| |
| |
| |
Een boodschap uit Athene
door J. van Heugten S.J.
ER is onlangs een verblijdend geluid opgegaan vanuit Athene, een geluid, dat weerklank zoekt in de gehele wereld.
In een manifest aan het Griekse volk betuigden omstreeks Kerstmis 1946 meer dan duizend Griekse intellectuelen, leden der 'Christianikè Henoosis Epistèmonoon', der Christelijke vereniging van intellectuelen, hun Christelijk geloof en twee honderd geleerden van naam voegden er nog een gedetailleerde verklaring bij omtrent de noodzakelijk Christelijke fundering ener toekomstige cultuur. Deze boodschap werd gezonden aan talloze geleerden en schrijvers door heel de Christenwereld en velen van dezen betuigden hun onbeperkte instemming.
Het Januari-nummer, 1948, van 'AKTINES', het tijdschrift der vereniging, publiceerde de instemmende brieven van bekende geleerden als Max Planck, G.P. Thomson, L. Aitchison, A. Boutaric, R. Aitkin, E. Whittaker, R. Biot, A. Hurtados, P.J. Waardenburg etc. etc. en van schrijvers als Paul Claudel, André Maurois, L. Bromfield, Sigrid Undset en anderen. In hetzelfde jaar 1948 stelde de vereniging onder leiding van A.N. Tsirintanis, professor aan de rechtsfaculteit te Athene, in twee lijvige delen een omvattend rapport of plan op, dat zij 'Towards a Christian Civilisation' noemde, 'A Draft issued by the Christian Union of Professional men of Greece'. De verklaring der twee honderd die het rapport voorafgaat, legt op ondubbelzinnige wijze getuigenis af van de gezindheid der ondertekenaars: 'Bovendien, zo luidt het daar, is een vervreemding van de Christelijke waarden in strijd met de conclusies van waarlijk onbevooroordeeld critisch onderzoek in de grote vraagstukken die fundamenteel zijn voor de mens... In de exacte wetenschappen, in physica en biologie, zowel als in andere wetenschappen, heeft de vooruitgang van het hedendaagse onderzoek bewezen dat de poging om het te doen voorkomen alsof de wetenschap het Christelijk geloof logenstrafte door geen wetenschap gesteund wordt. Niemand heeft het recht de (exacte) wetenschap te laten beslissen in de grote metaphysische kwesties en de naam en het prestige der wetenschap te gebruiken om het Christelijk geloof aan te vallen... De vele mislukkingen en teleurstellingen, die tekenend zijn voor de moderne tijd, hebben het duidelijk gemaakt dat de dringende vraag naar volledige sociale en economische reconstructie, naar de heerschappij van wet en recht, van ethiek en van de beginselen der sociale rechtvaardigheid alleen
| |
| |
kan gerealiseerd worden, wanneer het leven van individu en gemeenschap doordrongen is van het geloof waarop het Christendom is gebouwd.'
Het eerste deel dat de 'general principles' uiteenzet, spreekt over Christendom en Kerk in het algemeen en uit de wijze waarop dit gebeurt voelt men soms dat er Grieks-Orthodoxen aan het woord zijn. De verhoudingen liggen in het Westen hier en daar een weinig anders, ofschoon opzet en strekking van het geheel voor heel de Christenheid te aanvaarden zijn. Er worden zeer juiste dingen gezegd over de mentaliteit, de levenshouding van de zogenaamd moderne mens. De kern dezer houding is: de ontkenning. 'Ook vóór deze eeuw was de ontkenning van geestelijke waarden niet onbekend... Wat echter de ontkenning in onze dagen tot een enig verschijnsel in de geschiedenis maakt, is het feit dat ontkenning van culturele standing is geworden. Ontkenning wordt een integrale doctrien, een basis voor cultuur. Ontkenning van het Christendom is algemeen geworden in die zin dat ontkenning niet langer meer een boek is, noch een groepje mensen, maar dat zij zich openbaart in alle aspecten van het leven en van de moderne beschaving. Het is de ontkenning die de toon aangeeft, die de zin van onze tijd is geworden en die alle verschillen tussen haar volgelingen overbrugt.'
