Streven. Jaargang 2
(1948-1949)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 992]
| |
KroniekDe HoeksteenGa naar voetnoot1.De Nederlandse provincie van de Sociëteit van Jesus vierde op 6 Januari 1949 haar honderdjarig bestaan. Dit eeuwfeest was voor haar een aanleiding niet om - wat men zou verwachten - een gedenkboek uit te geven, maar om, zoals het 'Ter Geleide' zegt, een uitgave samen te stellen, 'die een bezinning bevat op de taak, zoals deze ons nu voor ogen staat. Wij willen vriend noch vijand onwetend of in twijfel laten omtrent onze eigenlijke bedoelingen en onze inzichten'. Een alleszins originele opzet. Het boek verscheen na Beloken Pasen onder den titel 'De Hoeksteen'. Zeventien paters hebben er aan meegewerkt. Na een inleidend artikel worden de overige zestien bijdragen gerangschikt onder vier hoofdstukken, die elk als motto dragen een gedeelte van Ephesiërs 2/20,22: 'Christus Jesus, de Hoeksteen - In Hem wordt ook gij opgebouwd - Tezamen met de anderen - Tot een woning van God in de Geest.' Het is niet de bedoeling en ook onmogelijk alle artikels afzonderlijk te bespreken. Hier moge in grote lijnen van het gehele werk een overzicht volgen, ontleend aan de uitmuntende inleiding van pater H. van Waesberghe. In dezen tijd, nu het niet meer gaat in de eerste plaats, zoals tijdens de Reformatie, om het ware geloof; nu het niet gaat, zoals tegenover het Jansenisme, om de liefde; maar nu het gaat om Christus zelf, de Hoeksteen: nu de samenleving zich van Christus afwendt of meent onverschillig tegenover Hem te kunnen staan; in dezen tijd van verwereldlijking en ontkerstening des levens is het meest fundamentele werk dat nu te doen staat: de heroriëntatie der geesten en harten, der bedrijvigheden en bezinningen op Christus, in Wien alles is gegrondvest. Daarom willen de schrijvers in dit boek een katholiek getuigenis neerleggen van Zijn safeheid en Zijn draagkracht, van Zijn sterkte en Zijn cohaerentie, van Zijn onwrikbaarheid en Zijn rustgevende geborgenheid, in één woord: van Christus als enige Hoeksteen voor den opbouw van individu en gemeenschap. Het boek richt zich tot allen, katholieken en andersdenkenden, die een serieuse belangstelling hebben voor de positief-christelijke grondslagen van het eigen leven en van de samenleving. Het eerste hoofdstuk 'Christus Jesus, de Hoeksteen' behandelt de fundamentele dogmatische waarheden. Het geeft in drie artikels een antwoord op de vragen: wat is geloven? wie is Christus, in Wien wij geloven? en wat is de Kerk, die Christus in ons leven brengt? Christus wordt hier getekend in Zijn innerlijke persoonlijkheid en in Zijn functie als Verlosser; de Kerk als de voortlevende Christus, als de verbindingsschakel, die 'de eeuwige Christus vertijdelijkt in ons voorbijgaand mensenleven'. Tegen dezen algemenen achtergrond van Christus, Kerk en geloof | |
[pagina 993]
| |
worden de drie volgende hoofdstukken geprojecteerd. In Hoofdstuk II worden in een vijftal artikels de vraagstukken besproken, die zich voordoen bij evenzoveel mensengroepen: priesters, religieusen, leken, gehuwden, jeugd. Hoe moeten zij 'in Christus worden opgebouwd': de priester, in wien Christus het meest onder ons bereik komt; de religieus, wiens eerste bestemming is in zijn leven te veraanschouwelijken, dat God de Heer is en de oneindige Volmaakte, uit liefde tot Wien een mens al het andere kan opofferen en verlaten; de leken, wier plaats in de Kerk juist op dit ogenblik een nauwkeuriger omschrijving vraagt; de gehuwde Christenen, die het grootste bolwerk moeten vormen tegen de ontkerstening, maar die zelf bedreigd worden door infiltraties van moderne theorieën en praktijken; de jeugd voor wie het niet zo gemakkelijk is op te groeien in de wereld-van-nu, zo vol van levensangst-zonder-uitweg. De Kerk mag haar zorg en arbeid echter niet bepalen tot de 'huisgenoten Gods, gebouwd op de grondslag der Apostelen en Propheten, waarvan Christus Jesus de Hoeksteen is' (Ephes. 