Streven. Jaargang 2
(1948-1949)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1102]
| |
Verruiming van het Commonwealth-statuutHandelend over de drang naar eenheid in de Britse politiek hebben we, enkele maanden geleden, terloops gewezen op de moeilijkheden ener integratie van de drie jongste Aziatische staten - India, Pakistan en Ceylon - in het Commonwealth: 'De trouw aan de Kroon is onverenigbaar met de Republikeinse Regeringsvorm van India'. We voegden er echter onmiddellijk aan toe: 'Indien niet alle tekenen bedriegen zal nochtans de manier gevonden worden om dit land in het Commonwealth op te nemen'Ga naar voetnoot1.. Thans is dit geschied. Na een ongewoon snelle procedure (Imperiale Conferenties plegen zowat om de tien jaar plaats te grijpen), waarmee de niet minder ongewone verplaatsing van vooraanstaande personaliteiten gepaard ging (gelijktijdige reis van hoge Britse ambtenaren naar Zuid-Afrika en naar Australië, gevolgd door de samenkomst te Londen van de vertegenwoordigers der Commonwealth-natiën op 't ogenblik dat de afwezigheid van sommige onder hen, in verband met de binnenlandse politieke toestanden, allerminst gelegen kwam), hebben de eerste Ministers van het Verenigd Koninkrijk, Australië, Nieuw Zeeland, Zuid Afrika, India, Pakistan en Ceylon alsook de Canadese Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, einde April, volgende verklaring over de Commonwealth politiek afgelegd: 'De Regering van India heeft de andere Commonwealth-Regeringen op de hoogte gesteld van de bedoeling van het Indische volk om, in overeenstemming met zijn nieuwe Grondwet, een souvereine onafhankelijke Republiek te vormen. Nochtans heeft de Regering van India verklaard en bevestigd, dat India de wens koestert om volwaardig lid te blijven van het Commonwealth en dat het de Koning als symbool van de vrije associatie van de onafhankelijke natiën-leden en, als zodanig, als Hoofd van het Commonwealth aanvaardt.' 'De Regeringen der andere Commonwealth-natiën - de grondslagen van wier lidmaatschap hierbij niet worden gewijzigd - aanvaarden en erkennen India's verder lidmaatschap overeenkomstig de bewoordingen van deze verklaring.' Hiermee werd een nieuwe phase in de evolutie van het Commonwealth ingeluid. Het vermaarde statuut van Westminster verleende volstrekte zelfstandigheid aan de Natiën van het Commonwealth, die echter door gezamenlijke trouw aan de Kroon bleven verbonden. Ook thans nog blijft de Koning het Hoofd van het Commonwealth als een geheel, maar hij is niet langer meer Keizer noch Koning van India, dat een souvereine republiek is. Dat de officiële, zeer lakonieke mededeling de baan vrijlaat voor zeer diverse interpretaties is voorzeker geen toeval. Men wenst de reacties te kennen van al de betrokken volkeren vooraleer de practische betekenis van de nieuwe Commonwealth-formule nader te omschrijven. Zoals steeds in Commonwealth-aangelegenheden het geval is geweest, zal de waarde en de inhoud van deze formule slechts later uit de daden en uit de werkelijke gevoerde politiek van de ondertekenaars blijken. Intussen mag als een succes voor het Commonwealth worden geboekt, dat onafhankelijk India vrijelijk uitdrukking gegeven heeft aan zijn wil volwaardig lid er van te blijven. | |
[pagina 1103]
| |
Omgekeerd bevestigt de nieuwe formule het onuitputtelijk groei- en aanpassingsvermogen van het Gemenebest. Ze levert het bewijs van de mogelijkheid ener internationale associatie, die ras, kleur en economische belangen transcendeert en de kloof tussen Oost en West overbrugt. Sommigen zullen betreuren, dat de verklaring niet gewaagt van de concrete problemen der samenwerking onder de Commonwealth-natiën, voornamelijk de gemeenschappelijke defensieplannen, de imperiale preferenties, de meningsverschillen of belangenopposities onder de leden. Ongetwijfeld werden deze moeilijkheden door de te Londen vergaderde ministers onder ogen genomen. Blijkbaar werd geen definitieve noch bepaalde regeling getroffen. Dit ligt wel in de lijn van de Commonwealth-politiek. De toekomst zal de oplossing van die vragen moeten brengen. Men kan zich ook afvragen wat de losse gemeenschap van de Commonwealth-leden nog van onderling totaal onafhankelijke landen onderscheidt. Uit de ondervinding der jongste vijftig jaren blijkt, dat ieder lid van het Gemenebest, dus ook India, kan rekenen op de steun van de andere leden in geval van weerstand aan militaire agressie of van economische rampspoed, dat het tevens beroep kan doen op de diensten van de Britse diplomatieke en consulaire vertegenwoordigers, dat het tenslotte technische hulp en adviezen kan inroepen in economische en militaire aangelegenheden. Deze rechten beantwoorden aan overeenstemmende plichten van hulp en bijstand waartoe vreemde staten onderling niet gehouden zijn. Heel het systeem steunt grotendeels op een groot onderling vertrouwen. Het gevaar bestaat dat de verruiming van het Commonwealth-begrip en haar groeiende elasticiteit, de banden die de leden onderling verenigen zal doen verzwakken. Veel zal er van afhangen hoe India zijn verplichtingen in de toekomst zal opvatten. Doch de kans op slagen van een ruime formule van vrije internationale samenwerking en het geloof in een idee van grote menselijke waarde, waarvan de toepassing tot andere natiën dan die van het Britse ras uitgebreid wordt, compenseert ruimschoots het opgenomen risico. Wie weet of het hier gewaagde experiment niet andere natiën zal aanzetten om tot het Commonwealth toe te treden, wegens de politieke en economische voordelen die het lidmaatschap biedt, vooral nu het duidelijk is dat ze noch aan hun regeringsvorm, noch aan hun souvereiniteit hoeven te verzaken. Wie weet of hier ook geen kortere weg ligt naar de verwezenlijking van een wereldregering waarvan de kern een politieke gemeenschap zou zijn, ruim, rijk en machtig genoeg om een grote aantrekkingskracht op andere landen uit te oefenen. Alleszins staan we hier voor een stelsel, dat blijkbaar goed werkt en dat hoog boven het peil van de souvereine nationaalstaat uitstijgt. Van de natiën die het aanhangen, kan worden verwacht, dat ze zonder aan hun souvereiniteit te verzaken er toch over het algemeen niet te koppig en te enggeestig aan zullen vast-houden. Daarom alleen reeds bevat het Commonwealth, vooral in zijn jongste vorm, een les die het overwegen waard isGa naar voetnoot2.. A. Thomas |
|