Een tekenend verschijnsel van de moderne tijd is de houding tegenover... het graf! 'Het graf dat niet meer verbonden is met enige vorm van religieuze uiting, is iets enigs niet slechts in de historie, maar ook in de prehistorie. Zelfs de Romeinse wet spreekt hierover als over iets heiligs. Menselijke beschaving, hetzij Europees of primitief, berust op de heiligheid van het graf. Doch nu, in de periode der ontkenning, is het graf voor het eerst beroofd van elk symbool en elke gedachte aan de eeuwigheid. Maar een graf, dat niet enigszins met het heilige of gewijde verbonden is, is geen graf meer. Het wordt een reservoir van lijken. Waar geen graven zijn, daar is geen beschaving. Tenslotte wordt de cultuur openbaar door het graf, dat een echo van de eeuwigheid is.'
'Toen we zeiden dat de ontkenning verspreid was over heel de wereld, zeiden we tevens dat zij aan het slijten was. Want ook ontkenning kan niet leven zonder de glans, zonder de aureool van het mysterie. Dit moest bewaard blijven in wetenschappelijke laboratoria, waar de mensen verwachten dat er iets groots en wonderbaars ontwikkeld wordt dat tot geloofsontkenning dwingt. Maar als de ontkenning verspreid wordt en toepassing gaat vinden, als het mysterie verdwijnt, volgt er ontgoocheling. Dan wordt de ontkenning negatief ook voor zich zelf.'
Na een eerlijk gewetensonderzoek te hebben ingesteld over de nalatigheden en fouten der Christenen zelf gaat de schrijver over tot de beschouwing, hoe dit Christendom en zijn belijders tot nieuwe en intense
| |
| |
beleving te wekken zijn. Zijn lange boodschap kan worden samengevat in één zin: beleving van het Evangelie in zijn diepte en breedte, in al zijn rijkdom en volheid. De beleving van het Evangelie naar het voorbeeld van Onzen Heer is de eeuwig vruchtbare, de altijd oude en altijd nieuwe kracht van het Christendom.
Belangrijk is echter de vraag of dit Evangelie, dit wezenlijke Christendom zich niet heeft aan te passen en te wijzigen naar de wisselende verhoudingen der tijden. Hierop is niet met ja! of neen! te antwoorden. Ongetwijfeld heeft het Christendom zijn tijd te verstaan en die tijd aan te spreken op zulk een wijze dat het verstaan wordt. In de vorige eeuw heeft het zogenaamde modernisme een compromis willen sluiten en de Christelijke waarheid zo willen verminken, dat het door iedereen geaccepteerd kon worden. Maar wat gebeurde? Niet de common man kwam dit compromissluitend modernisme tegemoet, doch de materialist, de ongelovige. Beiden ontmoetten elkaar halverwege en de ongelovige was tevreden dat het Christendom zozeer zijn essentialia wilde afleggen, dat het een volkomen 'harmlos' en verder ongevaarlijk Christendom geworden was.
Dit is de verkeerde weg. Nooit mag het Christendom iets prijs geven van de 'onwankelbare, oncompromitteerbare en onverzoenlijke waarheid.' Christus is één en dezelfde 'gisteren, vandaag en voor altijd.' Maar het Christendom als een beleving en een uitdrukking van leven heeft zekere variaties, die de Christen der catacomben onderscheiden van de Christen uit later tijd. Wel is het de stem der eeuwigheid, maar een stem die door menselijke oren gehoord wordt en, wat de uitwerking in de mens betreft, het stempel van de tijd zal dragen. Om een voorbeeld te noemen, het Romeinse of het Byzantijnse gezin was anders dan het gezin van vandaag, dat door de oorlog fracturen heeft opgelopen. Toch biedt het Christendom een remedie ook aan het verziekte of verzwakte gezin van deze tijd, ook al zal het thans een enigszins gewijzigde taal moeten spreken, vergeleken met vroegere eeuwen.
* * *
In het tweede deel dat de 'special applications' geeft wordt deze beleving van het Evangelie en van de Christelijke beginselen uitgewerkt en toegepast op alle onderdelen en vertakkingen van het mensenleven, zowel in zijn individuele als in zijn maatschappelijke aspecten. Hoe de Christen der toekomst behoort te zijn in het huwelijk, in de opvoeding, in de staat, in zijn sociale geleding, in kunst en wetenschap, hoe de komende Christelijke samenleving eruit zal moeten zien, willen wij werkelijk van een Christelijke cultuur spreken, wordt hier vrij nauwkeurig vastgelegd. Merk- | |
| |
waardig is dat voor Atheense Christenen het type van de Christen humanist niet een of andere Renaissance-figuur is, als bijvoorbeeld Thomas More, doch dat aan hun ideaal beantwoordt een soort van gedoopte Socrates, de 'anèr kalos kagathos'.