2/19,20). Al is in de hedendaagse maatschappij de dreiging voor haar eigen kinderen nog zo groot, al is de roep om consolidatie nog zo sterk, voortplanting des geloofs blijft een vitale drang en levenseis. 'Nooit en nergens kan de Kerk de expansie uitstellen tot na de consolidatie'. De Kerk mag zich niet onttrekken aan den plicht de waarheid te verkondigen aan andersdenkenden in het vaderland en in de missie, opdat allen één zijn in den enig waren schaapstal. Daarom worden in het eerste artikel van Hoofdstuk III op uitnemende wijze de tendenzen besproken, die naar voren kwamen gedurende en na de oecumenische wereldconferentie te Amsterdam (22 Augustus tot 4 September 1948), terwijl in het tweede artikel een missionaris, die tot voor kort in het hartje van de Republiek verbleef, een kernvraagstuk der Javanenmissie behandelt, n.l. de diagnose op de religieuse aspiraties van het Javaanse volk. 'Zowel de missie als het Indische Gouvernement bezitten hier een mening over en deze kloppen niet. De mening van het Gouvernement was die van de Leidse hoogleraar Snouck Hurgronje. De missionarissen daarentegen ontlenen hun inzichten aan den “Vader der Javanen”, Pater van Lith. De recente ontwikkeling der Javanenmissie in de Republiek werpt op deze controverse een geheel nieuw licht. De huidige bestuurders zouden hieruit kunnen afleiden bij wie zij voor de naaste toekomst in deze materie te rade moeten gaan.' In het laatste artikel van dit hoofdstuk wordt een zeer actueel vraagstuk aan de orde gesteld n.l., de nadere bepaling van de houding tegenover andersdenkenden in eigen land. De schrijver neemt als motto het woord van St. Paulus: 'De waarheid bewaren in liefde'. De waarheid, de volle waarheid aan de Kerk toevertrouwd moet worden gezegd en gehandhaafd. Dit is een eis van getrouwheid aan de opdracht van Christus, een eis van rechtvaardigheid; maar het is ook een eis van liefde, dat de waarheid wordt geleerd zonder dat er een titel of jota aan wordt veranderd. De algemene inleiding preciseert het vraagstuk op de volgende wijze: 'Van protestantse zijde wordt de vraag, waarop zij van ons een antwoord verlangen, aldus gesteld: wat zullen de Roomsen doen als zij aan de | |
[pagina 994]
| |
macht zouden komen?' Men kan zeker niet zeggen dat de scherpte van de vraag hier wordt verdoezeld. Antwoorden, dat de vraag zeer voorbarig is, neemt de ongerustheid niet weg. Men vraagt: wat zijn de normen, die uw houding tegenover ons bepalen? We kunnen zeggen met het oog op het verleden: 'il faut juger les actes selon leurs dates'. Maar ook dit antwoord bevredigd niet. Dit zou slechts een bepaalde toepassing van het beginsel kunnen excuseren. Het gaat echter om het beginsel zelf, dat blijft voor alle tijden. Voelt de protestant zich niet bedreigd door een principiële onverdraagzaamheid? Het protestantse principe der verdraagzaamheid, dat berust op de veronderstelling, dat alle kerken slechts een gedeeltelijke waarheid bezitten, kan voor den katholiek niet gelden. Wij geloven immers vastelijk dat de Katholieke Kerk de volle en onveranderlijke waarheid bezit. Wij kunnen daarom geen ander tolerantie-beginsel hebben dan Paulus ons heeft geleerd: dat wij de waarheid moeten bewaren in liefde. 