zo verklaarde hij den 1en Juli voor de uitgebreide partijraad, 'en zoeken dienvolgens een medewerking, om ons programma in de ruimste mate te verwezenlijken. Welnu in dat programma hebben we van de ene kant de financiële en sociaal-economische problemen, die aan het levensrythme onderworpen zijn, en die daarom geen blijvende en onveranderlijke oplossing kunnen krijgen, en van de andere kant een institutioneel probleem, waarvan de stabiliteit van het regime afhangt en dat onverwijld definitief dient opgelost, te weten het Koningsprobleem'. Aan de liberalen en de socialisten het de formateur de keuze van de te volgen weg: ófwel de volksraadpleging, een noodformule waartegen zij steeds grondwettelijke bezwaren hebben ingebracht, ófwel een beslissing van de verenigde Kamers, waarvoor zij tot de 26e Juni hun voorkeur hadden laten blijken. 'In de verenigde Kamers', aldus de heer Van Zeeland, 'is er een meerderheid die besloten is het probleem op te lossen. In de lijn van onze representatieve instellingen ligt de zedelijke verplichting die meerderheid tot uitdrukking te laten komen; wie zich aan die verplichting onttrekt, verdraait de zin onzer instellingen'. Welk zou het antwoord zijn van de socialisten en van de liberalen aan de geduchte dialecticus die ze voor zulk een dilemma had weten te stellen? Een weigering van het voorgesteld programma en een verzet tegen de persoon van de formateur, gepaard gaande, vanwege de socialisten aan de bedreiging met sociale onlusten, vanwege de liberalen met verwijzing naar hun (electoraal) financieel programma. De socialisten gingen zelfs zo ver, om in hun communiqué van de 2e Juli, te insinueren, dat de personaliteit van de heer Van Zeeland een gevaar voor devaluatie betekende! Wij zouden gaarne veronderstellen, dat zulk een campagne niet in de smaak is gevallen van één enkel vooraanstaand lid van de C.V.P.; maar dat het heftig verzet vanwege de tegenpartij aan allen bewezen heeft wat voor een kracht de heer Van Zeeland voor de C.V.P. betekent. Nadat de liberalen eerst hun weigering hadden bevestigd, werd de heer Paul Van Zeeland op de 5e Juli door de Prins-Regent van zijn opdracht ontheven. Velen zullen zich thans de vraag stellen of hij niet beter had gedaan, na de weigering van de socialisten en de liberalen, een homogene C.V.P.-regering te vormen, die, naar aanleiding van het vertrouwensvotum, elkeen in het Parlement zou gedwongen hebben, met de sanctie van een hernieuwd beroep op het kiezerscorps voor ogen, de verantwoordelijkheid voor zijn houding op zich te nemen. Wij vrezen immers dat de heer Van Cauwelaert, die op heden met een informatieopdracht werd belast, slechts tot de vaststelling zal komen, dat de socialisten zich evenmin als de liberalen door principes laten leiden. Zoals herhaaldelijk gebleken is o.m. uit een ontwerp van Radiorede van de Heer Max BusetGa naar voetnoot1. zullen zij slechts tussen | |
[pagina 1215]
| |
de volksraadpleging en de parlementaire consultatie kiezen wanneer ze daartoe gedwongen worden; en de vestiging van hun keus op één van beide formules zal uitvallen, naargelang dat de uitslag van de ene of van de andere geredelijker vooraf kan gedetermineerd worden overeenkomstig hun wil. Th.L. |
|