symbolisch werden voorgesteld. In de Shinto-tempels namelijk duidde de aanwezigheid van de gepolijst metalen spiegel naar Amaterasu, terwijl de voorstelling van Buddha zich slechts liet aflezen uit de wijze van weergave van het handengebaar - 'zijn ideeën'. Men bepaalde zich dus in de godsdienstige voorstellingen tot weergave van het essentiële.
Hoe kan het dan ook anders, of men ziet - waar de invloed van de religie op de kunst o.a. blijkens bovenstaand getuigenis als vaststaand is aan te nemen - juist in de bloeiperiode van de Japanse kunst het symbolisme hoogtij vieren; het symbolisme, een van die kunstvormen, welke zich het meest laat lenen tot weergave van het essentiële in datgene, wat men aan anderen wenst over te dragen. Vandaar die aanduiding en eenvoud, welke wij reeds als wezenlijke elementen in de Japanse kunstuitingen - meer speciaal in de schilder- en prentkunst - signaleerden.
De dus voor verdere overpeinzing, schouwing en spiritualiteit ruimtelatende simpele aanduidingen in uitingen van religie en kunst in Japan gedurende de bloei-periode zouden alleen ontstaan kunnen zijn uit concentratie en uitdieping naar de innerlijke kern - de oorspronkelijke, doch blijkbaar na zijn omzwerving door Azië toch nog levend gebleven grondbeginselen van het Buddhisme en de voorwaarde tot bereiking en blijvende bekrachtiging van een 'overtuiging', met name van de Shintoistische.
Noch oppervlakkige zucht tot vermaak, afleiding of ontspanning, noch sensatiezucht konden een dergelijke op weergave van het essentiële afgestemde - dus hooggstemde - kunst doen geboren worden.
De geestelijke, op de religie-beleving georiënteerde instelling van de kunstenaar dient hier dus terdege in de criteria bij de beoordeling van de Japanse kunstuitingen betrokken te worden. Oók, waar het slechts zou gaan om voorstellingen als een 'Witte adelaar op boomstam', 'Drie kraaien op tak in regen', de 'Mussen in sneeuw' e.d.
Op welke basis of in hoeverre nu in de buiten Japan levende, bijv. Europese kunstenaar heden ten dage in staat of zou hij het kunnen zijn, zo zou men zich tenslotte nog kunnen afvragen, een kunst ten leven te wekken, welke perspectieven kan openen op het leven en zijn Schepper, zo vol Mysterie voor geest en hart, dat er ruimte overblijft voor overpeinzing, schouwing en spiritualiteit?
Het antwoord hierop willen wij thans tot besluit van deze beschouwing trachten te geven.
De hedendaagse reeds diep ingevreten atomisering van het maatschappelijk leven, als gevolg waarvan de diverse uitingen en handelingen in de samenleving naast elkander geplaatst worden, gesplitst zijn, zonder een super-materieel en -natureel, al deze uitingen en daden doordringend en samenbindend doel, ging ook aan de kunst in beeld en geschrift niet ongestraft voorbij. Immers, ook op het terrein van de kunst zijn wij inmiddels aangeland in een stadium, waarin het lawaai en wapen-rumoer hoorbaar werd.
Men moge enerzijds spreken van 'nieuwe zakelijkheid', 'neo-realisme' of hoe men een en ander ook wenst te heten, de op het uiterlijke al te nadrukkelijk afgestemde weergave van hetgeen men te zeggen heeft - of komt het, omdat men bij gebrek aan voldoende eigen inhoud zo weinig of niets te zeggen heeft en