'De protestant, die over de Katholieke Kerk nog slechts kan denken en spreken van “macht” moet het “andere Rome” nog ontdekken. Men zou kunnen opmerken, dat het poneren van de liefde als het normerend beginsel in de verhouding tot andersdenkenden, dit zeer complexe vraagstuk niet in zijn geheel oplost. Deze opmerking is juist. Als men echter de opmerking zou maken, dat een Katholiek, die zegt op de liefde als beginsel te steunen, een diplomaat is, die iets anders zegt dan hij meent en dat hij een lieveling is, die men niet kan vertrouwen, dan permitteer ik mij de opmerking, dat deze argwaan zowel tegen de liefde is als tegen de waarheid. Als een van de twee partijen - katholiek of protestant - zich niet kan ontwortelen aan blinde, historische vooroordelen, dan is het beter de discussie te sluiten, elkaar het beste toe te wensen en zijn weg te vervolgen. Tot beter tijden!' (Inleidend art., blz. 20). Hoofdstuk IV vestigt onze aandacht op de 'geest des tijds', die door alle mensengroeperingen heen gaat. Ook Gods Geest gaat door alle groepen heen om allen tot een huis Gods samen te bouwen. De tijdgeest werkt ook aan een gebouw: de cité terrestre. 'De confrontatie van den geest Gods met den geest des tijds is een zeer delicaat werk. Het is met name moeilijk om in de actuele stromingen het kaf van het koren te scheiden. De tendenzen, die in een bepaalde tijd leven, zijn nooit in hun geheel te nemen of te laten. Zij moeten behandeld worden volgens het principe van St. Paulus: “Onderzoekt alles en behoudt het goede”. Maar waar ligt de scheidingslijn?' Om deze juist te trekken zal het nodig zijn 'door te dringen tot in de grondslag der fundamentele beginselen, die - hoewel ze ver van de actualiteit verwijderd schijnen - het meest beslissend zijn voor de christelijke levenshouding in dezen tijd.' In de vijf artikels van dit hoofdstuk worden vijf actuele vraagstukken behandeld. Vooreerst het sociale probleem en wel in zijn uiterst urgente vorm: de zielzorg onder groot-stad-arbeiders. Het tweede artikel brengt ons in contact met het communisme en onderzoekt de fanatieke houding van den communist tegen den godsdienst. De drie laatste bijdragen confronteren de Kerk met de cultuur, de philosophie en het humanisme, drie waarden, die in het christelijk leven thuis horen, die ontaarden zodra zij op onchristelijke | |
[pagina 995]
| |
basis gecultiveerd worden, en die toch ook weer geenszins met het christelijk leven samenvallen. Ook in deze vraagstukken kan alleen de Hoeksteen vastigheid bieden. Ziedaar in grote lijnen de samenhang van dit merkwaardige feestboek, dat door samenwerking is tot stand gekomen. Aan de medewerkers was de ruimte gelaten voor eigen uitwerking en eigen stijl. Daardoor werd het boek een weerspiegeling van het leven, bont en gevarieerd en vrij van alle schematisering, en het behield toch de eenheid van geest en beginselen. Slechts één enkele opmerking zij hier veroorloofd en wel in de vorm van een wens: wanneer een tweede uitgave zou nodig blijken - en het boek verdient dit ten zeerste - moge de uitgever dan de uiterlijke verschijning ervan (met name omslag, band en typographische verzorging van de eerste 10 bladzijden) nog meer in evenwicht brengen met de voornaamheid, stijl en betekenis van den inhoud. A.J. Wessels S.J. |
|