In het hoofdstuk over de Worship wordt de treffende gedachte geuit: 'De liturgie der Kerk mag voor velen niet veel culturele betekenis te hebben schijnen, toch heeft de wens naar eenwording van het mensenras nog geen betere uitdrukking gevonden en zal die ook niet vinden dan de eenheid die zich manifesteert, wanneer op een bepaalde tijd op een tenaastebij bepaald uur overeenkomstig de geografische ligging, de aardbodem rond, mensen van de allerhoogste functies, tot de kinderen en de zwakken toe, verenigd zijn in dezelfde aanbidding van dezelfde Heer. En wat meer is, zij nemen deel in dezelfde Maaltijd aan hetzelfde lichaam en dezelfde kelk des Heren... De eenheid die de Goddelijke Eucharistie schept zou, indien juist aangewend, een steun zijn voor de beschaving als een scheppende factor van menselijke eenwording... De Christenen van thans over heel de wereld nemen deel aan dat Gastmaal, dat eens begon ergens in Palestina in een bovenzaal; ditzelfde Maal wordt steeds voortgezet en wij nemen er deel aan zonder beïnvloed te worden door verandering van tijd en ruimte.'
Bij de behandeling van huwelijk en gezin wordt aangedrongen op bescherming van het grote gezin. De ouders van vele kinderen zouden beschouwd moeten worden als bijzonder te eerbiedigen persoonlijkheden. De staat zou middelen kunnen vinden om deze begunstiging en dit respect tot uitdrukking te brengen. Ook zou de wet moeten onderscheiden tussen het hoofd ener familie en de man die geen gezinslasten te dragen heeft; 'wij willen hier verwijzen naar de voorziening van Deuteronomium 24-5, die veroorlooft dat in geval van oorlog een pas gehuwd man van de dienstplicht ontheven wordt. Ook denken wij aan een wettelijke sanctie, dat de man die een misdaad pleegt om zijn talrijk gezin te beschermen of onder invloed van zijn gezinslasten, op bijzondere wijze zou moeten berecht worden. Zelfs als stemgerechtigde zou het hoofd van een grote familie een groter autoriteit moeten genieten dan wie slechts zich zelf vertegenwoordigt.'
Sprekend over de rechtvaardiging der staatsmacht, over het recht van de staat om macht uit te oefenen, zegt de schrijver: 'Men zegt dat Zeno, de stichter der Stoa, de eerste is die een “ascetische” vorm van anarchisme verkondigde. In later tijd weigerden denkers als Tolstoi de staat enig recht toe te kennen en Nietsche zegt, dat de mens begint te bestaan, als de staat ophoudt. Deze opvatting was tot een theorie ontwikkeld, hoofdzakelijk door Max Stirner. En de theorie werd aangehangen door het buiten-Marxistische communisme. Overeenkomstig het Marxisme betekent de staat de uitbuiting
| |
| |
van de ene klas door de andere en daarom kan de staat slechts beschouwd worden (theoretisch wel te verstaan) als een overgangsvorm.'
De Christelijke theorie echter, ofschoon de Christenen der eerste drie eeuwen alle recht hadden anarchist te zijn omdat zij er niet zijn mochten, aanvaardt de rechtvaardiging van de staat en bouwt op Recht boven de wet. De Christelijke theorie ten opzichte van de staat, ingevolge de eeuwige wet, die boven de staat uitgaat en tot de mensen komt door de Christelijke openbaring, wordt de basis voor de rechtvaardiging van het bestaan van de staat. Zij is er echter verre van af Hegels identificatie van staat en zedenwet te aanvaarden.
Omtrent de vorm van het régime is het Christendom onverschillig, niet echter omtrent de wijze waarop een nieuw régime tot stand komt. Een revolutie is gevaarlijk, omdat zij gewoonweg een ontbinding, niet alleen van de 'leges', maar ook van de 'mores' meebrengt; zij kan echter geoorloofd en goed zijn.
