het volksfront, te verwerpen. Hierop verklaarde de Heer Buset grimmig, dat hij de begroting niet meer zou goedkeuren... zolang de Minister een partijdige politiek zou voeren! De 3e Maart was het Mevrouw Blum-Grégoire die, spijt de tegenstand van de Regering, een amendement indiende op het wetsvoorstel houdende oprichting van een Nationaal Huisvestingsfonds. Het amendement, dat er toe strekte de financieringstermijn van 5 op 10 jaar te brengen, werd ook ditmaal door de Volkspartij, met 80 stemmen, tegen het volksfront, met 77 stemmen, verworpen. Te dier gelegenheid dreef de Heer Buset de parlementaire onwelvoeglijkheid zo ver, dat hij - tot ontsteltenis ook van zijn eigen vrienden - twee ministers, de socialist De Groote en de C.V.P. vander Straeten Waillet, die van dezelfde Regeringsploeg deel uitmaken, tegen elkaar uitspeelde. De 30e Maart kwam de samenzwering tussen de linkse partijen, met inbegrip van de socialistische, nog duidelijker aan het licht: de Heren Hoyaux, socialist, en Demany, communist, interpelleerden de Minister voor Justitie; ze kwamen voor de bedoeling uit, mededeling te bekomen van de dossiers van Robert Poulet, aan wie genade is verleend, en van Graaf Capelle, ex-secretaris van Z.M. Leopold III, die buiten vervolging is gesteld. Eigenlijk wilden ze bij het volk de overtuiging ingang doen vinden, dat de Minister de mededeling van de gemelde dossiers weigert, omdat ze voor de Koning bezwarend zijn; terwijl ze vooraf wisten, dat de Minister de mededeling diende te weigeren op grond van de artikelen 73 van de Grondwet en 113 van het Wetboek van Strafvordering. Dat beiden een verschillende motie indienden heeft geen belang; wél dat de eenvoudige dagorde met 95 stemmen van de Volkspartij (en van de socialistische Ministers) tegen 88 van het volksfront werd aangenomen. Wij mogen ook de antiparlementaire houding van de Heer Merlot niet laten voorbijgaan zonder ze te brandmerken: onthouding bij een stemming over de eenvoudige
dagorde, die het vertrouwen in de Regering, waarvan hij deel uitmaakt, insluit.
Het voortdurend samenspannen met de communisten tegen de regeringspartner verhindert de socialisten evenwel niet, zich bij tijd en wijle aan de zijde van de Volkspartij te scharen, om mede de banvloek tegen de communisten uit te spreken. Aldus gebeurde in de Senaat, op 23 Maart, toen ze, samen met de liberalen, een motie van de C.V.P. goedkeurden, waarin het vertrouwen in de Regering werd uitgedrukt, om onze vrije instellingen te vrijwaren tegen het gevaar van de communistische houding zoals ze eindelijk op een ondubbelzinnige wijze in het perscommuniqué van de B.C.P. op 6 Maart was bekend gemaakt.
Aldus wordt door de socialisten keer op keer aan enge partijpolitiek gedaan, hoewel ze zelf weten, en het ook zeggen, dat hun hoger partijbelang niet minder dan 's Lands belang een politiek vereisen, gedetermineerd door het bestrijden van het communisme en van de werkloosheid. Verre van de daad bij het woord te voegen, aarzelen ze niet, na de Monarchie thans ook de parlementaire instelling te ontwrichten, de Regering lam te leggen en op vervroegde verkiezingen aan te sturen, terwijl alle krachten nochtans dienen gebundeld, om de hand te houden aan een politiek van werkverschaffing en het hoofd te bieden aan de 5e colonne.
10-4-'49
Th.L.