Wat de strijd tussen kapitalisme en socialisme betreft, is volgens de zienswijze der samenstellers van dit plan het tragische van het socialisme dit: dat het wetenschappelijk socialisme zich op volstrekt mechanistisch, deterministisch standpunt plaatst, volgens welk de economische wetten natuurwetten zijn zonder de mogelijkheid van enige morele waardering. Het historische socialisme echter roept om gerechtigheid, maar gerechtigheid heeft geen zin in een mechanistische en materialistische gedetermineerde wereld. Alles is daar natuur en verloopt volgens natuurwetten. Waarom moet dan de rijkdom gelijkelijk verdeeld worden en is het recht van de sterkste geen recht? Waarom zou de grote vis de kleine niet verslinden?
Deze inconsekwentie vormt het tragische van het socialisme en is anderzijds een soort privilege dat sympathie wekt. De Christelijke houding tegenover kapitalisme en socialisme moet natuurlijk zo zijn dat zij zowel de uitwassen van het kapitalisme verwerpt als de mechanistische, deterministische economie en volkomen instemt met de eis van sociale rechtvaardigheid. 'Het Christendom is niet en kan niet zijn een soort van socialisme. Maar socialisme kan slechts bestaan in een Christelijke sfeer... A research on social Christianity has been made within our Church too and we know that similar work is being done in other Churches... as was done in the Roman Catholic Church through the circulars Rerum Novarum and Quadragesimo Anno.'
In de verhouding van het individu tot de staat en omgekeerd moet de gulden regel onvoorwaardelijk gehandhaafd blijven, dat de vrijheid der menselijke persoonlijkheid superieur is aan de autoriteit van de staat. Daarom moet de staat steeds respecteren de keuze van het individu van een werkkring of roeping. Ook het heiligdom van het gezin heeft de staat
| |
| |
te eerbiedigen en hij mag daar niet binnendringen; zijn rol is hier die van de waakhond.
Aan het einde van hun rapport of plan komen de samenstellers te spreken over hun verhouding tot de bestaande kerkelijke instanties. Hun standpunt is: volledige en bewuste onderwerping aan het dogma zowel als aan de kerkelijke wetgeving, doch zonder inmenging van de administratie der Kerk of van het kerkelijk leven in engere zin. Het streven naar de hernieuwing ener Christelijke cultuur is niet een werk van organisatie of partijschap, maar van intense beleving der Christelijke waarden en waarheden. Het gaat erom de gelijkenis van het zuurdesem in volle omvang te verwerkelijken. Het moet een Paulinisch Christendom zijn, dat in het volle leven staat en dat, zich voedend met de geestelijke Christelijke waarden, al het wereldse en tijdelijke daarmee weet te doordringen.
'De mens van vandaag is niet die van gisteren! Verwoesting, ruïnes, bankroutes spreken een duidelijke taal. En de Christen verstaat die: hij weet dat al deze ruïnes de scheppers zullen zijn van een beter morgen, waarin men zich niet zal hoeven te schamen mens te zijn, zich afvragend of het beter is te zijn of niet te zijn...'
De mensheid heeft te kiezen tussen Christus en destructie, het een of het ander. Het geloof heeft dit van den beginne af gezegd. Maar nu is het zichtbare werkelijkheid geworden. Welk een pijnlijke evidentie voor de mensheid! Dit bereidt de weg voor de terugkeer, het opent ogen, oren, harten, gewetens. Het opent de deur voor de prediking van het Evangelie in het algemeen en tevens voor het werk der Christelijke cultuur. Alle werelddelen verlangen naar verlossing en naar de Verlosser, verlangen naar het Evangelie en naar de boodschap der vreugde.
* * *
Wij hebben slechts enkele gedachten uit het wel overwogen en wel doorwrochte werk der Atheense geleerden naar voren gehaald. Bewonderenswaardig is de durf en de consequentie, waarmee zij de toekomst tegemoet zien, en de sterke geloofsbezieling die hen tot deze onderneming inspireert. Wat zij willen is niets minder dan, niet georganiseerd en niet in slagorde optrekkend, door volledige geloofsbeleving en door gezamenlijke vernieuwing en aanwending van geheel de Christelijke werkelijkheid de samenleving, het denken en de levenshouding der mensen zo te beïnvloeden dat er een werkelijk Christelijke beschaving ontstaan zal. Daarvoor vragen zij de instemming en de medewerking van alle Christenen der wereld.
|
|